Historisch Archief 1877-1940
8310
Zaterdag l October
A". 1981
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr, G. W. KERNKAMP .
Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
l Prijs per No. f 0.25. Per half jaar t 6 50. Abonn. loopen per jaar J | Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam
INHOUD: Uit de gedenkschriften van von
Schoen, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp;
Tijdgenooten: Otto Braun, door Dr. W. G. C.
Byvanck; Ierland, door Prof. Dr. H. Brug
mans?2. Nederlandsen Indiëen de Grond
wetsherziening, door Prof. Mr. J. H. Carpentier
Alting; De toekomstige economische verhou
dingen tusschen Amerika en Europa, door
Mr. A. H. Lijdsman; Krekelzang, door J. H.
Speenhoff 3. Politiek gedoe, door Dr.
Frederik van Eeden 5. Voor Vrouwen (red.
Elis. M. Ro'gge): Brieven uit Zweden, door L.
M. Coster?Wijsman; October door Geertr.
Carelsen; De Amsterdammer-dienstkleeding,
door E. M. R. met teekening van B.
MidderighBokhorst.; Uit de Natuur: De overburen, door
Jac. P. Thijsse 7. Bouwkunst: Het Jaar
beursgebouw, door H. J. M. Walenkamp Czn
8. Een prentjes-tentoonstelling in het
Veiligheidsmuseum, door Ir. A. R. Gorter;
Archeologische ontdekkingen in Griekenland,
door Prof. Dr. C. W. Vollgraff; Dramatische
Kroniek, door Top Naeff 9. Op den
Economischen uitkijk, door Jhr. M. H.
Smissaert 10. Uit het Kladschrift van Jantje
Ruize-Rijm, Charivaria, Kenjums en Buiten!.
humor, door Charivarius 11. De
GriekschTurksche oorlog, teekening van Joh.
Braakensiek; 't Schietgat, door Melis Stoke. Muziek,
door H. J. den Hertog ; Probleem, teekening
van Jordaan; Spreekzaal.
Bijvoegsel: De praktijk van de
schoolwetde Visser, teekening van Joh. Braakensiek.
mmiiiMimiMitiiniiiiiiiiiii
iinmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimiiii
UIT DE GEDENKSCHRIF
TEN VAN VQN SCHOEN]
Het|eenige maanden geleden ver
schenen boek, waarmede Freiherr von
Schoen zijne bijdrage heeft geleverd
tot de reeks van gedenkschriften van
Duitsche militairen en staatslieden
over den oorlog en zijne voorgeschie
denis, laat zich niet alleen aangenaam
lezen, maar verrijkt in menig détail
onze kennis van het gebeuren der laat
ste twintig jaren.
Hij had het recht daarover een woordje
mee te spreken. Veertig jaar lang was hij
in de diplomatieke carrière. Sinds 1900
kreeg hij belangrijke posten
te'vervullen: eerst als Duitsch gezant te Kopen
hagen, toen te St. Petersburg. Van
November 1907 tot den zomer van 1910
was hij staatssecretaris of zooals wij
zouden zeggen minister van
buitenlandsche zaken. Daarna werd hij ge
roepen tot den gezantschapspost te
Parijs, dien hij tot het uitbreken van
den oorlog vervulde.
Over den oorlog zelf schrijft hij niet
in zijnboek.Van de diplomatieke onder
handelingen in de laatste dagen van
Juli en de eerste van Augustus 1914
kan hij weinig nieuws vertellen; hoe
zou hij ook? niet hij trok aan de touw
tjes ; de Duitsche gezant te Parijs was
maar een marionet.
Het belangrijkste hoofdstuk van
zijne gedenkschriften is ongetwijfeld
dat, waarin hij over de gebeurtenissen
spreekt, die tijdens zijn ministerschap
voorvielen; de Balkan-crisis, het
Casablanca-incident, het
Daily-Telegraphinterview, het aftreden van von Biilow
en het begin van het kanselierschap
van Bethmann-Hollweg. Maar ik kan
dat te dezer plaatse slechts terloops
vermelden. Hier is het mij om iets an
ders te doen.
En wel onr de aandacht te vestigen
op een mededeeling, die hij doet in het
verhaal van zijne terugreis naar
Duitschland, nadat hij in opdracht zijner
regeenng aan Frankrijk den oorlog had
verklaard.
Nog op den avond van dien 3den
Augustus vertrok hij uit Parijs 'met
een extra-trein, dien de Fransche re
geering voor hem en de overige leden
van het gezantschap beschikbaar had
gesteld.
Aan zijn verzoek om den kortsten
weg naar de Duitsche grens te nemen,
in de richting van Straatsburg, kon
. geen gevolg worden gegeven: die route
was reeds door oorlogsmaatregelen ver
sperd. De trein zou door België naar
Keulen worden geleid. Bij aankomst aan
de Belgische grens bleek het echter
onmogelijk, dit plan uit te voeren;
in dienzelfden nacht toch van 3 op 4
Augustus vielen de Duitschers België
binnen.
Daar België dus in oorlog met
Duitschland was geraakt, liepen von
Schoen en zijn reisgezelschap, waar
onder verscheiden officieren, gevaar
van gevangen te worden genomen. Hij
zelf vermoedt, dat alleen de nacht hen
gered heeft. Over Brussel en Antwerpen
werd de trein naar Nederlandsch ge
bied geleid en over dat gebied naar de
Duitsche grens bij Goch.
Het merkwaardige nu in dit verhaal
is, dat von Schoen niet het flauwste
besef had van het gevaar, dat een
reis door België voor hem en zijn ge
zelschap opleverde.
Maar laat hij het met zijn eigen woor
den vertellen.
,,Ik droeg er niet de minste kennis
van, dat wij in den nacht van 3 op 4
Augustus de vijandelijkheden tegen .
België waren begonnen en wist ook
absoluut niet, dat het plan daartoe
bestond."
Zelfs toen ik minister van
buitenlandsche zaken was, had ik van mili
taire zijde nooit een woord over derge
lijke plannen vernomen, hoewel deze
zonder twijfel reeds lang waren opge
maakt."
Mij was integendeel slechts dit
bekend, dat de neutraliteit van België,
die ook door Duitschland mede was ge
waarborgd, als iets onaantastbaars gold
en dat te Brussel herhaaldelijk verze
keringen in dezen zin waren gegeven."
Ook had de militaire attachébij
het gezantschap, een officier van den
generalen staf, die vroeger te Brussel
werkzaam was geweest, mij gerustge
steld door te zeggen dat, als er ooit
gedacht mocht worden over een
doormarsch door België, dit eerst in een
latere periode (van den oorlog) het
geval zou kunnen zijn."
Ziehier dus liet verbijsterende feit,
dat de Duitsche gezant te Parijs, en
nog wel iemand, die van 1Ü7?1910
aan- het hoofd had gestaan van het
Duitsche ministerie van
buitcnlandsche. zaken, volkomen onkundig blijkt
te zijn van het door den genei alt.n
OTTO BRAUN
I
Er ligt iets aandoenlijks in," zei hij plech
tig bij het teruggeven van het boekje.
Zeg liever: de heele aandoenlijkheid van
den tijd is er in besloten," moest ik hem wel
antwoorden, geërgerd als ik was over het zal
vend afwerende van zijn toon.
Ja," begon hij weer, om goed te maken
wat hij had misdreven, men gevoelt zich bij
de lectuur als grootouders het moeten doen
wanneer zij een geliefden kleinzoon hebben
begraven en zijn testament komt hun in
handen."
Nu herken en erken ik u weer...."
Waarom met het gesprek voorttegaan?
Het liep over dagboekbladen en brieven en
gedichten van een jonggesneuvelde in den
grooten oorlog, uitgegeven door een vriendin
onder den titel van: Otto Braun, Aus
nachgelassenen Schriften eines Frühvollendeten.
Friihvollendet, dat beteekent: die vroeg
reeds de baan voor hem bestemd tot het eind
heeft doorloopen en afgeloopen, en tegelijk
geeft het den vroegen afloop aan van het leven.
Door den harden krijg is onder de jeugd een
gansche oogst van beloften weggemaaid, die
reeds een begin van Tervulling hadden
gekregen. Hier en daar, aan de beide kanten
van den strijd. Men heeft wel den indruk alsof
een nieuw geslacht zich haastte aan 't licht
te komen, half zich er van bewust het seizoen
van volle ontwikkeling niet te zullen beleven,
en toch zich gereed houdend voor het komen
de waarvan zij droomden en zij wisten dat het
een groote tijd zou wezen.
Dat heengegane,weggeruktc geslacht spreekt
met reine en klare stem in de nalatenschap
van Otto Braun, en dit is het mooie van het
boek aan zijn ?herinnering gewijd, men gaat
niet door de bladen en brieven, daar
opgezarneld, heen als over een kerkhof, maar het
is spruitend leven te midden waarvan
onzegeest zich beweegt.
Ja, ik zou meer willen zeggen : in onze
verwarde en verwarrende dagen ziet men daar
den echten ondergrond van het leven, de
groote verlangens van de nieuwe eeuw wagen
zich te voorschijn, de ware trekken komen
op onder het opgemaakt en valsch vertrokken
huichelmasker.
't Is niet veel meer dan een kind dat over
zichzelf aan het woord is in de bladzijden ;
de eerste dateeren van het tiende jaar, de
dood, in Frankrijk op het slagveld, neemt
hem, den jruhvollendeten, weg in zijn een en
twintigste. Men moet afscheid van hem ne
men, juist als hij in het leven is geplant. Het:
vervolg hierna meent men te zullen lezen op de
laatste bladzijde, maar het vervolg ver
schijnt niet. Is het niet een zinnebeeld van
veel wat in dezen tijd is geschied? Zoo veel
opstuivende kracht, zooveel geestdrift! En
de oogst is groen weggemaaid. Er is geen ver
volg. Wat er aandoenlijks is in den tijd, ligt in
dit boek besloten.
Houden wij ons aan den ondergrond.
Otto Braun behoort tot een merkwaardige
familie. Lily Braun, Otto's moeder, heeft haar
geschiedenis verhaald in lm Schatten der
Titanen en de Memoiren einer Sozialistin.
Het gaat op tot het begin der negentiende eeuw
aan het hof van JerömeBonaparte, den Koning
van Westfalen en de groote dagen van
Weimar-Athene en voert ons daarna in de beschei
dener, maar niet minder bewegingsrijke krin
gen der socialisten. Voor een kind was het een
belangrijk verleden. De echo's drongen tot
zijn geest door.
Sla nu de eerste medegedeelde bladzijde van
zijn dagboek op, hij is nog tien jaar
daar staat:
staf gevormde plan om, zoo Duitsch
land op twee fronten oorlog moest
voeren, tegen Rusland en tegen Frank
rijk, aan het oostelijke front
voorloopig den pas te markeeren en aan het
westelijke zoo spoedig mogelijk zijn
slag te slaan door, met schending van
de onzijdigheid van België, Frankrijk
in zijn zwakste plek aan te tasten !
Von Schoen was zoo weinig in de
militaire plannen ingewijd, dat hij "de
Belgische neutraliteit als iets onaan
tastbaars" beschouwde! En toen in
het laatste oogenblik twijfeling hem
besloop, liet hij zich geruststellen door
de verzekering van een militairen
attaché, die immers beter moest weten.
Tweeërlei conclusie mag uit deze
opzienbarende mededeeling worden ge
trokken.
De eerste betreft den generalen staf,
de tweede de diplomaten. ,
Het plan om, bij een oorlog op twee
fronten, door België tegen Frankrijk
op te trekken, was reeds geruimcn tijd
vór 1914 gevormd.
Betlnnann Hollweg, in zijne
Betrachtungen zum Weltkriege," spreekt
erover als een plan, dat seit langem"
bestond.
Von Schoen' geeft te kennen, dat
tijdens zijn ministerie (1907-1910)
de plannen niet slechts reeds bestonden,
maar al lang geleden waren opgemaakt.
Zij dagteekenen dan ook zeker uit
den tijd. toen de alliantie tusschen
Frankrijk en Rusland beklonken was
en men in Duitschland rekening had
te houden met de mogelijkheid van
een oorlog op twee fronten.
Een inval in België was uit politiek
oogpunt voor Duitschland naaeelig; dit
heeft liet tot zijne schade in 1914 onder
vonden. Bethmann Hollweg deed in
Augustus 1914 een vergeefsche, maar
ook zwakke poging om tegen het vo
tum der militaire noodzakelijkheid"
op te tornen. Maar wat zou er hij tegen
\ermogen'! \Velk verantwoordelijk
staatsman zou het aandurven zich
te verzetten tegen een oorlogsplan,
dat door den gcnerak-n staf tiehicderd
noodu; werd vcrkla;.:rd ! Alle evenhieele
nederlagen zonden dm immers ge
weten worden aan Kt afwijk.in van
dat plan.
Niet alleen in oorlogs-, m;:.' r reeds
in vredestijd was de generale staf op
permachtig. Hij stelt een plan de cam
pagne vast, waarbij alleen militaire
berekenirgcn gelden. Doorkruisen deze
de bedoelingen der politici of loopen zij
vooruit op de beslissingen, die e!e staats
lieden bij oorlogsdreiging hebben te
nemen, dan worden zij voor hen geheim
gehouden; komen zij in strijd met be
zworen verdragen, Not kennt kein
Gebot." De noodtoestand d;:gtccktnt
echter met van de oorlogsvcrklaiirg,
maar in werkelijkheid van l'et tijdstip,
waarop de generale staf ziin oorlogs
plan heeft opgemaakt. Van dat
coguibhk af was het voor laiitfch'are!
IK.(alzakelijk rm de onzijdigheid van Pelgië
te schenden. Geen ci'kele macht ken
dit beletten.
Oppermachtig was de generale staf
niet alleen in Duitschland, maar ook
elders; en er is misschien nog altijd
reden, om hier den tegenwoordigen tijd
te gebruiken in plaats van den ver
leden. Ook in landen, waar de militairen
minder in de melk te brokken hadden
dan in Duitschland het geval placht
te zijn, mag men zijn invloed niet onder
schatten. Het Duitsche voorbeeld werk
te aanstekelijk.
Zelfs ten onzent waar trouwens
voor hooge militairen Duitschland altijd
het niet te evenaren, maar toch uit
ae verte na te streven model is geweest.
Heeft niet Jhr. von Sclimid (in De
Gids van Mei 1.1.) aangetoond, hoe ook
in Nederland de generale staf heeft
doorgezet, dat in zake de voorbereiding
der mobilisatie het vroegere, meer
politieke beleid door een eenzijdig
militaristisch beleid is verdrongen"?
Niet alleen ten opzichte van de posi
tie van den generalen staf geeft de
mededeeling van von Schoen stof tot
nadenken. Men kan er ook wat uit
'eeren over die der diplomaten.
De diplomaten hebben sinds den
oorlog het loodje moeten leggen. Voor
al die van Duitschland en wijlen
Oostenrijk-Hongarije.
Van dat vonnis zullen wij niet in
appèl komen, zoodra men daarmede
de weinige mannen bedoelt, die de
verantwoordelijke leiders waren van
de huitenlandsche staatkunde van hun
land. Zelfs zijn..er enkele onverantwoor
delijke leiders, op wie het mede toe
passelijk is.
Maar gewoonlijk trekt menden kring,
dien het woord diplomten omvat,
wijder en zijn daarin ook begrepen de
gezanten aan vreemde hoven.
Hoe onbillijk is het echter, hen aan
sprakelijk te stellen voor de
buitenlandsche politiek hunner regeering!
Zij geven geen leiding daaraan, maar
moeten de bevelen uitvoeren, die hun
worden toegezonden. Zooals Bismarck
zei: Die Botschafter haben
einzuschwcnkcn wie die Unteroffiziere."
De ecnigc invloed, dien zij kunnen uit
oefenen, is deze, dat zij hunne rtgeering
inlichten over feiten, toestanden,
mceningen, stremmingen in het land, waar
bij zij geaccrediteerd zijn ; hoe voor
treffelijker zij dit doen, hoe beter zij
hun eigenlijke taak verrichten. Niet
aan hen, maar aan hunne rtgeering is
het, uit die rapporten de slotsom op
te maken; tegenover een avertchtsche
conclusie staan zij machteloos.
Noch de Duitsche gezant te Lorden,
noch die te Parijs stemde in met eie
buitenlandsche politiek zijner rcgtering.
Lichnowsky heeft het onomwonden
uitgesproken; von Schoen laat het
tusschen de regels door lezen.
Maar zelfs al ware dit anders geweest,
dan toch zou hen geen verantwoorde
lijkheid voor die politiek treffen. Z
kenden slechts een gedeelte daarvan ;
hun vele! van weikzar.mkeitl was ook
eng hcpcikt; op ue beslissende ('ogen
blikken wisten zij niet, wat elders ge--.
schiedde.
(Vroeger liet ik me gaan, ik hoopte op liet
geluk). Nu merk ik dal ik er niet toe gemaakt
ben te dienen. Het bevelen is me aangeboren.
Ik gevoel dat ik iets groots zal worden. Maar
trotsch wil ik niet worden." De
hcerschersader is in zijn bloed.
Men leest het op zijn gezicht.
Ondanks zijn bekoring heeft het een
uitdagenden blik, men begrijpt: waar hij niet wil,
laat hij zich niet sturen. Gelukkig dat vader,
moeder en zoon geheel eendrachtig zijn. De
jongen gaat op in zijn moeder, de ouders leven
geheel samen met hun kind. Zij bewonderen
hem, hoe hij zich onafgebroken zijn geestelijke
wereld verovert. En het is inderdaad een won
der met wat voor ijver hij zich werpt op de
studie van letteren, geschiedenis, staatkunde
en filosofie.
Heeft hij gehoord dat vroegrijpe kinderen na
hun eerste verrassende bloeiperiode, terug
gaan en verstandelijk inschrompelen, hij wil
een breede basis hebben en een stevig funda
ment leggen, hij verlangt niet van de
voordeelen gebruik te maken die een gelukkige
aanleg biedt. Zélf wil hij zijn.
Hij moet het centrum in zijn persoonlijk
heid hebben.
Spreekt hij van groote mannen, en op hen
houdt hij altoos het oog, dan is het de
zelfbeheersching die hij in hen prijst. Laten- zij ge
weldige hartstochten hebben, maar die moe
ten in hun bedwang staan. Ook voor het
humeur en de stemming moet dit gelden.
Wanneer men altoos eerst moet wachten
totdat onze lieve Heer en de natuur ons den
animo geven, dan beduidt dit al heel weinig.
Zeker er komen oogenblikken, waarin men zoo
wordt meegesleept dat men dan buitengewoon
in staat is om iets voort te brengen, maar
daarop mag men niet bouwen. De wil is toch
alles, zonder dien bereikt men niets."
Het is een twaalfjarige die schrijft. Hij is
bezig zichzelf te veroveren.
Er zijn natuurlijk veel uiterlijke dingen ge
weest die hem overkwamen. Hij was op school
niet gelukkig, hij heeft eenmaal het plan ge
maakt en half uitgevoerd om van de kost
school waar hij zijn opleiding kreeg, weg te
vluchten, dan waren de mieidelen van de
ouders dikwijls niet ruim, dat gaf beperking
en vernederingen, hij kon zich niet bewegen,
zooals hij wel wenschte. Maar al die omstandig
heden bleven voor hem bijzaken. Zij roerden
zijn innerlijk niet aan. De eigen ontwikkelings
geschiedenis, dat was hoofdzaak.
Hij zag zichzelf groeien.
Eerst was zijn ideaal geweest een Titaan te
zijn : de wereld moest in verbazing staan over
de stoutheid van de plannen die hij ontwierp ;
maar hij bezint zich hoe langer hoe meer. Is
hij dan alleen in de wereld? Er moet samen
werking zijn in harmonie, hij moet zich schik
ken onder een hoogere richting.
Wij leven tegenwoordig, d.i. 1911, hij is
veertien jaar in een tijd van overgang, in
een zoekenden, wonderlijken, chaotischen tijd.
Hij staat tegenover ons als een vijand en wil
ons dwingen al onze krachten samen te ne
men. Nooit geloof ik, was er zooveel te kam
pen, te vernietigen en daarna weer nieuw op te
bouwen."
Zoo schrijft hij, en hij denkt aan een boek.
De Staat, dat historisch de opgang en onder
gang der staten zal beschrijven en den nieu
wen Staat zal schetsen. Mensen met mensen
zal daarin samenleven onder gelijk recht voor
allen. Hij gaat de bouwstoffen voor het onder
werp verzamelen.
Want al ernstiger stelt hij zich de vraag of
het leven voor den mensen een bedoeling
heeft. Hij is materialist geweest, thans echter
ligt de tijd van het materialisme achter hem.
Kan de mensen op onsterfelijkheid rekenen?
dat is een probleem voor hem geworden. Hij
bespreekt het met zijn vader. Hun beschouwin
gen leiden hem tot het resultaat dat de
eenige onsterfelijkheid waarmee rekening kan
worden gehouden is : de onsterfelijkheid van
den naam dien men zich verwerft. Daarheen
moet men streven. Dat is de plicht die op hem
rust.
Het is hem als hij zijn zestienden
verjaarHet feit, dat de Duitsche gezant te
Parijs, toen hij de oorlogsverklaring
reeds had overhandigd en de terugreis
naar Duitschland was begonnen, geen
flauw vermoeden ervan had, dat in
denzelfden nacht, waarin hij door
België reisde, de Duitsche troepen over
de Belgische grens trokken dit feit
spreekt boekdeelen.
En het kan ??zooals von Schoen het
zelf uitdrukt een klassiek voorbeeld
zijn ter betere onderrichting van hen, die
meenen dat de diplomatieke vertegen
woordigers bij de groote mogendheden
aan het roer der hooge politiek staan.
Niet zij doen dit, maar de leiders der
politiek van elk land. En zelfs dezen
zetten niet altijd uit eigen beweging
den voet op den weg, die tot onheil
voert, maar onder den sterken druk
van andere machten" d.w.z. van
den generalen staf.
KERNRAMP
iimiiiiliiiiimiiiiiiiliiiiiiiiiiliitiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiitiiiiiiiriiiiiiMiiiiiiiiii
IERL AND
Bedriegen niet alle voorteekenen, dan
nadert de lersche kwestie haar oplossing
Natuurlijk zal het een voorloopige oplossing
zijn ; andere te scheppen is aan
menscheninacht niet gegeven. Maar niettemin een
oplossing, die voor lange jaren stellig bevre
diging zal schenken. Want zij zal ingegeven
zijn door lersch idealisme en dcor Britsen
gezond verstand. De combinatie is wat on
gewoon. Idealisme, dat zich naar buiten
manifesteert als moord en dccdslag, wordt
zelden als zoodanig erkend. En het Britsche
gezond verstand, dat al zoo dikwijls in den
loop der eeuwen voor de grootste moeilijk
heden een uitweg heeft gevonden, heeft de
wereld in den steek gelaten, zccdra het voor
de oplossing der lersche kwestie kwsm te
staan. De behandeling van Ierland is inder
daad de eeuwen door het zwakke punt der
Engt'Ische politiek geweest.
Daarmede is echter tevens de moeilijkheid
en de ingewikkeldheid van het probleem
erkend. Wel zwaar moet de kwestie zijn, zoo
de Engelsche politieke ervaring en beleid,
anders zocNsterk en zoo succesvol, er de
eeuwen door geen raad mede heeft geweten.
Dat sta dadelijk voorop, vooral cmdat liet
natuurlijk zeer de vraag is, of het lersche
probleem door de Ieren zelf kan en zal werden
opgelost. Want de staatkundige vrijheid,
die zij vragen, is natuurlijk nog slechts een
begin ; alles hangt ervan af, hoe zij die vrij
heid zullen gebruiken, t f zij daarop een waar
lijk gezond staats- en maatschappelijk levtn
zullen opbouwen, dan wel of zij die vrijheid
zuilen misvormen tot anarchie of misbruiken
tot tirannie. Het is nog zeer de vraag, of het
vrije Ierland een land zal worden als Neder
land of als Venezuela.
Dat dit laatste het geval zal zijn, is juist
de vrees van vele Engelsehen en voor hen
een der gewichtigste argumenten em te gin
htn'.e rule in eiken veim te zijn. Persoonlijk
heb ik dikwijls in Engeland aldus hooien
redenenen. Het zou waarlijk uitnemend zijn
voor Ierland, voor Engeland, vcor de gcheele
wereld, indien aan Ierland een min of mter
zelfstandige positie ken worden gegeven.
Maar hit is ermogelijk, aüngiziin
de Ieren elk begrip van een georganiseerd
staatswezwi, elke staatkundige bekwaam
heid en ervaring, elk gevoel van politieke
verantwoordelijkheid ontbreekt. Een zelf
standig lerlanel zou uitloopin op pcirnanente
anarchie ; het zou een staat worden als Hon
duras of Haïti, zooals Engeland niet tegen
over zijn kusten zou ktinnui verdragen. Ook
niet, omdat zulk een Ierland iederen vijand
van Engeland gelegenheid zou geven zijn
slag te slaan en Engeland in den rug aan te
vallen. Waagt men dan de tegenwerping,
dat Engeland in den loop der eeuwen dan
ook niet veel heeft gedaan om Ierland tot
dag viert of hij in een reiner gedegener sfeer
is gestegen. Het goddelijke omringt hem in
een wereld van schoonheid, en daarmede treedt
hij in dadelijke verbinding. Een openbaring
van rieksch godsdienstgevoel is hem gewor
den. Hij is over het gespletene van het leven
heengekomen, een extatische verrukking
over de dingen bezielt hem ; de reinheid en
de kracht van zijn ziel groeit aan. Met vreug
devolle verwachting ziet hij de toekomst te
gemoet, smachtend naar haar schoonheid en
rijkdom."
Het is een jaar later, en Duitschland is in
oorlog.
Hoe jong hij ook nog was en hoe veel zorg
zijn gezondheid ook mocht eischen, hij wilde
niet achterblijven; hij gelooft in Duitschland,hij
zal het vaderland mee verdedigen. Eén ding
stond bij hem vast: Duitschland kan niet
ondergaan.
Die overtuiging put hij niet uit de Duitsche
wapenmacht; de idealist ziet anders ; Duitsch
land heeft zijn bestemming nog niet vervuld.
Draagt hij dan niet zijn vaderland in het
hart onder een andere gestalte dan de be
staande? Het moet een edelen vorm verkrij
gen, het moet in dien edelen vorm uitspreken
wat het aan de wereld heeft te zeggen. De
oorlog zal daartoe voorbereiding zijn. Het
wordt een nieuwe afdeeling der geschiedenis
waarvan men thans getuige is.
Maar helaas, het militaire leven begon voor
hem met een groote teleurstelling. Naar de
Poolsche grens gecommandeerd, moest hij
achter het front schansarbeid verrichten en
werd het mikpunt van den haat der cavalerie
officieren, om zijn afkomst van een socialis
tenfamilie. Hij werd beleedigd en stond weer
loos. Ook dit rekende hij eerst als een opvoe
ding, dan werd het hem te zwaar, hij zou te
gronde zijn gegaan, hadden zijn ouders door
hun invloed niet zijn verplaatsing bewerkt in
een infanterie-regiment.
W. G. C. B Y V A N C K