De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 8 oktober pagina 7

8 oktober 1921 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

8 Oct. '21. No. 2311 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND NIEUWS OVER HET OUDE WILHELMUS Er is op den jongsten Koninginnedag een merkwaardige vondst bekend geworden, die nieuw licht geeft over de oudste geschiedenis van ons Wilhelmus. In het Vaderland van 31 Augustus publiceerde de heer Frits Kossmann een onbekende redactie der Wilhelmusmelodie door hem gevonden in een lied boekje, in 1574 te Antwerpen verschenen, d.i. dus een paar jaar nadat het Wilhelmus gedicht moet zijn. In Oud-Holland van 1894 verzette ik mij tegen de authenticiteit der Va/er/us-melodie van 1626, het dus-genoemde oude Wilhelmus en meende een melodie, bewaard in een duitsch drukje van 1607 te mogen houden voor de tot dusver oudst bekende practisch bruikbare redactie. De vijf-en-dertig jaar oudere redactie van 1574 verschilt niet wezenlijk van die van 1607; zij sluit daar onmiddellijk op aan en bevestigt mijn opvatting. De historische gegevens noemen het Wilhelmus een trompetdeuntje ; het is dus een instrumentale melodie, welke wat ook van elders blijkt in het leger te huis behoorde. Hoewel twee noten van deze redactie van 1574 niet op de trompet geblazen kunnen wor den, is zij overigens op dat instrument uitvoer baar en in haar factuur daarvoor gedacht. In latere studies heb ik de opvatting naar voren gebracht, dat in de oudste tijden de melodie burgerlijk verspreid was vooral onder Huize I. ZOMEIDIIK HINK FiiiljaMlMM>i[ütl.ZiiNI90iD5195 Restaurant a la carte .unch,Afternoon-tea,Diner8eii Soupers Dagelijks muziek door het Huls-orkest iiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiniiiiiiiim iiiiiiiimiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMMiiiiiii DE MAN OP WIEN NEDERLAND WACHTTE Een bijbelwoord zegt, dat de mensch bij brood alleen niet kan leven. Deze waarheid geldt niet alleen voor individuen, maar ook voor gansche volkeren. Zoowel volkeren als enkelingen behoeven voor hun gezonde, har monische ontwikkeling een hooger ideaal dari enkel-stoffelijk, persoonlijk welzijn. Zon der twijfel is een zekere mate van materiëeien welstand onmisbare voorwaarde voor al!e hoogere cultuur, maar deze voorwaarde mag niet als doel-op-zichzelf worden beschouwd en nagestreefd. Einddoel van al ons persoon lijk, ekonomisch streven moet zijn een alge meen, bovenpersoonlijk ideaal, sterker nog : een boven-nationaal ideaal : de uiteindelijke verbroedering aller menschen. Slechts door dit laatste gestadig in het oog te houden, krijgt onze dagelijksche bedrijvigheid, onze schijnbare Mammonsdienst, die hoogere, waarlijk religieuze wijding, zonder welke geestelijke en moreele gezondheid op den duur niet mogelijk is. Dit hooger, besef nu ontbrak tot nog toe in Nederland, zelfs onder de hoogepriesters der nationale industrie, maar al te zeer. Men arbeidde vrijwel uitsluitend om persoonlijk voordeel. Voor algemeene. verder-afliggende, d.w.z. ideale doeleinden had men weinig oog. De Smiles'sche self-help werd, vooral door hen, die door de gouden gaven Mammons in staat waren zichzelf te helpen, nog altijd als de hoogste wijsheid gehuldigd. Wanneer ieder maai in zijn wei-begrepen eigen belang handelde, kwam dit tenslotte aan de gansche maatschappij ten goede. Was de schoone Engelsche leuze, die de Nederlandsche Lord Deterding onlangs openlijk als zijn lijfspreuk erkende, de leuze : let the best man win, niet de leuze van duizenden andere warme Hollandsche zakenharten? Wij zullen geenszins ontkennen, dat dank zij dit individualistisch streven, dank zij het in praktijk brengen dezer leuze, ook in Nederland groote dingen zijn bereikt. De Bataafsche PetrolcumMaatschappij en de gezegende Djambi-concessie, welke laatste niet alleen nieuwe milli oenen voor de geïnteresseerden belooft, maar ons vaderland wellicht ook actieve deelne ming in de volgende wereldmoordpartij ver zekert, zijn daar om het te bewijzen. Men zou blind moeten zijn om deze en dergelijke zegen rijke gevolgen van het particulier initiatief en den ondernemingsgeest van Nederlands leidende ekonomische persoonlijkheden niet naar waarde te schatten, maar toch : ook Ne derland kan bij brood en petroleum alleen niet leven, ook Nederland behoeft een nog verhevener ideaal. Nu zou het onbillijk zijn, het aldus vooi te stellen, alsof dit gemis aan een hooger, wijder streven niet door vele Nederlanders van dezen tijd is gevoeld. De Nederlander is van huisuit idealistisch ; slechts de over stelpende beslommeringen des dagelijkschen levens konden hem ertoe brengen, dit inge boren idealisme te verloochenen en al zijn energie op materieel winstbejag te concentreeren. Het lijdt geen twijfel, of irr de afge loopen jaren heeft menig fortuinlijk beursman, menig energiek kettinghandelaar in stille avonduren, als geen gezellige diners of tingeltangel-vermaken zijn geest verstrooiden en afleidden, een innerlijke leegte, een zeker gemis gevoeld. Maar deze momenten van in keer, van zelf-verdieping waren te schaarsch en tékortstondig, om in zijn hart ecu scherp omlijnd en toch verheven ideaal te doen IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIII Illlllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllll Tuin-:-H. HUN Hofleverancier - Amsterdam IILIEKnUT'ai -:- WILUMSPARKWE&9 TEL NOS. 2040-1881 TEL. No. 1793 Zuid KOUDE EN WARME SCHOTELS de Roomschen en niet bekend was in het Noor den van ons land. Welnu, het was een antwerpsche rederijker, die de wijs in 1574 benutte om er op te dichten zijn vroom liedje ter eere der oude katholieke Kerk, schrijft de heer Kossmann. Als zangwijs wordt in het boekske van 1574 aangegeven niet het Wilhelmus of de wijze van Chartres maar de wijze van Condé. In De cember 1568 werden huurtroepen afgedankt, die onder Condéhet beleg van Chartres had den meegemaakt; waarschijnlijk is daarop een deel dier troepen in dienst van prins Willem overgegaan. Langs dien weg, zoo meende ik, kan de franschc melodie naar 's Prinsen leger zijn overgebracht. Het naar de wijze van Condé" is een krachtig argument ten voordeele dezer stelling. In 1901 heb ik de sedert veel bestreden gissing gewaagd, dat de W//Mm<is-woorden zooals wij die kennen, in 1572 door Marnix vertaald zijn uit het Fransch en sedert van Zeeland uit hun weg gevonden hebben naar het Noorden, m. a. w. dat de benaming Wil helmus van Nassaue" in de vroegste tijden niet of nauwelijks bekend was. Dit antwerpsche drukje van 1574 kent de melodie als die van Condé, niet als het Wilhelmus. In de interpretatie der melodie daaraan ge geven door den heer Kossmann, zijn stellig '"" H" II»MIIIIIIII minimum, unuumimin BATENBURG i FOLMEI Don Haag ?:? Huijgenspark 22. SPEC IALITEIT: Verhuizingen onder Garantie Bergplaatsen voor Inboedt/s opleven. Wanneer straks zijn oog de beurs notities weer volgde, deelde zich de opge wekte stemming van thee en tabak, van petro leum en rubber weer aan zijn geest mede, totdat ten slotte het knallen van champagnekurken de innerlijke stem, die om levensver dieping en levensverwijding riep, geheel overstemde. Zoo zal in Nederland gedurende de afgeloopen jaren de tragedie zijn geweest van vele O.W.-harten, een innerlijke tragedie, waarvan naar buiten, in gelaatsuitdrukking en lichaamsomvang, in kleedingen levenswijze, weinig mocht blijken, maar die niet verborgen büjft voor hem, die gewoon is dieper te zien dan het uiterlijk en die weet, dat ook O.W.'ers idealisten zijn, want Nederlanders. Maar, om deze sluimerende gevoelens te brengen tot volkomen ontwaking, om dit verstoken idealisme te doen opvlammen in heerlijken gloed, zoodat het den ijskorst der enkel-verstandelijke berekening doet smelten en het hart van den homo oeconomicus weer maakt tot wat het in diepste wezen altijd geweest is : een haard van vurig, zelf-vergeten idealisme hiertoe was noodig, dat in Nederland een man opstond, die het ver borgen, ideëele smachten der schijnbaar aan Mammon verpande harten verstond niet alleen, maar ook aan deze half-bewuste strevingen een vast, verheven doel gaf, een 'man, die, als een tweede Fichte, met als in vuur gedoopte woorden, aan Nederland openbaarde, wat Nederlands taak is in de tijden die zijn en komen, een man, bij de gratie van God en zijn eigen genie, uitverko ren om te zijn drager en stern van Nederlands nationaal-bovennationaal ideaal. En zulk een man is ons opgestaan in den persoon van Mr. C. L. Torley Duwel, schrij ver van Plane Vir" en directeur van het Internationaal Intermediair Instituut te 's-Oravenhage. Deze zeldzame man heeft voor eenigen tijd in De Nederlander" een reeks artikelen geschreven, die zelfs Voor dit uitgelezen blad te goed, te gewichtig waren. Wij kunnen er hern dan ook niet dankbaar genoeg voor zijn, dat hij deze artikelen thans, in een brochure samengevat en van een inleiding van Lui te nant-Oeneraal van Terwisga voorzien, onder den suggestieven titel NationaalZelfbewustzijn ook in Neder land!" aan breedere kringen van ons volk heeft kenbaar gemaakt. Na de waardige, stoere inleiding van Gene raal van Terwisga, die echter de geachte inleider vergeve het mij naast de lapidaire taal van Mr. Torley Duwcl toch mat aandoet, vangt de schrijver aan met een uitnemende tvpeering van het huidige Nederland. Neder land is, zegt hij, een kleine kapitaal-krachtige staat op een hoog cultureel niveau, maar het lichaam als geheel is te weldoorvoed, te \ erwend, te vadsig. Nederland is in ekonomischen zin een welge steld land. De schrijver bedoelt hiermede niet alleen, dat het nationaal vermogen \an Nederland ten opzichte van dat onzer nabu ren er wezen mag, maar ook, dat ieder Neder lander als welgesteld mag gelden. Want sprekend over den doorsnee welgestelden Nederlander, vraagt hij : en welke Nederlan der is niet welgesteld? Het zal menig lezer waarschijnlijk gaan, zooals het ook mij aan vankelijk ging : hij zal deze meening, als zoude ieder Nederlander welgesteld zijn, wel wat sterk vinden. Sommigen zullen zich wellicht foto's uit Het Leven herinneren, welke Amsterdatnsche woningtoestanden in beeld brachten en welke nu niet bepaald voor de welgesteldheid der in die krotten huizende Nederlanders pleitten. Misschien ook zal een lezer met socialistische neigingen zich afvra gen, waar dan de sociale vraagstukken van daan komen en waarom er zooiets als sociale wetgeving bestaat : als inderdaad ieder Neder lander welgesteld was, zouden de eerstbedoelde niet bestaan en ware de tweede overbodig. Op deze laatste questie komen wij straks terug. Laten wij eerst nagaan, wat de Hollandsche Fichte met zijn uitspraak : alle Nederlanders zijn welgesteld, bedoelt. Bij diepere beschouwing zal ons blijken, dat de fout niet ligt bij den schrijver, maar bij ons, bij onze laag-bij-de-grondsche opvatting van het begrip welstand. Welgesteld, rijk, aldus de heer Torley Duwel, is niet de mensch, die veel kapitaal bezit. Rijk is slechts hij, die geen behoeften heejt. Nu wordt ons alles opeens duidelijk. De vraag, of iemand millioencn bezit of wel niets dan zijn door ontbering verzwakte arbeidskracht, doet hij de beoor deeling der welgesteldheid niet ter zake. O.VV.'-ers, die in bont gedost, met juweelen behangen, rondtollen in zware wagens naar restaurants," zijn niet rijk, maar stumpers, die ,,in hun eigen slijk dwarrelen en zich ZEEUWSGH ANACHRONISME Voor dt Amsterdammer" naar het leven gettekend door George van Raemdonck onjuistheden ; de vierstemmige harmonisatie is blijkbaar ultra-modern : niet er aan gedacht is, dat het notenbeeld, dat wij thans noemen een halve noot destijds vaak gelijkstond met onze kwart noot; de gegeven maat-indceling, ongetwijfeld afwijkend van die in den druk van 1574, sluit niet aan bij de scansie van het vers. Zelf heb ik daarin jaren geleden ook gezondigd. Ik neem daarom over de metrischrhythmische interpretatie, in November H)20 in het Muziek-colles,e voorgeslagen door den heer Oarms en pas die toe op deze redactie van 1574, welke voortaan moe,t worden beschouwd al déauthentieke oude Wilhelmusmelodic. H ,/ - -+ J. W. F. N S C II E D . iiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii «iiuimiiiiiiiHiiuiiiiiiiiiiiMiiittiiiiiiiiiiiiiiiiiiiKimiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii vleien met een heerlijkheid, die minder is dan een schoone schijn," zegt de schrijver in zijn onnavolgbaar beeldende taal. Maar een proletarier, ofschoon in den banalen zin des woords arm als een kerkrot, is indeidaad rijk, zoo hij althans de uit een biologisch oogpunt merkwaardige eigenschap bezit van geen behoeften te hebben. Welk een nieuw, verrassend licht werpt deze geniale beschou wingswijze op onzen ganschen socialen toe stand ! Wij beseffen nu o zegenrijke troost voor ons verontrust geweten dat wij onge lijk hadden, toen wij die Amsterdamsche krotbewoners beklaagden : zij waren niet ellendig en arm, zij waren rijk! Want de bij uitstek sobere omgeving, waarin zij met vrouw en kinderen hun leven doorbrachten en door brengen, bewijst, dat zij, praktisch gespro ken, geen behoeften hebben ! Geen behoefte aan bedden, daar men immers op den grond even goed slaapt, geen behoefte aan meerdere vertrekken, daar het toch veel gezelliger is allen in n hok samen te eten, te slapen en zijn behoeften te doen, geen behoefte aan borden, lepels en vorken, daar er toch bijna geen materiaal is, om met deze luxe-voorwerpe,n te bewerken, geen behoefte aan warme winterkleeding, omdat koude gezond is en hardend werkt De werkelijke armen in onze samenleving zijn dus de in luxe en brooddronkenheid levende geldmenschen, die gelukkig maar een gering percentage onzer bevolking uitmaken; de groote meerderheid daarentegen, die geen geld maar ook geen behoeften heeft, is rijk, rijk niet in platten, maar irr eminenten zin. Maar, zal misschien een of ander arm lezer, die eenige tonnen 's-jaars inkomen heeft, vragen : is het we! zoo gunstig met de arbei ders gesteld, als de schrijver liet voorstelt? Zijn ei, vooral in den laatsten tijd, sedert de onzalige invoering van den achtuiendag en den vrijen Zaterdagmiddag, ook niet arme arbeiders gekomen, ongelukkigen, die hun vroegereii staat zonder behoeften hebben verlaten en aan het leven niet alleen eischen varr comfort - zooals de zoogenaamde rijken stellen, maar zelfs eischen van geeste lijke ontwikkeling op allerlei gebied? Helaas, het valt niet te ontkennen, dat dit juist is. Fr zijn ook arme proletariërs. Maar dit is rriet de schuld van deze menschen zelf, zij zijn, zegt schrijver, het slachtoffer van de sentimeirteele vertroeteling van deir arbei der, zooals wij die in de laatste jaren hebben meegemaakt." Het is de vloek der zooge naamde sociale wetgevingen." De geheele opvoeding on zei jeugd deuut niet. De gansene Nederlandsche jeugd wordt meer en meer bedorven door verwijfdheid, overdaad en luxe, aldus schrijver. Wat dit laatste betreft, ineen ik dat de lieer Torlev Duwel de /aak PGIN5EMCJRT. 7A9 * 711 te somber inziet. Het moge waar zijn voor de jeugd, die hij in zijn eigen omgeving gade slaat, alsmede irr het Carlton te Londen, in Parijs en Baden-Badcn, waar hij goed thuis schijnt te zijn en zelfs telefoongesprekken afluistert met de meerderheid der Nederlandsche kinderen is het zoo erg nog uiet gesteld. Toen ik dezer dagen den boekwinkel, waar ik zijn edel geschrift had gekocht, ver liet, ontmoette ik een trocpje Haagsche kinderen, die de philanthropische Haagsche bourgeoisie zeer zeker iret den fijngevoeliger! naam bleekneusjes" zou hebben betiteld, kinderen, die echter niet alleen bleeke neusjes, maar ook bleeke, ingevallen wangen hadden, en wier treurige, vermoeide oogen niet spia ken van verwijfdheid, overdaad en luxe," maar van de zwartste armoede en ontbering.. vergeef mij, mijnheer Torley Duwel, dat ik weer in de oude, onjuiste terminologie terug val, ik heb den zegen uwer lessen nog maar zoo kort mogen smaken ; ik bedoel, dat het uiterlijk dezer kinderen bewees, dat hun ouders hen opvoedden in den strengen geest van wel dadige ontbering, zooals gij dien ons verslapt en verweekelijkt volk predikt. Zoo gij deze kinderen hadt gezien, zoudt gij in (Jwe ziel zijn gerustgesteld en u zelf vol blijdschap bekend hebben, dat het met de overdaad en luxe van het Nederlandsche kind nog zoo erg niet is. Nederlanders, doordringt U van deze groote les, die de heer Torlev Duwel ons geeft, de les, die leert \vat rij/alom is \ Beseft, dat gij tot nu toe gedwaald hebt, door den rijkdom van u zelf en van andereu af te meten naar het bezit aan geld en papieren. Het verschil in bezit is een onbelangrijk schiin-verschil. De waarachtige scheidingslijn tusschen rijken en armen loopt tusschen hen, die we! en hen die gén behoeften hebben. Dat is de sociale antithese. Al het andere is leugen en bedrog. Begrijpt gij nu, dat de heer Torley Duwel duizendmaal gelijk heeft, wanneer hij zegt, dat het belachelijk is, in onze landen van sociale vraagstukken" te spreken? Begrijpt gij dit, gij achterlijke socialisten, commu nisten of hoe gij u ook noemen mtmgt ? Bogrijpt gij, dat de nieuwe Marx, naar wiens komst Prof. Bordewijk onlangs bleek te verlangen, daar de oude Marx weten schappelijk heeft afgedaan, begrijpt gij dat dit verlangen reeds gegaan is in ver vulling, dat de groote Torley Duwel alle sociale problemen thans heeft opgelost, een voudig door aan te tooncn, dat er geen sociale problemen bestaan? O, mocht de stem van dezen man dringen, niet tot alle Neder landers alleen, maar tot al die wellicht goed willende, maar in waan bevangene onrust stokers in Europa en Amerika, in Afrika en Azië, die naar een mui of meer gewelddadige omvorm,ng der menschcn-rnaatschappij stre ven. Gij, Mr. Torley Duwel, hebt den heiligen plicht, den plicht, u door uw genie opgelegd, om de gansche menschheid te doen kennen de sociale heilswaarheid, die Plato noch Morus, Marx noch Lenin, Oppenheimcr noch Rudolf Steiner hebben gcvmden, de een voudige, blinkende waarheid, dat ei geen sociale problemen ziin. Nederland verwacht \an u, die zijn grootste zoon zij t, dat gij uw plicht zult doen. Maar verleid door de groutschheid der perspectieven, die zich voor mij openden, ben ik afgedwaald van den weg, dJen ik mii, als nederig aankondiger van het werk van Hollands profeet, had voorgeschreven. Mijn bedoeling was, den lezer van mijn artikel eenig denkbeeld te geven win den ga'ischen, geweldigen inhoud van Mr. Torlev Duwels geschrift. En deze inhoud is met de bovengeschetste algemeen-sociologische beschou wing, hoe belangrijk ook., geenszins uitgeput. De heer Torley Duwel is niet slechts een sociaal-theoreticus van weergalooze gaven, hij is ook, neen in de eerste plaats een man, die, naar het woord van Maitinus des Amoiie van den Hoeven, een schoonen hartstogt" in ziin volk werpt. Het is hem niet hoofdza kelijk te dojn om het wekken van blootvvrstandelijk inzicht, hij wil wekken een nieuwe Nederlandsche gezindheid, hij wi! Nederland bevruchten met het geestelijk zaad voor een nationale wedergebooite in Christelijk-militaristischen geest. Nederland is een kapitaal-krachtige staat, maar te wel doorvoed, te vadsig, zagen wij. Het mankeert niet aan dubbeltjes, ook niet aan millioenen, maar aan Geest. Wij zijn te bekrompen en te laks, wij geven er ons niet genoeg reken schap van, wat om ons heen in de wereld gebeurt. Wanneer wij onze kapitaal-kracht en ons hoog cultureel niveau willen bewaren, moeten wij wakker ziin. Wij moeten ons niet laten bedriegen door valsche, pacifistische leuzen, wij moeten niet van het internationale recht en van arbitrage ons heil verwachten. Wie dit doen, zegt schrijver in zijn heerlijkmannelijke taal, kennen f het leven niet, of vergissen zich te goeder trouw, of wel schuwen de bajonet en zijn bevreesd voor granaatscherven." Ook de beteekenis van den Volkenbond sla men niet te hoog aan. De Volkenbond is, zegt schrijver, een goedge meende poging om op zoogenaamd democratischen grondslag een zoogenaamd ideaal te verwezenlijken. Ofschoon hij niet nader preciseert, blijkt hieruit duidelijk, dat, afge zien nog van de voorloopige resultaten van den Volkenbond, deze directeur van een interna tionaal instituut, dat tegenover het Haagsche Vredespaleis is gevestigd, zelfs het ideaal van den Volkenbond niet als het zijne erkent. Het ideaal van den Volkenbond is slechts een zoogenaamd ideaal. Wat insluit, dat het ideaal van den heer Torley Duwel veel ver hevener is. Dit houdt velband met het feit, dat hij Christen is. Een man, die als hij, ervan doordrongen is, dat de eenige leer voor de verbroedering der menschen" het Chris tendom is, die weet, dat de specie", welke > het staatsgebouw samenhoudt, slechts het godsdienstig leven is,-zulk een man moet het ideaal van den Volkenbond wej als on voldoende beseffen, en als een zoogenaamd ideaal" afwijzen. In heilige geestdrift voor dit allerhoogste doel : de verbroedering der menschheid, werpt hij dezen schoonen harts tocht in ons volk : Nederland, wapen U tot op de tanden ! Zorg ervoor, gereed te zijn, als de dans" weer begint l (met welken dans" de schrijver op geestige wijze den komenden millioenenmoord typeert). Laat het uw hartstocht zijn, Nederland, u gewapend te weten! Let op, wat er in den Stillen Oceaan gebeurt! Zorg voor een slagkruiservloot met het noodige kleinere materiaal ! En dit niet alleen om u tegen eventuëele aanvallen te kunnen verdedigen, maar ook, om, bij voor komende conflicten tusschen andere mogend heden, een belangrijk bondgenoot te kunnen zijn ! Dit zij uw eerste, uw heiligste taak, o Nederland ! Maar hiermede is de taak van ons vaderland niet ten einde. Wij hebben, naast het uit leven dezer bewapeningspassie nog een tweede, niet minder verheven taak. Een ideëele taak van internationale beteekenis. De groote mogendheden, zegt de heer Torley Duwel, hebben ongetwijfeld uit baatzuchtigheid veel misdaan en zijn nog niet van alle schuld vrij te pleiten. Maar toch constateert hij, met een vreugde, die voor een gentleman, als hij zonder twijfel moet zijn, alleszins begrijpelijk i., dat de groote staten tot op zekere hoogte weer zekere conventioneele voimen in acht nemen, om de gelegenheid te hebben zich als fiitsoen/ijke lieden voor te doen. Hij meent dit met zekerheid te mogen afleiden uit de conferenties te Washington, in den Haag, in Brussel, Genève en elders. Welnu, aan Nederland de taak deze loffelijke poging der mogendheden, om voor gentlemen door te gaan dus, te ondeisteunen, de internationale omgangsvormen grootcr, ruimer en dieper" te maken. Wat Nederland kan, omdat het be trekkelijk een zuiver geweten heeft." Het is begrijpelijk, dat een roan, met zulke denkbeelden en gevoelens bezield, het als een ondragehiken toestand moet gevoelen, dat hij alleen staat. Ja, gansch alleen zal hij wel niet zijn. Redactie en vele lezers van de Nederlander" zullen zich wel reeds om zijn banier hebben geschaard. En ook Gene.aal van Terwisga behoort ongetwijfeld tot zijn overtuigde medestanders. Maar toch: de kring is nog te klein. Het was daarom een gelukkig denkbeeld van den schrijver, dat hij aan zijn geschrift een formulier toevoegde, door welks invulling en opzending aan zijn adres zijne geestverwanten in den lande, met of zonder opmerkingen, zich aan hem kun nen bekend maken. Ten einde de lezers van de Amsterdammer" de gelegenheid te geven, zich reeds nu met Nederlands leider in ver binding te stellen, deel ftc hun mede, dat het adres van schrijver is : Mr. C. L. Torley Duwel, Bachmanstraat 40, Den Haag. Moge den schrijver uit een vloed van briefjes en briefkaarten blijken, hoe de meerderheid der Nederlanders denkt over z.ijn streven, 4at erop gericht is, Nederland, in naam van God, mede te sleepen in datgene, wat in de oogen van den schrijver een dans" is, maar aan mannen als Romain Rolland, Barbusse, . Latzko en vele duizenden anderen, beroem den en niet beroemden, armen en rijken, toeschijnt alleen te kunnen worden getypeerd met dit woord ; een hel. INNOCENTIUS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl