De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 1 oktober pagina 1

1 oktober 1921 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

8310 Zaterdag l October A". 1981 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr, G. W. KERNKAMP . Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF l Prijs per No. f 0.25. Per half jaar t 6 50. Abonn. loopen per jaar J | Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam INHOUD: Uit de gedenkschriften van von Schoen, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp; Tijdgenooten: Otto Braun, door Dr. W. G. C. Byvanck; Ierland, door Prof. Dr. H. Brug mans?2. Nederlandsen Indiëen de Grond wetsherziening, door Prof. Mr. J. H. Carpentier Alting; De toekomstige economische verhou dingen tusschen Amerika en Europa, door Mr. A. H. Lijdsman; Krekelzang, door J. H. Speenhoff 3. Politiek gedoe, door Dr. Frederik van Eeden 5. Voor Vrouwen (red. Elis. M. Ro'gge): Brieven uit Zweden, door L. M. Coster?Wijsman; October door Geertr. Carelsen; De Amsterdammer-dienstkleeding, door E. M. R. met teekening van B. MidderighBokhorst.; Uit de Natuur: De overburen, door Jac. P. Thijsse 7. Bouwkunst: Het Jaar beursgebouw, door H. J. M. Walenkamp Czn 8. Een prentjes-tentoonstelling in het Veiligheidsmuseum, door Ir. A. R. Gorter; Archeologische ontdekkingen in Griekenland, door Prof. Dr. C. W. Vollgraff; Dramatische Kroniek, door Top Naeff 9. Op den Economischen uitkijk, door Jhr. M. H. Smissaert 10. Uit het Kladschrift van Jantje Ruize-Rijm, Charivaria, Kenjums en Buiten!. humor, door Charivarius 11. De GriekschTurksche oorlog, teekening van Joh. Braakensiek; 't Schietgat, door Melis Stoke. Muziek, door H. J. den Hertog ; Probleem, teekening van Jordaan; Spreekzaal. Bijvoegsel: De praktijk van de schoolwetde Visser, teekening van Joh. Braakensiek. mmiiiMimiMitiiniiiiiiiiiii iinmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimiiii UIT DE GEDENKSCHRIF TEN VAN VQN SCHOEN] Het|eenige maanden geleden ver schenen boek, waarmede Freiherr von Schoen zijne bijdrage heeft geleverd tot de reeks van gedenkschriften van Duitsche militairen en staatslieden over den oorlog en zijne voorgeschie denis, laat zich niet alleen aangenaam lezen, maar verrijkt in menig détail onze kennis van het gebeuren der laat ste twintig jaren. Hij had het recht daarover een woordje mee te spreken. Veertig jaar lang was hij in de diplomatieke carrière. Sinds 1900 kreeg hij belangrijke posten te'vervullen: eerst als Duitsch gezant te Kopen hagen, toen te St. Petersburg. Van November 1907 tot den zomer van 1910 was hij staatssecretaris of zooals wij zouden zeggen minister van buitenlandsche zaken. Daarna werd hij ge roepen tot den gezantschapspost te Parijs, dien hij tot het uitbreken van den oorlog vervulde. Over den oorlog zelf schrijft hij niet in zijnboek.Van de diplomatieke onder handelingen in de laatste dagen van Juli en de eerste van Augustus 1914 kan hij weinig nieuws vertellen; hoe zou hij ook? niet hij trok aan de touw tjes ; de Duitsche gezant te Parijs was maar een marionet. Het belangrijkste hoofdstuk van zijne gedenkschriften is ongetwijfeld dat, waarin hij over de gebeurtenissen spreekt, die tijdens zijn ministerschap voorvielen; de Balkan-crisis, het Casablanca-incident, het Daily-Telegraphinterview, het aftreden van von Biilow en het begin van het kanselierschap van Bethmann-Hollweg. Maar ik kan dat te dezer plaatse slechts terloops vermelden. Hier is het mij om iets an ders te doen. En wel onr de aandacht te vestigen op een mededeeling, die hij doet in het verhaal van zijne terugreis naar Duitschland, nadat hij in opdracht zijner regeenng aan Frankrijk den oorlog had verklaard. Nog op den avond van dien 3den Augustus vertrok hij uit Parijs 'met een extra-trein, dien de Fransche re geering voor hem en de overige leden van het gezantschap beschikbaar had gesteld. Aan zijn verzoek om den kortsten weg naar de Duitsche grens te nemen, in de richting van Straatsburg, kon . geen gevolg worden gegeven: die route was reeds door oorlogsmaatregelen ver sperd. De trein zou door België naar Keulen worden geleid. Bij aankomst aan de Belgische grens bleek het echter onmogelijk, dit plan uit te voeren; in dienzelfden nacht toch van 3 op 4 Augustus vielen de Duitschers België binnen. Daar België dus in oorlog met Duitschland was geraakt, liepen von Schoen en zijn reisgezelschap, waar onder verscheiden officieren, gevaar van gevangen te worden genomen. Hij zelf vermoedt, dat alleen de nacht hen gered heeft. Over Brussel en Antwerpen werd de trein naar Nederlandsch ge bied geleid en over dat gebied naar de Duitsche grens bij Goch. Het merkwaardige nu in dit verhaal is, dat von Schoen niet het flauwste besef had van het gevaar, dat een reis door België voor hem en zijn ge zelschap opleverde. Maar laat hij het met zijn eigen woor den vertellen. ,,Ik droeg er niet de minste kennis van, dat wij in den nacht van 3 op 4 Augustus de vijandelijkheden tegen . België waren begonnen en wist ook absoluut niet, dat het plan daartoe bestond." Zelfs toen ik minister van buitenlandsche zaken was, had ik van mili taire zijde nooit een woord over derge lijke plannen vernomen, hoewel deze zonder twijfel reeds lang waren opge maakt." Mij was integendeel slechts dit bekend, dat de neutraliteit van België, die ook door Duitschland mede was ge waarborgd, als iets onaantastbaars gold en dat te Brussel herhaaldelijk verze keringen in dezen zin waren gegeven." Ook had de militaire attachébij het gezantschap, een officier van den generalen staf, die vroeger te Brussel werkzaam was geweest, mij gerustge steld door te zeggen dat, als er ooit gedacht mocht worden over een doormarsch door België, dit eerst in een latere periode (van den oorlog) het geval zou kunnen zijn." Ziehier dus liet verbijsterende feit, dat de Duitsche gezant te Parijs, en nog wel iemand, die van 1Ü7?1910 aan- het hoofd had gestaan van het Duitsche ministerie van buitcnlandsche. zaken, volkomen onkundig blijkt te zijn van het door den genei alt.n OTTO BRAUN I Er ligt iets aandoenlijks in," zei hij plech tig bij het teruggeven van het boekje. Zeg liever: de heele aandoenlijkheid van den tijd is er in besloten," moest ik hem wel antwoorden, geërgerd als ik was over het zal vend afwerende van zijn toon. Ja," begon hij weer, om goed te maken wat hij had misdreven, men gevoelt zich bij de lectuur als grootouders het moeten doen wanneer zij een geliefden kleinzoon hebben begraven en zijn testament komt hun in handen." Nu herken en erken ik u weer...." Waarom met het gesprek voorttegaan? Het liep over dagboekbladen en brieven en gedichten van een jonggesneuvelde in den grooten oorlog, uitgegeven door een vriendin onder den titel van: Otto Braun, Aus nachgelassenen Schriften eines Frühvollendeten. Friihvollendet, dat beteekent: die vroeg reeds de baan voor hem bestemd tot het eind heeft doorloopen en afgeloopen, en tegelijk geeft het den vroegen afloop aan van het leven. Door den harden krijg is onder de jeugd een gansche oogst van beloften weggemaaid, die reeds een begin van Tervulling hadden gekregen. Hier en daar, aan de beide kanten van den strijd. Men heeft wel den indruk alsof een nieuw geslacht zich haastte aan 't licht te komen, half zich er van bewust het seizoen van volle ontwikkeling niet te zullen beleven, en toch zich gereed houdend voor het komen de waarvan zij droomden en zij wisten dat het een groote tijd zou wezen. Dat heengegane,weggeruktc geslacht spreekt met reine en klare stem in de nalatenschap van Otto Braun, en dit is het mooie van het boek aan zijn ?herinnering gewijd, men gaat niet door de bladen en brieven, daar opgezarneld, heen als over een kerkhof, maar het is spruitend leven te midden waarvan onzegeest zich beweegt. Ja, ik zou meer willen zeggen : in onze verwarde en verwarrende dagen ziet men daar den echten ondergrond van het leven, de groote verlangens van de nieuwe eeuw wagen zich te voorschijn, de ware trekken komen op onder het opgemaakt en valsch vertrokken huichelmasker. 't Is niet veel meer dan een kind dat over zichzelf aan het woord is in de bladzijden ; de eerste dateeren van het tiende jaar, de dood, in Frankrijk op het slagveld, neemt hem, den jruhvollendeten, weg in zijn een en twintigste. Men moet afscheid van hem ne men, juist als hij in het leven is geplant. Het: vervolg hierna meent men te zullen lezen op de laatste bladzijde, maar het vervolg ver schijnt niet. Is het niet een zinnebeeld van veel wat in dezen tijd is geschied? Zoo veel opstuivende kracht, zooveel geestdrift! En de oogst is groen weggemaaid. Er is geen ver volg. Wat er aandoenlijks is in den tijd, ligt in dit boek besloten. Houden wij ons aan den ondergrond. Otto Braun behoort tot een merkwaardige familie. Lily Braun, Otto's moeder, heeft haar geschiedenis verhaald in lm Schatten der Titanen en de Memoiren einer Sozialistin. Het gaat op tot het begin der negentiende eeuw aan het hof van JerömeBonaparte, den Koning van Westfalen en de groote dagen van Weimar-Athene en voert ons daarna in de beschei dener, maar niet minder bewegingsrijke krin gen der socialisten. Voor een kind was het een belangrijk verleden. De echo's drongen tot zijn geest door. Sla nu de eerste medegedeelde bladzijde van zijn dagboek op, hij is nog tien jaar daar staat: staf gevormde plan om, zoo Duitsch land op twee fronten oorlog moest voeren, tegen Rusland en tegen Frank rijk, aan het oostelijke front voorloopig den pas te markeeren en aan het westelijke zoo spoedig mogelijk zijn slag te slaan door, met schending van de onzijdigheid van België, Frankrijk in zijn zwakste plek aan te tasten ! Von Schoen was zoo weinig in de militaire plannen ingewijd, dat hij "de Belgische neutraliteit als iets onaan tastbaars" beschouwde! En toen in het laatste oogenblik twijfeling hem besloop, liet hij zich geruststellen door de verzekering van een militairen attaché, die immers beter moest weten. Tweeërlei conclusie mag uit deze opzienbarende mededeeling worden ge trokken. De eerste betreft den generalen staf, de tweede de diplomaten. , Het plan om, bij een oorlog op twee fronten, door België tegen Frankrijk op te trekken, was reeds geruimcn tijd vór 1914 gevormd. Betlnnann Hollweg, in zijne Betrachtungen zum Weltkriege," spreekt erover als een plan, dat seit langem" bestond. Von Schoen' geeft te kennen, dat tijdens zijn ministerie (1907-1910) de plannen niet slechts reeds bestonden, maar al lang geleden waren opgemaakt. Zij dagteekenen dan ook zeker uit den tijd. toen de alliantie tusschen Frankrijk en Rusland beklonken was en men in Duitschland rekening had te houden met de mogelijkheid van een oorlog op twee fronten. Een inval in België was uit politiek oogpunt voor Duitschland naaeelig; dit heeft liet tot zijne schade in 1914 onder vonden. Bethmann Hollweg deed in Augustus 1914 een vergeefsche, maar ook zwakke poging om tegen het vo tum der militaire noodzakelijkheid" op te tornen. Maar wat zou er hij tegen \ermogen'! \Velk verantwoordelijk staatsman zou het aandurven zich te verzetten tegen een oorlogsplan, dat door den gcnerak-n staf tiehicderd noodu; werd vcrkla;.:rd ! Alle evenhieele nederlagen zonden dm immers ge weten worden aan Kt afwijk.in van dat plan. Niet alleen in oorlogs-, m;:.' r reeds in vredestijd was de generale staf op permachtig. Hij stelt een plan de cam pagne vast, waarbij alleen militaire berekenirgcn gelden. Doorkruisen deze de bedoelingen der politici of loopen zij vooruit op de beslissingen, die e!e staats lieden bij oorlogsdreiging hebben te nemen, dan worden zij voor hen geheim gehouden; komen zij in strijd met be zworen verdragen, Not kennt kein Gebot." De noodtoestand d;:gtccktnt echter met van de oorlogsvcrklaiirg, maar in werkelijkheid van l'et tijdstip, waarop de generale staf ziin oorlogs plan heeft opgemaakt. Van dat coguibhk af was het voor laiitfch'are! IK.(alzakelijk rm de onzijdigheid van Pelgië te schenden. Geen ci'kele macht ken dit beletten. Oppermachtig was de generale staf niet alleen in Duitschland, maar ook elders; en er is misschien nog altijd reden, om hier den tegenwoordigen tijd te gebruiken in plaats van den ver leden. Ook in landen, waar de militairen minder in de melk te brokken hadden dan in Duitschland het geval placht te zijn, mag men zijn invloed niet onder schatten. Het Duitsche voorbeeld werk te aanstekelijk. Zelfs ten onzent waar trouwens voor hooge militairen Duitschland altijd het niet te evenaren, maar toch uit ae verte na te streven model is geweest. Heeft niet Jhr. von Sclimid (in De Gids van Mei 1.1.) aangetoond, hoe ook in Nederland de generale staf heeft doorgezet, dat in zake de voorbereiding der mobilisatie het vroegere, meer politieke beleid door een eenzijdig militaristisch beleid is verdrongen"? Niet alleen ten opzichte van de posi tie van den generalen staf geeft de mededeeling van von Schoen stof tot nadenken. Men kan er ook wat uit 'eeren over die der diplomaten. De diplomaten hebben sinds den oorlog het loodje moeten leggen. Voor al die van Duitschland en wijlen Oostenrijk-Hongarije. Van dat vonnis zullen wij niet in appèl komen, zoodra men daarmede de weinige mannen bedoelt, die de verantwoordelijke leiders waren van de huitenlandsche staatkunde van hun land. Zelfs zijn..er enkele onverantwoor delijke leiders, op wie het mede toe passelijk is. Maar gewoonlijk trekt menden kring, dien het woord diplomten omvat, wijder en zijn daarin ook begrepen de gezanten aan vreemde hoven. Hoe onbillijk is het echter, hen aan sprakelijk te stellen voor de buitenlandsche politiek hunner regeering! Zij geven geen leiding daaraan, maar moeten de bevelen uitvoeren, die hun worden toegezonden. Zooals Bismarck zei: Die Botschafter haben einzuschwcnkcn wie die Unteroffiziere." De ecnigc invloed, dien zij kunnen uit oefenen, is deze, dat zij hunne rtgeering inlichten over feiten, toestanden, mceningen, stremmingen in het land, waar bij zij geaccrediteerd zijn ; hoe voor treffelijker zij dit doen, hoe beter zij hun eigenlijke taak verrichten. Niet aan hen, maar aan hunne rtgeering is het, uit die rapporten de slotsom op te maken; tegenover een avertchtsche conclusie staan zij machteloos. Noch de Duitsche gezant te Lorden, noch die te Parijs stemde in met eie buitenlandsche politiek zijner rcgtering. Lichnowsky heeft het onomwonden uitgesproken; von Schoen laat het tusschen de regels door lezen. Maar zelfs al ware dit anders geweest, dan toch zou hen geen verantwoorde lijkheid voor die politiek treffen. Z kenden slechts een gedeelte daarvan ; hun vele! van weikzar.mkeitl was ook eng hcpcikt; op ue beslissende ('ogen blikken wisten zij niet, wat elders ge--. schiedde. (Vroeger liet ik me gaan, ik hoopte op liet geluk). Nu merk ik dal ik er niet toe gemaakt ben te dienen. Het bevelen is me aangeboren. Ik gevoel dat ik iets groots zal worden. Maar trotsch wil ik niet worden." De hcerschersader is in zijn bloed. Men leest het op zijn gezicht. Ondanks zijn bekoring heeft het een uitdagenden blik, men begrijpt: waar hij niet wil, laat hij zich niet sturen. Gelukkig dat vader, moeder en zoon geheel eendrachtig zijn. De jongen gaat op in zijn moeder, de ouders leven geheel samen met hun kind. Zij bewonderen hem, hoe hij zich onafgebroken zijn geestelijke wereld verovert. En het is inderdaad een won der met wat voor ijver hij zich werpt op de studie van letteren, geschiedenis, staatkunde en filosofie. Heeft hij gehoord dat vroegrijpe kinderen na hun eerste verrassende bloeiperiode, terug gaan en verstandelijk inschrompelen, hij wil een breede basis hebben en een stevig funda ment leggen, hij verlangt niet van de voordeelen gebruik te maken die een gelukkige aanleg biedt. Zélf wil hij zijn. Hij moet het centrum in zijn persoonlijk heid hebben. Spreekt hij van groote mannen, en op hen houdt hij altoos het oog, dan is het de zelfbeheersching die hij in hen prijst. Laten- zij ge weldige hartstochten hebben, maar die moe ten in hun bedwang staan. Ook voor het humeur en de stemming moet dit gelden. Wanneer men altoos eerst moet wachten totdat onze lieve Heer en de natuur ons den animo geven, dan beduidt dit al heel weinig. Zeker er komen oogenblikken, waarin men zoo wordt meegesleept dat men dan buitengewoon in staat is om iets voort te brengen, maar daarop mag men niet bouwen. De wil is toch alles, zonder dien bereikt men niets." Het is een twaalfjarige die schrijft. Hij is bezig zichzelf te veroveren. Er zijn natuurlijk veel uiterlijke dingen ge weest die hem overkwamen. Hij was op school niet gelukkig, hij heeft eenmaal het plan ge maakt en half uitgevoerd om van de kost school waar hij zijn opleiding kreeg, weg te vluchten, dan waren de mieidelen van de ouders dikwijls niet ruim, dat gaf beperking en vernederingen, hij kon zich niet bewegen, zooals hij wel wenschte. Maar al die omstandig heden bleven voor hem bijzaken. Zij roerden zijn innerlijk niet aan. De eigen ontwikkelings geschiedenis, dat was hoofdzaak. Hij zag zichzelf groeien. Eerst was zijn ideaal geweest een Titaan te zijn : de wereld moest in verbazing staan over de stoutheid van de plannen die hij ontwierp ; maar hij bezint zich hoe langer hoe meer. Is hij dan alleen in de wereld? Er moet samen werking zijn in harmonie, hij moet zich schik ken onder een hoogere richting. Wij leven tegenwoordig, d.i. 1911, hij is veertien jaar in een tijd van overgang, in een zoekenden, wonderlijken, chaotischen tijd. Hij staat tegenover ons als een vijand en wil ons dwingen al onze krachten samen te ne men. Nooit geloof ik, was er zooveel te kam pen, te vernietigen en daarna weer nieuw op te bouwen." Zoo schrijft hij, en hij denkt aan een boek. De Staat, dat historisch de opgang en onder gang der staten zal beschrijven en den nieu wen Staat zal schetsen. Mensen met mensen zal daarin samenleven onder gelijk recht voor allen. Hij gaat de bouwstoffen voor het onder werp verzamelen. Want al ernstiger stelt hij zich de vraag of het leven voor den mensen een bedoeling heeft. Hij is materialist geweest, thans echter ligt de tijd van het materialisme achter hem. Kan de mensen op onsterfelijkheid rekenen? dat is een probleem voor hem geworden. Hij bespreekt het met zijn vader. Hun beschouwin gen leiden hem tot het resultaat dat de eenige onsterfelijkheid waarmee rekening kan worden gehouden is : de onsterfelijkheid van den naam dien men zich verwerft. Daarheen moet men streven. Dat is de plicht die op hem rust. Het is hem als hij zijn zestienden verjaarHet feit, dat de Duitsche gezant te Parijs, toen hij de oorlogsverklaring reeds had overhandigd en de terugreis naar Duitschland was begonnen, geen flauw vermoeden ervan had, dat in denzelfden nacht, waarin hij door België reisde, de Duitsche troepen over de Belgische grens trokken dit feit spreekt boekdeelen. En het kan ??zooals von Schoen het zelf uitdrukt een klassiek voorbeeld zijn ter betere onderrichting van hen, die meenen dat de diplomatieke vertegen woordigers bij de groote mogendheden aan het roer der hooge politiek staan. Niet zij doen dit, maar de leiders der politiek van elk land. En zelfs dezen zetten niet altijd uit eigen beweging den voet op den weg, die tot onheil voert, maar onder den sterken druk van andere machten" d.w.z. van den generalen staf. KERNRAMP iimiiiiliiiiimiiiiiiiliiiiiiiiiiliitiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiitiiiiiiiriiiiiiMiiiiiiiiii IERL AND Bedriegen niet alle voorteekenen, dan nadert de lersche kwestie haar oplossing Natuurlijk zal het een voorloopige oplossing zijn ; andere te scheppen is aan menscheninacht niet gegeven. Maar niettemin een oplossing, die voor lange jaren stellig bevre diging zal schenken. Want zij zal ingegeven zijn door lersch idealisme en dcor Britsen gezond verstand. De combinatie is wat on gewoon. Idealisme, dat zich naar buiten manifesteert als moord en dccdslag, wordt zelden als zoodanig erkend. En het Britsche gezond verstand, dat al zoo dikwijls in den loop der eeuwen voor de grootste moeilijk heden een uitweg heeft gevonden, heeft de wereld in den steek gelaten, zccdra het voor de oplossing der lersche kwestie kwsm te staan. De behandeling van Ierland is inder daad de eeuwen door het zwakke punt der Engt'Ische politiek geweest. Daarmede is echter tevens de moeilijkheid en de ingewikkeldheid van het probleem erkend. Wel zwaar moet de kwestie zijn, zoo de Engelsche politieke ervaring en beleid, anders zocNsterk en zoo succesvol, er de eeuwen door geen raad mede heeft geweten. Dat sta dadelijk voorop, vooral cmdat liet natuurlijk zeer de vraag is, of het lersche probleem door de Ieren zelf kan en zal werden opgelost. Want de staatkundige vrijheid, die zij vragen, is natuurlijk nog slechts een begin ; alles hangt ervan af, hoe zij die vrij heid zullen gebruiken, t f zij daarop een waar lijk gezond staats- en maatschappelijk levtn zullen opbouwen, dan wel of zij die vrijheid zuilen misvormen tot anarchie of misbruiken tot tirannie. Het is nog zeer de vraag, of het vrije Ierland een land zal worden als Neder land of als Venezuela. Dat dit laatste het geval zal zijn, is juist de vrees van vele Engelsehen en voor hen een der gewichtigste argumenten em te gin htn'.e rule in eiken veim te zijn. Persoonlijk heb ik dikwijls in Engeland aldus hooien redenenen. Het zou waarlijk uitnemend zijn voor Ierland, voor Engeland, vcor de gcheele wereld, indien aan Ierland een min of mter zelfstandige positie ken worden gegeven. Maar hit is ermogelijk, aüngiziin de Ieren elk begrip van een georganiseerd staatswezwi, elke staatkundige bekwaam heid en ervaring, elk gevoel van politieke verantwoordelijkheid ontbreekt. Een zelf standig lerlanel zou uitloopin op pcirnanente anarchie ; het zou een staat worden als Hon duras of Haïti, zooals Engeland niet tegen over zijn kusten zou ktinnui verdragen. Ook niet, omdat zulk een Ierland iederen vijand van Engeland gelegenheid zou geven zijn slag te slaan en Engeland in den rug aan te vallen. Waagt men dan de tegenwerping, dat Engeland in den loop der eeuwen dan ook niet veel heeft gedaan om Ierland tot dag viert of hij in een reiner gedegener sfeer is gestegen. Het goddelijke omringt hem in een wereld van schoonheid, en daarmede treedt hij in dadelijke verbinding. Een openbaring van rieksch godsdienstgevoel is hem gewor den. Hij is over het gespletene van het leven heengekomen, een extatische verrukking over de dingen bezielt hem ; de reinheid en de kracht van zijn ziel groeit aan. Met vreug devolle verwachting ziet hij de toekomst te gemoet, smachtend naar haar schoonheid en rijkdom." Het is een jaar later, en Duitschland is in oorlog. Hoe jong hij ook nog was en hoe veel zorg zijn gezondheid ook mocht eischen, hij wilde niet achterblijven; hij gelooft in Duitschland,hij zal het vaderland mee verdedigen. Eén ding stond bij hem vast: Duitschland kan niet ondergaan. Die overtuiging put hij niet uit de Duitsche wapenmacht; de idealist ziet anders ; Duitsch land heeft zijn bestemming nog niet vervuld. Draagt hij dan niet zijn vaderland in het hart onder een andere gestalte dan de be staande? Het moet een edelen vorm verkrij gen, het moet in dien edelen vorm uitspreken wat het aan de wereld heeft te zeggen. De oorlog zal daartoe voorbereiding zijn. Het wordt een nieuwe afdeeling der geschiedenis waarvan men thans getuige is. Maar helaas, het militaire leven begon voor hem met een groote teleurstelling. Naar de Poolsche grens gecommandeerd, moest hij achter het front schansarbeid verrichten en werd het mikpunt van den haat der cavalerie officieren, om zijn afkomst van een socialis tenfamilie. Hij werd beleedigd en stond weer loos. Ook dit rekende hij eerst als een opvoe ding, dan werd het hem te zwaar, hij zou te gronde zijn gegaan, hadden zijn ouders door hun invloed niet zijn verplaatsing bewerkt in een infanterie-regiment. W. G. C. B Y V A N C K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl