Historisch Archief 1877-1940
3 Sept. '21. No. 2306
DE AMSTERDAMMER/WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Het Orieksche theater te Syracuse
DE TERUGKOMST VAN AESCHYLOS IN HET GRIEKSGHE
THEATER VAN SYRACUSE
Geen streek in Italië is zoo rijk aan planten
groei, zon en Jee als Sicilië, waarvan Syracuse
de zeldzaamste parel is. De ongeschonden
staat van het Orieksche theater vertoont
zich hier in zijn oude pracht en neemt vaste
Vormen aan in de sterke en welgevormde
ledematen van de Aphrodite anadyomene".
Marmeren en bronzen beelden, zuilen en
halssnoeren, basreliefs en medailles komen
ons verlangen te hulp en brengen ons in
veivoering zonder ons echter geheel te vol
doen. De dorst, die hierdoor gewekt wordt,
is als de bron- van Aretusa, die nooit op
droogt en altiid klaagt tusschen de teedere'
bladeren van de papyrus onder de stralen
van de zon er- bij het ruischen van de golven.
De natuur rondom ons schijnt te droomen,
. zich spiegelend in de avonddauw, alles schijnt
te leven als een menschelijk aangezicht en
oogen te hebben niet in staat zooveel licht
te verdragen; zij lijkt een frissche mond te
midden der dorheid van kalk, die de heuvels
wit maakt. Een godheid heerscht over dit
land, dat de troon vormt voor de Etna,
Koningin van het vuur, bekroond met eet)
krans van eeuwige sneeuw ; terwijl de geurige
dampen der jagare de zinnen en de ziel be
dwelmen.
Te midden van deze hoogst eigenaardige
landstreek, rijk als misschien geen enkel
andere aan klassieke herinneringen, droomt
de schoone stad Syracuse, omspoeld door de
Ionische Zee. De herinneringen aan hare
vergane grootheid veroorloven haar echter
niet lang te slapen. Voornamelijk met behulp
van n harer zonen Mario Tomrraso Oargallo
wilde zij haar ontwaken en wedergeboorte
toonen door het geven van klassieke voor
stellingen. Het denkbeeld om in waarde te
herstellen en te doen herleven het groote
Qrieksche theater, het eenige, dat zich wer
kelijk door zijn onvergankelijkheid leent tot
het wederopvoeren van antieke treurspelen,
is alleen ontstaan in Syracuse. Vór de
grootsche voorstellingen in 1914 te Syracuse had
niemand bij het wederopvoeren van klassieke
stukken zooals men dit met bescheiden mid
delen hier en daar in Italië en in den vreemde
deed aan dit theater gedacht.
In dat jaar werd het treurspel
Agamemnon" vertoond, het eeiste van de beroemde
trilogie over Orestes van Aeschylos. Wie
hierbij toeschouwer is geweest, zal zich het
succes herinneren van deze statige, machtige
plechtigheid, die ons na duizende jaren
terugvoerde naar de syracusische vertooningen
van de 5de eeuw voor Chr. Toen verbrak de
oorlog met n enkelen slag de levensdraad
van alle mooie en reine dingen.
Nauwelijks waren de wapens neergelegd,
ofhet Comitévan Syracuse keerde met ziin
gedachten terug tot de voorstellingen, die
in 1914 zoo zeer geprezen en gewaardeerd
waren. En weldra herleefde de geestdrift vooi
de voorbereiding van het tweede treurspel
over Orestes de Choëforen".
Wederom weid voor de vertaling benoemd
onze grootste Hellenist Ettore Romagnoli, die
na zijn werk met ongeëvenaarde vaaidigheid,
gevoel voor poëzie en kennis volbracht te
hebben ook belast weid met de artistieke
leiding der voorstelling. In overeenstemming
met het Comitéwerd in de keuze zijner mede
werkers voorzien. Voor alles moest men
eene mise en scène scheppen Aeschylos en
zijne omgeving waardig. Voor dit doel werd
benoemd Duilio Cambellotti zijnde de artiest
die het best aan de eischen der Syracusers
kon voldoen.
Deze begreep dadelijk, dat het naodig was,
opnieuw en nauwkeurig de .geschiedenis
op te bouwen zonder bijvoeging van ver
zonnen en Willekeurige bijzondeiheden. Hij
begon met de bronnen te raadplegen, die hem
ten dienste stonden ; meer nog dan de- his
torische geschriften bestudeerde hij frag
menten van beeldhouwwerk en vaasversie
ringen. Daarna werkte hij op die zekere,
synthetische en geniale manier, die hem ge
maakt heeft tot een stylist, die met geen
anderen te veigelijken is.
Het tooneel stelt dus voor in bloedroode
kleur het noodlottige paleis der Atriden.
Een eenzame toren, verlaten door de sol
daten, verheft zich hiernaast. Voor de lage
zuilenrij in dprischen styl rusten twee steehen
leeuwen, vurige bewakers van deze vervloekte
woning. In de rotsachtige omgeving springt
een fontein omhoog, die het tooneel juist
in twee helften verdeelt. Links onder een
groep treurende cypressen bevindt zich het
graf van Agamemnon, den vermoorden Ko
ning; een andere grafsteen draagt een gevleu
gelde sfinx, gekeerd naar het Koninklijk
paleis. In het midden van het orkest verheft
zich het altaar van Dionysos.
Van af het begin heeft Cambellotti zijn
buitengewone aandacht gewijd aan de
processiegroepen der Choëforen, die voorafgegaan
door Electra, dankoffers brengen aan het
graf van Agamemnon en daarna een levendig
aandeel nemen itl de ontwikkeling van het
treurspel en in de volbrenging van de wraak.
Een sterk kontrast vormen de eenvoudige
kleeren van zwart voile van de vrome wees
Electra met de zinnelijke en opzichtige van
haar overspelige en zondige moeder, de
Koningin Clitamnestra. Qok Egisto schittert
van zijde en edelgesteente van af het hoofd
tot de voeten. Maar beide deinzen teiug voor
de bloedige geestverschijning van Agamemnon.
Het kostuum van Orestes, den lieveling van
Apoilo, is echter invrpolijke kleuren, groen,
blauwachtig en amarint. Zijn jeugd duurt
slechts een oogenblik en gaat in n slag onder
in zonde en straf; hij wreekt zijn vader en
wordt dan vervolgd door.de furiën.
Het eenvoudige heerlijke gewaad van
Cilissa, de voedster, vormt met dat der
herders, knechter, boodschappers, pelgrims
en soldaten een rijk en harmonisch geheel,
aangenaam voor de oogen en van diep tra
gische innigheid.
Romagnoli heeft dezen keer meer uitbrei
ding en beteekenis willen geven aan het koor
om het terug te brengen tot zijn oude, dubbele
functie, om van dicht bij de handeling te
verklaren en de tijdruimte tusschen de ver
schillende episoden aan te vullen. Hieivoor
heeft hij zich gewend tot een Siciliaansch
musicus, meester Qiuseppe Mulé, die om de
eigen woorden van Romagnoli te gebruiken,
de vertolker is der door populaire inspiratie
ontstane liederen van zijn land, van ouden
oorsprong en nog heden niet geheel vergeten
Muléheeft een suggestief en aangrijpend werk
geleverd door het op muziek zetten der
Choëforen ; en het is ook zijn verdienste, dat
deze syracusische opvoeringen zoo een buiten
gewoon succes te beurt is gevallen.
Men moet echter de tooneelspelers en
tooneelspeelsters niet vergeten, voor alles Teresa
Franchini. Zij heeft d« rol van Electra
geUit Orestes De^Choëforen". De Waterdraagsters
speeld^met een behoud van lijn, een kunst
van overtuiging en een meesterschap in het
toepassen van middelen, die ik volmaakt
zou willen noemen.
Wie haar gezien heeft bij het graf van Aga
memnon, gekleed in 't zwart, de blonde haren
fladderend in den wind, het zuivere en sterke
profiel als in een oud medaillon, de arm uit
gestrekt in een gebaar, dat wraak voorspelt,
zal haar niet licht vergeten. Deze bevoor
rechte en knappe actrice, die het publiek
slechts zelden ziet, is de beste vertolkster
geweest, die Ettore Romagnoli heden ten
dage in Italië heeft kunnen vinden. Een
waardig partner is Ettore Berti voor haar
geweest. Hij werd bewonderd en zeer toege
juicht om de uitbeelding van zijnen krachtigen,
overtuigenden, dramatischen Orestes. Ook
Emilia Varini, die Clitamnestra'wasen Giuseppe
seppe Masi ais Egisto hebben hunne moeilijke
en zware partijen juist vertolkt. Eveneens
dient geprezen te worden Renata Sainati,
een wel overdachte en goed geslaagde Cilissa
(de voedster van Orestes) en Bice Lami, eene
choefoia, bezield met heilige verontwaardiging.
In het koor heeft zich onderscheiden hoewel
onzichtbaar, de begaafde zangeres Geni
Sudero, die het intermezzo heeft gevuld met
eene fijne pastorale op Grieksche muziek
afkomstig van Romagnoli.
De bewegingen en uitdrukkingen eer Choë
foren, bijna allen jongedames uit ce beste
Svracusische familiën waren van eene aan
doenlijke natuurlijkheid. Ook de koren waren
te roemen om hun gelijkheid en kracht.
Evenmin wil ik in deze aanteekeningen de
oordeelkundige uitvoering der costtimes ver
zwijgen, verschuldigd aan den knappen
Bonetti uit Padova.
Eene nauwkeurige opsomming van deze
voorstellingen te geven is gemakkelijk genoeg.
Ik geloof echter, dat het niet mogelijk zal
zijn een duidelijk en beknopt idee te geven
van den indruk, dien zij op de toehoorders
hebben gemaakt.
Men moet zich in den geest verplaatsen
naar dit heerlijke land, naar deze door Ho
merus en Pindarus bezongen zee, naar de
bergen van Ibleïin de oudheid beroemd om
de honing, die de bijen voortbrachten, naar
de tempels, altaren, gevangenissen, begraaf
plaatsen en al die onvoelbare herinneringen
en tastbare ruines, die het theater omgeven,
dat ook heden nog ongeschonden is en
schittert door acoustieke en schilderachtige
effecten.
De goddelijke kunst van Aeschylos heeft
dadelijk het cosmopolitische publiek van de
20ste eeuw veroverd, zooals zij dat gedaan
heeft met het Grieksche en Siciliaansche van de
5de eeuw voor Chr. De snelle handeling in
grootsche en synthetische lijnen getrokken,
de verachting vooi ieder woord, dat niet
absoluut noodzakelijk is, de bovennatuurlijke
en onoverwinnelijke macht van het lot en
van de goden, de hartstochtelijke
menschelijkheio der personen, doen denken aan hooge
bergen, aan rivieren, aan den regenboog,
aan de grootsche natuurverschijnselen.
Ook de stemmen in het koor zijn onmisbaar
en drukken uit met onverstoorbare klaarheid
het noodige, onvermijdelijke en tragische
der handeling.
Kort, ktiisch, olympisch ,is Aeschylos, de
onsterfelijke vader van het Grieksche treur
spel.
De toeschouwers werden aangegrepen en
betooverd door deze kunst, die geheel
menschelijkheici is en de aarde en den hemel mengt
in hare misdaden en straffen. Men begrijpt,
dat de vertaling van Romagnoli er veel toe
bijdraagt om het begrijpen te vergemakke
lijken en de aandoening te versterken van
een publiek, zooals dat tegenwoordig zijn kan,
ontwend als het is door te veel verschillende
en uiteenloopende vormen van kunst, gods
dienstige overtuigingen en gewoonten.
Uit Amerika, Zweden, Frankrijk, Rus
land, Engeland en Griekenland, om slechts
enkele landen te noemen, zijn pelgrims ge
komen, verzot op het Grieksche treurspel en
op Syracuse.
Mario Toinmaso Gargallo en zijne mede
werkers onder welke ik Ugo Bonamo zal
noemen, kunnen tevreden en trotsch zijn.
A. S A p o R i
Scène uit Orestes De^Choëforen"
iiiiitiMiiimMiiiiiimiiMiti
VlillllllllllIlllirilllllllTIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIItllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIItllMIMII Illlllllll
llltlllllllllllllllllHIIIMIlllllll
lllllllllllllllltllllllllMlllllllliiillllilllllliillllllllMH
OPENLUCHTSPEL IN
UBBERGEN
DE DOOD VAN CLAUDIUS CIVILIS"
door WILLEM VAN DER HOOG
De Figuratie dat is vaak het zwakke
punt of n der zwakke punten van
Openlucht-uitvoeringen.
Willerrt van der Hoog noemde zijn stuk:
Historisch Romantisch Openluchtspel".
Hij schreef het dus opzettelijk voor het
openlucht-tooneel en zag in verbeelding een
kleurig, levendig oud-Germaansch Meifeest
met dansen om den Meipaal en een stoet
van offerdieren. Voor de verdere bedrijven
tooverde zijn Verbeelding hem strijdgewoel,
een gansch leger van Romeinsche voetknechten
en ruiters voor; benevens troepen Batauwsche
mannen, die burcht en schans en aanvoerder
verdedigden.
Maar figuratie is kostbaar en moeilijk
te krijgen buiten de groote steden; zóviel
het Meifeest wat heel magertjes uit en bij het
voorbijtrekkende leger hadden wij ons het
verzoek te herinneren, door Shakespeare in
zijn proloog van Henry V gericht tot zijn
publiek:
Verdeelt in duizend stukken eiken man".
En:
Vult aan door uwen geestwatonsontbreekt".
Wij zijn wel bereid dit te doen, maar onze
geest en ons oog zijn ietwat verwend en onze
verbeelding wil, dat men haar te hulp komt!
Waren wij om de warmte dankbaar, dat
de al te realistische rookpluim van Civilis
brandstapel, in den tekst aangegeven, ons
bespaard bleef en waren wij ook om de
stof met de drie viervoeters, twee paarden
en een koe, die ten tooneele verschenen,
meer dan tevreden, wij hadden graag wat
meer deelnemers aan het Meifeest en wat
meer verdedigers van den burcht gezien. En
wat meer krijgsrumoer in het bosch achter de
schermen zou onze verbeelding zoo prachtig
te hulp zijn gekomen!
Een bepaalde fout van den schrijver
regisseur is, dat hij het Meifeest, waarmee
zijn stuk opent, laat beginnen, door n
iimiitmiiittttMtuitimmn tttttttttimnimmnmitititmitiitiimn
Navigatie en Mooi-Nederland
DE ELIÏE-SIGARENMERKEN
Verkrijgbaar bij de voornaamste winkeliers
Fabf.: Firma RAPPARD & POTÏ - liel
meisje met een slingertje bloemen op het
tooneel te doen verschijnen. Al zet Nelly
Gijswijt haar stemmetje nog zoo uit, haar
Joechhei"-geroep klinkt schriel en ijl in de
ruimte en daardoor heel niet feestelijk.
Een tweede fout is, dat de laatste strijd
van Claudius Civilis, den held, wiens dood,
blijkens den titel, de quintessens vormt van
het stuk, in wezen zoo weinig heldhaftig is.
In dat tooneel hadden wij rumoer willen
hebben en leven; we hadden Civilis zich
tegen meerdere vijanden willen zien verdedigen
met zijn ontzaggelijk zwaard, we hadden
hem al strijdend willen zien weggaan en weer
terugkomen en tenslotte vallen temidden
van de zijnen.
Nu zien wij een tweegevecht tusschen
Civilis en Cajus Martius, waarbij Civilis door
zijn enorm wapen stellig in het voordeel is.
Voordeel, dat hij blijkbaar niet weet te ge
bruiken, want de Romein steekt hem zonder
veel moeite overhoop. En zólijkt zijn
dood voor de toeschouwers niet het hoogte
punt van zijn leven, waar het toch blijkbaar
om te doen was.
Intusschen, het stuk heeft ongetwijfeld zijn
verdiensten ; voor een eersteling wij kennen
geen ander tooneelwerk van v. d. Hoog
zelfs veel verdienste. Juist voor
openluchtspel, waar het publiek over het algemeen
vrij wenscht te blijven van vermoeiïng des
geestes. Handeling en karakterteekening zijn
eenvoudig; met psychologische problemen
worden wij niet vermoeid. Wij zien de
Batauwen zooals wij ze ons voorstelden uit
de lessen van onze schooljaren : eerlijk, ietwat
ruw, gastvrij en vrijheidslievend en de
Romeinen genotzuchtig en als goede soldaten
blindelings onderworpen aan hun veldheer,
die op zijn beurt soldaat is tegenover den
keizer.
Het is alles maar even aangegeven, maar
toch voldoende om ons te boeien. Aan Civilis
heeft de schrijver wel wat veel redeneerkunst
gegeven, zelfs als vrucht van zijn verblijf in
Rome. Maar we hebben hier vrede mee,
omdat Willem v. d. Hoog, die zelfde titelrol
vervulde, die redeneerkunst op zulk een
zuivere wijze naar buiten bracht, o.a. in zijn
groote claus tegenover Trebonius, den
Romeinschen onderhandelaar, die overgave
van den burcht komt eischen.
De hoofdrol te spelen in een stuk van
eigen schepping en ook nog de regie te voeren
van de voorstelling, 't is iets, dat een jong
auteur-acteur met geluk moet vervullen!
Hij had zich dan ook blijkbaar geheel inge
leefd in zijn held en gaf door zijn zegging
en actie relief aan den dialoog, die op vele
plaatsen wat zwak blijft.
Jo de Vries als Reino, de dochter van
Civilis gaf gevoelig spel en ontroerde doot
haar gevoelige dictie; jammer dat Lambert
Tummers als haar bruidegom Wilbald in beide
opzichten zoo ver beneden haar bleef.
EHas van Praag had zijn ouden Batauw
in al te zeurigen preektoon gezet; wat meer
natuurlijkheid zou hier goed te pas komen.
Met veel genoegen zagen wij den Cajus
Martius van Julius Brongers; hij bracht
levendigheid en handeling op 't tooneel. Ook
de woudheks van Mien Tels was goed, zij 't
ietwat conventioneel.
Het tooneel is een mooi plekje, op terrein
van het restaurant De Valk" nabij Ubbergen.
De inrichting is sober: ,,de burcht" vergt
alweer veel van onze fantasie! Maar over
de verhooging, die de burcht voorstelt, heen,
ziet men de landerijen zich uitstrekken met
de rivier als een verre blinking; dit geeft
een werkelijkheid aan het spel, die ontroert.
Wij voelen dat het gaat om het behoud
dier schoone landouwen. Het tooneel zelf
deed wat stoffig op dezen warmen middag;
de dooden" beten in letterlijken zin in het
zand!
En Waters hut was wel erg primitief! Maar
die hut vormde met een berkenboom toch
een goeden achtergrond voor de figuren van
Reino en haar grootvader in hun sobere
kleedij.
De warmte in aanmerking genomen, was
de opkomst van zomergasten bevredigend;
de auteur-acteur-regisseur had
bijvalsbetuigingen in ontvangst te nemen.
ANNA VAN OOG H?K A u L B A c u
PARIJSCH TOONEEL
Ondanks de heerschende gloeihitte eu
de artiesten-vacanties hadden we toch iets
willen meenemen van hetgeen het Parijsche
tooneel in de Julimaand bieden kon. Had
Le Grand Guignol" in een aantal kleine,
ultra-moderne stukken, die deels nu eens
tot het cynisch-humoristische, dan weer tot
het plat-komieke, voor een ander deel beur
telings tot het filmachtig-sensationeele, het
rauw-realistische of het drakerig-romantische
genre schenen te behooren, ons telkens in
de meeste rollen een ongeveer gelijke, immer
vrij aanzienlijke mate van geest en speelgave
te waardeeren gegeven, wat de Comédie
Franchise met een opvoering van Lavedan's
Hotel Duin en Daal BLXf?LEN
Te midden eener schoone boschr. omgeving.
niet uitermate belangwekkende en aan 't
slot, voor ons gevoel, ganschelijk onbevre
digende stuk Le Duel" te zien gaf, was een
illustratie van het typisch-Fransche, door
onze meer gezuiverde tooneelopvattingen
sinds lang veroordeelde sterrensysteem. De
waarlijk groote Le Bargy, met zijn voornaam,
schitterend spel, met al de schakeeringen
van zijn vulkanisch temperament, zijn mees
terlijk zelfbedwang, zijn beeldende actie,
zijn klankrijke, uit de diepte van zijn brui
send gemoed opkomende stem, stond, in de
rol van L'abbéDaniel, temidden van eenige
niet in de verste verte bij hem te vergelijken
acteurs, van wie de vrouwelijke hoofdfiguur
(La duchesse) wel de grootste teleurstelling
bezorgde met haar alle innerlijkheid en
wezenlijkheid ontberend spel, dat ieder
oogenblik denken deed aan een met onbe
perkt zelfvertrouwen reciteerende mannequin,
uitsluitend vervuld van haar mooi figuur
en van de gratie, waarmee zij, zelfbewust,
steeds weer andere, steeds flatteerende toi
letten laat bewonderen.
Wat zou het Odéon, Ie second Théatre
Francais", ons brengen? De aankondi
ging van Le mariage de Figaro" oefende
op ons, die in den afgeloopen winter te Am
sterdam meer dan eens de zich gedurig mér
volmakende vertooning van Beaumarchais'
beroemde, door Top Naeff zoo uitnemend
en zoo pittig vertaalde, werk door het Neder).
Tooneel grootelijks hadden bewonderd, een
onweerstaanbare aantrekking. Dc.ch, welk
een deceptie was ons beschoren ! Hoe mat,
hoe flets, hoe zonder alle lan en joligheid
was deze Parijsche voorstelling, vergeleken
bij de Amsterdamsche ! Geen tiende deel
vonden we terug van de exuberante, steeds
stijgende levenslust, van de aanminnige
dartelheid en kostelijke malligheid, die aan
de opvoering van Een dag vol dwaasheid"
door Royaards' gezelschap zoo'n
meesleepende bekoorlijkheid gaven. In verschillende
scènes vielen dan ook leege momenten op,
doode plekken", zooals men in schilderijen
wel diégedeelten noemt, die niets doen",
die niet medewerken tot den totaal-indruk.
Het spel-ensemble liet hoegenaamd niets
gevoelen van een allen bezielenden geest,
van een allen doordringende inspiratie, zooals
die tot ons kwam in den Stadsschouwburg. De
Gravin was, vergeleken bij het geestvolle
en guitige spel en de distinctie van Mevrouw
Royaards, een tamelijk kleurlooze, ver
velende deftigheid, wie bovendien in de meest
penibele momenten de opperste waardigheid
der grande dame" niet afging. Figaro was
aardig en beschaafd en declameerde ver
dienstelijk, maar miste ten eenenmale Gobau's
kracht en pateerende zelfverzekerdheid,
diens vermakelijk aplomb en expressieven
kop onmisbare vereischten voor deze rol.
De Graaf haalde niet bij Reule, noch wat
komieke waardigheid, noch wat verschijning
betreft. De Parijsche Marceline was heelemaal
niet humoristisch en Suzanna was stellig
niet los, niet pétillant, niet koket genoeg. Zij
waren, evenals de Gravin, vlak en stereotyp.
In haar wederzijdsch gesar met hoonende
révérences en zuurzoete Madame-uitroepen
herinnerden zij aan de Hollandsche c/pvoering.
Ook Grippesoleil, de page Chérubin en de
rechter Bridoison brachten menigmaal hun.
Amsterdamsche collega's in onze gedachten,
de tweede speciaal met zijn (haar) voordracht
van het liefdeliedje (dat in Amsterdam veel
beter gezongen werd), de laatste met zijn
gewichtig-stotterend gedaas, en in Figaro's
boutade over den Engelschman, met zijn
plastische gebaren en zijn herhaalde
Goddamn's, was een sterke overeenkomst met
Gobau's opvatting onmiskenbaar.
Ten slotte stond de Parijsche aankleeding,
wat smaak en dekoratieve weiking aangaat,
geenszins op het peil der Amsterdamsche.
Kortom: een opvoering, die, daargelaten, dat
zij het voordeel opleverde van Mozart's
verrukkelijke, diep-bewogene Figaro-muziek,
overigens bij de Nederlandsche in ieder
opzicht zér verre achterstond en die ons,
tot onzen niet geringen trots, ten duidelijkste
bewees, dat de Parijsche Odéon-directie met
heel wat meer succes bij onzen Willem Roy
aards, dan deze bij haar ter school zou kunnen
gaan.
H. F. W. J E L T ES.
'PADOX
LtVCS' DE/VtPLANCO INZLER K.OSTCN
TUD ALLE HOVJTCONyTBVJCTIty
ALX
LANDHUIZEN
! SCHOOLGEBOUWEN
JACHTHUIZEN
ZIEKENHUIZEN
INLICHTINCEN OP AANVPAAC