De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 24 september pagina 8

24 september 1921 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 24 Sept. '21. - No. 2309 ? De Historie van Jan van Parijs, vertaald door J. J. SALVERDA DE QRAVE ; met verluchtingen van P. A. H. Hofman, A. W. Sijthoff's Uitgevers Mij. (serie ???-.? Fransche Kunst) Leiden, 1921. ?i Eigenlijk is het. een onzinnig verhaal, vol -onwaarschijnlijkheden, die daarbij soms wat \eentonig verteld worden. En toch zullen velen -:het met groot behagen lezen en neemt het on der de: sprookjes, die dergelijke onderwerpen /behandelen, een bijzondere plaats in. Ik geloof ?datdit komt omdat de persoon van den schrij?ver er zich zoo scherp in af teekent en zijn werk "zulk een sprekend staaltje is van den echten Franschen geest. ,,O ja, ordre, darté, logique", «mompelt de geletterde lezer onwillekeurig, valsef .dit :de eenige kenmerken van den Fran schen geest zijn ! in dit boekje treden echter .-.heel andere eigenschappen naar voren. - De zoon van den koning van Frankrijk en e dochter van den Spaanschen koning, aldus verhaalt de 15de eeuwsche schrijver ons, ?werden reeds als kinderen door hunne we?derzijdsche ouders bestemd elkander later te huwen. Toen de prinses echter volwassen was, vergat haar vader die oude afspraak en beloof de hij haar hand aan den ouden, afgetakelden koning van Engeland. Dit nieuws bereikte den jongen Franschen koning (die intifsschen zijn :vader was opgevolgd) en hij ontving het met ?gemengde gevoelens : een meisje te huwen, dat hij nooit gezien had, en alleen omdat zijn ouders het aldus beschikt hadden, dat leek .hem bedenkelijk, maar dat de koning van Engeland met haar zou gaan strijken, stond hem k niet bijster aan. Toen bedacht hij een list. Hij vertrok, tegelijk met zijn mededinger, naar Spanje, maar in streng incognito, onder den naam van Jan van Parijs, een rijk Fransch burger. Op deze wijze kon hij eens poolshoogte nemen of de prinses hem aanstond. Om zich bekend te kunnen maken, zoodra hij dit noodig oordeelde, en dan de Fransche kroon hoog te houden, omgaf hij zich met veel pracht en praal. Zijn schitterende stoet overtrof verre het gevolg van den koning van Engeland en men begrijpt hoe zeer de geheimzinnige Parijzenaar de aandacht der Spanjaarden trok ! Natuurlijk was de prinses een wonder van lieftalligheid, de koning van Frankrijk de schoonHuize I. ZOMEIDIIK BUSSINK rniliNiilondalpnMil.Ziii4l90MSI95 Restaurant a la carte _unch,Afternoon-tea,Diners en Soupers Dagelijks muziek door bet Huls-orkest ste held dien men zich denken kan en beminden zij elkander, bij den eersten oogopslag, vurig. Jan van Parijs maakte zich bekend, de Engelsche koning vertrok met stillen trom en de twee koningskinderen werden een gelukkig paar. Dat is alles. Maar nu de wijze waarop het verhaald wordt! Telkens komt, onder het vertellen, de typische Franschman voor den dag, die niet laten kan lichtelijk te spotten met zaken die hij in het diepste van zijn ziel vereert: een eigenschap die wel eens hinderlijk kan zijn, maar zeer zeker een beminnelijken kant heeft en een wapen is tegen dwaze exaltatie of zoetelijke sentimentaliteit. De naam Jan van Parijs is op zichzelf al een vondst: zódacht de Fransche burger graag aan zijn vorst, met een mengelmoes van gemeenzaam heid en ontzag. Zózien we dien vorst ook uitgebeeld in het verhaal: fier en zelfbewust in het besef van zijn waardigheid, maar tegelijk eenvoudig-gemoedelijk in den omgang en tin telend van humor. Met kennelijk welbehagen laat de schrijver al die deftige koningen, die voor de bruiloft in Spanje samen zijn gekomen, heel ondeftig doen. Plechtig rijken de vorsten de vorstinnen de hand, en geleiden ze, elk naar zijn rang, naar het venster, vanwaar ze den intocht van Jan van Parijs kunnen aan schouwen, maar als hun nieuwsgierigheid haar hoogtepunt bereikt heeft en de lang ver beide, geheimzinnige bezoeker eindelijk nadert, gedragen zij zich al heel onvorstelijk en roepen zij de voorbijtrekkende herauten aan om in lichtingen te vragen, ja. de prinses gaat zelfs uit het raam hangen om aan een der begeleiders van den stoet te vragen : ,,zeg vriend, hoeveel wagens van de garderobe zijn er?" De koning van Engeland is vermakelijk door de oude mannetjes-zenuwachtigheid waarmee hij alle gebeurtenissen doormaakt en door zijn ietwat ,,burgerlijke" verbazing over den rijkdom van Jan van Parijs. Kostelijk ook is de kribbige onderdanigheid waarmee hij zijn lateren mede dinger, wiens schatten veel grooter zijn dan de zijne, tegemoet treedt. Hij geniet graag mee van al dien overvloed, al vindt hij die weelde bij een burgerzoon wat vreemd. Reeds bij hun eerste kennismaking, op weg naar Spanje, weet de vermomde koning van Frankrijk ontzag af te dwingen. Ik heet koning van Engeland", aldus stelt de oude heer zich goedig vooi. Wel, wel", antwoordt kalm de Parijzenaar en waar gaat de tocht heen?" Verder neemt hij niet veel notitie van zijn vorstelijken reisge noot en deze kon niet anders doen dan een zeer waardige en deftige houding bewaren". Maar toen hij al de wagens met levensmiddelen zag, die de burger met zich voerde, oordeelde hij dat het zeer aangenaam was in zijn gezel schap te reizen en zuchtte hij : God geve dat hij denzelfden kant op gaat als wij". Meer door situaties, dan door uitvoerige be schrijvingen, wilde verteller zijn lezers treffen. Hij geeft zich geen moeite om in bijzonder heden uit te weiden over de pracht die Jan van Parijs omgeeft: de woorden schoon en kostbaar worden onophoudelijk herhaald. Is dat onmacht? Ik geloof veeleer gemakzucht, omdat de schrij ver zelf zijn verhaal niet au sérieux neemt; telkens onderbreekt hij zijn relaas met zinne tjes als : vele schoone spelen werden gehou den, die ik, terwille van de kortheid, stilzwij gend voorbij ga'', de prinses was zóver heugd dat het niet te zeggen is, daarom spreek ik, kortheidshalve, niet meer daarover". Men vermoedt dat hem onder het schrijven een glimlach om de lippen speelde; hij amu seert zichzelf en zijn lezers door 't genoegelijk gesol met al die vorstelijke personen en daar tusschen door tref t oriéhet geïdealiseerde beeld van den jongen koning van Frankrijk, die zelfs in zijn vermomming Ontzag weet in te boezemen, voor zichzelf en voor het land dat hij vertegenwoordigt. Typisch Fransch is de fijne smaak, dien de auteur aan den dag fegt, telkens als hij de moeite neemt zijn beschrijvingen wat nader uit te werken. Men weef, de Franschen houden niet van pronkerige onderscheidingsteekenen (hoe sober zijn bijv. hun hooge militairen ge kleed !); in een sprookje zou men verwachten den held in schitterende kleurenpracht te zien uitgedost; maar Jan van Parijs onderscheidt zich alleen van zijn gevolg door zijn fiere houving en door een klein wit stokje, dat hij in de hand draagt. Rijk en kostbaar is de uitrusting dan den stoet die hem omgeeft, maar niet kakelbont: harmonisch en smaakvol stemmen de kleuren overeen. Ruiters gaan gekleed in zwart fluweel met wambuizen van rood satijn ; pages ziet men in effen paars en het tuig hun ner paarden is van dezelfde'tint en stof; voortdurend trekken troepen voorbij op gelijk soortige paarden gezeten en in overeenstem mende kleuren gekleed. Door het geheele verhaal heen, straalt de zonnige jeugd van den Franschen koning. Aardig is beschreven hoe, bij de eerste ont moeting, de pijl van de liefde"hem en de prin ses al dadelijk wondde : Toen de prinses hem had bemerkt, werd zij zoo rood, dat het scheen of het vuur uit haar gezicht sloeg Zij bedwong zich zoo goed als zij kon, en toen Jan van Parijs vlak bij haar was, reikte zij hem een sierlijke hoofdbekleeding die zij in de hand had, terwijl zij hem vriendelijk groette. En toen Jan van Parijs zag dat zij zoo schoon was, werd hij gewond door een pijl der lief de ; hij gaf de sporen aan zijn paard, dat een sprong maakte, en onder het springen nam hij het geschenk aan, lichtte zich de baret van het hoofd en .dankte de jonkvrouwe.... De koning van Spanje en alle andere heeren en dames waren zeer verheugd over de vriende lijke wijze waarop de prinses hem had be jegend, zonder dat iemand haar dat had ge zegd, en allen zeiden dat zij het er zeer goed had afgebracht en de jonge man nog beter". De vertaler is er in geslaagd het naïeve van den oorspronkelijken tekst getrouw weer te geven. Niets ware gemakkelijker geweest dan om hier en daar wat bij te werken, herhalingen te schrappen en eentonige woorden door meer kleurrijke te vervangen. Aan deze verleiding heeft hij echter weerstand weten te bieden, bewust als hij zich was, dat elke toevoeging in werkelijkheid een berooving zou zijn, een ver breking van de eenheid tusschen den stijl en den inhoud van het verhaal. Nu geeft de Hollandsche overzetting den eenvoud van de oude vertelling met volkomen zuiverheid weer. Alles is in kleur gehouden en de bescheiden heid waarmee de vertaler zich steeds op den achteigrond houdt, zijn voortdurende zorg om het primitieve karakter niet aan den tekst te ontnemen, maken zijn werk bijzonder sym pathiek. C. SERRURIER HimiiiMir iiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiii DE DEBACLE IN DE LOCALE MARKT. Toen in de laatste weken van 1920 de scherpe reactie in de locale markt ingetreden was, heb ik in het nummer van 18 December j.l een vergelijking gegeven van de toen reeds belangrijk gedaalde koersen en de gedurende 1920 bereikte hoogste koersen. Daaruit bleek, dat de koersen in enkele weken voor vele soorten gedaald waren tot'minder dart de helft, waarop zij enkele maanden te voren genoteerd waren. Ik stelde daarbij de vragen, waaraan deze daling toe te schrijven was en of zij, althans in dezen omvang, gemotiveerd . was. De eerste vraag meende ik getna kkelijk te kunnen beantwoorden door te wijzen op de geheel gewijzigde conjunctuur in het econo misch leven, waardoor een ongebreideld optimisme plaats gemaakt heeft voor een riet minder sterk pessimisme en gemis aan vertrouwen, dat er ooit weder verbetering zoude komen. De tweede vraag achtte ik echter moei lijker te beantwoorden en merkte dienaan gaande op : Voor zoover de reactie gegrond is op de teruggaande conjunctuur in de productenmarkt, moet gevreesd worden, dat het einde daarvan nog lang niet bereikt is. Daar tegen over staat echter voor verre het meerendeel der Nederlandsche ondernemingen, meer be paaldelijk voor de cultuur-ondernemingen en stoomvaart-maatschappijen, een gunstige factor op de beteekenis waarvan in deze dagen van depressie de aandacht wel mag gevestigd worden. Zij toch hebben van de groote winsten in de oorlogsjaren, meer dan vele aandeel houders Hef was, gebruik gemaakt om zeer ruime bedragen te reserveeren e'n hare financieele positie te versterken. En nu mogen de dalende producten-prijzen en vrachten de verwachting op hooge dividenden in de naaste toekomst niet hoog gespannen doen zijn, het mag menschelijkerwijze als zeker worden aangenomen, dat er geen vrees voor moeilijkheden behoeft te bestaan. En wanneer na eenigen tijd het wereldverkeer zich weder aan de veranderde omstandigheden aange past heeft, zijn zij door hare krachtiger financieele positie beter dan ooit te voren in staat een leidende rol in dat verkeer te blijven innemen en, zooal geene ,,reuzen''winsten, dan toch bevredigende resultaten te behalen. Ernstig als de toestand is, bestaat er daarom m.i. geene gegronde aanleiding oni zich zenuwachtig te maken over de toekomst der goed gefundeerde ondernemingen en dat zijn gelukkig de meeste , al zal men zich allicht in de eerste jaren met lagere dividenden moeten tevreden stellen." Sedert dien is de markt in de eerste maan den van 1921 tot eenige meerdere kalmte gekomen en, al viel er nog geene noemens waardige verbetering waar te nemen, toch konden de prijzen zich op het verlaagde niveau vrijwel handhaven. In de laatste weken echter is opnieuw eene iiiii*ffiiiiiiiiiifiiiiiii*'*iiiiiiii*"lllll>>>lllm"fl>>>1111" miiifiiiiiiMiiiiiiiii'iiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiijiii ififitiiiiiijiiiiiiiiijjtiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini iHiiiiiiiimiiiiiiiiiiiniiiiiiiimiiiiiiiiiiJiilmftiiiiiiJiJilffiiiinjiiiiiiijHifiiiiiij iiiiiiiiiiMfiftkiiifiiiiiJiiitfiiiiiiiiiiiijiijjiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiritifijiiiiiiiiiiitiiiitiiiiiiiiiifiiifiiiiiiliiniiiliiiii' BALI De Bond van N. I. Kunstkringen en de Vereeniging N. I. Heemschut" heeft met steun van de N. I. Regeering ons verrijkt met een boekje van de hand van den architect P. A. J. Moojen, (Verslag en Voorstellen aan de Regeering van Nederlandsen-Indië door P. A. J. Moojen), waarin een beknopt verslag wordt gegeven van de verwoestingen aan Ba lineesche bouwwerken ten gevolge van de aardbeving van 21 Januari 1917 en waarin voorstellen worden gedaan voor den weder opbouw. Het verslag werd ingediend naar aan leiding van een aan den Heer Moojen omstreeks medio 1918 verstrekte regeeringsopdracht en is verlucht met een 12-tal schetsmatige grondplannen en een 18-tal afbeeldingen van poera's en poeri's. De schrijver geeft allereerst een overzicht van den algemeenen toestand. Op NoordBali was deze vrij gunstig ; hier hadden de bouwwerken betrekkelijk weinig geleden en was de bevolking op tal van plaatsen reeds bezig met herstellingen. Geheel anders zag hetrer uit opZuid-Bali. Daar was de toorn der goden het hevigst geweest. Het land was dermate geteisterd geworden dat in Jan. 1919, twee jaren .na den onheilsdag, geheele desa's nog in puin lagen. De stemming van bevolking en hoofden was lusteloos. De Balineesche blijmoedigheid en veerkracht schenen gebroken. In stille be rusting zat men neer bij de puinhoopen van tempels (poera's) en woonsteden (poeri's). De slag was tézwaar geweest ! De Heer Moojen herinnert ons terloops aan de wijze van ontstaan van den .Balineeschen tempel. Depoerais als het ware een vrucht der gemeenschap. Het bouwwerk ter eere der goden ontstond door eentlrachtelijke samen werking, ledere Balinees heeft eenige aange boren vaardigheid in het bewerken van hout en van de gemakkelijk te houwen tufsteen (paras) en zoo zondert de landbouwer, na gedanen veldarbeid, eenigen tijd af voor den bouw van de poera. Hij doet het grove werk. De meer begaafden, de beeldhouwers en de kunstnijveren, verzorgen het kunstvolle ele ment in den bouw. Zij ontvingen geen loon, doch genoten slechts voeding. Als leden van de hier en daar nog bestaande vereenigingen van kunstnijveren bekleedden ze een eervolle plaats in de Balineesche maatschappij en ge noten ze eenige voorrechten ; ze waren vrij gesteld van heerendiensten en deelden in de vrucht van den aan de vereeniging toegewezen grond. In dit land, waar het handwerk zoozeer in eere is, worden deze den goden gewijde poera-diensten met groote bereidwilligheid en toewijding verricht. Ze zijn dan ook een zeer gunstige en belangrijke factor in het overi gens netelige probleem van den wederop bouw. Geheel anders is dit met de poeri's, de woonsteden der landsgrooten. De poeridiensten toch zijn afgeschaft en zoo staan de hoofden voor de feitelijke onmogelijkheid hunne eens stijlvolle haardsteden uit het puin te doen herrijzen. De Heer Moojen meent dat bij de afschaffing der poeri-diensten de belangen der hoofden soms te veel uit het oog werden verloren. Over het algemeen echter baart de arbeids kracht bij den wederopbouw geen onover komelijke bezwaren. Ze is overvloedig en waar ze bij de gewijzigde maatschappelijke verhoudingen met klinkende munt moet worden betaald, blijft ze in dit milde land, met zijn willigen bodem en weinig eischende, in telligente bevolking, toch nog goedkoop. De groote moeilijkheid schuilt in de voorzie ning der materialen, vooral van het hout. Bali is arm aan bruikbare houtsoorten en bij den herbouw zal dit materiaal noodzakelijk van elders moeten worden aangevoerd. Hoewel in de eerste twee jaren na de aard beving op Zuid-Bali, wegens gebrek aan fond sen en in verband met de algemeene moede loosheid, weinig aan herbouw verricht werd, kon de heer Moojen bij een enkel object toch reeds iets ten goede doen. Bij d'e vermaarde poera van Besakih, voor welks herstel een crediet van / 25.000 was be schikbaar gesteld, werd de organisatie van den arbeid verbeterd. Het tot versnippering en verspilling voerende driehoofdige gezag werd vervangen door de geconcentreerde leiding van den bekwamen, alom geëerden Badoengschen bouwmeester Goesti Made Odé. Ten slotte wordt voorgesteld een crediet van ? 176.000 beschikbaar te stellen, dat deels bestemd isvoorsteunverleeningaan de bevol king, deels voor herstel van een 12-tal poe ra's, waarbij op den voorgrond treedt de heilige poera van Batoer, die eiken Balinees ter harte gaat en voor welks goden men in schier alle poera's, ja zelfs huis-tetnpeltjes, een of meer offeraltaren vindt. De wenschen van den heer Moojen gaan evenwel verder dan deze concrete steun in geld. Bali onderging evenals Java reeds vroeg den veredelenden invloed der Hindoesche beschaving. Wat op Java echter ver dween, bleef hier door insulaire afzondering intact en bleek zoo vitaal te wezen, dat het zich wist te handhaven tot den jongsten dag. En zoo is Bali in den Indischen Archipel een geheel eenig centrum, waar men naast een levende architectuur, een hoog ont wikkelde, karaktervolle plastiek vindt, waar het nobele handwerk verheerlijkt wordt, waar het kunnen van ijzer-, koper- en edelsmid, van vlechter en hoornwei ker tot voor betrek kelijk korten tijd nog gedragen en gevoed werd door de sociale verhoudingen en door een ambachtelijk yerbandl). Hierin nu kwam allengs verandering toen het gezag der vorsten plaats moest maken voor het rechtstreeksche Nederlandsche bestuur. Met zijne zegeningen het Balische volk heeft meer malen blijk gegeven van zijn voorkeur voor het nieuwe boven het oude regiem brengt dit nu eenmaal vervlakking mede van 'slands eigenheid. Zoo kwam er b.v. heel veel schoonheid in het gedrang doordat het volk kennis maakte met Westersche bouwmaterialen. Wat een gruwel de kostelijke inh,eernsche, plantaardige dak bedekking ,van ,ëten* gkdenhuisje vervangen te zien door gegolfd,gégalvaniseerd plaatijzer,2) dit overigens nuttige materiaal, dat zoo voor treffelijk op zijn plaats is in het nuchtere fabrieksgebouw vanpndernemingen, doch dat zoo jammerlijk het evenwicht verstoort, zoodra het wordt toegepast in de inheetnsche architectuur. Werd niet ook het Padangsche Bovenland met zijn zoo karaktervolle Sumatraansche woning door dit ploertige materi aal ontsierd? 3) De heer Moojen vindt het stuitend in het stijlvolle Balische land bruggen, scholen en ambtelijke woningen te zien verrijzen volgens normaal project no zooveel, volgens het alles nivelleerende B. O. W.-recept, dat geldt van af Malaka-passage, Noord-West van Sumatra tot aan de Humboldt-baai in het Papoea-land. Hij wenscht dat gestreefd worde naar een bouwtrant, die zich aanpast aan Balineesche bouwtradities. Hij wil; dat maatregelen genomen worden tot bescherming en bevordering van landseigen schoonheid en cultuur, dat de kwijnende arnbachtsvereenigingen weder op de been worden geholpen op den grondslag van de oude tradities, zooveel noodig gewijzigd naar de veranderde maatschappelijke verhoudin gen en toestanden. Hij wil dat deskundige voorlichting verschaft worde bij de vervaar diging van het nationale bouwmateriaal. baksteen, dat eens de glorie vormde van het laat-Hindoesche bouwsel. Er zit ontegenzeggelijk veel aantiekkeüjks in deze voorstellen. Bali is een kostbaar kleinood en gaarne zou men daarover de beschermende vleugels spreiden. Doch zal bescherming hier baten? Wanneer men het land niet door en door kent, valt het moeilijk deze vraag te beantwoorden. Toch zouden wij eenigen twijfel willen opperen omtrent de resultaten, voornamelijk ten aanzien van het weder op de been brengen van de ambachte; Jijke verecnigingen, een maatregel die vroe ger reeds met warmte werd aanbevolen door den heer ./. C. van Eerde 4). Houdt het kwij nen dier vereenigingen niet verband met de gewijzigde toestanden? Moest haar bestaans grond niet ten deele verdwijnen toen de landsvorsten plaats maakten voor de door het Nederlandsch gezag aangestelde ambtenaren? Betreft het hier niet een natuurlijk proces, dat door uitwendige, min of meer kunstmatige maatregelen bezwaarlijk te verhelpen zal wezen? Kunnen we hier geen parallel trekken met b.v. de pamorsmeedkunst op Java? Ook deze geraakte in verval toen de toestan den in de Vorstenlanden zich wijzigden. Ook deze bleek niet door kunstmatigen kweek tot den ouden luister gebracht te kunnen worden. Wanneer de Baliër de fraaie, inheemsche idjoek-dakbcdekking doet plaats maken voor het banale gegolfde plaatijzer, wijst dit dan niet op een begin van innerlijke verwording, die door uiterlijke maatregelen bezwaarlijk bestreden kan worden? Er zijn trouwens meer verschijnselen van ontaarding. De versiering der tempels is dikwijls van dien aard, dat de bekoring van de architectuur verloren gaat onder den ongebreidelden, wilden woeker van het ornament, alleen begrijpelijk voor iemand, die weet aan te voelen wat tropische vegetatie is naast tot extase voerende Balische uitbundigheid. (Foto's van mevr. K. van Heel) WHITE" Vrachtaatomobielen hebben DE wereld-reputatie. Vraagt ons om adressen van ff White"bezitters. De verstrekte inlichtingen geven U direct aanleiding een White" aan te schaffen. B Kostenberekening wordt gaarne vrijI blijvend verstrekt. iFïrmaGebr.NEFKENS, l Amsterdam l J AC. OBRECHTSTRAAT 26 l Tel Z. «507. %m^mmmmm?mmmmmt l Gespleten poort van de Poera van Banjoe-ningj odenhuisjes te Sawan Ook het feit dat bij menig bouwwerk het zuiver Balische karakter niet gehandhaafd blijft, doordat onderdeden worden opgetrok ken door Chineesche ambachtslieden in een Balineesch-Chineeschen stijl wijst op verslap ping van volkskracht. Men zal ook behoedzaam moeten wezen bij het overigens loffelijke plan om bruggen, scholen, ambtswoningen c.d. te maken in een bouwtrant, die zich aanpast aan Balische traditie en omgeving. Het karakter van Westerschen utiliteitsbouw zal gehandhaafd moeten blijven ; aan den kunstzin van den architect zullen hier hooge eischen gesteld dienen te worden. De tijdsomstandigheden schijnen niet gun stig voor den herbouw; wij bevinden ons in een periode van wereldmalaise. Gelukkig evenwel is er in het Oostersche eilandenrijk geen sprake van uitputting als in de Wester sche landen, waarover de oorlogsgeesel ging. Onder de Indonesiërs is daarenboven een lof felijk streven waar te nemen om cultureele waarden hoog te houden en te kweeken. Wij hopen dat de Indische Regeering hier den juisten weg zal weten te bewandelen, blijven even wel omtrent de resultaten eenigszins pessimis tisch gestemd en denken daarbij aan de woor den, waarmede Kar/ With zijn inleiding be sluit tot Dr. Gregor Krause's verrukkelijk Bali-album : Aber sogespannt und geballt diese Krafte sind, wird ein Weniges genügen, um diese Spannung zu zerreiszen, um die zarten Gren zen aufzulösen, um einen Wolkenbruch niedergehen zu lassen. Deun diescs Volk hat keine innere Ausdehnungsmöglichkeit mehr. Stort man diese Kreise, dann zerreiszen sie und das Chaos beginnt wieder. Dann wird was heute noch schön ist, morgen ein Gespenst sein. Und vielleicht ist diese Grenze schon iiberschritten. Vielleicht laszt sich morgen schon nicht mehr von der glückhaften Insel Bali sprechen ,nur noch in Erinnerung von ihr traiimen." T. VAN E R p 1) De heer Moojen meent in de dorpsvereeniging, het z.g. sakaha-stelsel, over eenkomsten te zien met onze oude gilden. 2) Men zie een der hierbij afgebeelde goden huisjes van Sawang, ontleend aan een foto van Mevr. H. van Heel. 3) Den aard van het materiaal werd daarbij geweld aangedaan, doordat de stugge, stijve platen verwrongen moesten worden om het beloop van de gebogen noklijn te kunnen volgen. 4) Zie diens inleiding tot den Gids voor de in 1915 te Amsterdam gehouden tentoon stelling betreffende Oud-Javaansch en hedendaagsch Balisch Hindoeïsme. , j ','

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl