De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 3 september pagina 7

3 september 1921 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

3 Sept. '21. No. 2306 DE AMSTERDAMMER/WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Het Orieksche theater te Syracuse DE TERUGKOMST VAN AESCHYLOS IN HET GRIEKSGHE THEATER VAN SYRACUSE Geen streek in Italië is zoo rijk aan planten groei, zon en Jee als Sicilië, waarvan Syracuse de zeldzaamste parel is. De ongeschonden staat van het Orieksche theater vertoont zich hier in zijn oude pracht en neemt vaste Vormen aan in de sterke en welgevormde ledematen van de Aphrodite anadyomene". Marmeren en bronzen beelden, zuilen en halssnoeren, basreliefs en medailles komen ons verlangen te hulp en brengen ons in veivoering zonder ons echter geheel te vol doen. De dorst, die hierdoor gewekt wordt, is als de bron- van Aretusa, die nooit op droogt en altiid klaagt tusschen de teedere' bladeren van de papyrus onder de stralen van de zon er- bij het ruischen van de golven. De natuur rondom ons schijnt te droomen, . zich spiegelend in de avonddauw, alles schijnt te leven als een menschelijk aangezicht en oogen te hebben niet in staat zooveel licht te verdragen; zij lijkt een frissche mond te midden der dorheid van kalk, die de heuvels wit maakt. Een godheid heerscht over dit land, dat de troon vormt voor de Etna, Koningin van het vuur, bekroond met eet) krans van eeuwige sneeuw ; terwijl de geurige dampen der jagare de zinnen en de ziel be dwelmen. Te midden van deze hoogst eigenaardige landstreek, rijk als misschien geen enkel andere aan klassieke herinneringen, droomt de schoone stad Syracuse, omspoeld door de Ionische Zee. De herinneringen aan hare vergane grootheid veroorloven haar echter niet lang te slapen. Voornamelijk met behulp van n harer zonen Mario Tomrraso Oargallo wilde zij haar ontwaken en wedergeboorte toonen door het geven van klassieke voor stellingen. Het denkbeeld om in waarde te herstellen en te doen herleven het groote Qrieksche theater, het eenige, dat zich wer kelijk door zijn onvergankelijkheid leent tot het wederopvoeren van antieke treurspelen, is alleen ontstaan in Syracuse. Vór de grootsche voorstellingen in 1914 te Syracuse had niemand bij het wederopvoeren van klassieke stukken zooals men dit met bescheiden mid delen hier en daar in Italië en in den vreemde deed aan dit theater gedacht. In dat jaar werd het treurspel Agamemnon" vertoond, het eeiste van de beroemde trilogie over Orestes van Aeschylos. Wie hierbij toeschouwer is geweest, zal zich het succes herinneren van deze statige, machtige plechtigheid, die ons na duizende jaren terugvoerde naar de syracusische vertooningen van de 5de eeuw voor Chr. Toen verbrak de oorlog met n enkelen slag de levensdraad van alle mooie en reine dingen. Nauwelijks waren de wapens neergelegd, ofhet Comitévan Syracuse keerde met ziin gedachten terug tot de voorstellingen, die in 1914 zoo zeer geprezen en gewaardeerd waren. En weldra herleefde de geestdrift vooi de voorbereiding van het tweede treurspel over Orestes de Choëforen". Wederom weid voor de vertaling benoemd onze grootste Hellenist Ettore Romagnoli, die na zijn werk met ongeëvenaarde vaaidigheid, gevoel voor poëzie en kennis volbracht te hebben ook belast weid met de artistieke leiding der voorstelling. In overeenstemming met het Comitéwerd in de keuze zijner mede werkers voorzien. Voor alles moest men eene mise en scène scheppen Aeschylos en zijne omgeving waardig. Voor dit doel werd benoemd Duilio Cambellotti zijnde de artiest die het best aan de eischen der Syracusers kon voldoen. Deze begreep dadelijk, dat het naodig was, opnieuw en nauwkeurig de .geschiedenis op te bouwen zonder bijvoeging van ver zonnen en Willekeurige bijzondeiheden. Hij begon met de bronnen te raadplegen, die hem ten dienste stonden ; meer nog dan de- his torische geschriften bestudeerde hij frag menten van beeldhouwwerk en vaasversie ringen. Daarna werkte hij op die zekere, synthetische en geniale manier, die hem ge maakt heeft tot een stylist, die met geen anderen te veigelijken is. Het tooneel stelt dus voor in bloedroode kleur het noodlottige paleis der Atriden. Een eenzame toren, verlaten door de sol daten, verheft zich hiernaast. Voor de lage zuilenrij in dprischen styl rusten twee steehen leeuwen, vurige bewakers van deze vervloekte woning. In de rotsachtige omgeving springt een fontein omhoog, die het tooneel juist in twee helften verdeelt. Links onder een groep treurende cypressen bevindt zich het graf van Agamemnon, den vermoorden Ko ning; een andere grafsteen draagt een gevleu gelde sfinx, gekeerd naar het Koninklijk paleis. In het midden van het orkest verheft zich het altaar van Dionysos. Van af het begin heeft Cambellotti zijn buitengewone aandacht gewijd aan de processiegroepen der Choëforen, die voorafgegaan door Electra, dankoffers brengen aan het graf van Agamemnon en daarna een levendig aandeel nemen itl de ontwikkeling van het treurspel en in de volbrenging van de wraak. Een sterk kontrast vormen de eenvoudige kleeren van zwart voile van de vrome wees Electra met de zinnelijke en opzichtige van haar overspelige en zondige moeder, de Koningin Clitamnestra. Qok Egisto schittert van zijde en edelgesteente van af het hoofd tot de voeten. Maar beide deinzen teiug voor de bloedige geestverschijning van Agamemnon. Het kostuum van Orestes, den lieveling van Apoilo, is echter invrpolijke kleuren, groen, blauwachtig en amarint. Zijn jeugd duurt slechts een oogenblik en gaat in n slag onder in zonde en straf; hij wreekt zijn vader en wordt dan vervolgd door.de furiën. Het eenvoudige heerlijke gewaad van Cilissa, de voedster, vormt met dat der herders, knechter, boodschappers, pelgrims en soldaten een rijk en harmonisch geheel, aangenaam voor de oogen en van diep tra gische innigheid. Romagnoli heeft dezen keer meer uitbrei ding en beteekenis willen geven aan het koor om het terug te brengen tot zijn oude, dubbele functie, om van dicht bij de handeling te verklaren en de tijdruimte tusschen de ver schillende episoden aan te vullen. Hieivoor heeft hij zich gewend tot een Siciliaansch musicus, meester Qiuseppe Mulé, die om de eigen woorden van Romagnoli te gebruiken, de vertolker is der door populaire inspiratie ontstane liederen van zijn land, van ouden oorsprong en nog heden niet geheel vergeten Muléheeft een suggestief en aangrijpend werk geleverd door het op muziek zetten der Choëforen ; en het is ook zijn verdienste, dat deze syracusische opvoeringen zoo een buiten gewoon succes te beurt is gevallen. Men moet echter de tooneelspelers en tooneelspeelsters niet vergeten, voor alles Teresa Franchini. Zij heeft d« rol van Electra geUit Orestes De^Choëforen". De Waterdraagsters speeld^met een behoud van lijn, een kunst van overtuiging en een meesterschap in het toepassen van middelen, die ik volmaakt zou willen noemen. Wie haar gezien heeft bij het graf van Aga memnon, gekleed in 't zwart, de blonde haren fladderend in den wind, het zuivere en sterke profiel als in een oud medaillon, de arm uit gestrekt in een gebaar, dat wraak voorspelt, zal haar niet licht vergeten. Deze bevoor rechte en knappe actrice, die het publiek slechts zelden ziet, is de beste vertolkster geweest, die Ettore Romagnoli heden ten dage in Italië heeft kunnen vinden. Een waardig partner is Ettore Berti voor haar geweest. Hij werd bewonderd en zeer toege juicht om de uitbeelding van zijnen krachtigen, overtuigenden, dramatischen Orestes. Ook Emilia Varini, die Clitamnestra'wasen Giuseppe seppe Masi ais Egisto hebben hunne moeilijke en zware partijen juist vertolkt. Eveneens dient geprezen te worden Renata Sainati, een wel overdachte en goed geslaagde Cilissa (de voedster van Orestes) en Bice Lami, eene choefoia, bezield met heilige verontwaardiging. In het koor heeft zich onderscheiden hoewel onzichtbaar, de begaafde zangeres Geni Sudero, die het intermezzo heeft gevuld met eene fijne pastorale op Grieksche muziek afkomstig van Romagnoli. De bewegingen en uitdrukkingen eer Choë foren, bijna allen jongedames uit ce beste Svracusische familiën waren van eene aan doenlijke natuurlijkheid. Ook de koren waren te roemen om hun gelijkheid en kracht. Evenmin wil ik in deze aanteekeningen de oordeelkundige uitvoering der costtimes ver zwijgen, verschuldigd aan den knappen Bonetti uit Padova. Eene nauwkeurige opsomming van deze voorstellingen te geven is gemakkelijk genoeg. Ik geloof echter, dat het niet mogelijk zal zijn een duidelijk en beknopt idee te geven van den indruk, dien zij op de toehoorders hebben gemaakt. Men moet zich in den geest verplaatsen naar dit heerlijke land, naar deze door Ho merus en Pindarus bezongen zee, naar de bergen van Ibleïin de oudheid beroemd om de honing, die de bijen voortbrachten, naar de tempels, altaren, gevangenissen, begraaf plaatsen en al die onvoelbare herinneringen en tastbare ruines, die het theater omgeven, dat ook heden nog ongeschonden is en schittert door acoustieke en schilderachtige effecten. De goddelijke kunst van Aeschylos heeft dadelijk het cosmopolitische publiek van de 20ste eeuw veroverd, zooals zij dat gedaan heeft met het Grieksche en Siciliaansche van de 5de eeuw voor Chr. De snelle handeling in grootsche en synthetische lijnen getrokken, de verachting vooi ieder woord, dat niet absoluut noodzakelijk is, de bovennatuurlijke en onoverwinnelijke macht van het lot en van de goden, de hartstochtelijke menschelijkheio der personen, doen denken aan hooge bergen, aan rivieren, aan den regenboog, aan de grootsche natuurverschijnselen. Ook de stemmen in het koor zijn onmisbaar en drukken uit met onverstoorbare klaarheid het noodige, onvermijdelijke en tragische der handeling. Kort, ktiisch, olympisch ,is Aeschylos, de onsterfelijke vader van het Grieksche treur spel. De toeschouwers werden aangegrepen en betooverd door deze kunst, die geheel menschelijkheici is en de aarde en den hemel mengt in hare misdaden en straffen. Men begrijpt, dat de vertaling van Romagnoli er veel toe bijdraagt om het begrijpen te vergemakke lijken en de aandoening te versterken van een publiek, zooals dat tegenwoordig zijn kan, ontwend als het is door te veel verschillende en uiteenloopende vormen van kunst, gods dienstige overtuigingen en gewoonten. Uit Amerika, Zweden, Frankrijk, Rus land, Engeland en Griekenland, om slechts enkele landen te noemen, zijn pelgrims ge komen, verzot op het Grieksche treurspel en op Syracuse. Mario Toinmaso Gargallo en zijne mede werkers onder welke ik Ugo Bonamo zal noemen, kunnen tevreden en trotsch zijn. A. S A p o R i Scène uit Orestes De^Choëforen" iiiiitiMiiimMiiiiiimiiMiti VlillllllllllIlllirilllllllTIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIItllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIItllMIMII Illlllllll llltlllllllllllllllllHIIIMIlllllll lllllllllllllllltllllllllMlllllllliiillllilllllliillllllllMH OPENLUCHTSPEL IN UBBERGEN DE DOOD VAN CLAUDIUS CIVILIS" door WILLEM VAN DER HOOG De Figuratie dat is vaak het zwakke punt of n der zwakke punten van Openlucht-uitvoeringen. Willerrt van der Hoog noemde zijn stuk: Historisch Romantisch Openluchtspel". Hij schreef het dus opzettelijk voor het openlucht-tooneel en zag in verbeelding een kleurig, levendig oud-Germaansch Meifeest met dansen om den Meipaal en een stoet van offerdieren. Voor de verdere bedrijven tooverde zijn Verbeelding hem strijdgewoel, een gansch leger van Romeinsche voetknechten en ruiters voor; benevens troepen Batauwsche mannen, die burcht en schans en aanvoerder verdedigden. Maar figuratie is kostbaar en moeilijk te krijgen buiten de groote steden; zóviel het Meifeest wat heel magertjes uit en bij het voorbijtrekkende leger hadden wij ons het verzoek te herinneren, door Shakespeare in zijn proloog van Henry V gericht tot zijn publiek: Verdeelt in duizend stukken eiken man". En: Vult aan door uwen geestwatonsontbreekt". Wij zijn wel bereid dit te doen, maar onze geest en ons oog zijn ietwat verwend en onze verbeelding wil, dat men haar te hulp komt! Waren wij om de warmte dankbaar, dat de al te realistische rookpluim van Civilis brandstapel, in den tekst aangegeven, ons bespaard bleef en waren wij ook om de stof met de drie viervoeters, twee paarden en een koe, die ten tooneele verschenen, meer dan tevreden, wij hadden graag wat meer deelnemers aan het Meifeest en wat meer verdedigers van den burcht gezien. En wat meer krijgsrumoer in het bosch achter de schermen zou onze verbeelding zoo prachtig te hulp zijn gekomen! Een bepaalde fout van den schrijver regisseur is, dat hij het Meifeest, waarmee zijn stuk opent, laat beginnen, door n iimiitmiiittttMtuitimmn tttttttttimnimmnmitititmitiitiimn Navigatie en Mooi-Nederland DE ELIÏE-SIGARENMERKEN Verkrijgbaar bij de voornaamste winkeliers Fabf.: Firma RAPPARD & POTÏ - liel meisje met een slingertje bloemen op het tooneel te doen verschijnen. Al zet Nelly Gijswijt haar stemmetje nog zoo uit, haar Joechhei"-geroep klinkt schriel en ijl in de ruimte en daardoor heel niet feestelijk. Een tweede fout is, dat de laatste strijd van Claudius Civilis, den held, wiens dood, blijkens den titel, de quintessens vormt van het stuk, in wezen zoo weinig heldhaftig is. In dat tooneel hadden wij rumoer willen hebben en leven; we hadden Civilis zich tegen meerdere vijanden willen zien verdedigen met zijn ontzaggelijk zwaard, we hadden hem al strijdend willen zien weggaan en weer terugkomen en tenslotte vallen temidden van de zijnen. Nu zien wij een tweegevecht tusschen Civilis en Cajus Martius, waarbij Civilis door zijn enorm wapen stellig in het voordeel is. Voordeel, dat hij blijkbaar niet weet te ge bruiken, want de Romein steekt hem zonder veel moeite overhoop. En zólijkt zijn dood voor de toeschouwers niet het hoogte punt van zijn leven, waar het toch blijkbaar om te doen was. Intusschen, het stuk heeft ongetwijfeld zijn verdiensten ; voor een eersteling wij kennen geen ander tooneelwerk van v. d. Hoog zelfs veel verdienste. Juist voor openluchtspel, waar het publiek over het algemeen vrij wenscht te blijven van vermoeiïng des geestes. Handeling en karakterteekening zijn eenvoudig; met psychologische problemen worden wij niet vermoeid. Wij zien de Batauwen zooals wij ze ons voorstelden uit de lessen van onze schooljaren : eerlijk, ietwat ruw, gastvrij en vrijheidslievend en de Romeinen genotzuchtig en als goede soldaten blindelings onderworpen aan hun veldheer, die op zijn beurt soldaat is tegenover den keizer. Het is alles maar even aangegeven, maar toch voldoende om ons te boeien. Aan Civilis heeft de schrijver wel wat veel redeneerkunst gegeven, zelfs als vrucht van zijn verblijf in Rome. Maar we hebben hier vrede mee, omdat Willem v. d. Hoog, die zelfde titelrol vervulde, die redeneerkunst op zulk een zuivere wijze naar buiten bracht, o.a. in zijn groote claus tegenover Trebonius, den Romeinschen onderhandelaar, die overgave van den burcht komt eischen. De hoofdrol te spelen in een stuk van eigen schepping en ook nog de regie te voeren van de voorstelling, 't is iets, dat een jong auteur-acteur met geluk moet vervullen! Hij had zich dan ook blijkbaar geheel inge leefd in zijn held en gaf door zijn zegging en actie relief aan den dialoog, die op vele plaatsen wat zwak blijft. Jo de Vries als Reino, de dochter van Civilis gaf gevoelig spel en ontroerde doot haar gevoelige dictie; jammer dat Lambert Tummers als haar bruidegom Wilbald in beide opzichten zoo ver beneden haar bleef. EHas van Praag had zijn ouden Batauw in al te zeurigen preektoon gezet; wat meer natuurlijkheid zou hier goed te pas komen. Met veel genoegen zagen wij den Cajus Martius van Julius Brongers; hij bracht levendigheid en handeling op 't tooneel. Ook de woudheks van Mien Tels was goed, zij 't ietwat conventioneel. Het tooneel is een mooi plekje, op terrein van het restaurant De Valk" nabij Ubbergen. De inrichting is sober: ,,de burcht" vergt alweer veel van onze fantasie! Maar over de verhooging, die de burcht voorstelt, heen, ziet men de landerijen zich uitstrekken met de rivier als een verre blinking; dit geeft een werkelijkheid aan het spel, die ontroert. Wij voelen dat het gaat om het behoud dier schoone landouwen. Het tooneel zelf deed wat stoffig op dezen warmen middag; de dooden" beten in letterlijken zin in het zand! En Waters hut was wel erg primitief! Maar die hut vormde met een berkenboom toch een goeden achtergrond voor de figuren van Reino en haar grootvader in hun sobere kleedij. De warmte in aanmerking genomen, was de opkomst van zomergasten bevredigend; de auteur-acteur-regisseur had bijvalsbetuigingen in ontvangst te nemen. ANNA VAN OOG H?K A u L B A c u PARIJSCH TOONEEL Ondanks de heerschende gloeihitte eu de artiesten-vacanties hadden we toch iets willen meenemen van hetgeen het Parijsche tooneel in de Julimaand bieden kon. Had Le Grand Guignol" in een aantal kleine, ultra-moderne stukken, die deels nu eens tot het cynisch-humoristische, dan weer tot het plat-komieke, voor een ander deel beur telings tot het filmachtig-sensationeele, het rauw-realistische of het drakerig-romantische genre schenen te behooren, ons telkens in de meeste rollen een ongeveer gelijke, immer vrij aanzienlijke mate van geest en speelgave te waardeeren gegeven, wat de Comédie Franchise met een opvoering van Lavedan's Hotel Duin en Daal BLXf?LEN Te midden eener schoone boschr. omgeving. niet uitermate belangwekkende en aan 't slot, voor ons gevoel, ganschelijk onbevre digende stuk Le Duel" te zien gaf, was een illustratie van het typisch-Fransche, door onze meer gezuiverde tooneelopvattingen sinds lang veroordeelde sterrensysteem. De waarlijk groote Le Bargy, met zijn voornaam, schitterend spel, met al de schakeeringen van zijn vulkanisch temperament, zijn mees terlijk zelfbedwang, zijn beeldende actie, zijn klankrijke, uit de diepte van zijn brui send gemoed opkomende stem, stond, in de rol van L'abbéDaniel, temidden van eenige niet in de verste verte bij hem te vergelijken acteurs, van wie de vrouwelijke hoofdfiguur (La duchesse) wel de grootste teleurstelling bezorgde met haar alle innerlijkheid en wezenlijkheid ontberend spel, dat ieder oogenblik denken deed aan een met onbe perkt zelfvertrouwen reciteerende mannequin, uitsluitend vervuld van haar mooi figuur en van de gratie, waarmee zij, zelfbewust, steeds weer andere, steeds flatteerende toi letten laat bewonderen. Wat zou het Odéon, Ie second Théatre Francais", ons brengen? De aankondi ging van Le mariage de Figaro" oefende op ons, die in den afgeloopen winter te Am sterdam meer dan eens de zich gedurig mér volmakende vertooning van Beaumarchais' beroemde, door Top Naeff zoo uitnemend en zoo pittig vertaalde, werk door het Neder). Tooneel grootelijks hadden bewonderd, een onweerstaanbare aantrekking. Dc.ch, welk een deceptie was ons beschoren ! Hoe mat, hoe flets, hoe zonder alle lan en joligheid was deze Parijsche voorstelling, vergeleken bij de Amsterdamsche ! Geen tiende deel vonden we terug van de exuberante, steeds stijgende levenslust, van de aanminnige dartelheid en kostelijke malligheid, die aan de opvoering van Een dag vol dwaasheid" door Royaards' gezelschap zoo'n meesleepende bekoorlijkheid gaven. In verschillende scènes vielen dan ook leege momenten op, doode plekken", zooals men in schilderijen wel diégedeelten noemt, die niets doen", die niet medewerken tot den totaal-indruk. Het spel-ensemble liet hoegenaamd niets gevoelen van een allen bezielenden geest, van een allen doordringende inspiratie, zooals die tot ons kwam in den Stadsschouwburg. De Gravin was, vergeleken bij het geestvolle en guitige spel en de distinctie van Mevrouw Royaards, een tamelijk kleurlooze, ver velende deftigheid, wie bovendien in de meest penibele momenten de opperste waardigheid der grande dame" niet afging. Figaro was aardig en beschaafd en declameerde ver dienstelijk, maar miste ten eenenmale Gobau's kracht en pateerende zelfverzekerdheid, diens vermakelijk aplomb en expressieven kop onmisbare vereischten voor deze rol. De Graaf haalde niet bij Reule, noch wat komieke waardigheid, noch wat verschijning betreft. De Parijsche Marceline was heelemaal niet humoristisch en Suzanna was stellig niet los, niet pétillant, niet koket genoeg. Zij waren, evenals de Gravin, vlak en stereotyp. In haar wederzijdsch gesar met hoonende révérences en zuurzoete Madame-uitroepen herinnerden zij aan de Hollandsche c/pvoering. Ook Grippesoleil, de page Chérubin en de rechter Bridoison brachten menigmaal hun. Amsterdamsche collega's in onze gedachten, de tweede speciaal met zijn (haar) voordracht van het liefdeliedje (dat in Amsterdam veel beter gezongen werd), de laatste met zijn gewichtig-stotterend gedaas, en in Figaro's boutade over den Engelschman, met zijn plastische gebaren en zijn herhaalde Goddamn's, was een sterke overeenkomst met Gobau's opvatting onmiskenbaar. Ten slotte stond de Parijsche aankleeding, wat smaak en dekoratieve weiking aangaat, geenszins op het peil der Amsterdamsche. Kortom: een opvoering, die, daargelaten, dat zij het voordeel opleverde van Mozart's verrukkelijke, diep-bewogene Figaro-muziek, overigens bij de Nederlandsche in ieder opzicht zér verre achterstond en die ons, tot onzen niet geringen trots, ten duidelijkste bewees, dat de Parijsche Odéon-directie met heel wat meer succes bij onzen Willem Roy aards, dan deze bij haar ter school zou kunnen gaan. H. F. W. J E L T ES. 'PADOX LtVCS' DE/VtPLANCO INZLER K.OSTCN TUD ALLE HOVJTCONyTBVJCTIty ALX LANDHUIZEN ! SCHOOLGEBOUWEN JACHTHUIZEN ZIEKENHUIZEN INLICHTINCEN OP AANVPAAC

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl