De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 10 september pagina 7

10 september 1921 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

10 Sêpt. '21. No. 2307 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DANTE'S DIVINA COMMEDIA . '* ? " J "' (Wrvolg van pag. 3) ? Dat werkelijk door deze manier van vertalen déwellutdèndheid er onder leed, blijkt ten duidelijkste wanneer men enkele verzen uit deze vertaling en de overeenkomstige verzen uit die van TEN KATE hardop na elkander leest. M.i. is de afwisseling van staand en slepend lijm de Juiste mariier van vertalen van de Commedia in onze taal. Jammer, dat HACKE dien vorm niet heeft gekozen, daar, wat ge trouwheid aan het origineel en juiste uit drukking betreft, we geneigd zijn hem den hoogsten lof. toe te kennen. Op zijn wei k werd geen critiek gegeven, daar hij het op eigen kosten liet drukken en het aan enkele kennissen ten geschenke gaf. Het geheel is een prachtuitgave, die met recht onder bibliogiafische zeldzaanjheden.en kunstwerken mag gerekend worden. Het in prachtband gebonden werk is versierd met tal van fraaie platen van GUSTAVE DORÉ. Dat HACKE kosten noch moeite aan zijn uitgave heeft gespaard blijkt o.a. hieruit, dat hij door Iden beeldhouwer EUMENE BARATTAte Rome een marmeren buste van Dante liet vervaardigen; een photographische afbeelding daarvan door F. W. DEUTMANN, prijkt vór-in het eerste deel. Onder degenen, die het werk ten geschenke ont vingen, behoorde ook POTGIETER-; het bege leidend schrijven, op pagina 3 afgedrukt, berust thans ter Amst. Univ. Bibliotheek. De Leeuwarder predikant U. W. THODEN VAN VELZEN, trachtte de klippen van het rijm te omzeilen in zijn vertalingvan den?Inferno," die in 1870 het licht zag ; en hij deed dat op een eigenaardige manier. Zooals uit het boven staande blijkt, kan men bij het vertalen der Commedia uitgaan van tweeërlei principe. Men kan, wanneer het te doen is om een zoo getrouw mogelijke vertaling, een proza vertaling geven of een metrische, waarbij de vijfvoetige rijmlooze jamben het oorspronkelijke op den voet volgen (zooals b. v. A. S. KOK dat deed) ; of wel, men kan bij het vertalen ook den uiterlijken vorm in acht nemen. De heer THODEN VAN VELZEN nu deed noch het een, noch het ander. De Ie strofe b. v. van den Inferno", luidende : Nel mezzo del cammin di nostra vita ---Mi ritrovai per una selva oscura, Chèla diritta via era smarrita. vertaalde hij aldus : Te midden van den weg des aardschen levens Bevond ik me in een donker woud verdwaald, Zoo wild en somber woest, dat geen beschrijving Er van zijn ijs'lijkheden alle u maalt. We zien daaruit, dat hij het drieregeüg vers (terzine) liet varen. In plaats daarvan vertaalt hij in verzen, waarvan ieder viertal twee rijmen heeft, zoodat om en om een rijmloos en een rijmend vers wordt gegeven. De uiterlijke vorm van het oorspronkelijke is zóteeenen male ver loren gegaan. Eveneens heeft hij aan den eisch van meer getrouwheid niet voldaan. Daarvan zijn de zonderlingste voorbeelden aan te halen. Het spreekt van zelf, dat de Dan te-geleerden deze manier van vertalen afkeurden. Het scherpst uitte zich SCHAEPMAN. Hij zeide er o.a. van: ---- Dante's Hel, naar het origi neel bewerkt door U. W. THODEN VAN VELZEN, weet gij, wat dat is ? Dat is de leeuw uit het wilde Beestenspel van HILDEBRAND, de koning der woestijn, tam geworden, loom en suf. Dat is in klaar Hollandsch, een vertaling van Dante, waarin de moeilijkste plaatsen zijn weg gelaten, de schoonste grepen zijn vergeten of verknoeid, ? waarin het Hollandsch geen Hollandsch en Dante geen Dante meer is. De koning is tot een saletjonker, de adelaar tot een nachtvogel geworden". JOAN BOHL sprak er in 1877 deze vernietigende critiek over uit : Eenige jaren geleden werd, ter inschrijving 'in de registers van den burger lijken stand onzer letteren, door Dr. THODEN VAN VELZEN een bastaardje als levenloos ge boren aangegeven, dat hij, denkelijk om de ware afkomst te verbergen, den geheitnzinnigen naam schonk van Dante's Hel". Het geleek op Dante als de kikvorsch op den leeuw. Het wichtje werd terstond begraven en geen ster veling hoorde er meer van". Het is niet bekend of THOOEN VAN VELZEN het plan gehad heeft om ook de twee volgende deelen van de CornDE STRIJD IN DUITSCHLAND T tekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck KUHSTHAHDEL JACK HIEKERK r/h CM Gou/til A Co. 23 A 2Sa Lange Houtiir. 's-Gravenhag HEESTERWERKEH VMH DE 17»EEUWSCHE, HAAGSCHE EU FRAHSCHE SCHOOL iiitiimmiiiiMiiiiiin iiimiiiiimiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiMiiiiiiiiiniiii iiiiiiiiiiiiiiiiiMiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiMiiiiii Dante (naar een fresco in het Museo di Sant' Appolonia) media te vertalen ; is dat werkelijk het geval geweest, dan zal wel niemand hem kwalijk kunnen nemen, dat hij, na dergelijke critiek, daartoe geen lust meer gevoelde. Overigens werd geen vertaling van de Com media ten onzent met onverdeeld gunstige instemming begroet. Dus ook niet de daarop volgende van den Inferno" door J. J. L. TEN KATE in 1876. Wat het uiterlijk betreft, de uitvoering is niet die van het prachtwerk, dat met veel ophef was aangekondigd. Het verwachte aantal platen ontbreekt mede. Aan de correctie is niet de noodige zorg besteed. Sommige aanteekeningen spreken elkaar tegen. Dezelfde eigennamen worden nu eens zus, dan weer zoo geschreven. BUSKEN HUET zei er van : Het schitterend uiterlijk doet meer denken aan een boek, bestemd om te pronk te liggen op boeren-salontafels, dan om in de bibliotheek van kieskeiirigen een eereplaatstebekleeden". Wat den versbouw betreft: deze heeft dit op dien van andere vertalingen vór, dat hij de afwisseling van staand en slepend rijm vertoont, waardoor de vertaling aan wel luidendheid en zoetvloeiendheid heeft ge wonnen. Hoort slechts hoe TEN KATE Francisca da Rimini doet spreken van haar liefde tot Paolo, den broeder van haar echtgenoot: En zij tot mij : Geen smart kan grooter (heeten, Dan zich 't geluk in bittre tegenheid Te erinnren. Ook Uw Meester zal dat weten. Maar, hadt ge met de kennis u gevleid, Hoe 't eerst de vlam bij ons is opgerezen, ,,'k Zal doen als hij, die tevens spreekt en (schreit. Eens zaten wij uit tijdverdrijf te lezen Van Lancelot, en 't blaken van zijn tocht. Wij waren gants alleen en zonder vreezen. Wat zwierf ons oog vaak uit het boek, en (zocht Des andren blik, bij 't bleeken onzer wangen.. Maar ne plaats heeft al ons leed gewrocht! Daar lazen wij, hoe 't lachjen van verlangen Den kus ontvangt, voor d' allereersten keer : Toen kuste ook hij, die me eeuwig aan zal (hangen, Mijn kouden mond, maar sidderend en teer. Een koppelaar was 't boek ons en die 't (maakte ! Wij lazen op dien zelfden dag niet meer.." Deze afwijkingin het rijm mocht echter niet de goed keuring van alle critici weg dragen. Zoo vond JOAN BOHL, dat daardoor on herstelbaarnadeel was toe gebracht aan Dante's mees terwerk. Ook maakte hij er dendichtei een verwijt van, dat hij uit het Duitsch inplaats van uit het Italiaansch had vertaald. TEN KATE kwam hierte gen op en wees op den grooten rijkdom van slepende eind rijmen in de Zuidelijke ta len, speciaal in het Italiaansch tegenover de betrekkelijke armoede daar van in onze taal. Staande eindrijmen daarentegen komen vél voor in onze taal en ,,waarotr zou dan nu de gantsche helft van den ons geschon ken rijmschat op eenmaal de dienst worden opgezegd"?Hij ontzegt .daar om aan JOAN BOHL het recht om'zijn vertalinggen kreupele Dante" te noemen, omdat de afwijking in het rijm, die hij zich veroorloofd heeft, volgens hem TEN KATE eigenlijk niets anders is dan de reproductie van den Apollo van Belvédère met n teen minder aan zijn linkervoet." Overigens ei kent hij, dat hij Duitsche en Engelsche vertalingen van de Commedia heeft geiaadpleegd. Daarop sch.eef BOHL een zeer scherpzinnig en sarcastisch antwoord, waarin hij TEN KATE vooral in het ootje neemt over zijn opvatting van het staand en slepend rijm en waarin hij o.a. zegt, dat ook TEN KATE'S beeld, dat hij slechts n teen APOLLO zou laten ontbreken, verkeerd is. BOHL zegt: Het geval is als volgt: de heer TEN KATE, de VENUS van Milo reproduceerende, vindt goed haar een paar knevels en ringbaard te schen ken, en na haar dus half in een man herschapen te hebben, roept hij uit: Ziet daar VENUS in haar oorspronkelijken vorm, gelijk zij in 1820 te Milo gevonden werd !" Zoo hadden we dus ineens een met groote heftigheid gevoerden pennestrijd, een twee gevecht om Dante", hoofdzakelijk gaande over de oude vraag : moeten Hollandsche terzinen absoluut slepend eindrijm hebben of niet ? Het twistgeschrijf tusschenTEN KATE en BOHL trok in hooge mate de aandacht, daar het ging tusschen twee schrijvers, die sinds lang beproefde pennen tot hunne beschikking had den. Wij zullen hier oD.dj.ensé'ld niet verder ingaan en ons liever Bakighouf^n met de ver taling van de Commedia dór JOAN BOHL, waarvan het eerste deel De Hel" in 1876 verscheen, hetderde deel Het Paradijs'Mn 1884, de laatste Commedia-vertaling inde 19e eeuw. Er is veel overeenkomst in deze vertaling met die van HACKE VAN MIJNDEN. Beiden vertalen ze in terzinen (?endecasillabi"), beiden.plaatsen ze den oorspronkelijken tekst aan den voet der pagina; beiden geven ze aanteekeningen, zoodat onwiflekeurig de vraag rijst of BOHL niet een tamelijk overbodigen arbeid verrichtte. De vertaling van BOHL heeft echter dit vór dat ze in den handel is en dus voor iedereen verkrijgbaar. Wie beide ver talingen met elkaar vergelijkt, voelt zich ge neigd beurtelings aan deeene, dan weer aan de andere den hoogsten lof toe te kennen. Alleen hebben ze de fout indien men het zoo mag noemen?dat ze eenigszins eentonig zijn, gevolg alweer van de doorgevoerde sle pende eindrijmen. Hoe BOHL zijn taak heeft opgevat blijkt uit de Rekenschap", die bij de Hel" is gevoegd. Het oordeel, daarin uit gesproken over BILDERDIJK'S Ugolijn en Francesca da Rimini van POTGIETER, geeft ons een denkbeeld van zijn te hoog gevoel van eigenwaarde, dat maar al te dikwijls bij hem op den voorgrond trad bij de beoordeeling van het werk van andere Dante-vertalers. Overigens kon BOHL als Katholiek beter dan andere Protestantsche Neaerlanders Dante's theologie en philosophie tot haar recht doen komen. Echter verviel hij gemakkelijk in de fout om de Commedia" met alle geweld te doen dienen ad majorem Ecclesiae Romanae gloriam: vandaar zijn vele citaten uit de Vulgata en de Roomsche schrijvers ; daarom worden ook de Pausen, door Dante aange vallen, door hem verdedigd. Er blijkt uit zijn werk, dat niets den schrijver meer ter harte gaat dan de Moederkerk en het Pausdom. Dat is jammer en wekt het vermoeden, dat de tekst en de verklaring met een partijdige bedoeling zijn verwiongen. Het lijkt soms, alsof hij allén voor .de trouwe Katholieken heeft geschreven. Dante behoort echter als geloovige aan alle Christenen, als denker aan de menschheid. Het laat zich begrijpen, dat de vertaling van BOHL bij de Katholieken zeer in den smaak viel maar evenzeer dat de Protestantsche critici het daarmee niet eens waren.Hoe het zij,zoowel van binnen- als van buitenlandsche geleerden ontving hij blijken van instemming met /.ijrt vertaling. Zelfs vaardigde dePaus een rechtstreeksche breve uit tot den advocaat Bom., waarin hij in de loffelijkste bewoordingen spreekt over de ver taling zoowel als over den geleerden commen taar, welke door den Paus eene recta et sana explicatio", eene juiste en gezonde verklaring, wordt genoemd. Ten slotte mag hier niet onvetmeld blijven het feit, dat BOHL redacteur is geweest van het tijdschrift De Wachter", Nederlandsch Dan te-orgaan, waarvan de eerste aflevering verscheen in 1875 en waarin menig artikel voorkomt van zijn hand, getuigend van grondige studie van en groote liefde voor de Italiaansche literatuur in het algemeen en van Dante in het bijzonder. Dit tijdschrift stelde zich ten rioel, langzamerhand het voor naamste mede te deelen, wat op Dante en zijn weiken betrekking had en wat rechtstreeks of zijdelings daarmee in verband stond. Het deed den tijd kennen, waarin de groote dichter optrad, de beroemde mannen, welke vór, met, of kort na hem leefden ; de z.g. bronnen der iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiitlliMiiiiiiniiiiiiiii Goddelijke Komedie, in het kort alles, wat geacht kan worden van belang te zijn voor de kennis van Dante en zijn tijd. Ondanks zijn kort bestaan heeft De Wachter" een grooten stoot gegeven tot de herleefde Dante-studie ten onzent. Jammer, dat het tijdschrift maar enkele jaren heeft bestaan. Deze bovengenoemde 19e eeuwsche Commedia-vertalingen zijn, meen ik, alle min of meer onbekend : die van Dr. HACKE was zelfs niet in den handel. Moest ik derhalve daarop eenigszins uitvoerig ingaan, over de vertalingen van J. K. RENSBURG en H. J. BOEKEN, die plm. 30 jaar later, ongeveer tegelijkertijd verschenen, kan ik korter zijn. Wie onzer toch kent die vertalingen niet, of heeft er althans niet van gehoord ? RENSBURG vertaalde, even als HA CKE en BOHL, in den vorm van het oorspronkelijke. Hij vindt dat, blijkens zijn voorrede, vanzelf sprekend. BOEKEN gaf een proza-vertaling. Dat achtte hij voor zijn doel het geschiktst. En dat doel was, door zijn vertaling de Nederlandsche lezers in kennis te stellen met den volledigen inhoud van Dante's gedicht. Dus het weergeven ??zoo getrouw mogelijk van den inhoud was hoofdzaak voor hem. De vertaling is zooveel mogelijk woordelijk, kan dus ook als handleiding dienen bij het lezen en bestudeeren van den oorspronkelijken, Italiaanschen tekst". Hij heeft daarmee zeer velen een dienst bewezen, velen de Dante-studie vergemakkelijkt, maar zooals vanzelf spreekt moest veel van het oorspron kelijk schoon verloren gaan. De drie hoofddeeien Hel, Vagevuur, Paradijs bleven bestaan, als ook de indeeling in zangen.maar de terzine met haar rhythme en rijm is ver dwenen. Prof. SALVERDA DE GRAVE daar over schrijvende heeft zeer juist gezegd in De Gids" van 1906: Ik voor mij kan mij een overzetting van een gedicht in proza of in vereenvoudigde maat vooral van een gedicht, waarin vorm en inhoud zoo innig verbonden zijn als dat het geval is met de Divina Commedia alleen denken als een middel ter popularisering. En onver klaarbaar vind ik, dat de Nieuwe Gids" een proza-vertsling van de Hel" en het Vage vuur"' heeft gegeven ; hoe kon uit een dichter kring, die juist in een fijnverzorgde versifi catie een zijner krachtigste wapens zocht tegen de ouderen, een proza-veitaling der Divina Commedia voortkomen ? Vooal van Dante is een overzetting in proza een verkrachting. Zijn stoute beelden, de vrijheden, die hij zich heeft verooi loof d met de taal, hangen ten nauwste samen met het rijm en de maat Zijn onvergelijkelijke kunst is het geweest, zich door de rijmdwang te laten inspireeren tot sterksprekende, treffende beelden ; er is een onverbrekelike band daartussen, die door een rroza-vertaling wordt verscheurd". Hoe het zij, het behoeft geen betoog, dat iiiimiitiiifNiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiii de vertaling van BOEKEN nauwkeuriger kon zijn en ook inderdaad is dan eenig andere. RENSBURG had, omdat hij aan den oorspron kelijken vorm wilde vasthouden evenals HACKE en BOHL te kampen met de arrroede aan slepende eindrijmen in onze taal. Hij was zoogoed als altijd aangewezen op een toonlooze ë of en. Hetzelfde wat ik gezegd heb van zijn twee voorgangers, geldt dus ook voor hem. Wat zijn vertaling betreft, waaraan hij 2 jaar en 4 maanden onafgebroken werkte, ze werd over het algemeen -afgezien van niet te vermijden fouten ??met ingenomenheid be groet en door bevoegde critici boven die van BOHL gesteld, welk gevoelen ik volkomen deel. De laatste die zijn krachten beproefd heeft aan de vertaling van de Commedia, is A. H. J. VAN DELFT (1920?1921). Zijn vertaling bestaat feitelijk uit 2 deelen; deel I: ,,Nieuw Leven" en deel U: De Commedia", waarvan kort geleden het laat ste gedeelte verscHeen. 7.ijn vertaling wil letterlijk zijn, zooals blijkt uit de aanhaling in zijn voorwoord: Men sal weten, dat ie desen bouc niet en begheere te rimene, omdat icker no af no toedoen ne wille van denghenen dat ie vand". De indeeling in terzinen bleef, maar het eigenaardige van den vorm verdween. Het is dus feitelijk een proza-vei taling. Hoofd doel van VAN DELFT is echter de verklaring. De titel van zijn werk luidt derhalve ook: Dante-Veiklaring. Hij beschouwt het Nieuw Leven" en de ,.Commedia" in hun onder ling verband en tracht ons daarin te doen zien een nieuwe lijn: de dominante idee; een al-ordenend perspectief". Hij ontleedt daartoe het heele werk, zin voor zin, woord voor woord, na ons vóraf in korte trekken de staatkundige en politieke toestanden in het Italië van Dante's tijd te hebben geschetst. Ook in deze Dante-verklaring evenals in die van H. J. BOEKEN hebben de verzen, ontdaan van hun schitterend taaikleed, waarmee de dichterze omhangen heeft", veel van hun oorspronkelijke klankschoonheid verloren. Wanneer het echter waar is, zooals reedsvroegerisopgemerkt,dat hetde bedoeling van VAN DELFT is geweest, om zijn verta ling te doen strekken als hulpmiddel tot het verstaan van den Italiaanschen tekst, dan mag niet ontkend worden, dat hij met zijn werk het beoogde doel heeft bereikt. En ten slotte, welk voordeel hebben de vertalingen van de Divina Commedia voor onze literatuur opgeleverd ? In de eerste plaats er is reeds eerder op gewezen hebben ze de kunst van versificatie bevorderd. en een stoot gegeven aan het gebruik der ter zine. BILDERDIJK schreef in 1826zijn Ugolijn nog in alexandrijnen; hij waagde zich nog niet aan de terzine. GOEVERNEUR gebruikte voor hetzelfde doel de terzine met staand en slepend rijm. POTGIETER, in zijn bovenge noemde Francesca da Rimini (1837) ge bruikte terzinen met slepende eindrijmen. Daarop volgde TEN KATE met zijn 10 zangen van den Inferno", waaraan hij werkte van 1844?1847. In het 4e tafereel van De Schepping zien wij eveneens de terzine ge bruikt. En dan POTGIETER in Florence, het gedicht door hem vervaardigd na zijn bezoek aan Florence, waar hij met BUSKEN HUET tegenwoordig was bij de onthulling van het Dante-standbeeld, op het plein vór Santa Croce! Daarna HACKE VAN MIJNDEN, BoHL.enz. Sinds dien zien we,dat de terzine hier te lande burgerrecht begint te verkrijgen. In de tweede plaats zijn de Dante-vertalingen van invloed geweest op de studie van het Italiaansch. De studie van Dante was gemakkelijker geworden door de vele ophelde ringen en noten, die de vertalers aan hunne vertaling toevoegden. Vooral die van BOHL, BOEKEN en RENSBURG zijn goede studieboeken, met al haar beknopte, duidelijke en degelijke verklaringen, waaraan de vertalers, volgens hun eigen zeggen, jaren hebben gewerkt. Van eenigen verderen invloed van Dante's Divina Commedia op onze literatuur is mij tot nu toe niet veel gebleken. De beteekenis van de Divina Commedia voor ons moet derhalve tot zér bescheiden afmetingen worden teruggebracht, ondanks de onbe perkte geestdrift van zoovele Dante-verklaarders, voor wie geen epitheton te mooi is" (Salverda de Grave). Dante is en blijft voor ons een te moeilijk" dichter. COUNSON zei het reeds : Dante est moins une lecture qu'une tude". Daarom zullen weinigen in vertaling, slechts enkelen in het oorspronkelijke,en verre weg de meesten hem lezen, omdat het tot den goeden toon behoort hem te kennen en een woord over hem te kunnen meespreken. J. BERG Teekening van G. Dure In de toren-gevangenis

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl