Historisch Archief 1877-1940
?Jt.l
"IWTT 'fr*"""
>i
D'E AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
2t Aug. '21. - Nö. 330$
inl.
Vöorzjjde
Japansche Kroonprinspenning
Achterzijde
HET GOED REGHT DER
VADERLANDSCHE PENDING-KUNST
Er worden d«n patsten tijd, meer dan
vroe' ger, medaille's; geslagen ter herdenking van
Bepaalde gebeurtenissen in den lande. .', .
; .Oofcis er door net ontslag van den
stern/ peisnijder aan 's Rtjks Munt eenig stof
opge' w«aid;en, ietwat meet-,belangstelling gewekt
't voor deaen tak. van toegepaste kunst. .:
",'- Hoezeer zou dit alles toe te juichen zijn
"-t / -*oo, wat thans,,'. gemaakt wordt uitblonk
, 3«'" door nobele geda-chfte «n schbonen vorm en
'? ? Jweze^r ook zou dit onze vaderlandsche
. *' penning-kunst ten goede komen !
y< och;..; hét 'tegendeel is waar,
" ' Elk woord ter omschrijving yafi de
burgerzlnlooze onnoozelheid eener medaille
agen door <fe <Êttelrnetaalbedrijyen af d.
Kdh. Begeer téUtrecht in opdracht van de
* Netl. Vereeniging ,?,Ons Leger"" ter gelegen
heid van den op 15 Juni gehouden ridderdag
- fletf *UHtairéWillemsorde te Rotterdam" is
overbodig, want dit volmaakt geestelooze
voortbrengsel veroordeelt zich zelf. Het is
, waarlijk niet pleizierig onpleizierige dingen te
-moeten neerschrijven over dingen, die mooi
' moeten heeten maar schuw-leelijk zijn. Doch
opkomende voor het goed recht der
vader- landsche penningkunst en het bestaansrecht
der Nederlandsche beeldhouwers (wij hebben
Stfi. f
Er
*
er meer kranige werkers onder dan men wel
denkt) is het plicht dergelijke wanstaltigheden
te brandmerken. Er is in deze
Willemsrordemedaille niets dat ook maar in het minst het
eenvoudige decoratieve begrip verraadt, noodig
en onmisbaar voor het tot standkomen van
wat tot het wezen-van een goeden penning
behoort; de wijze, waarop de belettering in
het ronde vlak is gecomponeerd, om van het
lettertype niet eens te spreken, doet denken
aan de in den handel verkrijgbare gegoten
ijzeren bordjes met VERBODEN TOEGANG.
Was op zulk een penning artikel 461 van het
wetboek van strafrecht ook maar van
toepassing !
Niet minder leelijk is de penning ter
gelegenheid van het bezoek van den
Japanechen Kroonprins aan Holland door de kon.
Begeer geslagen. De gedenkpenning is ver
vaardigd," aldus deelen de makers mede, met
<le bedoeling dat Nederlandsche firma's deze
with compliments"" aan hun Japansche
relatie's zullen zenden, ten einde Japan te ge
tuigen van onze ingenomenheid met het hooge
bezoek."
Welnu, er zou niets tegen zijn, zelfs niet
tegen het opdoen van bestellingen voor
medaille's door een drietal reizigers in dit han
dels-artikel" waarbij de kunst de lading dekt,
maar dat wij in Holland opgescheept worden
met het ordinaire goed dat een buitenlandsch
kunstenaar van den zooveelsten rang voor
bovengemelde firma ontwergt, terwijl onze
?l l Ni!
Restaurant la carte
..??ch,Aftoriiooi-toa,Diaors MSoipan
Dagelijks Muziek door bot Hals-orkoot
Hollandsche kunstenaren niets te doen heb
ben, ziet dat is waarlijk een betreurenswaar
dig feit.
Ik denk dat Prins Hiro Hito zichzelf niet
zou herkennen in dit kopje van een Indisch
Hooger Burgerscholier en zeker zou hem ont
gaan, dat die mijnheer op de keerzijde der
medaille in kamerjapon (of priesterkleed)
met het wonderlijke zij-zwaard dat een
Japanner nooit aldus draagt, zijn land moet
symboliseeren, zoo min als wij zelf in dit alles
Holland terug kunnen vinden. Mij dunkt
dat onze vrienden in Japan dezen
onbegeerlijken Begeer-penning wel liever with com
pliments" zullen terugzenden dan vriendelijk
aanvaarden, maar met dit al lijden onze
vaderlandsche beeldhouwers gebrek. Dit
mocht niet zijn.!
OTTC v A'ik TUSSENBROEK
MÉLAENIS
Voorzijde
Ridderdagpenning
Achte;zijde
Hagenaars herinneren zich' natuurlijk den
jongen Italiaan Massimo Spiritini, die een
aantal jaren. in de residentie woonde. Hij was
verbonden aan de Italiaansche legatie, gaf
onderwijs in zijn moedertaal en liet ook nu
en dan op letterkundig gebied van zich hoorên:
o.a. gaf hij een klein bundeltje Canti
populari fiamminghi uit, waarvan een herdruk
wordt aangekondigd,en schreef hij een eenakter,
die, in het Hollandsch vertaald, in de Dieren
tuinzaal werd opgevoerd.
Lang vór den oorlog keerde hij naar zijn
vaderland terug en dat hij daar de literatuur
en de poëzie niet ontrouw werd, bleek meer
malen : het laatst uit de onlangs van hem te
Padua verschenen vier tooneelstukken. Van
het vierde, getiteld La Bisbetica domata, een
vrije bewerking in verzen van Shakespeare's
Tam ing of the Shrew, zegt een Italiaansch cri
ticus, dat een componist er rijkelijk stof in
zou vinden voor een vivace e fluida commedia
musicale" en hij herinnert er aan dat Spiritini
vroeger reeds een libretto schreef voor
Riccardo Zandonai, n.l. dat van de opera Meienis,
' die, met aanmerkelijk succes opgevoerd in het
Costanzi-theater te' Rome en het Dal V er
metheater te Milaan, den naam van dien com
ponist vestigde.
Meienis ! Mijn gedachten deden een
geduchten sprong naar achteren. Meienis, lees
Mélaenis, dat was het mooie warme gedicht
van Louis Bouilhet*; Niet lang geleden ver
luidde, dat men hem Ie Rouaan, waar hij stierf,
zou herdenken tegelijk met Gustave Flaubert
die daar in DecenM}%1821 geboren werd (een
beetje vór Bo^ilhetjRis). Iedereen heeft van
Flaubert gehoord^ erg van Madame Bovary.
iKm
den dichter Bouilhet en zijn werk onkundig
zijn, zonder dat het daarom noodig is zijn
pretensies op tetterküridige "vorming op te geven.
Voor ons is met den naam van Bouilhet de
herionerine aan onzen Gottfried Mann
verbotHJHrpSfteze was, na vier jaren (1874-78)
aan détoenmalige Koninklijke Muziekschool
onder Nicolai te hebben gestudeerd, nog een
pops naar Parijs gegaan en had daar Bouilhet's
gedichten leéren kennen. Het inderdaad zeer
schoone, aan kleur'en afwisseling rijke M
laenis bracht hem in verrukking en zijn droom was
een Fransche opera te componeeren, waar
van het libretto op Mélaenis was gebouwd. Nu
waren er in ons land wel Franschen, ja
zelfs Nederlanders, die hem zulk een libretto
hadden kunnen verschaffen; het lag echter
voor de hand dat daarmee nog niets bereikt
ZDU zijn. Bouilhet was in 1869 gestorven en
volgens de Frarïsche wet op het auteursrecht
moesten dus zijn erfgenamen hun toestemming
geven; trouwens zonder die toestemming zou
de Fransche Opera van Den Haag, waaraan
Mann het eerst dacht en; die aangesloten was
bij de Sociétédes auteurs et compositeurs
francais," tot geen Mélaenis-opvo&ing zijn
overgegaan. Op Manu's verzoek wendde ik
mij tot Calmann Lévy te Parijs, uitgever van
Bouilhets gedichten, en droeg hem zijn wensch
voor. Het bescheid Was dat de erfgenamen
van Bouilhet geen bezwaar hadden dat
Mélaenis op de planken zou komen, mits de
componist kon waarborgen dat zijn werk
in een der gesubsidieerde schouwburgen van
Parijs zou worden yertoond.Dat antwoord sloeg
aan alle verwachtingen van Mann den bodem
in, want hoe kon een jong, te Parijs onbekend
vreemdeling dien Waarborg geven ! Ja, mis
schien moyennant" tienduizende en
tienduizende francs
.Het was een harde slag voor Mann, die al
zijn zinnen hierop gezet had en het is geen
overdrijving te zeggen dat hij deze teleurstel
ling nimmer geheel is te boven gekomen. Wel
zat hij niet bij de pakken neer, want hij was
vol vuur en eerzuchtig; hij componeerde dan
ook vlijtig en kon gaandeweg menig succes
boeken met zijn liederen, klavierstukken,
kamermuziek, ouvertures, ook als orkest
directeur, maar hij kon de schoone Mélaenis
niet vergeten. Hij troostte zich op de wijze van
kinderen, wien men een krentenbrood laat zien
met verbod het op te eten, die er toch niet van
af kunnen blijven en nu eens een rozijn, dan
weer een stukje sucade er uit halen. Hij com
poneerde een ouverture Mélaenis, een
marche," balletmuziek, later nog een driestemmig
vrouwenkoor. Er -was nog eens sprake van een
Hollandsche Mélaenis, maar ook hiervan
kwam niets en Mann's droom bleef
onverwezenlijkt. Zijn vrouwenkoor Massenet
had het kunnen teekenen is gebleven ;
het wordt nog altijd in onze concertzalen
gaarne gehoord en blijft getuigen voor het
CARICATUREN v j
VAN TJJDGENOQTEN, I
Teekenlng voor de Amsterdammer" van E. P.
Daarentegen- kan*m
het bestaan van
CADILLAC
Hit Meestirsiiik dar Aotolechniei
Importeur: K. LANDEWEER, UTRECHT
Julius Röntgen
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiit lïiHiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim
UTEN10K t FOtMEI
| Dm Bug ?:? Niijgenspirk II
SPEC IALITEIT:
Vorhuizingen onder Garantie
Borgplaaiten nor lnbo»d*ls
IIIIIIMIIIIIIIIIIItMIIIIIIillHIIIHIIII IIIIMHIMIIIIIIMIHIIIIIIHIIIHMIlnillllM
beminnelijke, aan de Franschen verwant
talent van den componist. Vloeide misschien
Fransch bloed door zijn aderen? Zeker is
het dat hij verschilde van zijn tijdgenooten
en onmiddellijke voorgangers onder onze
toondichters (uit de periode vór Diepenbrock
en Wagenaar), die sterk onder Duitschen in
vloed stonden. A. Voormolen beschouwde hem
als een verdwaald boschviooltje tusschen de
paardebloemen (?) in onzen muzikalen moes
tuin." Ik wil thans niet nader hierop ingaan,
maar voel wel wat voor deze karakteristiek.
Jammer dat Mann, die den vorm moeite
loos beheerschte, al te vlot produceerde.
Wat hij schreef klonk goed, was altijd vloei
end en klaar, maar miste vaak diepte. Te
groote gemakkelijkheid kan den kunste
naar tot scha'de zijn. Is dat zelfs bij genieën
als Handel, Mozart en Mendelssohn niet
weieens merkbaar?
. ... DR. J.D
[MHJMIIIIIIIIflItHlIultlllllllllllltllllimtll
IIHHIHrilllllllllllll
* OPENLUCHTSPELEN TE
f BERGEN
ginder auspicieën van den
Egmond. v schen Kunstkring,
49Or, ,deSpelers vanStadenLande '?'
(leider Anton Verheyen)
Donderdag, des middags :
r . Adam in Ballingschap", door Joost
f i ? v. d. < Vondel.
4 -Aller treurspelen treurspel". De Christelijke
opvatting: dór den zondeval tot de genade.
in* het Bijbelverhaal leent zich tot
drama'?tt&ring, die voor een groot deel
Kindeling is: de worsteling in den mensch
rasschen het goede en het booze,
gesymboliteerd'in hei gehoorzamen aan God's bevel
n het toegeven aan de verlokkingen des
Puivels. Adam en Eva zijn beiden gevallen.
de slang in Eva heeft haar en Adam ver
teld, maar de verzoening is. De vrouw zegt
fóf den Man :
Schep moed: ik blijve uw troost, in 't nijpen
van den rouwe,
Gelijk voorheen in weelde en 't opperste
. geluk,
n zal u nimmermeer bezwijken in den diuk."
Samen zullen zij Gods toorn en Gods
straf dragen.
Het grootsche gegeven van het drama,
de schoone verzen, het moeilijke
Vonaelsche- rhytme, het kleuiige van taal
en van karakteriseering der dramatis
personae, die menschen, engelen en duivelen
zijn, stelt de zwaarste eisenen aan de speleis.
En geen gerinee eer is het voor Verheyen,
dat hij, na de schitterende
Adam"-opvoeringen van Royaards, ons toch nop iets nieuws
en iets anders wist te brengen. Men begri.ipe
mij: ik zeg niet iets beters, maar iets anders.
Hét was zoo'n prachtige trouvaille van
Royaards, die Lucifer was, op te komen
met Asmodee en Belial. Hij spreekt immers
met zijn Helleraad.. Hij stut zijne handen
OD hunne hoofden.
Verheyen-Lucifer komt op met Asmodee
alleen. Mooi en kleurig is hij gekleed: niet
in het conventioneele roode gewaad des
Duivels, maar in het geel met blauw, en een
naar zwart neigend opperkleed. Met krachtige
stem zet hij in en krachtig en fel blijft zijn
spel. Zijn plastiek: de breede gebaren, de
ver uitslaande armen, is in overeenstemming
met den stijl van het stuk.
Asmodee (Joh. Broedelet) is gekleed m
vleermuis-gewaad. Hij zwaait met de mouwen
van tijd tot tijd, hetgeen bijdraagt tot de
typeering van dezen onder-duivel. Zijn kop
is grimmig, maar met toch iets van humor
er te. S'oms balt hij in haat de vuist voor
God en de menschen, die hij wel krijgen zal.
Misschien was als wij scherp kijken
dit vuistgebaar iets te kort en zonder
hartgtocht. In elk geval gaf hij een zeer persoon
rijke, zér kleurige opvatting van de rol.
p Die derde helsche «eest was Belial. Zeer
verfthiïlend werden de drie duivelen geheeld.
Sarah Heyblom speelde -Belial ook geheel
eigen. Belial is de schildknaap en.... een
verleidelijke schalk, Oolrjk en loos was Sarah
Heyblom, lenig, spiedend, dicht spelend op
Asmodee mi t wien zij gemeene zaak maakt.
Zoet-vleiend als de slang, die Eva tot den
appel noodt.JZij ilspeelt die rol uit. Als zij
b.v. tot Eva zegt;:
Zoo nestien minzame ooievaren
Rondom u, in geboomte enlucht."
dan trekt zij het ene been evenop om het
ooievaarsgedoe te beelden. Zóbegeleidde
het gebaar voortdurend de woorden.
Daan van Ollefen Jr. heeft een mooie
welluidende stem en gaf Gabriël en tevens
Uriel. In deze laatste rol treft ons, behalve
de stem, nog het mooie, statige gebaar: het
vlammende zwaard omhoog, waarmee hij
Adam en Eva uit den hof van Eden wijst.
De reien werden matig goed (dus k matig
slecht) gezegd.
En nu de hoofdpersonen: Adam en Eva.
Adam werd gespeeld door Adolphe Daymard,
een acteur, die nog slechts n jaar aan het
tooneel is. Hij is een leerling van Verheyen
en, hoewel voorspellingen moeilijk zijn, durf
ik toch wel te zeggen dat ons tooneel een
zeer talentvol acteur rijker is geworden.
Zijne nog veel betere Lanceloet"-vertolking
waarover straks bevestigden mij in
dit oordeel en wanneer v. d. Lugt?Melsert,
bij wien hij in het komende seizoen ver
bonden is, hem niet op den achtergrond
houdt, dan zal dit n v. d. Lugt n Daymard
ten goede komen. Nu was niet alles in zijn
Adam-yertolking goed. In de eerste plaats
was hij mij te weinig lyrisch en ook soms
niet teeder genoeg, b.v. in de verzen, als
hij tot Eva zegt:
Wat's eenzaamheid bij 't lief genieten
Van uwe tegenwoordigheid!
Mijn hulp, indien ge van mij scheidt,
Zou 't leven mij dan niet verdrieten?"
Maar reeds de volgende regel:
Mijn zuster, dochter of mijn
bruid"
was veel beter. Dramatisch, dus in
de laatste bedrijven, was hij zeer .
krachtig en ontroerend.
Ofschoon Ellen Russe als Eva
.goede oogenblikken had, kon haar
creatie als geheel mij niet bekoren.
Het moet moeilijk zijn voor Daymard
met zoo'n tegenspeelster volle kracht
te geven. Zij was niet rhytmisch,
deze Eva, en over het geheel koud.
Haai voornaamste fout was, dat
zij niet zangerig zei, maar koel con
stateerde, 't Was alles zoo gedeci
deerd: een juffrouw, met wie
niet te spotten valt. Vroeger,
in Valkenburg, heb ik haar veel
beter zien spelen. Misschien was
zij in de eerste voorstellingen
van Adam' mindei vermoeid en
speelt zij, thans vermoeid, wat mat.
Donderdag, des avonds:
Lanseloet ende Sanderijn", een
abel spel. Dit was de mooiste voor
stelling van de drie, die ik van de
spelers van Stad en Lande" heb
gezien, en misschien de meest merk
waardige van de vele voorstellingen,
die ik van dit stuk heb aanschouwd.
Deze opvoering was prachtig! En
hoe moeilijk voor de spelers om in
een zoo geheel anderen stijl dan die
van den zelfden middag te spelen.
Zeer eigenaardig en mooi was
Sarah Heyblom's opvattin g van San- ?
derijn. Zij speelde deze .rol drama
tisch en dat deden hare voorgang
lllltllHlllllllllllllllllllimilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltllltmilllHIIIIIIIIIIIHIIIII
sters eigenlijk flooit.-'eih- Is het geheel
juist om b.v. de«'gang(den loop)in overeen
stemmine te doen- afK met'den gang der
woorden. Al dadelijk haar aanschrijdén in
het smettelooze wfttéiklèed deed" het. In
het gesprek mét' Lah^loet, waarin zij elke,
door hem trouwens niet gewilde, slechte be
doeling verre van zich wijst, was zij net een
schuw, wit vogeltje, dat zijn kopje onder
de veeren steekt. Hare gebaren zijn klein,
fijn, aanminnig en ontroerend. Als
Lanceloet's booze moeder haar in de val lokt
door te zeggen, dat haar zoon stervensziek
is en haar bijzijn verlangt, gaat zij arge
loos. Ook deze argeloosheid werd door
Sarah Heyblom sterk geheeld. En haar
wanhoop na het booze gebeuren. Zij is
verdwaald. Nu haar dwalende blik. Dit was
een subliem moment: Haar feitelijk verdwalen
ging parallel met een psychisch dwalen. Zij
voelt zich verloren, in twee beteekenissen, en
zij drukt dit in haar kijken uit. De Ridder
komt. Zij is niet verrukt hem te zien de
andere speelsters waren altijd zoo'n bsetje
a prima vista verliefd , maar schuchter en
te zeer vernederd door wat zij vroeger door
een man had ondergaan. Door zijne eerbie
digheid wint hij langzaam haar vertrouwen
en mooi is haar biecht, wanneer hij haar
vraagt te trouwen, de biecht in den vorm
van die schoone gelijkenis: op een boom is
een valk neergestreken en heeft er n
bloempje, van den vollen boom slechts n
bloempje, afgenomen.
Als later de trouwe dienaar van Lanceloet
tot haar komt om te,vragen hem te volgen
naar zijn heer dan is Sanderijn nu des
ANTON VERHEYEN
als ^Elckerlyc"
Riddess vrouw. En hoog-waardig, geheel in
tegenstelling met haar vroegeren staat van
vernedering, is nu Sarah Heyblom's spel
Dit was de hooge slotvrouwe. En als Reinout
haar vraagt hem een bewijs te geven voor
zijn heer dat hij haar gesproken heeft,
zegt zij weer de parabel van den valk, maar
nu op een geheel anderen toon.
Adolph Daymard's spel als Lanceloet .was
eveneens prachtig. Elk gebaar van Sarah
Heyblom werd door hem met een gebaar
beantwoord en elk gebaar van hem door haar.
Elke teedere nuance in het ziele gebeuren
van Lanceloet bracht Daymard tot uiting
in houding, gebaar en woord. Hij zag er
prachtig uit in zijn oranje onderkleed en
grijs bovenkleed, dat met zwart was
opgeborduurd. Een goeden smaak voor kleuren
heeft Verheyen, die zelf de Ridder was met
prachtig blauw opperkleed, dat hij later om
den schouder van Sanderiin slaat. Verheyen's
creatie was uit .i stuk: de forsche jager,
flink, kloek, ridderlijk. Hoe geheel anders
was zijn warande huedere"?hij doubleerde
in dit stuk , die van groote vis comica"
en zeer smeuig was. Daan van Ollefen Jr.
zei heel mooi-de proloog en vertolkte zeer
goed Reinout, den dienaar, weemoedig en
trouw. Dat hij ons de schitterende creatie
van Royaards van destijds (bij de Zomer
spelers") niet kon doen vergeten, mogen wij
hem niet aanrekenen. De moeder van Henny
Deutz was voldoende.
Iets beter van regie zou de stervensscène
van Lanceloet kunnen zijn: op dit
openluchttooneel deed het gaan zitten op het
bankje van steenen en dan bezwijken een
klein beetje onnoozel aan. Maar
dit is een opmerking van onder
geschikt belang.
V r ij d a g, des middags:
Den Spyeghel der Salicheyt van
Elckerlyc
Hoe dat elckerlyc mensche wert
ghedaecht
Code rekeninghe te doen."
Verheyen pleegt dit stuk te
spelen tegen een achtergrond,
die een triptiek vormt. Die
stelt dan voor in het midden
de hemelpoort en twee zijpoor
ten. Daarvór een boom en
een put, die het graf beduidt,
waarin Elckerlijc daalt. Door
omstandigheden was de triptiek
in Brussel blijven staan en nu
was het decor, behalve de
boschjes, links, rechts en achter
een kuil met daarnaast een
zandheuveltje, waarin een schop
was gestoken. Jammer, want
tegen den aard van dit primi
tieve en symbolische stuk deed
dit wat reëel aan.
Elckerlyc is ieder mensch, die
plotseling te midden van zijn
genoegens door den Dood op
od's bevel kan worden gehaald.
Smeeken baat niet en ofschoon
zijn Gheselscap" hem trouw had
gezworen, als het beslissende
oogenblik daar is wijkt het van
hem evenals Maghe en Neve", ,,'t
Goet," dat h:m altijd had
verleid en verlokt, Kennisse" ten
deele ook, en Cracht",
Schoonheyt", Vroeschap" en de Vijf Sinnen"
eveneens. Slechts de Onecht" blijft Elcker
lyc bij tot in het graf, nadat hij, door haar
en Kennisse aangespoord, zich tot Biechte"
had gewend en zich in het kleed der boete
had gehuld en penitentie heeft gedaan.
Het opkomen van. Verheyen als Elckerlyc
was lang niet zoo joyeus als dat van Royaards
indertijd. Die gaf den joligen lust en het leven,
coquetteerend met eeii f raaien wandelstaf en
langzaam, langzaam zag men hem versterven
tot hij in den put nederdaalde. Dit drama
tische effect vermocht Verheyen niet te
geven, maar gestileerd was n zijn spel n
zijn regie. Mooi was de kleuren-combinatie
en de groepeering van de verschillende
symboliseerende personages. Elk gebaar was be
studeerd en op zijne wijze af. Duecht" komt
b.v. zwak en uitgeteerd op. Elckerlyc houdt
de hand achter haar op een kleinen afstand
als om haar te stutten. Vroom en pieus werj
dit stuk gespeeld. Katholiek. Daan van
Ollefen Jr. gaf een indrukwekkenden Doot"
in het paaische gewaad. Als ik het mij goed
herinner sloeg de Dood bij de Zomerspelers"
zijn gewaad om Elckerlyc heen, vórdat
deze ten grave daalt. In elk geval zou dit
een mooi effekt geven. Dit effect liet Ver
heyen voorbij gaan.
Gheselscap" werd door Joh. Broedelet
als een gezelligen kerel, als een iet-wat
dikken lolligerd gespeeld. Dat was wel aardig
en het deed het wel. Evenals bij de Zomer
spelers" waren Maghe" en Neve" (Adolphe
Daymard en Annie Brunet de Rochebrune)
een coquet gezelschap. Destijds zagen wij
't Goet" (Verheyen speelde dit bij de Zomer
spelers onder regie van Royaards en Verkade)
op een draagbaar als een uitgemergelden
gierigaard. Later onder regie van Verkade
was het een dikzak. t Goet" door Daan v.
Ollefen Jr. neigde meer naar de laatste op
vatting. Bovendien had hij een gemeen
gezicht": rooden baard en rood haar, wat
niet onaardig bedacht is, maar te zeer ge
markeerd in den stijl van dit primitieve stuk.
Duecht" van Ellen Russe was zeer teer en
zeer mooi. Heel, heel veel beter dan haar
Eva in de Adam"-voorstelling. Zózag
ook Sarah Heijblom in haar wit onder- en
blauw bovenkleed als Kennisse" er devoot
uit en zij zei devoot.
Het openlucht-tooneel kan tegenwerken,
maar soms medeweiken ook. Zoo was het
een aardig toeval dat wanneer Elckerlyc zegt:
In den naem des vaders ende des
soens mede,
Des heilighen geests inde
drievuldichede"
bij de woorden des heilighe geests" een
witte duif door de lucht zweefde.
Ten slotte onze eindindruk: drie zeer
mooie, zeer goed gespeelde opvoeringen,
waarvoor de Spelers van Stad en Lande"
en de Egmondsche Kunstkring", die het
initiatief daartoe nam, nze welgemeende
hulde!
E D M O N D V I S S E l
niiiiiiiiiiii IIIIIIIIIIIIIIIIIMII urn ,,,,,, IIIMIIIIIIIIIII
Hotel Duin en Daal
Te midden eener schcone boschr. omgeving.