Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17 Sept. '21. - No. 2308
DE RUINES
AMSTÉJRD"AM r
r'1*- # f ??? - TT'".-'-- ?-=**
'Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan
l say.. - old pal.. . are we ... are we again in no-mans-land .. .?"
iiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimii iiiininiiiiiiiiiii iii
Perzische Dichters.
DJELAL-U-DIN RUMI
*-^--'VKX>-V>X_y C*-./ * J
Happy the moment when we are seated in the palace, thou and I,
With two forms and with two figures but with one soul, thou and I,
Vincenz von Rosenzweig, een Oostenrijksch
oriëntalist, zegt in zijn voorrede tot de Di
wan 1) van Djelal-u-Din Rumi, dat men het
Sufisme het geloof der verbeeldingskracht"
en het eigenlijke wezen van deze leer poëzie"
zou kunnen noemen. In deze woorden wordt
een sterk sprekende kant van het Sufisme op
zeer treffende wijze belicht. Maar zij geven
den indruk weer van iemand, die dit geloof
Slechts uit de literatuur heeft leeren kennen.
Het Sufisme is veel meer omvattend dan uit
de woorden van von Rosenzweig valt af te
leiden.
Toch is het geen toeval dat de meeste en
grootste der Perzische dichters Suf is waren.
Zij bezitten alle zonder onderscheid een ma
gische kracht tot beelden.
De Perzische taal is op zichzelf een eenvou
dige taal en in de gedichten vindt men dikwijls
de meest gewone woorden simpel aan
ngereid. Maar achter die woorden leeft een
wereld van emotie en gedachte.Het suggestieve
van die dichtkunst is nu wel niet het mono
polie der Sufis, maar toch heeft het geloof,
waarin zelfs de minste der verschijningen
dezer wereld een stukje besloten eeuwigheid
is, het sterke perspectief der dingen onwille
keurig in deze kunst overgebracht.,
Djelal-u-din Rumi is de grootste mystische
dichter der Perzen. Hij is tevens de stichter
der Molavi-orde, die nog heden ten dage te
Iconium, waar hij leefde en stierf, haar hoofd
zetel heeft. Het ambt van hoogepriester is
daar gedurende zes en een halve eeuw door
leden van Djelal-u-din's familie bekleed. Aan
zijn hoofdwerk,de Maznawi, wordt toegevoegd
het woord sharif (edel), dat door de Moham
medanen steeds in verbinding met de Koran
en de Sunna wordt gebruikt. Velen stellen de
waarde van dit werk haast gelijk met die van
de Koran.
Djelal-u-Din was de zoon van den beroemden
wijsgeer Beha-u-Din en werd in 1207 te
Balch geboren. Zijn vader, wiens moeder
een prinses was, werd door den toen
regeerenden vorst Takash zeer benijd en gevreesd.
Beha-u-Din's kennis was ver buiten de gren
zen van Perzië beroemd en van heinde en
ver kwamen aanzienlijke en geleerde mannen
naar Balch om van den grooten meester te
leeren. Het ongenoegen van den vorst over
de vereering die den wijsgeer te beurt viel,
Huize l. ZOMERDIIK BUM
PaïilioenVMdelparüi)I.Zui»an5W
Restaurant la carte
unch.Afternoon-tea, Diners M Soupers
Dagelijks muziek door het Huls-orkest
deed zich in Beha-u-Dins omgeving duidelijk
voelen en het duurde niet lang of de meester
zag zich genoodzaakt met zijn gezin en voK
gelingen te vertrekken naar een land, waar de
vrijheid der gedachte niet meer door kleine
persoonlijke belangen zou worden beïnvloed.
Hij vestigde zich te Iconium pp Grieksch
gebied en kreeg daardoor den bijnaam Rumi
d.i. de Griek, 1) welke naam later op
Djelal-uDin overging.
Djelal-u-Din was nog een kind toen zijn
ouders Balch verlieten. Op rets naar Iconium
bezochten zij te Nischapur den dichter en.
Suf i Attar, die, op den knaap wijzend zeide.:
Deze zoon van u, Beha-ü-Din, zal in de groote
harten dezer wereld een vuur ontsteken. Dje
lal-u-Din groeide ,op temidden van beroemde
en geleerde mannen en overtrof allen reeds
op jeugdigen keftijd in kennis. Na den dood
van zijn vader werd hij als diens opvolger aan
gewezen en honderden leerlingen kwamen
naar zijn voordrachten luisteren. Als hij naar
huis reed, begeleidden zij hem te voet en
omgaven hem met ongekende toewijding
en vereering. Aan weinig stervelingen is een
zoo algemeene en vurige bewondering ten
deel gevallen en toch bleef in Djelal-u-Din een
gevoel van leegte en onbevredigd verlangen.
Het was of hij bij ieder nieuw ontdekte wijs
heid en bij iedere nieuwe voldoening, de ijdel
heid der dingen dieper besefte. Verscheidene
malen bezocht hij andere beroemde wijsgeeren
van zijn tijd, hopende bij hen datgene te
vinden, wat hem zelf ontbrak, maar geen
hunner kon bat heimelijk verlangen van zijn
ziel tot stilt« brengen. Eens toen hij weer
temidden zijner eerbiedige volgelingen, door de
straten van Iconium reed, kwam daar plot
seling een vreemdeling hem tegemoet, die
hem staande hield en vroeg: . .
Zeg mij, w,ejk doel gij nastreeft met het
verzamelen van zooveel kennis en het beoefe
nen van zooveel zelfbeheersching?"
',,Ik tracht" antwoordde Djelal-u-Din zoo
volmaakt mogelijk te leven in overeenstemming
met de goddelijke wetten, met de tradities
mijner voorouders en met de zedeleer van
mijn tijd !"
Zoo leeft ge dus aan de oppervlakte der
dingen," ging de vreemdeling voort.
Wat ligt dan onder die oppervlakte?"
vroeg Djelal-u-Din, plotseling vreemd be
wogen.
Slechts wie zich volkomen vereenigt
met het Wezen der dingen, dringt werkelijk
in het Weten door !." zeide de vreemdeling.
Het is beter, onwetend te blijven, dan on
volkomen ,téwéten."
Deze woorden maakten diepen indruk op
Djelal-u-Qvn. JHjfl steeg van zijn muildier en
ging met der vfreemdeHng naar een eenzame
plek in hét gebergte. Daar begon hij in allen
ootmoed den onbekenden monnik te ondervra
gen en opnieuw van hem te leereri. Zijn geheel
vorig leven verzonk voor hem infvërget^heid;
tevergeefs trachtten zijn leerlingen hém te
bewegen zijn voordrachten en lessen met hen.
te hex;vaft«it> fBarrevpets en blootshoofds
ging Djelal^tiiDrtf doof de straten van Iconium
en wilde sleclUs-twar Shams-i-Tabriz luisteren.
Het is nooit geheel vastgesteld kunnen worden,
wie deze Shams-i-Tabriz eigenlijk was. Van
hem is bekend, dat hij naar Tabriz kwam om
te leeren en daar door zijn buitengewone schoon
heid en een bijzondere vurigheid van geest jong
en'oud onder betoovering bracht. De vrouwen
van Tabriz omringden hem, als de Gaupis den
jongen Krishna omringden. Van deze vrouwen
leerde hij het rnet goud borduren van kostbare
stoffen, zoodat hij ook wel Shams-i-Zerdosi
d.i. de goudstikker, wordt genoemd. Men zegt,
dat zijn meester hem naar Iconium zond met
de opdracht Djelal-u-Din te bezoeken en hem
in de leer in te wijden.
Djelal-u-Din's leerlingen begonnen
Sham-iTabriz weldra te haten, omdat zij in hem slechts
den verderver van hun dierbaren meester kon
den zien. Zij vervolgden den vreemden mon
nik met het heimelijk voornemen hem te
dooden, maar Shams-i-Tabriz, die hen door
grondde, verliet ploseling Iconium en reisde
naar Tabriz terug. Djelal-u-Din volgde hem
n wist hem te bewegen weex.mede rra'ar*I
conium tékomen. ' ;' ^" """"'
Hier 'overtuigde de morinik zijn leerling
.'echter, dat een scheiding noodzakelijk was
en vertrok naar Syrië. Djelal-u-Din leefde nu
-temidden zijner volgelingen als iemand, die
het gezicht en gehoor voor het hem omringende
'geheel heeft verloren. Hij trachtte zich in den
.geest met zijn geliefden meester te vereenigen.
i"In zijn woning stond een zuil, die hij
omt klemde, zich verbeeldende, dat hij Shams-i
Tabriz omarm,d£.:^Jn vervoering sprak hij dan
>'de onvergettjji^lijlt mooie verzen,die door zijn
, leerlingen .^fKopgeteekend en ons zóbe
waard zijnAfèbleven in de
Diwam:i-Shams-i: Tabriz.^ -.V:.
Een vréeSelijk verhaal bericht, dat de vijan
den van Sharns-i-Tabriz eindelijk wraak namen
en hem levend vilden en dat de ongelukkige
nog een tijd lang zoo voortleefde. Djelal-u-Din
stierf, vór dit gebeurde, in het jaar 1273.
Hij is begraven in het Sufiklooster te Iconium.
Van verre ziet'men reeds den groenen koepel
van het klooster boven de gebouwen der stad
uitsteken. Zijn graf is in zwart marm'er ge
houwen. - , '
Behalve déDlwan schreef Djelal-u-Din
het beroemde werk Maznawi", in welks in
leiding hij de menschelijke ziel bij een fluit
vergelijkt,eehrietstengel,afgerukten met gaten
doorboord. De smeltend klagende tonen van
de fluit spreken van het stille water, waar de
rietpluimen in den ochtendwind zacht heen
en weer wiegen. De doorboorde stengel kan
dien stillen oever niet vergeten en klaagt
in smartelijk verlangen als de adem en de
vingers van den speler zijn wonden beroeren.
Nog eenige regels uit de Diwan,in de ver
taling van Nicholson : .
I am a painter, a maker of pictures; every
moment I shape a beauteotis form,
And then in thy presence I melt them
all away.
I call up a hundred phantoms and indue
them with a spirit.
When I behold thy phantom, J cast them
in the fire.
KHOURSHED DE RAVALI
E U
1) Een Diwan is een verzameling lyrische
gedichten.
2) Rumi beteekent letterlijk vertaald:
Romein. De Perzen noemden hun westelijke
naburen allen Rumi.
lllllliiltillllllliiillllllllllllllllliiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiimiimiiiiii
SCHILDERKUNST-KRONIEK
DE TEEKENMAATSCHAPPIJ IN PULCHRI STUDIO.
Terwijl de laatste jaren Toorop en Willem
van Konijnenburg door hun werken een
gang naar de tentoonstelling der Teeken
maatschappij altijd maakten tot iets, dat
voor den beschouwer van belang was, zijn
ze dit jaar niet zoo rijkelijk vertegenwoor
digd, (Willem van Konijnenburg zond n
teekening in, een Christus aan 't kruis
(gekleurd), en Toorop drie kleine en een
grootere, de Madonna (20-21) met het reeds
door mij geprezen stadsgezicht), maar neb
ben Albert Roelofs en Haverman het groot
ste getal inzendingen.
Albert Roe lof s, inzending bestaat uit
23 teekeningen, meest uit de laatste jaren.
Ge hebt daardoor geen algeheel zuiver
over;ztcnt; om iets te noemen, ge merkt jn dit
werk den invloed van Oyens niet. Wél
vindt ge Mancini (No. 68, 69), wel dien der
Renaissance langs Willem van Konijnen
burg, en dien der Gothici, langs Toorop.
Het overzicht is dus niet volledig, maar
wat er is, doet opnieuw den te vroegen dood
van dezen schilder voelen als een verlies.
Want deze Roelofs was als alle Rpelofsen een
eerzuchtige, maar een, wiens eerzucht ten
eerste ging naar de perfectie in zijn vak,
naar de kennis, noodig vooi dat vak. Het
is toch bekend, dat, als gevestigd schilder,
Roelofs nog naar Parijs is getrokken, juist
om beter den vorm meester te worden. De
invloeden van Toorop en Willem van
Konijnenburg zijn, gedeeltelijk, een bewijs
van gelijke neiging.
Het meeste, wat ge hier ziet, zijn por
tretten of studies daarvoor. Ge vindt daar
onder, wat Albert Roelofs' verdiensten het
duidelijkst maakt. Een oude Vlaming (1918)
heeft physiologische typeering en beschaafde
voordracht; de rosharige Johanna Frederika
uit 1920 is een wezen vol leven; eenandere
roodharige uit '19, meteen groene jurk aan,
heeft hetzelfde, maar teederder. Het innigste
werk is het portret van de vrouw van den
mllllllllllltllllllllllllllllllUlllllllllHII tlll-MMMtmilllMIMHHIllllllllllll
schilder, uit igi8. Ik waardeer dit steeds
als geheel, en steeds treffen mij daarin ver
schillende détails. Het .kijken der oögen is
met respect genoteerd, en. deze eerbied
wordt duidelijker door de uitdrukking, die
de bovenoogleden van dit alles geven. Het
ranke lichaam is eenvoudig gezien,en kuisen;
innig is de weergave der handen, en hoe de
ring om den vinger zit. Een karakterkop
(karakterschets, No. 65) is nog te noemen;
een naakt (No. 69) etc. met de
Manciniinvloeden.
Van, de r M a a r e l, de tweede doode
van deze tentoonstelling, is minder goed
hier na te gaan. Bij verre het zwakste werk
is het Buurpraatje van de Scheveningers
(59). aar vindt ge volop van der Maarel's
fouten; vooral zijn gebrek aan leven, zijn
gebrek aan spanning (zie de handen van de
vrouw, de uitdrukking van haar gezicht)
wat zoo kenmerkend was voor veel van zijn
later werk, en wat bij al ziin deftigheid" ,
hem weinig waard maakte. Beter is de Markt
te Caïro, beter zijn Bazar; het best als
kleurvan deze twee is de Markt
L e C o m t e, de derde doode, brengt geen
verrassing door wat ge op de Teekenmaat
schappij ziet. Wat hij deeo, miste voor mij
steeds bekoring, steeds werkelijkheid
Marinus Adamse's Kinderkopje
(No. 3) is van een niets ontziende realiteit
(het is een portret van zijn eigen kind, pas
geboren), maar het is daarom niet zonder
liefde. Het dichte oog met omgeving is vol
uitdrukking. 'Zoo'n kleine teekening -is fei
telijk, krachtiger, overtuigender, dan de
inzending van Jan Apol, gedeeltelijk
Italianiseerend, maar zonder macht in het
gevoel. Van Willem van den Berg
laten de duitsch-uitziende heeren
(portretstudies) mij onverschillig; de karakterstudie
is geïnspireerd op Toorop's Dante; het best
zijn de Vogels, een eenigszins decoratieve
teekening, waar alleen, voor de rustigheid,
n vogel links, te wit is, te licht. Hetzelfde,
het onrustige, vindt ge sterker in de
Visschen en lotos van Th. Goed vriend.
Deze onophoudelijk-varieerende virtuoos (met
meer assimilatie dan persoonlijkheid) ging uit
naar het Oosten, en maakte, daardoor geïn
spireerd (bezield is een te zwaar woord voor
zijn werk) een groote voorstelling van
visschen en planten, met hier en daar aange
name onderdeden, maar zooals ik schreef,
als geheel niet in evenwicht. Daarenboven
zijn sommige der voorwerpen meer
gemathematiseerd (vergeef mij deze uitdrukking) dan
de andere, wat natuurlijk eveneens hinderlijk
kan wezen, en hier zeker dat is.
H. E. Mees' Meisje (Renaissance-invloed
langs Willem van Konijnenburg) is leeg, n
als karakteriseering, n leeg van teekenende
kracht
Het is een tegenstelling met het bruuske
werk van Charley Toorop: M'enschen
van de Straat; een groep figuren, in de stad
gezien. Charley Toorop was altijd een tem
perament, van dat zij begonnen is te
teekenen af; zij heeft het merkwaardige : de
neiging een gezin" te willen geven; ze begint
hier macht te vertoonen dat uit te druk- '.
ken, wat zij voelt. P L A s s c H A E RT T
IMimillMIHMIIIMIH' llllIMIIIIIlillH
VARMOM
IPADOX
LEVEÏT Bt/VtCLANCO IKZtf> K.O*7C
TUD ALLE MOUTCONyTRUCTIt
ALX
LANDHUIZEN
! SCHOOLGEBOUWEN
JACHTHUIZEN
ZIEKENHUIZEN
INLICHTINGEN OPAANVPAAC
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIM
mmi nu iiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiimiiiiimiiiiiiiiiiiiit iiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiii IIIIIIUIÉIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIII min mt.ifimiiiiiiiimiiii minimum
DE MUIS
J. MASCHMEYER?BUEKERS.
Toen Selien met haar gewone preciese
bewegingen 't gebruikte ontbijtgerei had bij
eenverzameld op het withouten blad, waarop
ze het altijd wegdroeg naar de keuken, bleef
ze nog even bij de ontredderde tafel staan
en streek een paar plooien van het
Zaterdagsch-verfrommelde servet glad.
Pa !" begon ze gedecideerd.
En de oude heer de Vrij, sedert den
laatsten hap van zijn tweeden boterham in
schijnrust achter zijn krant gedoken, begreep
dadelijk, wat er volgen zou. Het liet niet lang
op zich wachten, trouwens.
Ik heb hem vannacht gevangen in de
val in de tusschenkamer!"
Ja, Selien?"
Och Heere, ja, hij had het wel geweten
en in zijn stem klonk niet die blijde verras
sing, die zijn dochter er blijkbaar in verwacht
had. Hij wachtte op wat hem nu zeker zou
worden opgedragen.
Enne, Pa, nou zorgt U straks wel eventjes,
dat-ie wegkomt, hè?"
Nou 't bevel er was, kwam hem ook opeens
de moed tot tegenspreken.
Maar, Selien, waarom wil je in
's-hemelsnaam toch, dat Ik dat altijd doe. Je weet,
dat ik er zoo'n hekel aan heb l"
Selien deed beleedigd en verbaasd, als
werd dit chapiter voor de allereerste maal
door hen beiden.aangeroerd.
? Lieve help, Pa, dat is toch geen vrouwen
werk!" en. ze lachte zoetjes, vcrleidelijkjes,
als wijzende op haar vrouwzijn gelijk op iets
verhevens, dat haar stelde boven ongewenschte
werkzaamheden. Maar Pa, sedert
vijf-entwintig jaren huishoudend met Selien, haar
bekijkend als dochter tout court, niet als
vrouwelijk wezen, werd niet getroffen door
haar vale, preciese verschijning in een
vaakgewasschen huishoudschuit.
Ben jij dan bang voor een muis?" vroeg
hij misprijzend.
Nou, bang bang is het woord niet. U
weet, bang ben ik allerminst. Ik doe voor
een bedelaar de knip niet op de deur, en U
kunt mij gerust door een koeienlandje laten
gaan. Nee, bang voor een muis ben ik niet;
maar ik gruw dervan, dat is het hem!"
Pa gooide het over een anderen boeg :
Waarom koop je niet zoo'n knipval, die
klapt ze meteen dood !"
Daar kwam Selien echter met een vloed
van woorden- tegenop.
Kan U denken. Soms klapt-ie ze dood,
ja. Maar soms heb-ie ze alleen bij een poot of
een staart en denk nou eens aan juffrouw
Vecht, die had 'm voor de muizen gezet en
die kreeg er op een goeien nacht een rot in.
Weet U niet meer, wat ze er van verteld
heeft, hoe ze midden in den nacht wakker was
geworden door een ijselijk kabaal, en hoe die
rot als een bezetene door de kamer vloog
met de val aan z'n staart en hoe die al op de
schoorsteen was geweest en 't glas van de
klok aan stukken nee hoor", hijgend be
sloot ze haar verhaal in mijn huis geen
knipval!"
De oude de Vrij kon er niet tegenop, 't
Argument, dat hij had kunnen gebruiken :
dat het dan toch in alle geval zijn huis was,
viel hem niet eens in. Hij waagde, eigenlijk
tegen beter weten in, nog een poging.
Waarom neem je geen poes? Dan kommen
er geen muizen in huis !" zei hij,maar hij keek,
terwijl hij sprak, schuchter en stiekum naar
Seliens gezicht, om te zien hoe ze 't opnam.
Die antwoordde niet niet woorden, maar de
uitdrukking van haar gezicht sprak
boekdeelen. En, ja, de oude de Vrij had 't wel
geweten. Hij kende Seliens meening over
poesen. Zij had zich er eens en vooral met
verontwaardigde krasheid over uitgesproken
en toen sterk den nadruk gelegd op haar onge
paste gekrijsch bij nacht en ontij, op 't eeuwig
jongen krijgen van de poessies", op 't steeds
op avontuur uitzijn van de katers. Hij was
dom geweest, er over te beginnen hij merkte
wei, 't ongev^nschte karwei was voor hem
en bleef voor hem.
Met een rinkelenden ruk tilde Selien 't
afneemblad van de tafel en zwenkte naar
de deur.
Ik zal dan op de plaats een emmer water
met een deksel erbij neer zetten en de val
staat nog in de tusschenkamer, Pa !"
Een laatste pijl schoot Pa af, vol wanhoop :
Waarom Iaat je 't Rietje niet doen?"
Rietje was 't. schoolkind, dat 's-Woensdags
en Zaterdags''middags Selien kwam helpen
en dat door haar dan met de onsmakelijkste
werkjes werd belast.
Selien stond, alsof ze betooverd was. Een
nobele verontwaardiging vlamde op in haar
gezicht en haar bestraffende stem deed den
ouden de Vrij nu hcèlemaal achter de krant
verdwijnen.
Pa, hoe is het godsterwereld mogelijk,
dat U veertig jaar met verdienste werkzaam
bent geweest bij het onderwijs, dertig jaar
nog wel als hoofd der school, dat altijd de
jeugd moest voorgaan in deugd en fatsoen
en dat U nou mij ijskoud aantaadt, Rietje....
.... ! Rietje zou hier in huis leeren moorden
en doodslaan en dat later mogelijk nog
rondvertellen ook !"
Zij gunde den ontaarden opvoeder der jeugd
geen blik meer, maar draaide eindelijk met
haar blad de deur uit.
De Vrij sprak geen woord meer. Hij keerde
met de stille waardigheid van die eervol ver
slagen zijn tot zijn morgenlectuur terug.
Als hij dan al de muis moest verdrinken,
zou hij eerst rustig zijn krantje lezen.
En hij bleef zitten, ofschoon hij uit
de kamer elke fase van 't den emmer op
de plaats klaarzetten" kon volgen. Hij hoorde
het rinkelend optillen van den emmer, hij'
hoorde 't plotseling neerkletteren van den
waterstraal tegen 't zink, evenals Seliens
zwaren stap door de gang, zooals zij
emmertorsend ging uit de keuken naar de plaats.
Het korte rrang" van den emmer op de
steenen, 't blikkig geklepper van het deksel,
dat Selien er naast zette,ontging hem evenmin.
Dadelijk daarop stapte Selien terug naar
de keuken en riep : Kom nou, Pa, 'k wou
de tusschenkamer doen !"
Even later stapte hij Blootshoofds het
bleekveldje over, het achterpoortje uit. Hij
wist goed wat hij wou. Een eind, een heel
. eind met de muis, die hij met val in een
citybag droeg, het dorp uit wandelen, een mooi
plekje bij 't duin opzoeken, dan de val
openzetten
Buiten was het waarlijk verrukkelijk. Uit
een onbewolkten hemel vielen de gouden
stralenbundels op het nog bedauwde land.
In de nog ongemaaide hooivelden geurde
en kleurde het van de boterbloemen, den
zuring en de groote pollen margerieten.
Onbewogen staken de oude iepen hunne
frisch-groene bladeren de stille morgenlucht
in. Waar weilanden en huizen ophielden,
begonnen de duinen, scherp groen en zilver
in het gouden licht, de bosschen aan hun voet
blauw-schemerig en koel. In de Vrij's oude
hart zong de morgenstemming een verheffend
lied en hij voelde zich als gewijd daarheen
gaan met het nietige leven, dat hij ging
redden.
Langs een paar pittig geurende, vroege
Oost-Indische-kers-akkertjes, tusschen vel
den wuivend aspergegroen volgde hij een lan
delijk wegje naar den duinrand. Op een heer
lijk schaduwplekje in 't eikenhakhout bleef
hij staan. Met een plechtig gebaar knapte
hij den city-bag open en haalde er voorzichtig
de muizen val uit.
. Zoo, ouwe jongen, dat is beter dan een
emmer water, hè?" zei hij vaderlijk tegen de
van angst reeds half gestorven muis en met
een ongeduldig rukje haalde hij het ijzeren
.valdeurtje naar boven. Toen zette hij be
hoedzaam de val op den grond, waar tus
schen mos en fijn gras de hoopjes grijze, dorre
bladeren van het vorig jaar nog samengewaaid
lagen. En met kinderlijk wijd en nieuws
gierig geopende oogen wachtte hij op het
wonder der vrijheidJopenbaring, dat nu
komen moest maar de muis verroerde zich
r,iel. Eenigszins teleurgesteld ging de Vrij
een paar stappen achteruit: er kwam "gen
verandering in de situatie. In elkaar gedoken,
half verlamd, zat de muis en bleef ziften.
Beest, je weet niet wat goed voor je is !"
mopperde de Vrij, vermande zich, nam de val
beet en schudde die met de opening naar
beneden, schudde tot zijn beschermeling er.
uit' viel op 't zachte mos, van waar zij, ein
delijk tot besef van den toestand gekomen,
onder een hoopje dor blad wegschoot.
Aha !" lachte de oude heer vergenoegd,
nu snapt-ie het!" En hij sloot zorgvuldig
de val weer in den city-bag. Toen keek hij
nog eens om. zich heen, bezag de
heerlijkblauwe lucht, knikte goedkeurend met het
hoofd en hernam den terugtocht. $>'
Hij liep nu een stapje langzamer en in zijn
bezig hoofd spookten verward de grandiooste
gedachten : vrijheid levensbehoefte, te
rugkeer tot de natuur den schepper eeren,
ook in zijn kleinste openbaringen kortom,
hij kende n zijner verhevenste uren. En
zoo wandelde hij op zijn gemak, innig ge
lukkig, terug naar zijn woning, een mogelijk,
ja bijna zeker onweer met Selien tegemoet,
waartegen hij, in zijn bovenmenschelijke
stemming, geheel niet opzag.
Maar achter hem wandelde de muis. De
fijne neus op den grond schoot zij met rukjes
van beschermende hoopje bladers tot bescher
mende struik. Ze volgde op de hielen haar
edelmoedigen bevrijder.
En toen de oude de Vrij triomfantelijk
zijn voortuintje doorstapte, de open voordeur,
daarna de gang binnen,,en zich bedacht, wat
hij toch wel tegen Selien moest zeggen, als
die eens vroeg, waar hij vandaan kwam, zag
hij door de keukendeur Selien met een gil
op een stoel springen. Er schoot wat donkers
met een "vaartje een aanrechtkastje in en
Selien riep jammerend : Pa, Pa, alweer een
muis !"
En hij dacht, mismoedig : zie zoo, nu kan
het spel morgen opnieuw beginnen !"
Maar gelukkig bleef het inzicht van de ware
toedracht der zaak hem bespaard.