De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 17 september pagina 3

17 september 1921 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

h? Sept. '21. No. 2308 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND R, E. S Tav U P,, S\ NT m EENIGE SPECIALITEIT m KRIMPVRIJE |g GEZONDHEIDSQNDERGQEDEREN Nederlandsch Fabrikaat «JJTRICOTHUIS Btt AMSTERDAM R «g. Br*a«tr»at 35 TB. NOORD 608& HAARLEM Or. Houtstraat 143 TELEFOON M8&, 'i8 JRUIEIS n * in alle drooiten fabriek iÖEDEMSVAART VRAAGT UvV WIMKELIfIR. LUXE- EN VRACHTAUTO'S BENZ & Gie., Amsteldijk 10, Amsterdam. VIÜJCELS COMPLETE SOCTEERING NIEUWSTE - MODELLEN ZooWEL IN HET EENVoUDIGE ALS LUXE GENRE AM/TERPAM UTRPCHT MtlLI&EWEG CMOORSTRMT HILVERSUM STATIONSPLEIN CHENARD&WALGKER NASH M.A.N. Automobielen en Vrachtwagens N.V. Automobiel Mij. HEI CEUÏRBM" Parkstraat 91a - 's-Gravenhage Tel. Haag 3569 Fr. 20 LEIDSCHESTRAAT 22 AMSTERDAM TELEFOON N. 5812 HEMDEN MAAR MAAT Spoor s Mosterd WA spoörjr _ Culemborg DE C LI N G HE Huisinrichting TAFELTJE MET DRIE BLADEN Bladmaat 60 cM. Eikenhout / 85. OVERBEKLEEDE FAUTEUIL gecapitonneerde rug en bekleed met stof a / 15.?. per M ? 185. FRAAI BEWERKTE STAANDE LAMP, geheel gemonteerd . / 65. ZIJDEN KAP hierbij passend vanaf ,39.50 PRINSENGRACHT 989 LEIDSCHESTRAAT 71 AMSTERDAM TEL. C. 2952 :-: N. 7706 EEN ECHT JONGENSBOEK G. HOLLE Rijk geïllustreerd; teekenlngen door B. VAN VLIJMEN Jr, Bendteekoning van JOH, BRAAKENSIEK Prfls, Ingenaaid f2.90 In prachtb. gebonden f 3.90 Bltjm Yin VAIHOLKEM»t UIEIDORF, Anit. Motor- en Zeiljachten TB KOOP, In diverse grootten en prijzen. Lijst van In commissie staande* vaar tuigen gratis en franco toegezonden. & LUGT APD. JACHT AGENTUUR Siepersvest 1 Rotterdam SIGAREN l FIAT [Belangrijke Prijsverlaging, l TORPEDO | 4plaatsen 10/15 P.K. fS7BO.CONDUITE INTÉRIEURE [idem f7OOO.-\ TORPEDO 6 plaatsen 15/20 P.K. fSOOO LANDAULET [idem ./99OO.J.LEONARDLANG IIIMIIII.iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiitiiiiiiiii llllfliiiiiiiililiiiiiiiiii'iiilllliiiniiiiiiiiiiiiiiiiniiliilii HiiHniiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiifii 1867, en die dus bestreden zijn uit gemeen schappelijke middelen, zoodat dit bedrag in gemeenschappelijk overleg dient te worden herzien; maar zelfs na. herziening blijft eene belangrijke vordering 'voor Hongarije over. Verder rrioet een regeling getroffen worden omtrent staatsschuld, oorlogsleeningen en banknotenvoorraad, waarvan Oostenrijk een evenredig, op Wèst-Hongarije vallend, ge deelte zal hebben over te nemen, terwijl als derde belangrijke punt de positie der ambte naren in West-Hongarije dient te worden ge regeld, ten einde te voorkomen, dat binnen korten tijd eenige duizenden ambtenaren door het Oostenrijksche bestuur zullen worden ontslagen, en met hunne familie's het aantal werkeloozen en wagonbewoners in en om Budapest zullen vergrooten. Deze vraagstukken zijn niet nieuw. Gedu rende de bijna twee jaren, waarin thans reeds tusschen Weenen en Budapest over de over dracht van West-Hongarije wordt verhandeld, zijn zij telkens ter sprake gekomen zonder echter definitief te kunnen worden geformu leerd. De gevoerde onderhandelingen toch, gingen uit van de veronderstelling dat tusschen iiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiilMiiilillilliili LITTERAIRE BESCHOUWINGEN ADWAITA'S VIRTUOZITEIT beide staten eene vreedzame oplossing voor de West-Hongaarsche kwestie zou kunnen worden gevonden, waarbij van Hongaarsche zijde steeds werd aangedrongen op verklei ning der territoriale afgaven, een punt, waar tegen Oostenrijk zich tot voor eenige dagen nooit definitief hezjt gekant. Ware voor Hon garije een behoud van een gedeelte der Weste lijke komitaten mogelijk geworden, dan was het zeer zeker bereid geweest de finantieele vorderingen niet alleen naar rato te matigen maar zelfs verder te gaan en Oostenrijk in dit opzicht tegemoet te komen. De indertijd doordenex-ministersCsakyenOraz te Weenen gevoerde besprekingen hebben zich onloochen baar in deze richting bewogen. Nu Oostenrijk echter de verhandelingen over territoriale punten bruusk van de hand heeft gewezen, blijven deze vorderingen vanzelfsprekend in haren ganschen omvang van kracht. En voor de behoorlijke afdoening harer finantieele vorderingen op Oostenrijk is de Hongaarsche staat volkomen ongedekt, zoodra zij de territoriale verplichtingen van het vre desverdrag nakomt, zonder de daarmee ver band houdende economische en finantieele vraagstukken definitief te hebben geregeld. Hier doet zich namelijk een ingrijpend ver schil voor in de verhouding van Hongarije tot Oostenrijk en die tot de anifé'fe StSten, welke Hongaarsch grondgebied aan zich getrokken hebben. Tsjecho-Slowakije en de andere staten der Kleine Entente zijn overwinnaars, Siegerstaaten". De finantieele afwikkeling tusschen deze staten en Hongarije wordt, ook voor wat betreft de afgestane Hongaarsche gebieden, geregeld door middel van de Reparatie-com missie, die vorderingen en schulden vast stelt en doet likwideeren. Met Oostenrijk is dit niet het geval. Vorderingen, welke Honga rije op Oostenrijk zou doen gelden uit hoofde van de overdracht van West-Hongarije, kunnen niet over de Reparatie-commissie worden ge voerd, die zich incompetent zou verklaren, terwijl het voor de hand ligt, dat ook de Entente zich aan Hongaarsch-Oostenrijksche aange legenheden van internen aard" verder niet veel zal laten gelegen liggen. Waar nu de finantieele positie van Oosten rijk, naar algemeen bekend is, in een toestand verkeert; die het als absoluut uitgesloten doet .schijnen, dat deze staat de zware finantieele lasten nakomt, waaronder hij gebukt gaat, en hij zelfs bij lange niet in staat is gebleken, te voldoen aan de finantieele vorderingen, die de overwinnende staten zouden hebben willen stellen, en die zij, gebruikmakend van hunne machtspositie als overwinnaars, zeer zeker als preferente schulden zouden hebben opgevorderd,Iigt het voor de hand dat vorderingen, wel ke Hongarije na algeheele overgave der weste lijke korritatenuit hoofdedier oveigave geldend zou maken, in het gunstigste geval als zeer dubieus zouden dienen te worden beschouwd. Aan een dergelijk risico boven de zware lasten, welke het vredesverdrag aan Hongarije oplegt, kan dit land zich vanzelfsprekend niet wagen. De Hongaarsche finantien verkeeren eveneens in een desolaten toestand, en slechts met de uiterste krachtsinspanning zal het misschien mogelijk blijken, de belangrijke be dragen op te brengen, welke noodig zijn tot het voldoen van de aangegane verplichtingen. Nieuwe lasten, vooral lasten, welke door het Hongaarsche volk als onrechtvaardig zouden worden gekwalificeerd, kunnen op de staats balans niet worden opgevoerd, zonder ernstige gevaren met zich mede te brengen. En het . is op grond van deze practische overwegingen, dat de Hongaarsche regeering, wil zij geen groote nieuwe risico's op zich nemen, aan de letterlijke doorvoering der territoriale bepalin gen van het vredesverdrag niet kan voldoen, zonder behoorlijke garanties voor hare daaruit resulteerehde finantieelevorderingen te eisenen. Deze garantie kan zij zich alleen verzekeren door een behoorlijk Oostenrijksch onderpand, tenzij de Entente de Oostenrijksche verplich tingen op andere wijze zou willen waarborgen. Eerst wanneer Hongarije, na eene voldoende voorziening in deze bijkomende vraagstukken" directe of indirecte pogingen tot behoud van een gedeelte der Westkomitaten zou onder nemen en tot de ontruiming dezer gebieden niet ten volle zou medewerken, zal met grond kunnen worden vastgesteld dat dit land zich aan de overdracht van het Burgerland pro beert te onttrekken". In een volgend artikel zal ik gelegenheid hebben, de grootere belangen, die de door voering eener directe overdracht van WestHongarije ondanks de bovengenoemde prac tische bezwaren urgent doen schijnen, nader te behandelen. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIM Illllllll II III iiiiiniii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniii IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIII Het was aardig van mijn geestigen meede redacteur om ter toelichting van mijn be schouwing oover Adwaita, zijn eigen rijm virtuoziteit aan den dag te leggen. Maar nu moet hij mij ook toestaan in alle bescheiden heid te wijzen op een paar misverstanden. De verleiding om 't nóg mooyer te doen" heeft hij niet kunnen volgen. Zijn klinkdicht was alleen wat kunstiger, door het begin woord van eiken reegel ook tot een rijm te maken. Maar Adwaita schreef niet n, maar drie opvolgende sonnetten met twee rijmklanken en twee en veertig rijmwoorden, ter wijl Charivarius veertien reegels gaf met vier rijmklanken en achtentwintig rijmwoorden. Maar er is nog een ander verschil, dat er veel meer op aan komt dan het aantal rijm woorden. Het Ruize-rijm" is daarom niet mooyer" dan het sonnet vafi Adwaita, om dat het een Ruize-Rijm is, maar geen vers. Dat weet mijn geachte collega ook wel, maar de leezers zouden gaan denken, dat men een vers mooyer kan maken door er met rijm woorden in te goochelen. Dat misverstand moet ik voorkoomen. In de drie Adwaitasonnetten bemerken wij, al leezende, met ver bazing, dat er maar twee rijmklanken zijn gebruikt voor twee-en-veertig-reegels, maar nergens lijkt dat opzettelijk en gedwon gen. Terwijl het Ruize-Rijm alleen bestaat terwille van zulk een opzet en zulk een dwang. De Adwaita sonnetten hebben harmonieën van alle vijf orden geluid, beeld, stemming, gedachte inhoud, en religieuze wijsheid. Ter wijl het Ruize-Rijm alleen bestaat voor de aardigheid en heelemaal geen harmonieën heeft. Het heeft alleen een gedachte-inhoud, n.l. deeze : Kijk ik eens kunstig rijmen !'! Maar een harmonisch verband met de ooverige aan doeningen,die worden gewekt is er niet. Daar^ om is het geen vers maar een rijm, zooals Charivarius het ook zelf noemt, Terwijl in de sonnetten van Adwaita de rijmen-rijkdorn geheel ongezocht en als toe vallig voorkomt, en harmonisch verbonden is met de sterke en diepe expressie van verhee ven zaken, met het gesprooken geluid, met het geziene beeld, met de gevoelde stemming en met den gedachten-inhoud en religieuze wijsheid, Deeze wonderbare harmonie is het beschou wen en ooverdenken wel waard, Juist omdat er niets van handigheid, kunstigheid en woordgoochelarij bij te pas komt, zooals bij het Rui- . ze-Rijm. Het is een merkwaardig proces in 't hoofd van een Dichter als een stemming of een waarheid zich kristalliseert. Dan koo men de rijmen en ritmen spoedig en als van zelve. De gedachte-inhoud kan dagen en wee ken aanweezig zijn geweest, onuitgesprooken, ongeformuleerd, en dan.... op eens koomen de rijmklanken en de ritmen, ongezocht, en het vers stelt zich samen, in een betrekkelijk ruuwen vorm, ongepolijst, embryonaal, maar vast en duidelijk. Is het zoover, dan is het ooverige gemakkelijk. De kleine zwakten worden verholpen, sommi ge woorden worden vervangen door meer expressieve. Maar het geheel blijft vast en onveranderd. Hierbij kan men van inspiratie" spreeken. Alleen als die er is, op de booven-omschreeven wijze, wordt het werk goed. Maar men moet niet denken,bij het woord ,;inspiratie", dat het een soort bedwelming beteekent. Inteegcndeel, het is een verheldering. De Dichter is niet minder, maar dieper bewust. De verswoorden koomen uit een diepte waar het gewoone, alledaagsche besef van den Dichter niet doordringt, en dit verwoordingsproces wordt welbewust waargenoomen. Het vordert en vormt zich echter, zonder dat wat men het intellect of de reede noemt. Het vers wordt niet bedacht" maar gevoeld", en het stelt zich ritmisch en rijmend samen onder de oogen Illlllllllllllllll IHUtllllllllllllllllllllllll IIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIII SPAAHSQH, ENGELSOH, FRAHSOH, DUITS OH etc. Borlitz-School 4B1 H. 3286 Pract Onderwijs door buitenl. Leeraren van den Dichter, zonder zijn verstandelijke hulp. Ik herinner mij hoe het mij. toen ik knaap was, als een bizondere beschikking trof, dat het dichterlijk vermoogen, de dichterlijke gevoeligheid en gezindheid, altijd samenging met rijm-virtuoziteit. Later heb ik begreepen dat dit niet altijd het geval is. Er zijn tal van oovergangsvormen, er zijn Dichters met veel en met weinig virtuoziteit. Maar de virtuo ziteit gaat volstrekt niet altijd gelijk op met de dichterlijke gevoeligheid, eevenmin als bij musici de techniek samengaat met het schep pend compositietalent. De kunst van improviseeren, die in 't begin van de voorige eeuw zoo hoog werd gewaardeerd, was een virtuozi teit, die maar weinig samenging met dichter lijk scheppend vermoogen. Men vertelt van Joan Bohl, dat hij een ganschen dag in rijm kon spreeken. Dit was eevenals bij ten Kate het gevolg van gestadige oefening in me trisch en rijmend vertalen, maar met dichter lijke begaafdheid had het weinig te maken. Er zijn echter, vooral in Holland, humorisisc l li.'r-:. , / ich voor doen als rijmers of rijmelaars dj;!i i ;e zeer stellig het vermoo gen toonen om rijm en metrum in onmiddellijken dienst te stellen van fijne dichterlijke aandoening. Dat zijn Dichters, die zich een weinig verleegen toonen met hun dichter schap, en geen ernstige poézie aandurven, maar eigenlijk met hun talent een weinig de draak steeken. Zulke dichters waren b.v. de Schoolmeester en Piet Paaltjes. Hadden zij wat later geleefd, zoo hadden zij ook hun be gaafdheid tot ernstiger werk gebruikt. In hun tijd was het ernstige werk eigenlijk niet ern stig genoeg, en zij maakten maar wat gekheid. Maar er zijn in onzen tijd rijmvirtuozen (ik denk aan mijn hooggeschatte confraters Speenhoff en Charivarius), die vaak genoeg ook ernstige poëtische aandoeningen op zui vere en juiste wijze weeten te uiten, en dus wel deegelijk den Dichter-naam verdienen. In Duitschland is de dichter-humorist Mor genstern hiervan een prachtig voorbeeld. Het is geen nieuws, deeze beschouwing oover den samenhang van dichterlijk ver moogen en virtuoziteit, maar daar er nog al tijd veel verwarring is, achtte ik het noodig voorbeeld van zijn rijm-virtuoziteit heeft gediend, zijn de eerste en tweede harmonieën aanweezig, hoewel niet bizonder intensief, het geluid is sterk en vol. Al rilde mij 't getril van 't schrille staal", is als klanknabootsing van het boor-geluid van staal in hard gesteente, expressief ge noeg. De tweede harmonie in de vizie is duidelijk als het graven naar woorden en termen van wijsheid tot opbouw van een Toren van weetenschap. Dederde.destemmings-harmonieis niet bizon der krachtig maar de vierde is de grootsche gedachte van den steeds dieper zoekenden Dichter, die zich niet laat afschrikken door de gevaren en moeiten van zijn werk. Dat is de gedachte-inhoud van het vers. Maar dan komt de vijfde harmonie, die het gansche vers vervult en waarin het culmineert, en spreekt uit, door het beeld van den zakkenden toren, in twee reegels de groote mystieke waarheid, dat menschelijke weetenschap vergankelijk is en gedoemd tot geheelen ondergang. Alle arbeid is verloren; Hij staat op broklend zand en zakt eenmaal" Dit is de gesamenlijke gedachten-inhoud, telkens door vizie en stemming tot hooge wijsheid vastgelegd en in meestal schoone klank gesprooken,?van de twee zware deelen, Brahman genoemd. Brahman (spreek uit Braghman) is de naam door Adwaita van de Indieërs oovergenoomen. Dien naam koos hij voor de expressie van het allerhoogste godsbegrip, dat ooverblijft als de waereldsche bouwselen en begeerten te niet gaan. De Christelijke namen voor den Alvader voldeeden hem niet. Zij kwetsten in hun misbruik de fijn-gevoelige Dichterziel. Niet uit gemis, maar uit oovermaat van devotie verwerpt hij de woorden, die door hun herhaling de kracht verlooren hebben. In plaats van hen, kiest hij het schoone Brahman, waarvan het misbruik en de versteening ons Westerlingen nog niet zoo treft. Laat ons terstond erkennen, dat de Christe lijke Vader-in-den-Heemel een hooger concep tie is dan de Oostersche Godheid. Maar zooals het vaak gebeurt, de gedichten van Adwaita zijn vaak wijzer dan de Dichter zelf. Al laat ? hu -7Ï"h vprQt^nrlpliik verleiden tnt pen verheer lijking van de Indische Godheid e,n tot het voorstellen van Jehova als de ondergaande God der Jooden en Christenen toch spreekt uit zijn Brahman-aanbidding een groote ernst, een verheeven gevoel, een echte reëele devotie. Laat mij hier het eerste gedicht nog aan halen van den terzinen cyclus: Jehova's uitvaart." Het is van groote, melodische zeggenskracht, en zeer sterk van vizie en stemming, en soms heerlijk van geluid en waarlijk verheeven van gedachte : Mijn Brahman, Wereldvuur, waaruit mijn ziel en Sirius opvonkt, verre lichtverwant O rustende as van wentlend wereld-wiel van gouden wiel om as van diamant. u zocht ik, neen, u vond ik reeds als kind toen 'k stond, zalig, op nachtli.ik heideland. En 'k zag de Melkweg, schetneriichtend lint Dat om de wereldbloemen van 't heelal in gratie-volle majesteit zich windt, en 'k zag, hoe soms uit donkerblauw kristal een kelk los gleed van onzichtbare steel geritselloos in licht zwevende val." Wie dit zag, en later zózeggen kon, moet een vroom mensch geweest zijn, welke bena ming hij ook voor de aangebeeden Godheid kiezen wilde. F R E D E R I K VAN EEDEN In mijn voorige beschouwing Dante en de Zee"" staat in het midden der vierde kolom : .,Gij steegt omhoog, op wieken, sterk en blank, van een grootmachig, triomfant verlangen, mijn wonde brandt nog altijd ongeneezen" Deeze reegels moeten komen n a den zeevenden versreegel in dezelfde kolom. de zaak nog eens kort uiteen te zetten. _.., In het sonnet van Adwaita, dat mij tot f? hij zich verstandelijk verleiden tot een verheerW T8IPLE SEC. MIEI" Importépar SCHMITZ & Co..Utrecht

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl