De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 8 oktober pagina 11

8 oktober 1921 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

8 Oei '21. No. 2311 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 DE ZUINIGE NEDERLANDSCHE REGEERING KAAL, MAAR ROYAAL. Teekening voor de Amsterdammer" van Joh. Braakensiek In een interview niet een Fransen journalist te Genève heeft Minister van Karnebeek gezegd, dat hij aan zijn collega van financiën zou vragen, den termijn voor een schuld van 55 millioen gulden, die Frankrijk aan Nederland betalen moet, te verlengen. Krantenbericht. De rijke oom van Karnebeek tot het arme nichtje Marianne : Bij de terugbetaling van de 55 millioen, die ik nog van je krijg. is heelemaal geen haast, hoor!" iiiimiiiiimiiniiiiii Concertgebouw Twee concerten van de nieuwe reeks hebben wij achter den rug, en, mét deze twee concer ten, het optreden van twee solisten. Als het even kan: geen concert zonder solist. Men neemt aan, dat het publiek het nog steeds zoo wil, en daarmee uit ! Men heeft echter verzuimd te bedenken, dunkt me. dat juist het publiek, welks vast houden aan de traditie men blijkbaar reden heeft te respecteeren, met programma's als de eerste twee van dit seizoen niet gediend is. Niemand is er mee gediend, zou ik willen beweren. Ditmaal zijn vooral de Mahler-vereerders er slecht afgekomen, maar Mengelberg en het orkest k. Ik bedoel dit: Mengelberg heeft weer eens enorm gestu deerd op de Vijfde van Mah'er, enorm gestudeerd met het op Mahler in 't algemeen reeds zoo voortreffelijk ingespeelde orkest?, en de verblijdende resultaten zijn niet uitge bleven. Ze zijn, vind ik, vooral bij de ZondagLevensverzekering Maatschappij H A A R L E M" Wllsonspleln 11 DE VOOKDEELJOSTE TARIEVEN middag-uitvoering aan den dag gekomen. Er waren gedeelten in den Treurmarsch een stuk, dat we nu toch langzamerhand wel wer kelijk goed hebben leeren kennen , die ons werden tot openbaringen, zóhoog verhief zich het spel boven het complex van techni sche moeilijkheden, dat deze compositie ook voor het bekwaamste en meest ervaren en semble beteekent. En een waar meesterstuk ik doe slechts een paar grepen , een waar meesterstuk was ook de voordracht van het Adagietto," in dezen zin namelijk, dat, in weerwil van het geheel in overeenstemming met de onmiskenbare bedoeling van den maker gekozen uiterst-langzame hoofd-tempo, de aandacht van den hoorder van seconde tot seconde gespannen bleef. Men moet hier niet gering over denken. De satz is niet lang, het is inderdaad een Adagietto" en geen Adagio", toegegeven! maar, verdiep u in de structuur van dit symphome-deel, en ge zult tot het inzicht moeten geraken, dat onder een diri gent, die niet als Mengelberg een meester is in de kunst der tempo-modificatie, en ge speeld door een strijk-orkest, dat niet als dat van het Concertgebouw het geheim der schemertinten ten volle doorschouwd heeft, de indruk, dien dit stuk zelfs op den innigst-ontvankelijken hoorder maken zal, aan tal van gevaren blootstaat. Zou het nu niet veel beter geweest zijn, wanneer we deze machtige, deze op tal van plaatseirzoo moeilijk te doorvoelen, deze ook zoo ontzettend moeilijk voor te dragen sym phonie hadden gekregen als eenig programma nummer voor een paar minder langdurige, maar dubbel genotrijke en vruchtdragende en wederzijds voldoening schenkende concerten? De concert-pauze zoufzonder overwegend bezwaar kunnen samenvallen met de lange Pause", die de partituur tusschen den 2en satz en het Scherzo" voorschrijft. FONGERS-Rijwielen Eerste klas Fabrikaat Lange Gebruiksduur Weinig kosten voor onderhoud. Daarom zeer Economisch, DiCroningerIijffiilinfibriikl,FON6ÈIS Zooals het nu gegaan is, moest het werk wel zér vermoeien; de lofwaardige zorg, aan de voorbereiding der uitvoering besteed, heeft niet het loon gevonden, waarop ze recht had, en men heeft een goede gelegenheid verzuimd, om het aantal van hen, die oprecht belang stellen ineene van open vragen vervulde perio de van Mahler's ontwikkeling als scheppend kunstenaar, weer wat te vergrooten. Hoe dan ook: het optreden van Judith Bokor op het Zondagmiddagconcert met het cello-concert van Volkmann ware beter ach terwege gebleven. Niet, dat haar voordracht bij deze gelegenheid een teleurstelling zou zijn geweest. Natuurlijk niet ! Haar spel was niet feilloos, maar er viel wel degelijk veler lei in aan te treffen, dat haar jonge, doch w lgefundeerde reputatie eer aandeed. Met bijzondere bewondering vooral heb ik geluis terd naar het ragfijne diminuendo, waarvan ze den slottoon van menige phrase voorzag. Het doet aan als iets hooger-muzikaals, het wijst op een innig welbehagen bij het spelen, en het wekt een innig welbehagen bij het aanhooren, maar.... het mag geen maniertje worden. Men kreeg nu nog niet den indruk van een coquetteeren ermee, doch het zou kunnen zijn, dat de speelster het ging doen, en dat zou jammer wezen. Mijn bezwaren gelden het werk. Niemand twijfelt eraan, of Robert Volkmann is een zeer bekwaam musicus geweest, een man van smaak ook, en stellig niet misdeeld van gevoel, maar laat ons het hierover eens zijn, dat dit cello concert van hem voor onze ooren en onze aan zooveel gezond-moderns geschoolde opvattin gen bitter weinig aannemelijks biedt. Hél anders staat het natuurlijk met de Kinder-Totenlieder," die op het eerste concert de belangrijkste plaats innamen op het pro gram van vór de pauze. Ik blijf erbij, dat ook voor dezen Donderdagavond de uitvoering van niets anders dan de Vijfde de voorkeur had verdiend; doch overigens: men kan zich geen passender preludeeren op de aanvangsstemming der symphonie denken. Met bijzondere waardeering vermeld ik het eerste optreden van Thom Denijs met de voor dracht van deze liederen. Zij presenteerde zich als het resultaat van vee! ernstige studie, en men herkende op tal van plaatsen Mengelberg's finishing touch", maar men gevoelde zich tevens verblijd door zoo hél veel, dat reeds in vrije vlucht boven den arbeid der voorbe reiding uitging. Twee dingen zaten Denijs dezen avond dwars: ten eerste de onbeperkte deskundigheid van het groote publiek op het punt van den solo-zang instrumentalisten worden met allerlei voorzichtige reserves beoordeeld, doch zingen, daar heeft letterlijk iedereen verstand van, en Denijs weet evengoed als ik, dat zelfs de grootsten onder de grooten het toch nimmer zoo ver brengen, dat het publiek onvoorwaardelijk-énstemmig is in zijn lof , en in de tweede plaats en dit is ernstiger ! de her innering aan de meester-creatie van Messchaert. Een met hoogere toewijding bezield kunste naar als Denijs echter laat zich niet ontmoedi gen; z.ijn stem heeft in de laatste jaren weer belangrijk aan smijdigheid gewonnen, onwaar hij nu reeds zoovele ontroerende accenten heeft mogen vindc.il, daar kunnen wij zijn verdere ontwikkeling als voordrager van deze hooggeniale zangen van het bloedend vaderhart met hartelijke belangstelling en gerechtvaar digde verwachting te gemoet zien. In de instrumentale partij hebben Mengelberg en het orkest weer wonderen gedaan. Ik wijs op het laatste tusschenspel in het eerste lied (?Mit leidenschaftlichem Ausdruck"), ik wijs ook, en met eerbied, op den juist in zijn verblindende straling zoo die pontroeren den climax aan het slot van No. 4.: Der Tag ist schön auf jenen Höhn!" Dat fortissimo op de hooge bes tegen het woord jenen" voelde ik weer hél sterk als een treffend bewijs voor de schitterende een heid in de muzikaliteit van Mengelberg en zijn orkest. De magistrale en artistiek nooit genoeg te waardeeren eenheid, die zich ook weer eens ongemeen-krachtig openbaarde in de uitvoe ring der Hebriden"-ouverture aan het begin van het Zondagmiddag-concert. Dergelijke overtuigende pleidooien voor het onvergan kelijke van een belangrijk deel van Mendelssohn's oeuvre moeten wij meer hebben ! H. J. DEN HERTOG 'HIK "UMIt Illlt Ml 11IMIIIIUIIIII1IIMIIUI Herinnerings Monumenten Een firma in Fuerth (Beieren) biedt per Handels-circulaire in België de aanbesteding aan van herinneringsmontimenten. In negentienhonderd-en-veertien bedreven zij brandschat en moord, en joegen den schrik voor hun daden naar 't Zuiden door België voort. Zij doodden er weerlooze burgers en staken de steden in brand, Zij lieten den dood op een puinhoop als hecrscher in 't platgetrapt land. Maar nauwelijks zeven jaar later verzonden zij brieven: Mijnheer! wij leveren, scherp-concurreerend ,,in elke hoeveelheid thans weer U prima graniet-monumenten in honderd diverse dessins betaalbaar de helft bij bestelling de helft bij ontvangst aan de grens. Gelieve direct te bestellen wij worden met orders belaan wij namen nog gist'ren een Denkmal voor duizend gevallenen aan ! Wij hebben du eer u te wijzen op Unsere Spezialitat: een zuil voor gemartelde vrouwen, ruim drie-meter-zeventig breed. De opschriften kunt ge bestellen. Wij leverden onlangs aan Poch een marmeren plaat voor een gevel ,,?lei out logétrois sales boches. Voordeelig is ook de triomfboog merk: Hindenburg-Universal met Ludendorff ? extra- garneering. wirkt hoch-P^legant, kolossal ! En dan ons reclame artikel (geleverd in kisten van 8): Kleine zerken met opschrift: Hier werden door Duitschers ..X.. burgers geslacht. Wij leveren spoedig en billijk geen beeld dat d'omgeving ontsiert. Uns're Reisenden haben in Vierzehn die Stellen genan Inspectiert v. c. c. MELIS STOKE Bolland's Herstel Het bewijs van de eenheid der Tegen de elen Nauwelijks aan 't ziekbed ontrezen, besteeg hij den redenaars-stoel en zwaaide zijn schrik'lijken geesel over 's werelds verachtelijk gewoel; De scholen, de kerk en de joden, de zwarten, de kroon en de roeden ontvingen aan ransel hun deel, want hij bleek genezen, geheel! Grand Hotel Funckler HAARLEM ?:- LE MEILLEUR RESTAURANT EN VILLE -:?uMfMiUHimniiiiiiiiiminiiiiiHMiiituiiiiiUHMinitNtH* iiiiiiiiiiiniiiii Hij heeft weer zijn krachten verzameld en geeft ons een vreeselijk beeld van het diepe verval onzer zeden, en het heeft maar een haartje gescheeld of hij toonde zichzelf ten bewijze, dat een zeer geleerd man, zelfs een grijze ontaardt, in dees' heillooze eeuw tot een brullenden dierentuin-leeuw. De eenheid van 't Tegendeel preekt hij, 't verval tot bandeloosheid wreekt hij, de kennis der dingen kastijdt hij, want hij weet het meeste, (dat zeit hij!) Ziet! vloekend en tierend vergrijst hij en daarmee m. i. bewijst hij de eenheid der Tegengestelden: professor, en branie in 't schelden. iiiiiiiiiimiiiiiiiiimiiimiiiiiiiim MELIS STOKE IIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII LUCIFERSPUZZLE Zeventien lucifers worden op tafel gelegd, dat zij zes gelijke vierkanten vormen. Zie onderstaande figuur. evraagd om door vijf lucifers weg te nemen, drie vierkanten over te houden. Oplossingen vór Vrijdag a.s. aan het Redactiebureau onder letters A.B. IIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIl IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHItlllllllllMIIIIIIIIM VRAGENRUBRIEK voor Algemeene Wetenswaardigheden M. de H. te A. Hoe groot is de oppervlakte van onze koloniën (Oost en West en van ons land ? De oppervlakte van Java en Madoera Is te zarren 131508 K.M'., die van de Buitenbezittingen te zamen 1765029 K.M2., zoodat onze bezittingen in Oost-Indië groot zijn 1896537 K.M'. De grootte van de West-Indische bezittin gen wordt neigens nauwkeurig opgegeven. Die van Suriname bedraagt ongeveer 160.000 K.M-.; van Curacao tusschen 400 en 500 K.M2.; van Aruba ongeveer 200 K-M2.; Bonaire tusschen 250 en 335 K.M2.; St. Eustatius 21?29 K.M2.; Saba 13 K.M', en St. Martin ongeveer 50 K.M2.; tezamen dus hoogstens 161117 K.M2. De totale oppervlakte van Nederland aan land en water bedraagt 34185.81 K.M.; met de Zuiderzee, de Wadden en de Zeeuwsche en Zuidhollandsche stroomen 40828.71 K.Ma niinmiiniiiiiiiiimitiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii" TRIPLE SEC. Importépar SCHMITZ & Co., Utrecht iimiiiiiiiimtiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiMimMiiii ut iiiiiiimiminiiiiiimiiiii mum iiiiiiiiiiiiiiiinniiiiinniiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiii m>i miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiniiiiu iiimimiiminiiiiiiiiinniiiiimi iiiiiniiiiiiinii POORTERKE's INTRONISATIE door ANT. THIRY Daar was in die schuur, alwaar hun karavaantje vluchtelingen dien laten namid dag haastig was saamgestroomd om 't relaas van den teruggekeerden Petrus te aanhooren, geen klein beetje gelachen met 't Poorterke. Heel hun straatje was ongedeerd uit het bombardement gekomen, behalve precies 't Poorterke zijn huizeke dat daar nu in gruizelementen lag, had Petrus vermeld. Wel, verdikke !" riep Lowie van Stans verbaasd. Wie had dat durven peinzen ! Ziit dan al tooveneer als ge dat nog niet weren kunt!" En de wijven omringden hem gemaaktmedelijdend. ,,Wa' gade nu beginnen, Poorterke?" En uw kanarievogelkes, och crme ! die beestjes !" En uw schoon vetplanten !" En al uw boeken! En uwen Zwerten Ambrosius.!" Waar gade nu mee toovere, Poorterke? Dat hebbe ni gewete, hè?" 't Poorterke had er een stoot van in 't hert gekregen en zijn smal, mager vogelengezicht met de ingestooten kin vertrok even als van pijn. Maar hij herpakte zich seffens, stak het beven" van zijn handen weg onder zijn jasslippen, trok zijn gezicht in een serieuse schoolmeestersplooi en lijk onverschillig ke ken zijn gele, wimperlooze oogen over de koppen heen naar buiten den herfstlijken boomgaard in. 't Is niks. Komt wat komen moet. 't Hee'd al zij goed in !" zei hij en onverstoord bleef hij tusschen hun kwinkslagen staan. 't Poorterke wist het wel : 't was zijn eigen schuld. Hij had te veel willen weten, had te veel gesproken in zijn roes van deze twee oorlogsmaanden en 't was zoo heelemaal anders uitgevallen ! Triestig ! Vór den oorlog was hij maar een klein toovenaartje geweest, heel gering van tel en aanzien. Alleen wat geburen kwamen hem in zijn huizeke 't ende van het Gasthuisvestje opzoeken en dat voor heel gewone mal heuren als een verpletterden vinger, scheeve tandpijn of 't venijn. Van zijn gave van het tweede zicht profiteerden ze slechts dunnekens en 't was raar of zelden dat er zoo eens iemand uit de stad 's avonds zijn deurgat binnenschoot om fe weten wat er achter de muren bij vriend of vijand voorviel. 't Groot volk trok sedert jaar en dag naar Wittewrongel buiten de Lcuvensche poort. Daar kwam men met alles terecht. Die bekeek u zoo eens door zijn blauwen bril, wist subiet waar en wat er scheelde, aan 't lijf of aan 't hart, en met eenen wenk van zijn nagelloozen wijsvinger had hij seffens zijn leger van goei duvelkes bij zich om te helpen. Wittewrongel schepte 't geld en hij, 't Poorterke, verdiende met zijn tooverij nog niet eens 't zout voor zijn patatten, zoodat hij er nog kanarievogelkes moest bij kweeken, alsook, in een serreke, van achter in zijn hof, allerlei soorten vetplanten, om in 't onder houd van zijn smal, mager figuur te voorzien. Maar met den oorlog en al dat mannevolk van bij moeder, wijf of lief weggeroepen om te gaan vechten, was dat omgeslagen. Was het witte Gasthuisvestje vroeger stil en gemoe delijk lijk een Begijnhofstraatje met alleen een' kantwerksterliedje, 't getirelier van 't Poorterke zijn vogelkes en na den vieren 't gezang van eenige kinderen, nu klepperde het angstig van de holleblokken der vrouwen die van alle de hoeken der stad naar zijn deurken renden om nieuws over vent of lief. Dat was te plots gekomen voor 't Poorter ke ; 't had hem zat gemaakt van glorie, hij had te veel van zijn kunst willen laten zien en er te veel willen blij maken, 't Geloof was er uit gegaan. Twee maanden was den oorlog aan den gang, toen werd 't stedeke ge bombardeerd en alleman moest gaan vluchten. En nu stond hij hier in den vreemde en werd fijntjes in 't ooke genomen. Ja, wat moest hij nu gaan beginnen? Hij zonder have of huis?.... Hij zon en hij zon ; maar hij hield zich alsof hij het heel goed wist. Dus da' we mofgen vroeg terug naar huis trekken, hèmannen?" riep Lowie van Stans ineens. Alleman vroeg present, zulle !" Dat maakte een einde aan 't gelach en ge spot. De wijven zochten hun jong bijeen, lachten nog eens om 't geluk dat hun straatje en hun huizeke aan 't bombardement ont komen was en dan trokken ze luidklappend met vent en andere familie onder de deern sierende hoornen elk naar zijn schuurke, ach terhuis, of zolder, al naar gelang waar ze hun kwartier hadden, om voor 't vallen van den donker nog de pakken gebonden te hebben en vroeg slapen te gaan. 't Poorterke liet ze opstappen en even na dien slenterde hij, met de hand aan de kin, naar het berdene huizeke 't ende van den boogaerd waar hij onderdak had. Zij trokken terug morgen en hij? wat moest hij beginnen ? . ... Op een stuk boomstam nevens zijn huizeke vond hij Wittewrongel. Wittewrongel rookte zijn pijp en zei niets. Ze gaan morgen weerom," zei Poorterke om iets te zeggen, 't Gasthuisvestje staat nog recht. Mijn kot alleen is geraakt." ,,'k Wist liet," zei Wittewrongel. Wat gade gij doen?.... Ik blijf hier in Holland. Blijft ook, Poorterke." Blijfde gij hier in Holland? En uw huis?" ,,'k Kan er niks gaan doen ni-meer. Al mijn duivelkes zijn uiteengeschoten. Hier komen ze samen. Dan blijven we hier," zei Wittewrongel en hij blies groote wolken van tusschen zijn negerlippen. 't Poorterke kreeg er een schok van. Watte? Wittewrongel hier blijven? En dan zou hij alleen ginder kunnen zijn ? En ze zonen aHcn naar hem moe te kome? Hij meende 't in zijn vreugde uit te roepen : Ik gaan mee ! Ik gaan'mee!" maar hij weerhield zich, sloeg zijn hand voor zijn mond en zei dan klagelijk : Ik blijf ook hier. Wittewrongel!" Da's 't beste," zei Wittewrongel. Van eigens," zuchtte 't Poorterke. Dan zwegen ze. Het werd stilaan donker. Wittewrongel stond op en trok de blauw-bewaasde herfstvelden in, precies lijk hij eiken avond deed, op zoek naar zijn goei' duvelkes. In de omliggende schuren werd het stil. Tusschen de boomstammen door zag hij 't lichtje bij Lowie van Stans uitpinken en bij Petrus zwegen de kinderen. Nu ga 'k", zei 't Poorterke. Hij liet alles liggen zooals't lag in t schuurken, zijn pak en zijn brood en de stoop melk, juist alsof hij ievers in de buurt zou zijn, en muisde er toen uit geruischloos en klein tegen de donkere doornenhaag. Nog nooit had hij zich zoo jong gevoeld. Om de sterren daarboven uit de lucht te halen. En eens op den steenweg grepen zijn beenen erover als die van een eerste jonkheid. Ah ! z' hebbe gelache ! die judasse. Maar morge zullen ze staan zien! marge!.... 'k Krijg ze er wel terug onder !" lachte hij uitge laten. Il 't Poorterke had sito zijn plan en daar er zoo goed als niemand was in deze stukgeschoie kleine stad, die in de bleekheid vanden herfst ochtend de verschrikking heurer zwartberookte muurgeraamten schrikkelde met onge deerd gebleven huizenblokken en doorzeefde kerktorens, kon hij 't eerste deel ervan profij telijk uitvoeren. Hij liep monsterend de stad eens af, en aan den uitkant naar 't Begijnhof toe, te midden van de vunzende puinen en verwoeste hoven van tvvee nonnenkloosters, koos hij zich een rechtgebleven achterhuiske tot woonst, sleep te er van links en rechts eenige stukken onbe heerd meubelgoed en een stoveken in, waarna hij naar het stadhuis trok om er met een tra nend lijkbiddersgezicht aan den politiecommis saris zijn malheuren te kiagen en hem te bidden of hij in Godsnaam, mocht blijven wonen daar waar hij zijn schamel stuksken onderdak gevonden had. Als ge der mee content zijt, houdt het dan," zei de commissaris en hij schreef het on in een groot, zwart boek. '?Da's een !" juichte 't Poorterke inwendig. De rest komt ook. Ze zulle straks ni lachen, wacht maar !" Op de vesten aan de Antwerpsche poort, zette hij zich ongezien tusschen wat struik gewas en wachtte. Er was weinig beweeg en alles was stil lijk in een kerk : geen klok, geen gerij,geen hamerklank, alleen onder het houten noodbruggetje, waarover twee duitsche schild wachten hun pinhelm en hun bajonet overentweer wandelde, ruischte en kolkte het water tusschen de roode steenblokken der gespron gen brug. En ievers in de verte leefde er wat schrille muziek van pijpers en ook tromgerof fel. Af en toe kwamen er zoo wel wat menschen aan, beladen lijk muilezels en voor een ver andering trokken er duitsche soldaten langs 't water af, in rij en gelid. Een keer was er ook een piepend huifkarreken dat voorde brug vier begijntjes en een witheer aflaadde. 't Poorterke begreep dat de groote karava nen dezen morgen uit Holland opgebroken, eerst in den achternoen konden arriveeren en hij schepte wat patientie voor 't tweede deel van zijn plan. Hij zag een troep menschen van de Look aankomen, gebogen onder den last van in lakens gebonden pakken en ook een kudde volk uit het Molenstraatje. En die nadien kwamen was 't volk van 't Gasthuisvestje. Hij herkende ze seffens aan Lowie van Stans, die lijk in alles en altijd voor(Vervolg op pag. 12)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl