Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
24 Sept. '21. - No. 2309
? De Historie van Jan van Parijs, vertaald
door J. J. SALVERDA DE QRAVE ; met
verluchtingen van P. A. H. Hofman,
A. W. Sijthoff's Uitgevers Mij. (serie
???-.? Fransche Kunst) Leiden, 1921.
?i Eigenlijk is het. een onzinnig verhaal, vol
-onwaarschijnlijkheden, die daarbij soms wat
\eentonig verteld worden. En toch zullen velen
-:het met groot behagen lezen en neemt het on
der de: sprookjes, die dergelijke onderwerpen
/behandelen, een bijzondere plaats in. Ik geloof
?datdit komt omdat de persoon van den
schrij?ver er zich zoo scherp in af teekent en zijn werk
"zulk een sprekend staaltje is van den echten
Franschen geest. ,,O ja, ordre, darté, logique",
«mompelt de geletterde lezer onwillekeurig,
valsef .dit :de eenige kenmerken van den Fran
schen geest zijn ! in dit boekje treden echter
.-.heel andere eigenschappen naar voren.
- De zoon van den koning van Frankrijk en
e dochter van den Spaanschen koning,
aldus verhaalt de 15de eeuwsche schrijver ons,
?werden reeds als kinderen door hunne
we?derzijdsche ouders bestemd elkander later te
huwen. Toen de prinses echter volwassen was,
vergat haar vader die oude afspraak en beloof
de hij haar hand aan den ouden, afgetakelden
koning van Engeland. Dit nieuws bereikte den
jongen Franschen koning (die intifsschen zijn
:vader was opgevolgd) en hij ontving het met
?gemengde gevoelens : een meisje te huwen,
dat hij nooit gezien had, en alleen omdat zijn
ouders het aldus beschikt hadden, dat leek
.hem bedenkelijk, maar dat de koning van
Engeland met haar zou gaan strijken, stond
hem k niet bijster aan. Toen bedacht hij een
list. Hij vertrok, tegelijk met zijn mededinger,
naar Spanje, maar in streng incognito, onder
den naam van Jan van Parijs, een rijk Fransch
burger. Op deze wijze kon hij eens poolshoogte
nemen of de prinses hem aanstond. Om zich
bekend te kunnen maken, zoodra hij dit
noodig oordeelde, en dan de Fransche kroon
hoog te houden, omgaf hij zich met veel pracht
en praal. Zijn schitterende stoet overtrof verre
het gevolg van den koning van Engeland en
men begrijpt hoe zeer de geheimzinnige
Parijzenaar de aandacht der Spanjaarden trok !
Natuurlijk was de prinses een wonder van
lieftalligheid, de koning van Frankrijk de
schoonHuize I. ZOMEIDIIK BUSSINK
rniliNiilondalpnMil.Ziii4l90MSI95
Restaurant a la carte
_unch,Afternoon-tea,Diners en Soupers
Dagelijks muziek door bet Huls-orkest
ste held dien men zich denken kan en beminden
zij elkander, bij den eersten oogopslag, vurig.
Jan van Parijs maakte zich bekend, de
Engelsche koning vertrok met stillen trom en de
twee koningskinderen werden een gelukkig
paar.
Dat is alles. Maar nu de wijze waarop
het verhaald wordt! Telkens komt, onder het
vertellen, de typische Franschman voor den
dag, die niet laten kan lichtelijk te spotten
met zaken die hij in het diepste van zijn ziel
vereert: een eigenschap die wel eens hinderlijk
kan zijn, maar zeer zeker een beminnelijken
kant heeft en een wapen is tegen dwaze
exaltatie of zoetelijke sentimentaliteit. De naam
Jan van Parijs is op zichzelf al een vondst:
zódacht de Fransche burger graag aan zijn
vorst, met een mengelmoes van gemeenzaam
heid en ontzag. Zózien we dien vorst ook
uitgebeeld in het verhaal: fier en zelfbewust
in het besef van zijn waardigheid, maar tegelijk
eenvoudig-gemoedelijk in den omgang en tin
telend van humor. Met kennelijk welbehagen
laat de schrijver al die deftige koningen, die
voor de bruiloft in Spanje samen zijn gekomen,
heel ondeftig doen. Plechtig rijken de vorsten
de vorstinnen de hand, en geleiden ze, elk
naar zijn rang, naar het venster, vanwaar ze
den intocht van Jan van Parijs kunnen aan
schouwen, maar als hun nieuwsgierigheid
haar hoogtepunt bereikt heeft en de lang ver
beide, geheimzinnige bezoeker eindelijk nadert,
gedragen zij zich al heel onvorstelijk en roepen
zij de voorbijtrekkende herauten aan om in
lichtingen te vragen, ja. de prinses gaat zelfs
uit het raam hangen om aan een der begeleiders
van den stoet te vragen : ,,zeg vriend, hoeveel
wagens van de garderobe zijn er?" De koning
van Engeland is vermakelijk door de oude
mannetjes-zenuwachtigheid waarmee hij alle
gebeurtenissen doormaakt en door zijn ietwat
,,burgerlijke" verbazing over den rijkdom van
Jan van Parijs. Kostelijk ook is de kribbige
onderdanigheid waarmee hij zijn lateren mede
dinger, wiens schatten veel grooter zijn dan de
zijne, tegemoet treedt. Hij geniet graag mee
van al dien overvloed, al vindt hij die weelde
bij een burgerzoon wat vreemd. Reeds bij hun
eerste kennismaking, op weg naar Spanje, weet
de vermomde koning van Frankrijk ontzag
af te dwingen. Ik heet koning van Engeland",
aldus stelt de oude heer zich goedig vooi. Wel,
wel", antwoordt kalm de Parijzenaar en
waar gaat de tocht heen?" Verder neemt hij
niet veel notitie van zijn vorstelijken reisge
noot en deze kon niet anders doen dan een
zeer waardige en deftige houding bewaren".
Maar toen hij al de wagens met levensmiddelen
zag, die de burger met zich voerde, oordeelde
hij dat het zeer aangenaam was in zijn gezel
schap te reizen en zuchtte hij : God geve dat
hij denzelfden kant op gaat als wij".
Meer door situaties, dan door uitvoerige be
schrijvingen, wilde verteller zijn lezers treffen.
Hij geeft zich geen moeite om in bijzonder
heden uit te weiden over de pracht die Jan
van Parijs omgeeft: de woorden schoon en
kostbaar worden onophoudelijk herhaald. Is
dat onmacht?
Ik geloof veeleer gemakzucht, omdat de schrij
ver zelf zijn verhaal niet au sérieux neemt;
telkens onderbreekt hij zijn relaas met zinne
tjes als : vele schoone spelen werden gehou
den, die ik, terwille van de kortheid, stilzwij
gend voorbij ga'', de prinses was zóver
heugd dat het niet te zeggen is, daarom spreek
ik, kortheidshalve, niet meer daarover".
Men vermoedt dat hem onder het schrijven
een glimlach om de lippen speelde; hij amu
seert zichzelf en zijn lezers door 't genoegelijk
gesol met al die vorstelijke personen en daar
tusschen door tref t oriéhet geïdealiseerde beeld
van den jongen koning van Frankrijk, die
zelfs in zijn vermomming Ontzag weet in te
boezemen, voor zichzelf en voor het land dat
hij vertegenwoordigt.
Typisch Fransch is de fijne smaak, dien de
auteur aan den dag fegt, telkens als hij de
moeite neemt zijn beschrijvingen wat nader
uit te werken. Men weef, de Franschen houden
niet van pronkerige onderscheidingsteekenen
(hoe sober zijn bijv. hun hooge militairen ge
kleed !); in een sprookje zou men verwachten
den held in schitterende kleurenpracht te zien
uitgedost; maar Jan van Parijs onderscheidt
zich alleen van zijn gevolg door zijn fiere
houving en door een klein wit stokje, dat hij in de
hand draagt. Rijk en kostbaar is de uitrusting
dan den stoet die hem omgeeft, maar niet
kakelbont: harmonisch en smaakvol stemmen
de kleuren overeen. Ruiters gaan gekleed in
zwart fluweel met wambuizen van rood satijn ;
pages ziet men in effen paars en het tuig hun
ner paarden is van dezelfde'tint en stof;
voortdurend trekken troepen voorbij op gelijk
soortige paarden gezeten en in overeenstem
mende kleuren gekleed.
Door het geheele verhaal heen, straalt de
zonnige jeugd van den Franschen koning.
Aardig is beschreven hoe, bij de eerste ont
moeting, de pijl van de liefde"hem en de prin
ses al dadelijk wondde : Toen de prinses hem
had bemerkt, werd zij zoo rood, dat het scheen
of het vuur uit haar gezicht sloeg Zij
bedwong zich zoo goed als zij kon, en toen
Jan van Parijs vlak bij haar was, reikte zij
hem een sierlijke hoofdbekleeding die zij in de
hand had, terwijl zij hem vriendelijk groette.
En toen Jan van Parijs zag dat zij zoo schoon
was, werd hij gewond door een pijl der lief
de ; hij gaf de sporen aan zijn paard, dat
een sprong maakte, en onder het springen nam
hij het geschenk aan, lichtte zich de baret van
het hoofd en .dankte de jonkvrouwe.... De
koning van Spanje en alle andere heeren en
dames waren zeer verheugd over de vriende
lijke wijze waarop de prinses hem had be
jegend, zonder dat iemand haar dat had ge
zegd, en allen zeiden dat zij het er zeer goed
had afgebracht en de jonge man nog beter".
De vertaler is er in geslaagd het naïeve van
den oorspronkelijken tekst getrouw weer te
geven. Niets ware gemakkelijker geweest dan
om hier en daar wat bij te werken, herhalingen
te schrappen en eentonige woorden door meer
kleurrijke te vervangen. Aan deze verleiding
heeft hij echter weerstand weten te bieden,
bewust als hij zich was, dat elke toevoeging in
werkelijkheid een berooving zou zijn, een ver
breking van de eenheid tusschen den stijl en
den inhoud van het verhaal. Nu geeft de
Hollandsche overzetting den eenvoud van de
oude vertelling met volkomen zuiverheid weer.
Alles is in kleur gehouden en de bescheiden
heid waarmee de vertaler zich steeds op den
achteigrond houdt, zijn voortdurende zorg om
het primitieve karakter niet aan den tekst te
ontnemen, maken zijn werk bijzonder sym
pathiek. C. SERRURIER
HimiiiMir iiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiii
DE DEBACLE IN DE
LOCALE MARKT.
Toen in de laatste weken van 1920 de
scherpe reactie in de locale markt ingetreden
was, heb ik in het nummer van 18 December j.l
een vergelijking gegeven van de toen reeds
belangrijk gedaalde koersen en de gedurende
1920 bereikte hoogste koersen. Daaruit bleek,
dat de koersen in enkele weken voor vele
soorten gedaald waren tot'minder dart de
helft, waarop zij enkele maanden te voren
genoteerd waren. Ik stelde daarbij de vragen,
waaraan deze daling toe te schrijven was en
of zij, althans in dezen omvang, gemotiveerd
. was.
De eerste vraag meende ik getna kkelijk
te kunnen beantwoorden door te wijzen op de
geheel gewijzigde conjunctuur in het econo
misch leven, waardoor een ongebreideld
optimisme plaats gemaakt heeft voor een
riet minder sterk pessimisme en gemis aan
vertrouwen, dat er ooit weder verbetering
zoude komen.
De tweede vraag achtte ik echter moei
lijker te beantwoorden en merkte dienaan
gaande op :
Voor zoover de reactie gegrond is op de
teruggaande conjunctuur in de
productenmarkt, moet gevreesd worden, dat het einde
daarvan nog lang niet bereikt is. Daar tegen
over staat echter voor verre het meerendeel
der Nederlandsche ondernemingen, meer be
paaldelijk voor de cultuur-ondernemingen
en stoomvaart-maatschappijen, een gunstige
factor op de beteekenis waarvan in deze dagen
van depressie de aandacht wel mag gevestigd
worden. Zij toch hebben van de groote winsten
in de oorlogsjaren, meer dan vele aandeel
houders Hef was, gebruik gemaakt om zeer
ruime bedragen te reserveeren e'n hare
financieele positie te versterken. En nu mogen
de dalende producten-prijzen en vrachten
de verwachting op hooge dividenden in de
naaste toekomst niet hoog gespannen doen
zijn, het mag menschelijkerwijze als zeker
worden aangenomen, dat er geen vrees voor
moeilijkheden behoeft te bestaan. En wanneer
na eenigen tijd het wereldverkeer zich weder
aan de veranderde omstandigheden aange
past heeft, zijn zij door hare krachtiger
financieele positie beter dan ooit te voren in
staat een leidende rol in dat verkeer te blijven
innemen en, zooal geene ,,reuzen''winsten,
dan toch bevredigende resultaten te behalen.
Ernstig als de toestand is, bestaat er
daarom m.i. geene gegronde aanleiding oni
zich zenuwachtig te maken over de toekomst
der goed gefundeerde ondernemingen
en dat zijn gelukkig de meeste , al zal
men zich allicht in de eerste jaren met lagere
dividenden moeten tevreden stellen."
Sedert dien is de markt in de eerste maan
den van 1921 tot eenige meerdere kalmte
gekomen en, al viel er nog geene noemens
waardige verbetering waar te nemen, toch
konden de prijzen zich op het verlaagde
niveau vrijwel handhaven.
In de laatste weken echter is opnieuw eene
iiiii*ffiiiiiiiiiifiiiiiii*'*iiiiiiii*"lllll>>>lllm"fl>>>1111" miiifiiiiiiMiiiiiiiii'iiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiijiii
ififitiiiiiijiiiiiiiiijjtiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini iHiiiiiiiimiiiiiiiiiiiniiiiiiiimiiiiiiiiiiJiilmftiiiiiiJiJilffiiiinjiiiiiiijHifiiiiiij iiiiiiiiiiMfiftkiiifiiiiiJiiitfiiiiiiiiiiiijiijjiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiritifijiiiiiiiiiiitiiiitiiiiiiiiiifiiifiiiiiiliiniiiliiiii'
BALI
De Bond van N. I. Kunstkringen en de
Vereeniging N. I. Heemschut" heeft met
steun van de N. I. Regeering ons verrijkt met
een boekje van de hand van den architect
P. A. J. Moojen, (Verslag en Voorstellen aan
de Regeering van Nederlandsen-Indië door
P. A. J. Moojen), waarin een beknopt verslag
wordt gegeven van de verwoestingen aan Ba
lineesche bouwwerken ten gevolge van de
aardbeving van 21 Januari 1917 en waarin
voorstellen worden gedaan voor den weder
opbouw. Het verslag werd ingediend naar aan
leiding van een aan den Heer Moojen omstreeks
medio 1918 verstrekte regeeringsopdracht en
is verlucht met een 12-tal schetsmatige
grondplannen en een 18-tal afbeeldingen van
poera's en poeri's.
De schrijver geeft allereerst een overzicht
van den algemeenen toestand. Op
NoordBali was deze vrij gunstig ; hier hadden de
bouwwerken betrekkelijk weinig geleden en
was de bevolking op tal van plaatsen reeds
bezig met herstellingen.
Geheel anders zag hetrer uit opZuid-Bali.
Daar was de toorn der goden het hevigst
geweest. Het land was dermate geteisterd
geworden dat in Jan. 1919, twee jaren .na den
onheilsdag, geheele desa's nog in puin lagen.
De stemming van bevolking en hoofden was
lusteloos. De Balineesche blijmoedigheid en
veerkracht schenen gebroken. In stille be
rusting zat men neer bij de puinhoopen van
tempels (poera's) en woonsteden (poeri's).
De slag was tézwaar geweest !
De Heer Moojen herinnert ons terloops aan
de wijze van ontstaan van den .Balineeschen
tempel. Depoerais als het ware een vrucht der
gemeenschap. Het bouwwerk ter eere der
goden ontstond door eentlrachtelijke samen
werking, ledere Balinees heeft eenige aange
boren vaardigheid in het bewerken van hout
en van de gemakkelijk te houwen tufsteen
(paras) en zoo zondert de landbouwer, na
gedanen veldarbeid, eenigen tijd af voor den
bouw van de poera. Hij doet het grove werk.
De meer begaafden, de beeldhouwers en de
kunstnijveren, verzorgen het kunstvolle ele
ment in den bouw. Zij ontvingen geen loon,
doch genoten slechts voeding. Als leden van
de hier en daar nog bestaande vereenigingen
van kunstnijveren bekleedden ze een eervolle
plaats in de Balineesche maatschappij en ge
noten ze eenige voorrechten ; ze waren vrij
gesteld van heerendiensten en deelden in de
vrucht van den aan de vereeniging toegewezen
grond. In dit land, waar het handwerk zoozeer
in eere is, worden deze den goden gewijde
poera-diensten met groote bereidwilligheid en
toewijding verricht. Ze zijn dan ook een zeer
gunstige en belangrijke factor in het overi
gens netelige probleem van den wederop
bouw.
Geheel anders is dit met de poeri's, de
woonsteden der landsgrooten. De
poeridiensten toch zijn afgeschaft en zoo staan de
hoofden voor de feitelijke onmogelijkheid
hunne eens stijlvolle haardsteden uit het puin
te doen herrijzen. De Heer Moojen meent
dat bij de afschaffing der poeri-diensten de
belangen der hoofden soms te veel uit het oog
werden verloren.
Over het algemeen echter baart de arbeids
kracht bij den wederopbouw geen onover
komelijke bezwaren. Ze is overvloedig en
waar ze bij de gewijzigde maatschappelijke
verhoudingen met klinkende munt moet
worden betaald, blijft ze in dit milde land, met
zijn willigen bodem en weinig eischende, in
telligente bevolking, toch nog goedkoop.
De groote moeilijkheid schuilt in de voorzie
ning der materialen, vooral van het hout.
Bali is arm aan bruikbare houtsoorten en bij
den herbouw zal dit materiaal noodzakelijk van
elders moeten worden aangevoerd.
Hoewel in de eerste twee jaren na de aard
beving op Zuid-Bali, wegens gebrek aan fond
sen en in verband met de algemeene moede
loosheid, weinig aan herbouw verricht werd,
kon de heer Moojen bij een enkel object
toch reeds iets ten goede doen. Bij d'e
vermaarde poera van Besakih, voor welks
herstel een crediet van / 25.000 was be
schikbaar gesteld, werd de organisatie van
den arbeid verbeterd. Het tot versnippering
en verspilling voerende driehoofdige gezag
werd vervangen door de geconcentreerde leiding
van den bekwamen, alom geëerden
Badoengschen bouwmeester Goesti Made Odé.
Ten slotte wordt voorgesteld een crediet
van ? 176.000 beschikbaar te stellen, dat deels
bestemd isvoorsteunverleeningaan de bevol
king, deels voor herstel van een 12-tal poe
ra's, waarbij op den voorgrond treedt de
heilige poera van Batoer, die eiken Balinees
ter harte gaat en voor welks goden men in
schier alle poera's, ja zelfs huis-tetnpeltjes,
een of meer offeraltaren vindt.
De wenschen van den heer Moojen gaan
evenwel verder dan deze concrete steun
in geld. Bali onderging evenals Java reeds
vroeg den veredelenden invloed der
Hindoesche beschaving. Wat op Java echter ver
dween, bleef hier door insulaire afzondering
intact en bleek zoo vitaal te wezen, dat het
zich wist te handhaven tot den jongsten dag.
En zoo is Bali in den Indischen Archipel een
geheel eenig centrum, waar men naast
een levende architectuur, een hoog ont
wikkelde, karaktervolle plastiek vindt, waar
het nobele handwerk verheerlijkt wordt, waar
het kunnen van ijzer-, koper- en edelsmid,
van vlechter en hoornwei ker tot voor betrek
kelijk korten tijd nog gedragen en gevoed
werd door de sociale verhoudingen en door
een ambachtelijk yerbandl). Hierin nu kwam
allengs verandering toen het gezag der
vorsten plaats moest maken voor het
rechtstreeksche Nederlandsche bestuur. Met zijne
zegeningen het Balische volk heeft meer
malen blijk gegeven van zijn voorkeur voor
het nieuwe boven het oude regiem brengt
dit nu eenmaal vervlakking mede van 'slands
eigenheid.
Zoo kwam er b.v. heel veel schoonheid in
het gedrang doordat het volk kennis maakte met
Westersche bouwmaterialen. Wat een gruwel
de kostelijke inh,eernsche, plantaardige dak
bedekking ,van ,ëten* gkdenhuisje vervangen
te zien door gegolfd,gégalvaniseerd plaatijzer,2)
dit overigens nuttige materiaal, dat zoo voor
treffelijk op zijn plaats is in het nuchtere
fabrieksgebouw vanpndernemingen, doch dat
zoo jammerlijk het evenwicht verstoort,
zoodra het wordt toegepast in de inheetnsche
architectuur. Werd niet ook het Padangsche
Bovenland met zijn zoo karaktervolle
Sumatraansche woning door dit ploertige materi
aal ontsierd? 3)
De heer Moojen vindt het stuitend in het
stijlvolle Balische land bruggen, scholen en
ambtelijke woningen te zien verrijzen volgens
normaal project no zooveel, volgens het alles
nivelleerende B. O. W.-recept, dat geldt van af
Malaka-passage, Noord-West van Sumatra
tot aan de Humboldt-baai in het Papoea-land.
Hij wenscht dat gestreefd worde naar een
bouwtrant, die zich aanpast aan Balineesche
bouwtradities.
Hij wil; dat maatregelen genomen worden
tot bescherming en bevordering van
landseigen schoonheid en cultuur, dat de kwijnende
arnbachtsvereenigingen weder op de been
worden geholpen op den grondslag van de
oude tradities, zooveel noodig gewijzigd naar
de veranderde maatschappelijke verhoudin
gen en toestanden. Hij wil dat deskundige
voorlichting verschaft worde bij de vervaar
diging van het nationale bouwmateriaal.
baksteen, dat eens de glorie vormde van het
laat-Hindoesche bouwsel.
Er zit ontegenzeggelijk veel aantiekkeüjks
in deze voorstellen. Bali is een kostbaar
kleinood en gaarne zou men daarover de
beschermende vleugels spreiden. Doch zal
bescherming hier baten? Wanneer men het
land niet door en door kent, valt het moeilijk
deze vraag te beantwoorden. Toch zouden wij
eenigen twijfel willen opperen omtrent de
resultaten, voornamelijk ten aanzien van het
weder op de been brengen van de
ambachte; Jijke verecnigingen, een maatregel die vroe
ger reeds met warmte werd aanbevolen door
den heer ./. C. van Eerde 4). Houdt het kwij
nen dier vereenigingen niet verband met de
gewijzigde toestanden? Moest haar bestaans
grond niet ten deele verdwijnen toen de
landsvorsten plaats maakten voor de door het
Nederlandsch gezag aangestelde ambtenaren?
Betreft het hier niet een natuurlijk proces,
dat door uitwendige, min of meer kunstmatige
maatregelen bezwaarlijk te verhelpen zal
wezen? Kunnen we hier geen parallel trekken
met b.v. de pamorsmeedkunst op Java?
Ook deze geraakte in verval toen de toestan
den in de Vorstenlanden zich wijzigden. Ook
deze bleek niet door kunstmatigen kweek tot
den ouden luister gebracht te kunnen worden.
Wanneer de Baliër de fraaie, inheemsche
idjoek-dakbcdekking doet plaats maken voor
het banale gegolfde plaatijzer, wijst dit dan
niet op een begin van innerlijke verwording,
die door uiterlijke maatregelen bezwaarlijk
bestreden kan worden?
Er zijn trouwens meer verschijnselen van
ontaarding. De versiering der tempels is
dikwijls van dien aard, dat de bekoring van de
architectuur verloren gaat onder den
ongebreidelden, wilden woeker van het ornament,
alleen begrijpelijk voor iemand, die weet aan
te voelen wat tropische vegetatie is naast tot
extase voerende Balische uitbundigheid.
(Foto's van mevr. K. van Heel)
WHITE"
Vrachtaatomobielen
hebben DE wereld-reputatie. Vraagt
ons om adressen van ff
White"bezitters. De verstrekte inlichtingen geven
U direct aanleiding een White"
aan te schaffen.
B Kostenberekening wordt gaarne
vrijI blijvend verstrekt.
iFïrmaGebr.NEFKENS,
l Amsterdam
l J AC. OBRECHTSTRAAT 26
l Tel Z. «507.
%m^mmmmm?mmmmmt
l
Gespleten poort van de Poera van Banjoe-ningj
odenhuisjes te Sawan
Ook het feit dat bij menig bouwwerk het
zuiver Balische karakter niet gehandhaafd
blijft, doordat onderdeden worden opgetrok
ken door Chineesche ambachtslieden in een
Balineesch-Chineeschen stijl wijst op verslap
ping van volkskracht.
Men zal ook behoedzaam moeten wezen bij
het overigens loffelijke plan om bruggen,
scholen, ambtswoningen c.d. te maken in een
bouwtrant, die zich aanpast aan Balische
traditie en omgeving. Het karakter van
Westerschen utiliteitsbouw zal gehandhaafd
moeten blijven ; aan den kunstzin van den
architect zullen hier hooge eischen gesteld
dienen te worden.
De tijdsomstandigheden schijnen niet gun
stig voor den herbouw; wij bevinden ons in
een periode van wereldmalaise. Gelukkig
evenwel is er in het Oostersche eilandenrijk
geen sprake van uitputting als in de Wester
sche landen, waarover de oorlogsgeesel ging.
Onder de Indonesiërs is daarenboven een lof
felijk streven waar te nemen om cultureele
waarden hoog te houden en te kweeken. Wij
hopen dat de Indische Regeering hier den
juisten weg zal weten te bewandelen, blijven even
wel omtrent de resultaten eenigszins pessimis
tisch gestemd en denken daarbij aan de woor
den, waarmede Kar/ With zijn inleiding be
sluit tot Dr. Gregor Krause's verrukkelijk
Bali-album :
Aber sogespannt und geballt diese Krafte
sind, wird ein Weniges genügen, um diese
Spannung zu zerreiszen, um die zarten Gren
zen aufzulösen, um einen Wolkenbruch
niedergehen zu lassen. Deun diescs Volk hat
keine innere Ausdehnungsmöglichkeit mehr.
Stort man diese Kreise, dann zerreiszen sie
und das Chaos beginnt wieder. Dann wird was
heute noch schön ist, morgen ein Gespenst
sein. Und vielleicht ist diese Grenze schon
iiberschritten. Vielleicht laszt sich morgen
schon nicht mehr von der glückhaften Insel
Bali sprechen ,nur noch in Erinnerung von
ihr traiimen."
T. VAN E R p
1) De heer Moojen meent in de
dorpsvereeniging, het z.g. sakaha-stelsel, over
eenkomsten te zien met onze oude gilden.
2) Men zie een der hierbij afgebeelde goden
huisjes van Sawang, ontleend aan een foto
van Mevr. H. van Heel.
3) Den aard van het materiaal werd daarbij
geweld aangedaan, doordat de stugge, stijve
platen verwrongen moesten worden om het
beloop van de gebogen noklijn te kunnen
volgen.
4) Zie diens inleiding tot den Gids voor de
in 1915 te Amsterdam gehouden tentoon
stelling betreffende Oud-Javaansch en
hedendaagsch Balisch Hindoeïsme. , j ','