Historisch Archief 1877-1940
13 Aug. '21. No. 2303
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Ul®tJKKINrG VAN' t
tosfrANÖOENINGEN BIJ
MENSCH EN DIER
- i ? - DE MENSCH
In het artikel Leeren de dieren door
ervaring?" (No. van 12 Fcbr. j.l.) werd een en
ander medegedeeld van de uitkomsten van.
het wetenschappelijk, onderzoek naar de
verstandelijke vermogens der dieren, dat
thans aan de orde is. De vraag werd gesteld
of de dieren door ervaring leeren. Dat alles
zou slechts een onvolledig beeld geven van
het zieleleven van het dier, als het niet
aangevuld werd door een beschouwing van
de gevoelszijde er van. In het hooger staande
dier gaat meer om, dan de meesten onzer
vermoeden. Het heeft zijn gevoelens van
lust en onlust, het kent liefde en haat, af
gunst en nijd, angst en woede. Al heeft dat
gevoelsleven vooral in de zachte tonen op
verre na de diepte en de rijke schakecring
niet van dat van den mensen, het is, strikt
genomen, bij dier en mensen belangrijker dan
het verstandelijke met het oog op den toe
stand van tevredenheid en geluk. Ja zelfs
zou het verstand zonder het gevoel geheel niet
in werking komen. Een zuiver en alleen ver
standelijk werkzaam wezen bestaat er niet.
Ribot zegt terecht: Supposons l'homme
reduit a l'état de pure intelligence, c'est a
dire capable de percevoir, se souvenir,
associer, dissocier, raisonner et rien de plus:
toute créatipn est impossible, parce qu'il
n'y a rien qui la soüicite". 1) Het denken vindt
aanleiding, prikkel en oorsprong in het leven
van het gevoel. Geen- voorstelling, geen
ali-lfunnen jongere onderzoekers,
>Wkend Aerde~hieuwere proefondervindelijke
psychologie van het dier, alle theoretische
beschouwingen niet onderschrijven. Aan den
fèltelijkeh inhoud hebben zij weinig kunnen
verbeteren of toevoegen, daarvoor was
Darwin een te nauwkeurig en te onpartijdig waar
nemer.
De Oudheid lokaliseerde de gemoedsaan
doeningen in bepaalde lichaamsdeelen, die
Matig-schreiend jongetje
gedachte zonder begeleidend Taffekt. Ge
moedstoestanden, verbonden niet voorstel
lingen, er door opgewekt, beide elkander
?beïnvloedend en met,elkaar op bepaalde wijze
.verloopend, noemt men affekten. ,,Or, Ie
facteur affectif ne Ie- cède en importance a
aucune autre ; il est Ie ferment sans lequel
aucune création n'est possible." 2)
Er is meer. De wilsuitingen komen zoowel bij
..-het dier als bij den mensch uit de gevoelssfeer
voort; bij het dier als aandrift,bij den mensch
"?als een wil, voortvloeiend uit den strijd der
motieven. Zulke gevoelstoestanden hebben
.-bij mensch en dier hun typische lichamelijke
«?jjpiitdrukkingen, waardoor zij geopenbaard
t",worden aan een toeschouwer. Het dierenleven
! kan niet volledig geschetst worden zonder
de aandacht te vestigen op de affectieve zijde
er'van en voor de interpretatie van het
zin«elijk waarneembare daarvan kan weaer dt
kennis van het zieleven van den mensch niet
?gemist worden, zoodat dit, althans in
hoofdtrekken, het eerst aan de orde moet komen,
voor zoover het met de genoemde uitdruk
king er van in betrekking staat. Wij willen
"er de aandacht op vestigen naar aanleiding
van hetgeen Wundt, Romanes en vooral
Darwin 3) on§ daarvan geleerd hebben.
De arbeid van den laatste is nog niet
verSchreiendjjkind
zij er uitsluitend bij betrokken achtte. Onze
spraakwijzen getuigen nog daarvan.5l De
toorn zetelde in de lever, de nijd in de milt,
de hoogere gevoelens in het hart. En van
hoeveel gemoedsaandoeningen is ook bij ons
het hart nog niet het tooneel. Wij spreken
van harteleed, van gebroken harten; wij
schrijven iemand een goed hart toe, niet
omdat zijn hart uitnemend zorgt voor den
bloedsomloop, maar omdat de bezitter van
dat orgaan bepaalde zedelijke eigenschappen
vertoont. Niet geheel ten onrechte echter
wordt er verband gezocht tusschen bepaalde
gemoedsaandoeningen en bepaalde organen.
Zelfs zwakke aandoeningen versnellen of
vertragen de samentrekkingen van het hart:
hoop versnelt en versterkt den polsslag, kom
mer en droefheid maken hem langzaam en
zwak, schrik kan het hart door verlamming
doen stilstaan. Droefheid zet de afscheiding
der traanklieren zoo aan, dat de tranen over
de wangen loopen. Evenwel niet van deze
organen van het centrale zenuwstelsel gaan de
prikkels uit, die, voortgeleid langs zenuw
banen, eerstgenoemde aandoen. Men moet
zich voorstellen, dat een bepaalde gemoeds
toestand in het algemeen gepaard gaat met
een werkzamen toestand van bepaalde ge
deelten van de groote hersenen, de sensibele
cellen, dat de laatste haar toestand van
prikkeling overbrengen op andere cellen in
hersenen en verlengde merg, waarmede zij
door tal van zenuwvezels verbonden zijn en
dat die motorische cellen spieren en klieren
innerveeren d.w.z. er prikkels heen zenden,
die ze tot werkzaamheid brengen : zoo
wordt het verband tusschen het geestelijk
en het lichamelijk element bij deze verschijn
selen begrijpelijk. Het komt ei echter nog op
aan om in te zien, dat bepaalde affekten hun
bepaalde onveranderlijke wijze van lichame
lijke uitdrukking bezitten. En dit is wel het
moeilijkste gedeelte van het vraagstuk, dat
nog ver van opgelost is, al zijn hier en daar
aannemelijke gezichtspunten geopend. Het
Zwak-lachend meisje
is vooral Darwin geweest die in een klassiek ?
werk over dit onderwerp geschreven heeft.
De talrijke feiten en waarnemingen, die dat
boek bevat, hebben hun waarde nog niet ver
loren, maar alle interpretaties kunnen wij niet
meer aanvaarden, nu wij moeten aannemen,
dat individueel tijdens het leven verworven
eigenschappen niet door erfelijkheid op vol
gende generaties overgaan. Darwin meent
o.a. van vele dier aandoeningen en haar li
chamelijke uitdrukking, dat 'het individu
ze gedurende het leven toevallig met elkaar
associeerde, ze nuttig vond in den strijd om
het bestaan, ze herhaaldelijk toepaste en
dat zij langs dien weg als erfelijke gewoonten
op de volgende geslachten zijn overgegaan.
Maar dit kon alleen dan plaats vinden, als
de nieuwe associatie van beide elementen, de
geestelijke en de lichamelijke, een gevolg was
van een variatie in de kiemcellen.
Niet individueel aangeleerd, wel erfelijk is
de associatie van het meerendeel der affecten
en de uitdrukking er van. Overlegd, met be
doeling willekeurig uitgevoerd, is zij in geenen
deele. Dit leert reeds de waarneming bij zeer
jonge kinderen. De associatie gelijkt, hoewel
bewust, meer op een reflex-werking dan op
een willekeurige beweging. De stand der
lippen bij een jong kind, dat de uitdrukking
vertoont, die men zoet" noemt, is die van
het zuigen. Hij komt overeen met dien, welken
zoete stoffen te weeg brengen." Hij is zeer
doelmatig, want de punt van de tong, het meest
gevoelig voor zulk een smaakgewaarwording,
komt zoo het meest met de stof in aanraking.
Den zuren smaak en den pvereenkomstigen
geestestoestand drukt het kind uit door het in
de breedte trekken van den mond, weder een
nuttige beweging. De randen van de tong,
hier de meest gevoelige deeien, worden zoo
van de stof verwijderd.
Een schreiend jong kind, een ware virtuoos,
is een merkwaardig voorwerp voor waar
neming. Het vertoont een mimiek van het
gelaat, die een physioloog na onderzoek en
proefneming niet beter had kunnen uitdenken.
Een korte voorbereiding kondigt het schreien
aan. De oogen worden met behulp van de
kringspieren stijf toegeknepen, nadat de
wenkbrauwen naar beneden en naar binnen
getrokken zijn, waardoor de bovenlip een
weinig naar boven gaat. Zoo ontstaan plooien
van de huid rondom de oogen en midden op
het voorhoofd en een bijzonder diepe,
loopend van de neusvleugels naar de mond
hoeken. Door dit alles neemt de wijd geopende
mond den vorm aan van een vierkant, waartoe
het terugtrekken der lippen het zijne bijbrengt.
Nog n diepe inaueming, de voorbereiding is
afgeloopen, het proces vangt aan.
Stootsgewijze worden volle en krachtige geluiden
uitgestooten. Is het kind zeer jong, dan
loopen er nog geen tranen langs het gezicht.
Het kind heeft door de samentrekking der
genoemde gelaatsspieren, maatregelen ge
nomen met het oog op het gevaar, dat kan
voortvloeien uit het plotselinge en krachtige
samentrekken der spieren van borst- en buik
holte, dat het voortbrengen van het geluid
bij het schreien vereischt. Door de heftige
uitademing wordt de drukking van het bloed
in de slagaders achter den oogappel vergioot
en het terugvloeien van het bloed in de aderen
verhinderd, zoodat alle bloedvaten van het
oog worden uitgezet, waardo-or groot letsel
kan ontstaan in de teere we^jpsejg van het oog.
Er zouden b.v. kleine "bloedvaten kunnen
springen. Door het krachtig dichtknijpen van
het oog wordt de bloeddruk daarin vermin
derd en de stoot als 't ware gepareerd. In het
algemeen geeft het naar beneden trekken
van de mondhoeken aan het gezicht de uit
drukking van kommer en droefheid ; en de
tegengestelde beweging die van vreugde en
opgewektheid.
Vreupde, de tegenhanger der droefheid,
vindt bij volwassenen de uitdrukking bij
uitnemendheid in het lachen. Het heet, dat
de men",ch hf-t eenige dier is, dat lacht,
maar dit is nog niet zoo zeker. Bij het lachen
wordt de mond althans ten deele geopend,
IkCn &yaa eaafïachterÊn etimn Welnja*
boven *|eff*kkt>rïe^ daarmede obïf f
de
naaf bove
wangen,zoodat de snijtanden meestal zichtbaar
worden, terwijl de kringspieren van hét oog
min of meer samengetrokken worden. Ook hier
loopt dan een diepe plooi van de neusvleugels
naar .de-mondhoeken. Bij het lachen behoort
een helder glanzend oog. Het geluid er bij
ontstaat door een diepe inademing, gevolgd
door korte, afgebroken-, krampa.?m ge sa
mentrekking van borstkas en middenrif.
Meerdere lichaamsdeelen komen daarbij in
Schreiend kind
beweging. Men spreekt van schudden van
het lachen. Verstaan kinderen terstond bij
de geboorte de kunst van schreien uitnemend,
die van het lachen ontwikkelt zich langzaam
bij hen, hoewel moeders reeds spoedig eigen
aardige gelaatsuitdrukkingen en zwakke ge
luiden als lachen verklaren. Darwin nam bij
een zijner kinderen eerst toen het 113 dagen
oud was een verschijnsel waar, dat hij met
recht voor lachen kon houden.
Het blozen is volgens Darwin de meest
eigenaardig menschelijke uitdrukking van
een gemoedsaandoening. Geen dier, zegt hij,
kan blozen en bij alle rassen van menschen
komt het voor. De Israëlieten schijnen er bij
zonder vatbaar voor te zijn, maar ook bij
Nieuw-Zeelanders, Indianen van N.-Amerika
en zelfs bij negers is het waargenomen,
hoewel de zwarte huid het onduidelijk maakt.
In het laatste geval schijnt het de kleur bruin
of nog zwarter te maken. Het is niet gemakke
lijk om den geestestoestand te beschrijven, die
zich met het blozen associeert. Algemeen
komt het voor, als men iets wil verbergen
in zijn gedachten en bemerkt, dat dit een ande.
in het oog valt, de aandacht is dan op zichzelf
gevestigd. Evenwel vooral hij meisjes en bij
vrouwen is er in den regel niet veel noodig,
om het aangezicht ongewoon te doen kleuren.
Het verschijnsel kan ook ziekelijk worden.
Darwin verhaalt van eene familie waarvan
alle leden er in die mate aan leden, dat men
naar middelen er tegen moest uitzien. Bekend
is dat de inademing van dampen van
amylnitriet onmiddellijk een blos op de wangen
brengt. De verklaring van deze verschijnselen
is nog niet afdoende gegeven. Van een zoo
genaamd vasomotorisch centrum gaan zenuw
vezels naar den spierachtigen wand der kleine
arteriën. De prikkel van eenige dier zenuwen
heeft een verwijding van e!e vaten tengevolge,
die van de andere een vernauwing door
sarfltentrekking van den spierrok. Het laatste
ondervinden wij, als wij, zooals het heet,
doode vingers hebben. De samentrekking der
vaatwandtn drijf' het bloed uit de artenën
Jeel verkrijgt een bleek
aaner?; Werken *tie vaatverwijdende zenuwen;
dan worden de kleine bloedvaten rijkelijk
met het aandringende bloed gevjuld, dat met
zijn roode kleur door de huid heen schemert.
Dit is het blozen. Men moet aannemen, dat de
kenmerkende gemoedstoestand gepaard gaat
met werkzaamheiaïvan een sensibel centrum
en dat dit het' vato-motorische prikkelt.
Bij den .mensch is het vooral het gelaat,
dat uitdrukking, geeft aan de verschillende
gemoedsaandoeningen, dat dan ook' terecht
de spiegel der ziel genoemd wordt. Maar ook
andere lichaamsdeelen, armen, schouders,
de geheele lichaamshouding hebben te dezen
opzichte hun betekenis. Het optrekken der
schouders, het schudden met het hoofd, het
vooruitsteken van de armen met naar buiten
gekeerde handpalmen en zooveel meer kunnen
zoo expressief zijn. Het gebarenspel en de
gelaatsuitdrukking van een redenaar, van
wiens woorden de taal alleen den verstandelijken
inhoud en den logischen samenhang weer
geeft, kunnen zooveel bijdragen om ons mede
te slepen, omdat het de taal is van het gevoels
leven, die warmte verleent aan de koude
uitdrukking van het zuivere verstand. En
dit des te me,er,, als van een welluidende
stem het juiste gebruik wordt gemaakt.
Daarom is het geheel wat anders een rede
voering te hooren uit den mond van een wel
sprekend. redenaar dan ze te lezen. Daarom
is de indruk, dien de stem van een grooten
zanger zoowel op leeken als op muzikaal
ontwikkelden maakt, .zooveel dieper dan de
toonen der welluidendste muziekinstrumenten,
hoewel ook deze met gevoel bespeeld kunnen
worden. In de stem van den mensch trilt
het gemoed mede en dat is een taal, die door
allen verstaan wordt. De taal is onmachtig
om de rijke verscheidenheid, de fijne scha
keeringen der menschelijke
gemoedsaanLachend meisje
iiiMiiiimiiiimiiiiiiiiiiii
iiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiMifiiiiiiKiiiiiiiiimiii
iiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiuii
i tiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Man met opgetrokken schouders,
handpalmen naar buiten
doeningen zelfs bij benadering uit te drukken.
Zij streeft er echter naar, getuige hetfgroot
aantal woorden, daarop betrekking hebbend.
Verdriet, zwaarmoedigheid, weemoed, er
gernis, verachting, afschuw, verontwaar
diging, misnoegen, verbittering, verwach
ting, moed, vrees, verbazing, verras
sing, hoop, twijfel, ontzetting, woede en
zooveel meer, het zijn alle woorden voor
gemoedsaandoeningen, waarvan de meeste een
eigen beteekenis en typische lichamelijke
uitdrukking hebben. Wie ze van de geeste
lijke en lichamelijke zijde nader bepaald wil
zien, hij raadplege de geschriften van Darwin
en Wundt. In een volgend artikel zullen wij
nagaan wat van dit alles bij de dieren te
vinden is. Dr. J. E. EN KLAAR
1). Essai sur l'imagination créatrice, par
Th Ribot, Membre de l'Institut. p. 36.
2). T. a. p. p. 26.
3). Der Ausriruck de1 Gemüfhsbewcgiu.gen
bii dern Menschen, von Charles Darwin.
Aus dem Englischen bersetzt von J.
Victor Carus. 1872.
De schrijver beschikt slechts over de
Duitsche vertaling.
"iiiiMiiiiiiiiiiiiiii minimum n iniiiiiiiiiiiiiiiiiiiii nu nut umi min iiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiimiifi
ARTHUR VAN SCHENDEL, Der Liefde
bloesems. J. M. Meulenhoff,
Amsteri dam, 1921.
; ERN. CLAES, Sichemsctie Novellen, De
Vlaamsche boekenhalle, Leuven
Leiden (zonder jaar).
Vlamingen van Beteekenis l-IV, De
Sikkel, Antwerpen, Em. Querido,
Amsterdam (zonder jaar).
CARRY VAN BRUGOEN, Het huisje aan
de sloot, Mij. voor G. en G. Lectuur.
Amsterdam, (zonder jaar).
Als ik in korte, koele woorden de zooge
naamde intrige, de fabel, van Van Schendel's
nieuwe boek noteer: door ouders gedwongen
huwelijk, echtbreuk plus moord op den dag
zelf van 't huwelijk, vrije liefde, verkoeling,
val van de vrouw tot het laagste putanisme,
verzoening, beter inzicht in de verhouding,
hernieuwde samenleving op solider basis,
dan zal men mij toegeven, dat hier de stof
aanwezig is voor den meest alledaagschen,
mondainen Franschen roman de moeurs."
En inderdaad het is ook wel een roman de
nxoeurs," van de zeden van het oude Florence
uit den Renaissance-tijd, maar het is iets zoo
veel fijners en nobelers dan de gewone markt
waar ; we zien zooveel dieper in de ziel. Van
dit betrekkelijke ordinair romanmotief heeft
Van Schendel iets heel bijzonders en aparts
van hem zelf gemaakt; reeds zijn rustige,
klare, vaste stijl, de statige loop zijner zin
nen ontnemen alle trivialiteit aan dit boek.
Als historische roman is het eigenlijk de
strijd tusschen Renaissance en Christendom,
de reine, heilige zinnenweelde, de heerlijk
stralende sensualiteit, het volgen van eigen
weg, enkel de Natuur tot gids, tegenover de
?onvoldaanheid in het natuurlijk leven, de
zelfverzaking en boete, het zoeken van een
hooger leven boven de stof; de lachende glans
van Giieksche schoonheid en natuur, tegen
over het dieper .voelen en doorpeinzen van
het sombere Noordsche Christendom. Men
mageen andere oplossing vanden strijd mogelijk
achten, Van Schendel heeft in zijn oplossing
een weemoedige schoonheid gelegd.
. Hoe heeft hij in pure reinheid die antieke,
schoone, zuiver aardsche menschelijkheid
weten te treffen in de eerste ontmoeting van
Landro en Dianora, waar deze naakt zich
baadt met hare vriendinnen, lachende, spe
lende nimfen der Oudheid; hoe weet hij de
schoonheidsextase te schilderen, die beslist
over het leven, in Landro. En daaromheen
de strijd der woeste passiën en wilde begeer
ten, de politieke haat en afgunst in het Flo
rence van den Renaissance-tijd.
Welk een weelde als Landro en Dianora
zich aan dat alles ontworsteld hebben en
wonen in de eenzame heerlijkheid der natuur
aan het meer Bracciano, bij een herder, die
zich in de bouwvallen van Romeinsche
lusthuizen een woning had gemaakt. Onbe
wogen lag het blauwe water, fonkelend tot
den bodem, en het oogenblik dat hun aange
zichten nederbogen tot de spiegeling om eikan
deren zich zelf zoo dicht bijeen te zien, zwol in
haar de klare vreugde zoo dat een waas van
vocht voor haar oogen sprong en haar gelaat
zich naar den hemel hief. De schoonheid van
de wereld verscheen haar, zij opende er haar
armen voor, de schoonheid der lichamen, be
wegend over het geschitter van het water,
de schoonheid der natuur, levend overal
rondom in de warme lucht, de boomen, de
bergen, in de zachte verrukking hunner stem
men, zij voelde de onvergankelijkheid in
wat zij zien en tasten kon." Van het eerst
gekweel waar de dageraad van jubelde, door
gansch de hooge ruimte van den dag, tot het
gefluister van den avond waren de uren vol
van begeeren nooit verzadigd, en wanneer
zij insliepen met de hoofden te zamen rustend
hoorden zij in hun gelijken adem den zucht
dat zij immer mochten blijven vermengd en
n in hun begeeren. "
Doch zie, hoe langzaam de twijfel ontwaakt,
de onvoldaanheid der zinnenweelde begint
te knagen. Er is nog een ander paar bij hen
gekomen. Gelijk Chiarissima soms alleen zat
bij een- muur, denkend aan haar vader,
meenend dat het zijn verdriet was dat don
ker door haar gemijmer ging en haar stil
maakte in het luidst van de vroolijkheid, zoo
zocht Landro wel, wanneer hij een enkel maal
alleen naar Bracciano voer om brood en wijn
te koopen, in drukkende gedachten, vragend
wat het kon zijn dat als een groote koele
aanwezifheid hem irnmer deed gevoelen dat in
zanq en lach en kus niet het allerliefste was."
Als zij in Rome wonen, als Landro weer
terugkeert tot zijn beeldhouwwerk, als zijn
oogen blinken van dieper gloed, wanneer hij
vertelt van het beeld der heilige Maria,
waaraan hij werkt, als ook de drang weer
in hem opkomt om zich te geven aan de ver
zorging van armen en zieken, als in Dianora
de zinnelijkheid, de zucht naar ijdele schoon
heid en vermaak triumfeert, dan komt de
botsing: De wereld is niet gemaakt om
veracht te worden. Zingen en dansen een
ledig vermaak? Heb ik een stem gekregen
om te zwijgen en moet ik den lach in mijn
hart verbergen op mijn gezicht? Ik kan niet
alleen aan de heiligen denken, ik wil niet altijd
van de zonde hooren, ik wil ook de menschen
zien en met ze juichen en vroolijk zijn als
ik mij gelukkig voel. Als het je hindert mee
te gaan naar het tournooi of het schouwspel,
ga ik alleen."
Hoe innig ook n geworden door heilige,
zuiverende liefde, gaat van dat oogenblik
ieder zijn eigen weg. Hem had de goddelijke
oneindigheid verblind tot hij den lust der
wereld niet meer kende, haar had de drift
naar het oogenblik vervoerd in louter be
hoeftigheid, zij waren verdwaald of zij elk
ander nimmer terug zouden vinden.
En nu komt de lange, lange weg van smart
eu loutering, die hen opvoert naar een hooger
levensplan, waar ze elkaar in ootmoed en
dieper liefde, in weemoed en treurnis om
het verlies van hun teederst bezit, hun kind,
in stille bevrediging weder vinden. De ban
van de eerste heerlijke natuurlijke zinnen
ontroering was niet te verbreken. Zijn oogen
waren altijd op haar gericht. Hij voelt, dat
hij zijn recht heeft verwaarloosd. Na al de
ellende, die is doorleefd, na de diepte van haar
val, na al zijn ascetische afdwalingen roept hij
haar tot zich : Geliefde, zoete vrouw, ge
denk dien lentedag aan de beek Mensola toen
wij beiden de goedheid dezer aarde kenden
gelijk de kleine vogels die zongen om den
zonneschijn, Dianora, eeuwige van mijn ziel,
wij weten dat de liefde van de wereld een
hemel maakt.Die liefde heeft God ons gegeven,
laat ons de dagen loven van dit aardsche
paradijs."
De Sichcmsche Novellen beantwoorden aan
de goede verwachting, die ik reeds naar aan
leiding van De Witte uitsprak. De rustige
guitige eenvoud, de leutige humor pakt ook in
dit kleine werk. Onze Wannesoome" is een
pracht; Jefke tintelt van fijnen geest. Toch
is Clae?1 talent tot nog toe beperkt; hij moet
het zoeken in het grappige met wat
gemoedelijken ernst erdoor ; dan is hij een persoon
lijkheid. Een romantisch-fantastisch verhaal
ais dat van Stegger, den wilddief, opgejaagd
door de gendarmen, die in den nacht zijn
vrouw in de boot doodschiet, meenende, dat
hij zijn vervolgers onder schot heeft, kon net
zoo goed van een ander zijn. Doch als de
romantiek wegblijft, dan treft hij toch ook
wel door eenvoudige, aandoenlijke tragiek,
als in Pastoor Munte.
Hij doet ons dat onbekende Sichem, daar
ergens op de lijn van Maastricht naar Ant
werpen liefhebben. Je zou er zoo naar tue
trekken om dat allemaal eens te zien en te
herkennen, de menschen, de dingen en het
wijde land, de Sichemsche markt en de
Baanderbosschen. Dat is het beste bewijs voor
de echte levenswarmte, die van dit werk
uitgaat.
Die Vlamingen van beteekenis" wordt
een serie aardige boekjes, die wel wat lijkt
op onze Mannen van beteekenis." Versche
nen zijn Hugo Verriest door D' Haese, Cyriel
Verschaeve door Dosfel, Pol de Mont door
Francken en Karel van de Woestijne door
Gysen.
Laat men oppassen, dat ze niet het karakter
k ijgen van onze Levensberichten van Letter
kunde. Niet dat ik tegen deze bezwaar heb.
Ik zou ze noode missen. In hun rijke
gedocumenteerdheid kunnen sommige over eeuwen
nog van groot belang blijken bij wetenschap
pelijk onderzoek. Maar van een serie als de
Vlamingen verwacht men vór alles kunstrijke
karakteriseering van den persoon en zijn werk.
En dan komt het er minder op aan in een boek
je van een goed vel druks te hooren, dat Pol
de Mont na zijn examen in gezelschap van
Conscience gedineerd heeft, dat hij in het
zelfde jaar is getrouwd en toen met zijn vrouw
een reisje naar Duitschland gemaakt heeft:
Aken, Keulen, Bonn, Kobientz, Maintz en
Frankfurt.
En wat zegt Charivarius wel van een
zinnetje als dit van Francken : Hun lit
terair onanisme speelt verstoppertje achter
het gezwollen wolkenschof van
stereotiepische beeldspraak"? Ook doet het zonderling
aan te goeder trouw te hooren vertellen van
Verschaeve, dat hij zijn leerlingen een
koorts naar kunst en schoonheid op het lijf
joeg." Wat doet het er toe, dat we een vol
ledig repertoire krijgen van de Hollandsche,
Fransche, Duitsche, Latijnsche en Grieksche
werken, die de heer Verschaeve met zijn
leerlingen placht te lezen. We schenken de
titels voor de karakteriseering van de manier
waarop hij n enkel met hen las. Er staan
meer strepen en uitroepteekens in de exem
plaren, die men mij zond.
Aan de eischen, die men aan dergelijke
boekjes stellen moet, voldoet geheel dat
over Van de Woestijne. Die Marnix ysen,
van wien ik overigens geen werk ken, heeft
begrepen, wat zijn taak was en kon ze ver
vullen. Dat hoort men al dadelijk aan zoo'n
aanslag: In de middeleeuwen zou hij zes
dagen lang gedagdiefd hebben op de stellages
rond den toren van een kathedraal, om den
Zondagnoen met nijdigen beitel de eerste der
zeven hoofdzonden te beeldhouwen : de
onkuischheid" ? Hij is de mensch die
voor 'teerst volledig de pathologie der liefde
begreep, en zoo vermetel was ze in het Vlaan
deren van bejuweelde abdomens getrouw weer
te geven."
Is Gysen misschien een pseudoniem?
Carry van Bruggen opent verborgen diepten
in het kindergemoed. Heel haar bundel ver
tellingen Het huisje aan de sloot" gaat
over kinderen. Wat moet zij ze goed hebben
geobserveerd, voorzichtig zijn gevolgd in al
hun doen, in alle kleine weifelingen en schom
melingen, diepe verborgenhederi van fijn, teer
gevoel hebben nagespeurd, om zoo treffend
telkens uit te beelden, hoe het leven op het
kinderzieltje werkt, de groote gebeurtenis
sen, die de menschen in beslag nemen, hoe de
kinderen er tegenover staan, en vooral hoe
al het kleine, onopgemerkte voor kinderen
geweldige proporties kan aannemen, heel de
ziel dagen in spanning kan houden, een leeg
garenkaartje, een brief waarmee broer tot
de Fransche school wordt toegelaten. Een
tochtje op een vieze schuit door een
moddersloot wordt voor weken lang de opperste
zaligheid.
De juffrouw van school heeft gezegd, dat
arme jongens niet meer op de Fransche school
worden toegelaten ; zoo maar los weg heeft
ze het gezegd, niet voelend dat ze iemand pijn
kon doen; maar wat heeft ze het zusje
van zoo'n armen jongen een prik gegeven.
Arme jongens".... is haar broertje dan een
arme jongen en zijn zij arme lui? O neen,
wie dat denkt, weet er niets van ! Ze hebben
wel een beetje heel weinig geld, en vandaag is
er bij voorbeeld geen boter in huis, en straks
krijgt ze daarom haar brood in melk geweekt,
met suiker bestrooid, maar daarom zijn ze
nog geen arme-lui! Arme-lui's vaders dragen
petten en Vader draagt een hoed, arme-lui's
moeders doen hun boezelaars voor als ze
uitgaan en Moeder doet het hare dan juist af.
Arme-lui's kinderen dragen klompen,
maar zij dragen schoenen, armelui hebben de
tafel bij de ramen, maar zij in het midden,
bij armelui wordt voor brood-eten nooit en
zelfs voor middag-eten niet eens altijd ge
dekt , zij mogen nog geen
tusschenbeideboterham eten zonder servet.onder het bord.
Neen, ze zijn geen arme-lui; want al hebben
ze geen glazenspuit, geen naamplaat en geeu
jalouzieè'n ze hebben de bruine zijden
japon en ze hebben Grootmama en Groot
papa" op het portret en vroeger hadden ze
ook nog de gouden bellen niet de broche, die
erbij hoorde, maar die zijn nu al jaren niet
ineer in huis."
Zoo'n meditatie over de uiterlijke armoe in
een kinderhoofdje is voortreffelijk. Dat is
goed waargenomen.
J. PRINSEN JLzN.