De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 3 september pagina 8

3 september 1921 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 3 Sept. '21. ?- No. 2306 JUSTINE ABBINQ, Uit het leven van een denkende vrouw. Rotterdam 1920. Nijgh en van Ditmar's uitgeversmaatsch. ELISABETH ZERNIKE, Een vrouw als zij. Leiden, 1920. A. W. Sijthoff's uit geversmaatsch. I. De maatschappelijke verhoudingen, zooals ze in dit boek worden geteekend, zijn niet heelemaal meer van onzen tijd. Ik dacht dan eerst ook, dat het een soort van histo.rischen roman over de vrouwenbeweging zou zijn, en gedeeltelijk kan men het w.erk zoo opvatten. Het bestaat uit vier hoofdstukken, die ieder een afzonderlijke periode uit het leven van. een denkende.vrouw uitbeelden. Tezamen loopen zij over een tijdvak van ongeveer twintig jaar, en het is dus goed gezien van Justine Abbing pseudoniem voor Carry van Bruggen, naar ik hoor dat zij in het begin den stand van het feminisme anders teekent dan wij dien nu kennen. Want de vrouwenbeweging heeft zich snel ontwikkeld, en in de laatste twintig jaar is er stellig veel veranderd. De vrouwe lijke geest is vrij diep in de. samenleving doorgedrongen, en vrij algemeen wordt het feminisme aanvaard als verschijnsel, als bewegings-golf in de rhythmiek van de geestesontwikkeling. Men voelt, dat het als zoo danig bitter weinig geeft, zich er voor of er tegen te verklaren. Het komt er toch. Nu is er van de ontwikkeling, die het feminisme ons in de laatste twintig jaar te zien --heeft gegeven in het boek van Justine Abbing niet veel te bemerken. Daardoor komt Marianne Edema in de beide laatste hoofdstukken tegenover de haar omringende wereld te staan in een verhouding, die als maatschappelijk tijdbeeld stellig onjuist is. En wat erger is: door deze overdrijving heeft de schrijfster met een onzuiver middel getracht, de tragiek van Mariannes leven scherper te doen uitkomen, met het onmid dellijk gevolg, dat zij liet tegenstelde bereikt van wat zij bedoelt. Marianne Edema, de schrijfster, de verdedigster van het litteraire positivisme," de denkende" vrouw, wier moeitevol be staan ons in vier phasen wordt voorgesteld, is wel een heel merkwaardige vrouw. In den ontwikkelingsgang van het feminisme is zij een eenling, een curiosum. Zij is werkelijk, zooals ze in de litteraire wereld wordt aan geduid de vrouw met het mannelijke intel lect." Zij hunkert naar het wijsgeerig-geschoolde, methodische begrip; het intuïtieve weten is voor haar niets anders dan onvoldragen, onvolgroeid, embryonaal Begrip." Zoo'n vrouw, als mensen zeldzaam, als vrouw bijna ondenkbaar, moet wel alleen staan ; haar tragiek is haar eenzaamheid en het niet-begrepen-worden. Van zoo'n gegeven had iets heel moois gemaakt kunnen worden, als de schrijfster zich niet zoo hopeloos op haar geestdrift voor het litteraire positivisme" had laten gaan. Het boek is met zoo kennelijke sub jectiviteit geschreven, dat men Marianne Edema gerust met Justine Abbing mag identificeeren, nog afgezien van het gebied van fnannelijk"-wijsgeerig denken, waarop Carry van Bruggen zich in de laatste jaren zoo bewonderenswaardig bewoog. Nu is net in de eerste plaats vrij zonder ling, dat zoowat elke man in dit boek een stumperige idioot is. De studenten in het eerste hoofdstuk met den eigenwijzen Evert, Mariannes broer, de kortzichtige oom Everard, het idealistische dichtertje, dat Marianne tegenkomt in het derde hoofdstuk, de stomme en vieze Dr. Uhland, en vooral de Dickensachtige dokter Merckelbach het is een stel caricatuien. Wat is het voor een vrouw, die zich door zulke miserabele schepsels het leven. laat verbitteren? En dan nog wel een vrouw met vermogens als Marianne Edema! Alles is gechargeerd, geforceerd in dit boek, en niet het minst de figuur van Marianne zelf. Dat is een poppetje, geknipt uit een brochure over, litterair positivisme." Bladzijden lang laat de schrijfster haar mediteeren over haar wereld- en kunstbeschouwing. Of deze beschouwing de juiste is, doet aan het boek als kunstwerk niets af of toe. Een mensch met een verkeerde levensbeschouwing kan evengoed de hoofdpersoon van een geslaagd kunstwerk zijn als een mensch met een goede levensbeschouwing. De bladzijden betoog, waarin Mariannes denkwijze wordt verdedigd, zij het in Mariannes eigen denken, zijn in ek, al& kunstwerk beschouwd, '' Carry van Bruggen is een uitnemende schrijfster en een heldere denkster. Zoowel op het gebied van de litteraire kunst als op dat van het wijsgeerig denken heeft zij buiten gewone verdiensten. Wilde zij in dit werk de kunst en de wijsbegeerte vereenigen tot een synthetisch geheel? Of is het een te haastig uitgevierde weergave van eigen uiterlijk zoowel als innerlijk beleven ? Hoe het zij: beheersching, die het evenwicht geeft, en de harmonie is in dit boek al te weinig te vinden, en daartegenover is de vaardige trant van schrijven, ook met enkele trekjes van scherp-menschelijk beleven, een al te schrale vergoeding. II. Veel minder belangrijk dan het boek van Justine Abbing is Elisabeth Zernike's nieuwe roman: Een vrouw als zij." Want eerst genoemd werk, hoewel als kunstwerk vol strekt niet geslaagd, is toch zeker een boek, waarin met ernstigen wil groote dingen worden aangeraakt, terwijl Een vrouw als zij" een tamelijk futloos verhaaltje is, waar van ik met den besten wil van de wereld niets goeds vertellen kan. Het is de ge schiedenis van een gescheiden vrouw, die na haar ontbonden huwelijk, stil leeft op een dorp1. Voor haar huwelijk moet ze een beetje on fatsoen lijk geleefd hebben, tenminste, ze geeft zichzelf toe, dat ze door haar man een fatsoenlijke vrouw geworden is. Wij moeten dit echter uit zulke aanduidingen maar aannemen; psychologisch verklaard wordt er niets. Ook niet, hoe Gerard, haar vroegere man, ten slotte weer bij haar terug komt en haar weer tot zich neemt. Wij ver nemen alleen, dat het gebeurt, maar omdat dit gebeuren volstrekt niet staat tegen een achtergrond van diep-menschelijk voelen en denken, kunnen mij deze dingen ook niet meer interesseeren dan een echtscheidings proces, waarvan ik toevallig in de krant lees. Alle innigheid ontbreekt in dit boek, en meer dan eens wordt een hinderlijk gemis aan distinctie voelbaar. Laat ik bijv. wijzen op deze enormiteit: als Gerard zijn eerste vrouw weer komt halen, heeft hij een mooien bontmantel voor haar meegebracht. Hij is dan ook schatrijk. Maar wat vertelt hij er nu bij? Dat deze mantel van Stans zijn tweede vrouw ? geweest is en dat hij hem voor haar heeft laten vermaken. Ik weet niet goed, wat de schrijfster hier mee bedoelt, wat voor een verhouding zij door zulk een voorbeeld duidelijker heeft willen voorstellen. Want die verhouding blijft het heele verhaal door troebel en onverklaard. Maar een man, die zoo'n bontmantel in zulke omstandigheden geeft, is in ieder geval een grenzenlooze bruut, en een vrouw die hem in diezelfde omstandigheden accepteert, is in ieder geval een sukkel. En de schrijfster kan niet bedoeld hebben, de verhouding van een bruut en een sukkel te teekenen, zooveel blijkt uit het verhaal wél. Het samenleven van Gerard en Stans is al even scheef en raar; het is duidelijk, dat de schrijfster zelf van dat huwelijk geen notie heeft gehad, en er maar een beetje naar heeft geraden. En de verhouding tus schen moeder en zoon is niet veel beter; wat een mooie kans liet hier de auteur onbe nut om iets liefs en ontroerends te geven! De knappe en gevoelige schrijfster van Het schamele deel" kan men in dit knoeierige boek wel heel moeilijk herkennen! HERMAN MIDDENDORP IIIIIIlllllllllIlllllIflIlllllffrflKllfflIMIIflIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIItllH Op den Economischen Uitkijk CONSUMENTENRADEN. (L). Mae ik van mijn lezers zooveel geheugen omtrent en zooveel belangstelling in mijn veertiendaagsche beschouwingen verwachten, dat zij zich 'nog zouden herinneren wat ik in de nummers van 4 en van 18 Januari 1919 schreef onder het opschrift: Symen.betaal!"? Daarin was Symen de eeuwige verbruiker, willoos speeltuig in de handen van hen, die de prijzen der goederen bepalen, een ongeorganiseerd, dus machteloos wezen, die echter latenten, maar sterken invloed kan doen gelden door te staken, d. i. door zoo min mogelijk te koopen van de dingen, die hij te duur vindt.... Er is aanleiding om thans op dit belang wekkend personaadje waarin gij en ik NEe l. ZOMEIDIJK BOSSINK r»iligN!imii!|utMil.ZoiUI90in5T95 Restaurant a la carte _unch,Afternoon-tea, Diners en Souper Dagelijks muziek door het Huls-orkest «milHIHillIUHIIIIIMtlM 111111111 ' iiiiiiiiiiiMMiiiii "n iMiiiiiii m iiiiiiii iiiiiiiiiiiMMiii in iiiiiniii iiiiiii mii nu iiiMiiiiMiiihiu mniiiri imi mi m OVER ZANGWEDSTRIJDEN EN WAT ER MEE SAMENHANGT VI (Slot) Een enkele opmerking nog over het oud gebruik der eere-wedstrijden." Het is voor het publiek werkelijk niet on aardig, na afloop van het concours in de eerste afdeeling" de prijswinners in 'III, II en I nog eens weer te zien verschijnen, om te kampen om de eereprijzen", die o.m. wel zoo zullen heeteii, omdat er, in tegenstelling met de hoofdprijzen in de afdeelingen, geen bedragen in geld aan zijn toegevoegd. Het is k niet onaardig voor het wedstrijdbestuur, dat wel gaarne den avond van de gewoonlijk niet zoo heel sterk bezette eerste afdeeling" nog wat ziet aangevuld. Voor de jury evenwel is de eere-weds'trijd" niet veel anders dan een onding. Elke redelijke beoordeeiingsmaatstaf valt weg. De mede dingende vcreenigingen komen met verschil lende stukken ; stukken, die allereerst uiteenloopen in moeilijkheid. Stel, dat alle drie de eerste-prijs-winners in den eere-wedstrijd voortreffelijk zingen er is kans op, want er is zeker wel wat toe noodig geweest, ieder in zijn afdeeling te doen zegevieren ! wie moet den eersten eereprijs hebhen? Die het moeilijkste stuk gezongen heeft? Die het stuk heeft gezongen, waar het meeste van te maken valt? Het omvangrijkste koor, dat er dus het gemakkelijkst in slaagt, op de hoog tepunten van het werk een imponeerenden klank te ontwikkelen? En als nu eens het grootste koor van de drie optreedt met een verplicht koor" zonder hoogtepunten? Men voelt het: voor ieder consciëntieus jurylid is de beoordeeling der prestaties in de meeste eerc-wedstrijden" uitermate moeilijk. Mijzelf is het meer dan eens voorge komen, dat ik na het uitbrengen van mijn stem bij de vaststelling van den uitslag in een eere-wedstrijd mij nog geruimen tijd weinig bevredigd gevoelde, doordat ik, hoe wel voor mezelf de beslissing behoorlijk gemotiveerd hebbende, toch niet ontkomen kon aan de gedachte, dat een zeker element van willekeur in mijn eind-oordecl niet ont brak Thans een enkel woord over de tornooien", die de tegenstanders der wedstrijden meer en meer willen gaan houden. Overden naam acht ik het 't best te zwijgen. Wat het denkbeeld aangaat, dat verdient, meen ik, op zichzelf alle toejuiching. Een aantal koren in een feestelijke ure samen te brengen, elk hunner eens zijn beste beentje te laten voorzetten, en ze tot grandioos besluit te verecnigen tot een machtig geheel, ik ben er stellig vór, want ik zie er een uitmuntend propaganda-middel voor den volkszang in. Doch ik laat mij niet wijsmaken, dat bij uitvoering van dit tornooien"-denkbeeld d bekende concours-on aan gen aam heden zullen wegblijven. Neen, die gaan mee ! Of denkt men soms, dat deze,.tornooien "zich zullen ontwikkelen tot ideale zangersfeesten, waar onderlinge waardeering hoogtij vieren zal? Op de concoursen gaat het om prijzen, op de tornooien" gaat het.... om reputaties. Er is geen jury, er is voorshands ook nog niet veel deskundige critiek in de bladen ; het geheel der pers neemt vooralsnog tegen over de tornooien cezelfde gereserveerde, ietwat hooghartige houding aan als tegen over de concoursen. Officiëele beoordeelaars kennen de tornooien" niet. Toch zullen na ieder tornooi" de vereenigingen, die eraan hebben deelgenomen, in de algemeene schat ting keurig netjes op een rijtje staan: deze No. l, en die andere verreweg onderaan, en de overige stuk voor stuk tusschen de veel besproken uitersten in geschikt, ieder op de plaats, die hem toekomt. Hoe zullen zich daaronder de vereenigin gen houden, die altijd op de lagere plaatsen terechtkomen? En vooral ook, hoe zullen zich daaronder de bekwamere en béter-ge leide ensembles houden, over welker optreden steeds met waardeering wordt gesproken, maar ('ie toch maar niet volop No. l kunnen worden? En de dirigenten van die ensembles? Men make zich geen illusies. De kwestie der geleende en gehuurde krachten zal op het gebied der tornooien" vroeg of laat even goed komen opduiken. De directeuren van kleinere vereenigingen hebben ook hun eer zucht ; zij zullen ervoor bedanken, naar tornooi" te gaan, tenzij de koren worden aan gevuld, en, wórden ze aangevuld, dan zal in geval van succes, het welslagen zonder missen geheel-eenzijdig worden toegeschreven .aan het feit van de aanvulling ! p.n de propagandisten van het tornooi" DE NIEUWE K QEB|! IN DE.POLITIEK ?feekening voor^ndt Amsterdammer" van Qeor^th ons portret herkennen terug te komen, omdat hij niet zich organiseeren gaat (daartoe ziet hij geen kans), maar orrdat hij in zekeren zin georganiseerd wordt, d. w. z. omdat er colleges geschapen worden, die geroepen zijn om zijn belangen te verdedigen tegenover de georganiseerde werkgevers en werknemers, welker coalitie den prijs voor den verbruiker doet stijgen. En het merk waardige van het geval is, dat het juist deze coalities zelve zijn,.die als 't ware zeggen: er moet toch iets gedaan worden voor dien armen ? verbruiker!" en die de hem beschermende colleges in het leven roepen ! Men zou de vraag kunnen stellen : hoe komen deze verbonden mogendheden van werk gevers en werknemers, die zich collectiefcontractueel of in economische bedrijfs organisaties tegenover den verbruiker sterk hebben gemaakt, -hoe komen zij tot dit gevoel van deernis met den armen man? Merken zij altemet iets van zijn latenten in vloed? Bespeuren zij dat Symen van de duurder geworden goederen liefst zoo weinig mogelijk koopt en willen zij daarom hem betrekken in hun organisatie? Ik weet het niet, maar het verschijnsel is te merkwaardig om er niet bij stil te staan. In het niet lang geleden door mij hier aangekondigd boekje : Wat wil de R. Kath. Centrale Raad van Bedrijven" wordt over een consumentenraad" gesproken. Dit college bestaat uit 8 leden en een voorzitter. Elk der vier oprichtersorganisaties wijst 2 leden aan, die niet tot die organisaties behoeven te behooren. Ik teeken hierbij aan, dat die vier ,,op richters-organisaties" zijn : het R. K. Verbond van Werkgevers-Vakvereenigingen, de Nederlandsche Middenstandsbond, de Ned. Boeren bond en het Bureau voor de R. K. Vakorga nisatie. De voorzitter wordt door de leden gekozen. Dit college neemt slechts beslissingen na den betrokken bedrijfsraad te hebben ge hoord. (N. B. zulk een bedrijfsraad is samen gesteld uit georganiseerde ondernemers en arbeiders.) De regeling der bevoegdheid van dezen consumentenraad m de toelichting op de statuten door het Bestuur wordt de zaak niet zeer duidelijk laat ik verder in 't midden. Van groote beteekenis schijnt mij die bevoegdheid vooral practisch niet. Merk waardig is wat het Bestuur zelf erkent, n.l. dat de samenstelling van dezen consumen tenraad bij velen kritiek heeft uitgelokt, omdat de bescherming der verbruikersbelangen op die wijze niet goed gewaarborgd zou zijn, daar^ihirrjers cle organen, die de leden aanwijzeri^daarmee Kun eigen rechters benoemen. Zeker" zoo schrijft dan verder dit Bestuur het is niet te ont kennen, dat de bescherming der consumentenbelangen in betere hanoen denkbaar is. Zulks is echter op het oogenblik niet te be reiken, zoolang we; geheel en al op de vier organisaties zijn aangewezen. Men verlieze echter niet uit het oog, dat hier een belang rijke stap in de gewilde richting is gedaan." Een belangrijke stap"? Ik kan het niet zoo inzien. De verdediging van het instituut is nog al heel zwak, dunkt me. Om een con sumentenraad te hebben, heeft men zoo iets in elkaar gezet en een zeker college met dien naam getooid, maar men durft, men kan niet verklaren dat dit college bij machte is ver bruikers-belangen te beschermen op ook maar eenigszins afdoende wijze. Een tweede, meer recent (en zeer recent) voorbeeld van een consumentenraad vindt men in de typografie, waarover Mr. Dr. A. A. van Rhijn mededeelingen deed in de Econorrisch-Statistische Berichten" van 15 juni 1.1. Waarop komt deze regeling neer? Laat ons zien. Het reglement is vastgesteld door de laatste Algemeene Vergadering vai; de Federaratie der Boekdrtikkerijenbonden. Artikel l, weer als inleiding bedoeld, verklaart dat er in de Typografie een consumentenraad bestaat welke zich heeft te overtuigen, dat de door de werkgeversorganisatiën vast gestelde prijstarieven voor de verbruikers niet onredelijk en onbillijk zijn". Hoe wordt deze raad samengesteld? Men noodigt den Minister van Arbeid uit de leden aan te wijzen en wel uit die kringen, waartoe de grootste verbruikers behooren. Dus zal de raad bestaan uit ten minste vijf, in den lande vooraanstaande mannen, en wel n IIIIIIIIIIIIIIIII iiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilliilitiiiiiiiiiii MIHMiMiiiiiimiiiimi uit de regeeringskringen, n uit de kringen van provinciale en gemeentebesturen, n uit de wetenschappelijke kringen, n uit de kringen van handel en industrie en n uit de kringen van den middenstand." En hoe zal de raad dan werken? Dit college zal bijeenkomen, wanneer het prijstarief wordt vastgesteld of gewijzigd. De leden van den raad zullen voor hun beoordeeling van het tarief de voorlichting ontvangen van de leiding der werkgevers, die daarbij zullen aantoonen op welke wijze de prijs tarieven zijn opgebouwd. Daar zal een accoun tant inlichtingen geven omtrent de rentabi liteit van het bedrijf en de werkgevers zullen de verbruikers wijzen op den invloed, dien een zeker deel der productiekosten op den prijs van het product uitoefent. Men zal de uitgaven aan arbeidsloon, papier, machines, lettermateriaal, inkt enz. ontleden. De marge tusschen prijs en productiekosten za! aldus volkomen duidelijk worden gemaakt. De werkgeversorganisatie zal den raad zoodoende een volledig inzicht" in het prijstarief moeten verschaffen. Dan zal de raad beoordeelen of de tarieven op een behoorlijke basis berusten. Daarna zal de raad niet slechts publiceeren of de tarieven redelijk en billijk zijn, maar tevens een verslag van ,zijn bevindingen opstellen en openbaar maken. Zoo kan, aldus mr. v. Rhijn, iedere ver bruiker zich althans eenigszins op de hoogte stellen van de besprekingen, die in den Consumentenraad zijn gevoerd. Ziedaar den geest en den inhoud van art. 3. En daarmede van het reglement. Hier hebben wij dus twee proeven van regelingen, die beoogen den verbruiker inzicht bij te brengen in de gronden, waarop de prijspolitiek der producenten is gevestigd. De vraag rijst natuurlijk of langs dien weg zoodanig inzicht zal worden verkregen en of de verbruikers, wanneer dan dit inzicht hun deel is geworden, daarmede tevreden gesteld zullen zijn en, overtuigd van de billijkheid, voortaan willig den hoogen prijs zullen betalen, waartegen zij vroeger, niet of onvolledig ingelicht, bezwaar maakten. Wat mij betreft en dit zal de lezer zeker wel met mij eens zijn ik acht de tweede vraag veel belangrijker dan de eerste ; ik wil er wel dadelijk aan toevoegen dat ik voor mij die tweede vraag niet bevestigend zou durven beantwoorden. Maar voor dat ik, een volgend maal, de gronden voor die meening uiteenzet, wil ik nu nog even op n punt wijzen : de samen stelling van deze raden. Natuurlijk is dit een heel moeilijk punt: de verbruiker is een ongeorganiseerd" wezen ; men kan niet de gezamenlijke consumenten bijeenroepen om hen hun vertegenwoordigers of vertrou wensmannen te doen kiezen. Zoo moet dus Wel door een organisatie buiten hen het col lege, dat hun belangen behartigen zal, aan gewezen Worden. Ik geef toe : djt kan niet anders; maar ik voorzie: dit van buitenaf aangewezen college zal niet docr de verbrui kers als een volwaardige vertegenwoordiging worden aangemerkt. In den R. Kath. Centralen Raad van Bedrijven wordt het college benoemd door de vier oprichters-organisaties : het bestuur zelf ontkent niet de juistheid der tegen die aanwijzing gerichte kritiek. In de typografie is de regeling anders : een onzer Ministers zal vijf vooraanstaande" mannen uit verschillende kringen kiezen. Maar kan men zich nu voorstellen dat Symen" d.i. de willekeurige verbruiker, zich neerlegt bij het oordeel, dat door zulk een college wordt openbaar gemaakt ? De werkgevers kiezen hun eigen vertrou wensmannen ; desgelijks handelen de werk nemers ; samen stellen zij vast, wie de ver trouwensmannen der verbruikers benoemen zal. Nog eens, ik kan mij niet denken, dat de consumenten zullen prijzen" wat deze heeren" wijzen" zullen. S M i s s A i' R T. TRANSPORT Mij. lULUf, Weesperzijde 94, AMSTERDAM Tel. Zuid 4271. Tel.-Adres Transport1' VERHUIZINGEN, ook par gesloten autovethuiswzgens met aanhangwagen. Binnen een rayon van 80 Km. bespaart men Hotelkosten. BEHANGERIJ en STOFFEERDERIJ. Machinale Stofreiniging. Bewaarplaatsen voor Inboedels.. moeten ook niet smalen op de verplichte koren," vooral niet, waar nog onlangs, op het groote tornooi" in Den Haag, vrijwel uitsluitend stukken zijn gezongen, die ter wereld zijn gekomen als verplicht koor" ! Ik zal mij van harte verheugen, wanneer het denkbeeld der tornooien" blijkt veld te winnen. Maar men stelle het niet lichtvaardiglijk voor als het eenig-juiste tegenover de zoo kras veroordeelde concoursen. Ik heb in deze reeks van artikelen in het licht gesteld, vaarom ik hecht aan het voort bestaan van het instituut der concoursen. Ik heb enkele wenken gegeven ter verbetering van het een en ander, dat niet alleen liefst moet, maar ook kan verbeterd worden. Er zullen echter, hoe dan ook, vele grieven blijven bestaan. Men zal bij voortduring het meest te stellen hebben met die dirigenten en dirigenties, die zich recht denken te verschaf fen, door onvervaard den strijd aan te binden tegen al wat in jury's zit en dus oneerlijk is, terwijl men de heeron slechts in waarheid zou kunnen helpen, door hun een abonnement aan te bieden op den eersten prijs.... De allerschoonste verbetering, die men in het wezen der zangwedstriiden zou kunnen aanbrengen, zou naar mijne opvatting zijn: het fel-sportieve clement eruit verwijderen. Een edele wedstrijd ! Het publiek in drom men optrekkende, om te genieten ; de zangers en zangeressen, om genot te schenken. Alle mededingeiiden allereerst hun belooning zoe kend in de voldoening van het ingespan nen studeeren en de vreugde van liet wèlvoorbereide optreden voor een tot erkentelijkheid gestemd auditorium. En de prijzen bijzaak ! Och, het zou volstrekt niet zoo onmogelijk blijken, als men maar kloekweg een eind wou maken aan het ongelukkige systeem van de hooge geldprijzen. Daar schuilt het kwaad ! Daarom: vereenigingsbesturen, als gij voorgaat met uw dirigenten werkelijk behoor lijk te bezoldigen, wanneer gij hun inderdaad liet honorarium toelegt, dat leiders van her haaldelijk ten wedstrijd optrekkende en daar voor dus druk studeerende koren toekomt, dan zullen de concours-besturen het zeker als voor-de-hand-liggend beschouwen, on middellijk te volgen met aanmerkelijke ver laging der prijzen. Ik ben er zeker van: de wedstrijden worden er niet minder geanimeerd door, en er zal tot ons aller genoegen een betere geest, caan heersenen. H. I. D B N H F. R T O AANBEVELENSWAARDIG l JAC. URLUS Havana 12 ets. sigaar Uw leverancier heeft dit merk voorradig Zoo niet, meldt het ons. Sigarenfabrink FLEVO - UTRECHT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl