Historisch Archief 1877-1940
8 Oei '21. No. 2311
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11
DE ZUINIGE NEDERLANDSCHE REGEERING KAAL,
MAAR ROYAAL.
Teekening voor de Amsterdammer" van Joh. Braakensiek
In een interview niet een Fransen journalist te Genève
heeft Minister van Karnebeek gezegd, dat hij aan zijn collega
van financiën zou vragen, den termijn voor een schuld van
55 millioen gulden, die Frankrijk aan Nederland betalen
moet, te verlengen. Krantenbericht.
De rijke oom van Karnebeek tot het arme nichtje Marianne :
Bij de terugbetaling van de 55 millioen, die ik nog van je krijg.
is heelemaal geen haast, hoor!"
iiiimiiiiimiiniiiiii
Concertgebouw
Twee concerten van de nieuwe reeks hebben
wij achter den rug, en, mét deze twee concer
ten, het optreden van twee solisten.
Als het even kan: geen concert zonder solist.
Men neemt aan, dat het publiek het nog steeds
zoo wil, en daarmee uit !
Men heeft echter verzuimd te bedenken,
dunkt me. dat juist het publiek, welks vast
houden aan de traditie men blijkbaar reden
heeft te respecteeren, met programma's als
de eerste twee van dit seizoen niet gediend is.
Niemand is er mee gediend, zou ik willen
beweren. Ditmaal zijn vooral de
Mahler-vereerders er slecht afgekomen, maar Mengelberg
en het orkest k.
Ik bedoel dit:
Mengelberg heeft weer eens enorm gestu
deerd op de Vijfde van Mah'er, enorm
gestudeerd met het op Mahler in 't algemeen
reeds zoo voortreffelijk ingespeelde orkest?,
en de verblijdende resultaten zijn niet uitge
bleven. Ze zijn, vind ik, vooral bij de
ZondagLevensverzekering Maatschappij
H A A R L E M"
Wllsonspleln 11
DE VOOKDEELJOSTE TARIEVEN
middag-uitvoering aan den dag gekomen. Er
waren gedeelten in den Treurmarsch een
stuk, dat we nu toch langzamerhand wel wer
kelijk goed hebben leeren kennen , die ons
werden tot openbaringen, zóhoog verhief
zich het spel boven het complex van techni
sche moeilijkheden, dat deze compositie ook
voor het bekwaamste en meest ervaren en
semble beteekent. En een waar meesterstuk
ik doe slechts een paar grepen , een waar
meesterstuk was ook de voordracht van het
Adagietto," in dezen zin namelijk, dat, in
weerwil van het geheel in overeenstemming
met de onmiskenbare bedoeling van den maker
gekozen uiterst-langzame hoofd-tempo, de
aandacht van den hoorder van seconde tot
seconde gespannen bleef. Men moet hier niet
gering over denken. De satz is niet lang, het is
inderdaad een Adagietto" en geen Adagio",
toegegeven! maar, verdiep u in de structuur
van dit symphome-deel, en ge zult tot het
inzicht moeten geraken, dat onder een diri
gent, die niet als Mengelberg een meester is
in de kunst der tempo-modificatie, en ge
speeld door een strijk-orkest, dat niet als dat
van het Concertgebouw het geheim der
schemertinten ten volle doorschouwd heeft, de
indruk, dien dit stuk zelfs op den
innigst-ontvankelijken hoorder maken zal, aan tal van
gevaren blootstaat.
Zou het nu niet veel beter geweest zijn,
wanneer we deze machtige, deze op tal van
plaatseirzoo moeilijk te doorvoelen, deze ook
zoo ontzettend moeilijk voor te dragen sym
phonie hadden gekregen als eenig programma
nummer voor een paar minder langdurige,
maar dubbel genotrijke en vruchtdragende en
wederzijds voldoening schenkende concerten?
De concert-pauze zoufzonder overwegend
bezwaar kunnen samenvallen met de lange
Pause", die de partituur tusschen den 2en
satz en het Scherzo" voorschrijft.
FONGERS-Rijwielen
Eerste klas Fabrikaat
Lange Gebruiksduur
Weinig kosten voor onderhoud.
Daarom zeer
Economisch,
DiCroningerIijffiilinfibriikl,FON6ÈIS
Zooals het nu gegaan is, moest het werk wel
zér vermoeien; de lofwaardige zorg, aan de
voorbereiding der uitvoering besteed, heeft
niet het loon gevonden, waarop ze recht had,
en men heeft een goede gelegenheid verzuimd,
om het aantal van hen, die oprecht belang
stellen ineene van open vragen vervulde perio
de van Mahler's ontwikkeling als scheppend
kunstenaar, weer wat te vergrooten.
Hoe dan ook: het optreden van Judith
Bokor op het Zondagmiddagconcert met het
cello-concert van Volkmann ware beter ach
terwege gebleven. Niet, dat haar voordracht
bij deze gelegenheid een teleurstelling zou
zijn geweest. Natuurlijk niet ! Haar spel was
niet feilloos, maar er viel wel degelijk veler
lei in aan te treffen, dat haar jonge, doch w
lgefundeerde reputatie eer aandeed. Met
bijzondere bewondering vooral heb ik geluis
terd naar het ragfijne diminuendo, waarvan ze
den slottoon van menige phrase voorzag.
Het doet aan als iets hooger-muzikaals, het
wijst op een innig welbehagen bij het spelen,
en het wekt een innig welbehagen bij het
aanhooren, maar.... het mag geen maniertje
worden. Men kreeg nu nog niet den indruk van
een coquetteeren ermee, doch het zou kunnen
zijn, dat de speelster het ging doen, en dat
zou jammer wezen.
Mijn bezwaren gelden het werk. Niemand
twijfelt eraan, of Robert Volkmann is een zeer
bekwaam musicus geweest, een man van smaak
ook, en stellig niet misdeeld van gevoel, maar
laat ons het hierover eens zijn, dat dit cello
concert van hem voor onze ooren en onze aan
zooveel gezond-moderns geschoolde opvattin
gen bitter weinig aannemelijks biedt.
Hél anders staat het natuurlijk met de
Kinder-Totenlieder," die op het eerste concert
de belangrijkste plaats innamen op het pro
gram van vór de pauze. Ik blijf erbij, dat
ook voor dezen Donderdagavond de uitvoering
van niets anders dan de Vijfde de voorkeur had
verdiend; doch overigens: men kan zich geen
passender preludeeren op de
aanvangsstemming der symphonie denken.
Met bijzondere waardeering vermeld ik het
eerste optreden van Thom Denijs met de voor
dracht van deze liederen. Zij presenteerde zich
als het resultaat van vee! ernstige studie, en
men herkende op tal van plaatsen Mengelberg's
finishing touch", maar men gevoelde zich
tevens verblijd door zoo hél veel, dat reeds
in vrije vlucht boven den arbeid der voorbe
reiding uitging.
Twee dingen zaten Denijs dezen avond
dwars: ten eerste de onbeperkte deskundigheid
van het groote publiek op het punt van den
solo-zang instrumentalisten worden met
allerlei voorzichtige reserves beoordeeld, doch
zingen, daar heeft letterlijk iedereen verstand
van, en Denijs weet evengoed als ik, dat zelfs
de grootsten onder de grooten het toch nimmer
zoo ver brengen, dat het publiek
onvoorwaardelijk-énstemmig is in zijn lof , en in de
tweede plaats en dit is ernstiger ! de her
innering aan de meester-creatie van
Messchaert.
Een met hoogere toewijding bezield kunste
naar als Denijs echter laat zich niet ontmoedi
gen; z.ijn stem heeft in de laatste jaren weer
belangrijk aan smijdigheid gewonnen, onwaar
hij nu reeds zoovele ontroerende accenten heeft
mogen vindc.il, daar kunnen wij zijn verdere
ontwikkeling als voordrager van deze
hooggeniale zangen van het bloedend vaderhart
met hartelijke belangstelling en gerechtvaar
digde verwachting te gemoet zien.
In de instrumentale partij hebben
Mengelberg en het orkest weer wonderen gedaan. Ik
wijs op het laatste tusschenspel in het eerste
lied (?Mit leidenschaftlichem Ausdruck"),
ik wijs ook, en met eerbied, op den juist in
zijn verblindende straling zoo die pontroeren
den climax aan het slot van No. 4.: Der Tag
ist schön auf jenen Höhn!"
Dat fortissimo op de hooge bes tegen het
woord jenen" voelde ik weer hél sterk als
een treffend bewijs voor de schitterende een
heid in de muzikaliteit van Mengelberg en zijn
orkest.
De magistrale en artistiek nooit genoeg te
waardeeren eenheid, die zich ook weer eens
ongemeen-krachtig openbaarde in de uitvoe
ring der Hebriden"-ouverture aan het begin
van het Zondagmiddag-concert. Dergelijke
overtuigende pleidooien voor het onvergan
kelijke van een belangrijk deel van
Mendelssohn's oeuvre moeten wij meer hebben !
H. J. DEN HERTOG
'HIK "UMIt Illlt Ml 11IMIIIIUIIIII1IIMIIUI
Herinnerings Monumenten
Een firma in Fuerth (Beieren)
biedt per Handels-circulaire
in België de aanbesteding aan
van herinneringsmontimenten.
In negentienhonderd-en-veertien
bedreven zij brandschat en moord,
en joegen den schrik voor hun daden
naar 't Zuiden door België voort.
Zij doodden er weerlooze burgers
en staken de steden in brand,
Zij lieten den dood op een puinhoop
als hecrscher in 't platgetrapt land.
Maar nauwelijks zeven jaar later
verzonden zij brieven: Mijnheer!
wij leveren, scherp-concurreerend
,,in elke hoeveelheid thans weer
U prima graniet-monumenten
in honderd diverse dessins
betaalbaar de helft bij bestelling
de helft bij ontvangst aan de grens.
Gelieve direct te bestellen
wij worden met orders belaan
wij namen nog gist'ren een Denkmal
voor duizend gevallenen aan !
Wij hebben du eer u te wijzen
op Unsere Spezialitat:
een zuil voor gemartelde vrouwen,
ruim drie-meter-zeventig breed.
De opschriften kunt ge bestellen.
Wij leverden onlangs aan Poch
een marmeren plaat voor een gevel
,,?lei out logétrois sales boches.
Voordeelig is ook de triomfboog
merk: Hindenburg-Universal
met Ludendorff ? extra- garneering.
wirkt hoch-P^legant, kolossal !
En dan ons reclame artikel
(geleverd in kisten van 8):
Kleine zerken met opschrift: Hier werden
door Duitschers ..X.. burgers geslacht.
Wij leveren spoedig en billijk
geen beeld dat d'omgeving ontsiert.
Uns're Reisenden haben in Vierzehn
die Stellen genan Inspectiert
v. c. c.
MELIS STOKE
Bolland's Herstel
Het bewijs van de eenheid der
Tegen de elen
Nauwelijks aan 't ziekbed ontrezen,
besteeg hij den redenaars-stoel
en zwaaide zijn schrik'lijken geesel
over 's werelds verachtelijk gewoel;
De scholen, de kerk en de joden,
de zwarten, de kroon en de roeden
ontvingen aan ransel hun deel,
want hij bleek genezen, geheel!
Grand Hotel Funckler
HAARLEM
?:- LE MEILLEUR RESTAURANT EN VILLE
-:?uMfMiUHimniiiiiiiiiminiiiiiHMiiituiiiiiUHMinitNtH* iiiiiiiiiiiniiiii
Hij heeft weer zijn krachten verzameld
en geeft ons een vreeselijk beeld
van het diepe verval onzer zeden,
en het heeft maar een haartje gescheeld
of hij toonde zichzelf ten bewijze,
dat een zeer geleerd man, zelfs een grijze
ontaardt, in dees' heillooze eeuw
tot een brullenden dierentuin-leeuw.
De eenheid van 't Tegendeel preekt hij,
't verval tot bandeloosheid wreekt hij,
de kennis der dingen kastijdt hij,
want hij weet het meeste, (dat zeit hij!)
Ziet! vloekend en tierend vergrijst hij
en daarmee m. i. bewijst hij
de eenheid der Tegengestelden:
professor, en branie in 't schelden.
iiiiiiiiiimiiiiiiiiimiiimiiiiiiiim
MELIS STOKE
IIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
LUCIFERSPUZZLE
Zeventien lucifers worden op tafel gelegd,
dat zij zes gelijke vierkanten vormen.
Zie onderstaande figuur.
evraagd om door vijf lucifers weg te
nemen, drie vierkanten over te houden.
Oplossingen vór Vrijdag a.s. aan het
Redactiebureau onder letters A.B.
IIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIl IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHItlllllllllMIIIIIIIIM
VRAGENRUBRIEK
voor
Algemeene Wetenswaardigheden
M. de H. te A. Hoe groot is de oppervlakte
van onze koloniën (Oost en West en van ons
land ?
De oppervlakte van Java en Madoera Is
te zarren 131508 K.M'., die van de
Buitenbezittingen te zamen 1765029 K.M2., zoodat
onze bezittingen in Oost-Indië groot zijn
1896537 K.M'.
De grootte van de West-Indische bezittin
gen wordt neigens nauwkeurig opgegeven.
Die van Suriname bedraagt ongeveer 160.000
K.M-.; van Curacao tusschen 400 en 500
K.M2.; van Aruba ongeveer 200 K-M2.;
Bonaire tusschen 250 en 335 K.M2.; St.
Eustatius 21?29 K.M2.; Saba 13 K.M', en
St. Martin ongeveer 50 K.M2.; tezamen dus
hoogstens 161117 K.M2.
De totale oppervlakte van Nederland aan
land en water bedraagt 34185.81 K.M.; met
de Zuiderzee, de Wadden en de Zeeuwsche
en Zuidhollandsche stroomen 40828.71 K.Ma
niinmiiniiiiiiiiimitiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii"
TRIPLE SEC.
Importépar SCHMITZ & Co., Utrecht
iimiiiiiiiimtiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiMimMiiii ut iiiiiiimiminiiiiiimiiiii mum iiiiiiiiiiiiiiiinniiiiinniiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiii m>i miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiniiiiu iiimimiiminiiiiiiiiinniiiiimi iiiiiniiiiiiinii
POORTERKE's INTRONISATIE
door ANT. THIRY
Daar was in die schuur, alwaar hun
karavaantje vluchtelingen dien laten namid
dag haastig was saamgestroomd om 't relaas
van den teruggekeerden Petrus te aanhooren,
geen klein beetje gelachen met 't Poorterke.
Heel hun straatje was ongedeerd uit het
bombardement gekomen, behalve precies 't
Poorterke zijn huizeke dat daar nu in
gruizelementen lag, had Petrus vermeld.
Wel, verdikke !" riep Lowie van Stans
verbaasd. Wie had dat durven peinzen !
Ziit dan al tooveneer als ge dat nog niet weren
kunt!"
En de wijven omringden hem
gemaaktmedelijdend.
,,Wa' gade nu beginnen, Poorterke?"
En uw kanarievogelkes, och crme ! die
beestjes !"
En uw schoon vetplanten !"
En al uw boeken! En uwen Zwerten
Ambrosius.!" Waar gade nu mee toovere,
Poorterke? Dat hebbe ni gewete, hè?"
't Poorterke had er een stoot van in 't hert
gekregen en zijn smal, mager vogelengezicht
met de ingestooten kin vertrok even als van
pijn. Maar hij herpakte zich seffens, stak het
beven" van zijn handen weg onder zijn
jasslippen, trok zijn gezicht in een serieuse
schoolmeestersplooi en lijk onverschillig ke
ken zijn gele, wimperlooze oogen over de
koppen heen naar buiten den herfstlijken
boomgaard in.
't Is niks. Komt wat komen moet. 't Hee'd
al zij goed in !" zei hij en onverstoord bleef
hij tusschen hun kwinkslagen staan.
't Poorterke wist het wel : 't was zijn eigen
schuld. Hij had te veel willen weten, had te
veel gesproken in zijn roes van deze twee
oorlogsmaanden en 't was zoo heelemaal
anders uitgevallen ! Triestig !
Vór den oorlog was hij maar een klein
toovenaartje geweest, heel gering van tel en
aanzien. Alleen wat geburen kwamen hem
in zijn huizeke 't ende van het
Gasthuisvestje opzoeken en dat voor heel gewone mal
heuren als een verpletterden vinger, scheeve
tandpijn of 't venijn. Van zijn gave van het
tweede zicht profiteerden ze slechts
dunnekens en 't was raar of zelden dat er zoo eens
iemand uit de stad 's avonds zijn deurgat
binnenschoot om fe weten wat er achter de
muren bij vriend of vijand voorviel.
't Groot volk trok sedert jaar en dag naar
Wittewrongel buiten de Lcuvensche poort.
Daar kwam men met alles terecht. Die bekeek
u zoo eens door zijn blauwen bril, wist subiet
waar en wat er scheelde, aan 't lijf of aan 't
hart, en met eenen wenk van zijn
nagelloozen wijsvinger had hij seffens zijn leger van
goei duvelkes bij zich om te helpen.
Wittewrongel schepte 't geld en hij, 't
Poorterke, verdiende met zijn tooverij nog
niet eens 't zout voor zijn patatten, zoodat hij
er nog kanarievogelkes moest bij kweeken,
alsook, in een serreke, van achter in zijn hof,
allerlei soorten vetplanten, om in 't onder
houd van zijn smal, mager figuur te voorzien.
Maar met den oorlog en al dat mannevolk
van bij moeder, wijf of lief weggeroepen om te
gaan vechten, was dat omgeslagen. Was het
witte Gasthuisvestje vroeger stil en gemoe
delijk lijk een Begijnhofstraatje met alleen
een' kantwerksterliedje, 't getirelier van 't
Poorterke zijn vogelkes en na den vieren 't
gezang van eenige kinderen, nu klepperde het
angstig van de holleblokken der vrouwen die
van alle de hoeken der stad naar zijn deurken
renden om nieuws over vent of lief.
Dat was te plots gekomen voor 't Poorter
ke ; 't had hem zat gemaakt van glorie,
hij had te veel van zijn kunst willen laten
zien en er te veel willen blij maken, 't Geloof
was er uit gegaan. Twee maanden was den
oorlog aan den gang, toen werd 't stedeke ge
bombardeerd en alleman moest gaan vluchten.
En nu stond hij hier in den vreemde en
werd fijntjes in 't ooke genomen. Ja, wat moest
hij nu gaan beginnen? Hij zonder have of
huis?.... Hij zon en hij zon ; maar hij
hield zich alsof hij het heel goed wist.
Dus da' we mofgen vroeg terug naar huis
trekken, hèmannen?" riep Lowie van Stans
ineens. Alleman vroeg present, zulle !"
Dat maakte een einde aan 't gelach en ge
spot. De wijven zochten hun jong bijeen,
lachten nog eens om 't geluk dat hun straatje
en hun huizeke aan 't bombardement ont
komen was en dan trokken ze luidklappend
met vent en andere familie onder de deern
sierende hoornen elk naar zijn schuurke, ach
terhuis, of zolder, al naar gelang waar ze hun
kwartier hadden, om voor 't vallen van den
donker nog de pakken gebonden te hebben en
vroeg slapen te gaan.
't Poorterke liet ze opstappen en even na
dien slenterde hij, met de hand aan de kin,
naar het berdene huizeke 't ende van den
boogaerd waar hij onderdak had.
Zij trokken terug morgen en hij? wat moest
hij beginnen ? . ...
Op een stuk boomstam nevens zijn huizeke
vond hij Wittewrongel. Wittewrongel rookte
zijn pijp en zei niets.
Ze gaan morgen weerom," zei Poorterke
om iets te zeggen, 't Gasthuisvestje staat
nog recht. Mijn kot alleen is geraakt."
,,'k Wist liet," zei Wittewrongel. Wat
gade gij doen?.... Ik blijf hier in Holland.
Blijft ook, Poorterke."
Blijfde gij hier in Holland? En uw huis?"
,,'k Kan er niks gaan doen ni-meer. Al
mijn duivelkes zijn uiteengeschoten. Hier
komen ze samen. Dan blijven we hier," zei
Wittewrongel en hij blies groote wolken van
tusschen zijn negerlippen.
't Poorterke kreeg er een schok van. Watte?
Wittewrongel hier blijven? En dan zou hij
alleen ginder kunnen zijn ? En ze zonen aHcn
naar hem moe te kome? Hij meende 't in zijn
vreugde uit te roepen : Ik gaan mee ! Ik
gaan'mee!" maar hij weerhield zich, sloeg
zijn hand voor zijn mond en zei dan klagelijk :
Ik blijf ook hier. Wittewrongel!"
Da's 't beste," zei Wittewrongel.
Van eigens," zuchtte 't Poorterke.
Dan zwegen ze.
Het werd stilaan donker. Wittewrongel
stond op en trok de blauw-bewaasde
herfstvelden in, precies lijk hij eiken avond deed,
op zoek naar zijn goei' duvelkes.
In de omliggende schuren werd het stil.
Tusschen de boomstammen door zag hij 't
lichtje bij Lowie van Stans uitpinken en bij
Petrus zwegen de kinderen.
Nu ga 'k", zei 't Poorterke.
Hij liet alles liggen zooals't lag in t
schuurken, zijn pak en zijn brood en de stoop melk,
juist alsof hij ievers in de buurt zou zijn, en
muisde er toen uit geruischloos en klein tegen
de donkere doornenhaag.
Nog nooit had hij zich zoo jong gevoeld.
Om de sterren daarboven uit de lucht te
halen. En eens op den steenweg grepen zijn
beenen erover als die van een eerste jonkheid.
Ah ! z' hebbe gelache ! die judasse. Maar
morge zullen ze staan zien! marge!.... 'k
Krijg ze er wel terug onder !" lachte hij uitge
laten.
Il
't Poorterke had sito zijn plan en daar er
zoo goed als niemand was in deze stukgeschoie
kleine stad, die in de bleekheid vanden herfst
ochtend de verschrikking heurer
zwartberookte muurgeraamten schrikkelde met onge
deerd gebleven huizenblokken en doorzeefde
kerktorens, kon hij 't eerste deel ervan profij
telijk uitvoeren.
Hij liep monsterend de stad eens af, en aan
den uitkant naar 't Begijnhof toe, te midden
van de vunzende puinen en verwoeste hoven
van tvvee nonnenkloosters, koos hij zich een
rechtgebleven achterhuiske tot woonst, sleep
te er van links en rechts eenige stukken onbe
heerd meubelgoed en een stoveken in, waarna
hij naar het stadhuis trok om er met een tra
nend lijkbiddersgezicht aan den politiecommis
saris zijn malheuren te kiagen en hem te
bidden of hij in Godsnaam, mocht blijven
wonen daar waar hij zijn schamel stuksken
onderdak gevonden had.
Als ge der mee content zijt, houdt het
dan," zei de commissaris en hij schreef het
on in een groot, zwart boek.
'?Da's een !" juichte 't Poorterke inwendig.
De rest komt ook. Ze zulle straks ni
lachen, wacht maar !"
Op de vesten aan de Antwerpsche poort,
zette hij zich ongezien tusschen wat struik
gewas en wachtte. Er was weinig beweeg en
alles was stil lijk in een kerk : geen klok, geen
gerij,geen hamerklank, alleen onder het houten
noodbruggetje, waarover twee duitsche schild
wachten hun pinhelm en hun bajonet
overentweer wandelde, ruischte en kolkte het water
tusschen de roode steenblokken der gespron
gen brug. En ievers in de verte leefde er wat
schrille muziek van pijpers en ook tromgerof
fel.
Af en toe kwamen er zoo wel wat menschen
aan, beladen lijk muilezels en voor een ver
andering trokken er duitsche soldaten langs
't water af, in rij en gelid. Een keer was er
ook een piepend huifkarreken dat voorde brug
vier begijntjes en een witheer aflaadde.
't Poorterke begreep dat de groote karava
nen dezen morgen uit Holland opgebroken,
eerst in den achternoen konden arriveeren en
hij schepte wat patientie voor 't tweede deel
van zijn plan. Hij zag een troep menschen
van de Look aankomen, gebogen onder den
last van in lakens gebonden pakken en
ook een kudde volk uit het Molenstraatje.
En die nadien kwamen was 't volk van 't
Gasthuisvestje. Hij herkende ze seffens aan
Lowie van Stans, die lijk in alles en altijd
voor(Vervolg op pag. 12)