De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 22 oktober pagina 1

22 oktober 1921 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

8318 Zaterdag 22 October DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN KAMP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF j Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6 50. Abonn. loopen per jaar [ Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten" INHOUD: 1. Opper-Silezië, door Prof. Dr. O. W. Kernkamp. Tijdgenooten: Léon Daudet, door Dr. W. G. C. Byvanck. Overste Jhr. Graaf land, door T. H. van Haaften.?2. Israëls Wezen en Willen, door Mr. J. OrnsteinHoofiën. Krekelzang, door J. H. Speenhoff. Brief uit Japan, door Ellen Forest. 3. Tentoonstelling van G. G. B.; Weer een Wonderdokter.door Dr.Fred. van Eeden. 5. Voor Vrouwen (red. Elis. M. Rogge): Bij den tachtigsten verjaardag van W. Bernsvan Rees, door Geertruida Carelsen. Cur sussen over Kinderverzorging en Opvoeding, door Dr. Marie Baale. Brief van een hollandsche vrouw uit Panama, door Mr. I. E. Prins-Willekes Macdonald. Kleeding van de maand, door Nettie Heijligers. 6. Spreekzaal: Het jaarverslag van den Ned. Kring van Beeldhouwers, door Th. v. Reijn. 7. Schildetkunstkroniek, door Mr. H. F. W. Jeltes en* H. ??Boekbespreking, door Prof. Dr. H. Brugmans. Dram. Kroniek, door Top Naeff. 8. Med. Kron. De beteekenis der Hygiëne tentoonstelling, door Dr. I. H. J. Vos.?'De Dwaas.?Feuilleton: Zinsbegoo cheling, door M. de Rouville. 9: Financiën en Economie: Sombere tijden, door J. D. Santilhano. 10: Uit het Kladschrift van Jantje. Prijsvraag; Charivaria en Buitenl.humor.doof Charivarius.?Onze Puzzle. 11.De oprichting van een Nederlandsche Kamer van Koophandel in Polen, teekening van Joh. Braakensiek. Muziek in de Hoofdstad, door H. J. den Hertog. De nieuwe Salomo, teekening van Jordaan. 't Schietgat, door Melis Stoke. Omslag : Schaakrubriek, red. Dr. A. G. Olland. Bijvoegsel: De daling van de Mark, tee kening van Joh. Braakensiek. OPPER-SILEZI Het advies van den Raad van den Volkenbond over de oplossing der Opper-Silezische quaestie heeft bij geen der betrokken partijen een juichkreet doen opgaan en biedt dus alvast den waarborg, dat het niet uitsluitend met Poolsche of met Duitsche belangen rekening heeft gehouden. De voornaamste bepaling ervan is, dat Opper-Silezië zal worden verdeeld, volgens een grenslijn, die aan Polen een grooter gedeelte geeft, dan het naar den wensen van Engeland zou hebben verkregen, maar een kleiner, dan Frank rijk het had toegedacht. Reeds het besluit om het gewest te verdeden, heeft in Duitschland tot heftige kritiek aanleiding gegeven. In de vergadering van den Pruisischen Landdag verklaarde de vorige week de voorzitter, onder instemming van de overgroote meerderheid der leden, dat de verdeeling indruischte tegen de beginselen van het verdrag van Versailles. Volgens dit verdrag toch zoo beweerde hij zou de beslissing over de vraag, of Opper-Silezië aan Duitschland zou blijven, dan wel aan Polen worden toegewezen, door een volksstemming van de in Opper-Silezië geboren bevolking worden uitgemaakt. Welnu, de meerderheid had te kennen gegeven, dat zij bij Duitschland wilde blijven; een splitsing van het gewest in een Poolsch en een Duitsch ge deelte ging dus in tegen het beginsel van het zelfbeschikkingsrecht en moest als een daad van geweld worden beschouwd. Deze uitlegging van het verdrag van Versailles is echter zuiver willekeurig. Wij hebben te dezer plaatse er reeds vroeger op gewezen, dat dit verdrag de mogelijkheid van een verdeeling wel degelijk open laat. Indien het alleen de bedoeling ware geweest, door meer derheid van stemmen in het geheele gewest te doen uitmaken, of het Duitsch zou blijven, dan wel Poolsch zou wor den, zou het onnoodig geweest zijn, vast te stellen, dat het in elke gemeente uitgebrachte aantal stemmen aan den Oppersten Raad moest worden mede gedeeld ; men had dan kunnen volstaan met de opgave van het aantal stemmen, dat in het geheele gewest vór of tegen was uitgebracht. Bovendien, § 5 van de op OpperSilezië betrekking hebbende bijlage van .het verdrag gewaagt uitdrukkelijk van ,,de in Opper-Silezië als grens van Duitschland aan te nemen lijn". Alleen op grond van deze paragraaf mag het dus reeds een brutaal stukje heeten, te verkondigen dat het verdrag van Versailles zelfs aan de mogelijkheid van een verdeeling niet zou hebben gedacht! Van evenveel vi ijmoedigheid getuigde de verzekering van den voorzitter van den Pruisischen Landdag, dat ook de minderheid, die voor een vereeniging met Polen gestemd had, liever zou zien, dat het gewest bij Duitschland bleef, dan dat het verdeeld werd. Er zijn inderdaad wel Poolsche Sileziërs, die van deze meening hebben doen blijken in den laatsten tijd; maar daaruit heeft men nog niet het recht te concludeeren, dat alle Poolsche Sileziërs, of de meerderheid van hen, er evenzoo over denken. De grenslijn, die de Raad van den Volkenbond heeft voorgesteld, loopt door den veelbesproken industrieelen driehoek, en laat dus aan Polen en aan Duitschland elk een gedeelte van het gebied der mijnen en fabrieken. Om echter althans een groot deel van de moeilijkheden, die juist de ver deeling van dit gebied medebrengt, uit den weg te ruimen, heeft de Raad het industrie-bekken als economische eenheid gehandhaafd. Er zal een vrij verkeer worden inge steld tusschen het Poolsche en het Duitsche industriegebied, zonder be lemmering van uitvoerrechten en grensformaliteiten; aan de Duitsche eige naars van fabrieken en mijnen op Poolsch gebied en omgekeerd, maar de Duitschers profiteeren er het meest van zal de waarborg worden ge geven, dat zij hunne eigendommen kunnen behouden en niet uit het land zullen worden gezet; door deze en soortgelijke bepalingen, die thans nog niet volledig bekend zijn, hoopt men te voorkomen, dat de politieke scheiding nadeelige gevolgen zal hebben voor het economisch leven van Opper-Silezië. Gedurende vijftien jaren zullen deze bepalingen van kracht blijven. LÉON DAUDET II Eerst het menu opgemaakt!" comman deerde de vroolijke stem van Léon Daudet, toen wij gezellig hadden plaats genomen in de kamer van het restaurant. Voor den half barbaarschen bezoeker van Parijs, al behoort hij niet meer tot de jongeren, opent nog altijd het woord menu, in bepaalde omstandigheden, een wondervol perspectief van mogelijk genot. Een genieten, waarlijk niet alleen afhankelijk van de spijs en drank" die achtereenvolgens verschijnen, en toch daarmee samenhangend. Het is een herinne ring aan vroeger blij bijeenzijn en een pand van voortdurenden goeden wil, van elkander het beste te gunnen. Daarom een oogenblik van aandacht en van instemming bij de keus aan het begin van het maal en dan het glas met den tintelenden Vouvray opgeheven ! Ik mis een bokaal hier," zei de jolige over moed van Léon, er moest een hanap" voor me staan om het welkom toe te roepen aan onzen vriend. Soms heb ik een verlangst naar de stemming van Rabelais, wanneer ik aan tafel zit." Ik hoop naar een gekuischte editie," lachte het van de vriendelijke lippen van mijn buurvrouw. Mevrouw Marthe Daudet, met een heel fijn tintje van manende zorg. Maar de halve Barbaar erkende dat ook hij wel een enkele maal neiging gevoelde om aan te zitten in het gezelschap van Fallstaff en zijn ondeugenden prins. Gelukkig dat het bij een ideale voorstelling blijft! Dit werd gezegd als een compliment aan den auteur van Le voyage de Shakespeare." En vindt ge Parijs veel veranderd? Wat is uw indruk van Parijs?" vroeg de buurvrouw. Hoe zou ik daarop een antwoord kunnen of durven geven ? Ik ben heusch hier niet gekomen om Parijs te ontdekken, eerder zou ik zeggen, om mijzelf te beproeven en te ontdekken aan Parijs. Toen ik hier de eerste maal heenging, nu dertig jaar geleden, niet om wat kunde en geleerdheid te vergaren, maar om de menschen en de geestelijke atmosfeer van Parijs te leeren kennen, was ik nauwlijks vrijgekomen van den schoolschen zingzang eener Hollandsche provinciestad, en ik zou zeker heel vreemd hebben gestaan voor het massale geestesleven van een wereldhoofdstad, wan neer ik niet het geluk had gehad een goeden gids en goede vrienden te vinden. Die tocht is in veel opzichten voor mij een inwijding in het wereldleven geworden. Nu,na dertig jaren,sta ik we er op het punt mij te ontslaan van een betrekking die lang mijn inspanning heeft geëischt zonder een geheele bevrediging te geven, en ik waag mij wederom hierheen om in aanraking te komen met een grooter geestelijke spanning. Het ge luk is mij in Parijs altoos dienstig geweest en uw ontvangst, mijn hartelijk geliefde vrienden, is een teeken dat ook ditmaal mijn komst niet op een teleurstelling zal uitloopen. Maar zulk een lange rede vraagt een dronk tot besluit; zelfs de hanap" van Léon zou niet kunnen bevatten wat ik in overeenstem ming met mijn wenschen voor u beiden en voor al de eeuwen zou willen plengen. Cher ami," zeide de vriendelijke stem naast me, met een heel licht greintje van waarschu wing, ge moet niet overdrijven, ge weet het zoo goed: voor alles houdt Frankrijk van la mesure." Volgens het advies van den Raad zullen Duitschland en Polen een over eenkomst moeten sluiten, waarin de bedoeldejbepalingen worden opgenomen. De uitvoering ervan zal onder controle staan van een gemengde commissie, waarin evenveel Poolsche als Duitsche Opper-Sileziërs zitting zullen nemen; de onpartijdige voorzitter van deze commissie zal door den Volkenbond worden aangewezen. Niet alleen aan de commissie uit den Volkenbondsraad, die het advies van dien Raad heeft voorbereid, komt de eer toe, de oplossing te hebben be raamd, waardoor de economische nadeelen van een verdeeling van het industriegebied tot een minimum wor den teruggebracht. De billijkheid ge biedt te erkennen, dat reeds art. 90 van het verdrag van Versailles de voornaamste waarborgen daarvoor be vat; de commissie heeft alleen de ge dachte, waaruit dit artikel voort vloeide, nader uitgewerkt. Gelijk men weet, hadden de gealli eerde groote mogendheden zich bij voorbaat verbonden, het advies van den Volkenbondsraad te zullen op volgen. Die belofte zijn zij nagekomen: zij zouden hare beslissing reeds aan Duitschland en Polen hebben mede gedeeld, indien de vaststelling van en kele formaliteiten niet eenig uitstel had geëischt. Aanvankelijk scheen het, alsof ook dit maal de Opper-Silezische quaestie weder een twistappel zou worden tusschen Frankrijk en Engeland. Engeland was namelijk van meening, dat de vastgestelde grenslijn en de economische bepalingen een onscheid baar geheel vormden. Frankrijk daarentegen verdedigde de opvatting, dat de geallieerden alleen hunne beslissing over de grenslijn aan Duitschland en Polen konden opleggen, maar dat zij de bepalingen omtrent het economische régime alleen aan de betrokkenen konden aanbevelen, al zouden deze dan ook verantwoordelijk worden gesteld voor de^gevolgen van een eventueele verwerping. Het behoeft wel geen betoog, dat het geheele werk weder op losse schroeven zou zijn gezet, indien Frankrijk's meening de overhand haddé'behouden. Dit is echter niet het geval. Hetzij de Fransche regeering tot een ander en beter inzicht is geraakt, hetzij zij ge bukt heeft voor den krachtigen wil van Engeland, volgens de berichten van de laatste dagen zullen de gealli eerden het geheele advies van den Vol kenbondsraad, zoowel dat betreffende de grenslijn als de economische bepalin gen, als hunne beslissing aan Duitsch land en Polen opleggen. De Duitschers en Polen zullen het dus voortaan zelf in handen hebben, of zij mede willen werken tot het uit voeren dezer bepalingen naar de be doeling, waarmede zij zijn gemaakt, dan wel of zij daarbij elkaar den voet dwars willen zetten. Opgetogen over de wijze, waarop het geschil is beslecht, is men noch in Polen, noch in Duitschland. Maar vooral in Duitschland niet. De regeering van dit rijk had dan ook al zoo dikwijls te kennen gegeven, dat Duitschland onmogelijk zou kun nen blijven bestaan, wanneer het niet in het bezit bleef van het geheele in dustriebekken van Opper-Silezië; zij had dan ook zoo vaak aangekondigd, dat zij haar ontslag zou moeten nemen, wanneer tot een verdeeling van OpperSilezië werd besloten, dat men voor bereid kon zijn op ach ! en wee !-geroep, zelfs wanneer de beslissing nog iets gunstiger uitviel dan men in Duitsch-land verwacht had. De voorzitter van den Pruisischen Landdag heeft al vast beantwoord aan de verwachtingen, die men altijd mag koesteren van het talent der Duitschers om een grooten mond op te zetten, maar die men vooral nu hoog mocht spannen, nu een beslissing was gevallen, waarbij Opper-Silezië niet in zijn geheel aan Duitschland bleef. Daad van ge weld; schending van den volkswil; brutale rechtsverkrachting" met minder zou hij ons hebben teleur gesteld. Toch gelooven wij, dat de oplossing van de Opper-Silezische quaestie gun stiger voor Duitschland is uitgevallen dan men daar vermoedde. En afgezien van wat men daar hoopte of vreesde of voorgaf te hopen of te vreezen?, men mist er voortaan het recht, het verlies van een deel van Opper-Silezië als een der redenen te noemen, waarom Duitschland zijne verplichtingen tegen over de geallieerden niet zal kunnen nakomen. Want de economische be palingen van de scheidingsacte laten aan de Duitsche industrie in Poolsch Opper-Silezië de volle gelegenheid, zich in vrijheid te blijven ontwikkelen. Ten slotte nog een enkel woord over een vraag, die wij hier vroeger hebben gesteld, toen bekend was geworden, dat de Opperste Raad de beslissing over de Opper-Silezische quaestie aan den Volkenbondsraad had overgedra gen: heeft die laatste Raad in vol komen zelfstandigheid zijn besluit ge nomen, of hadden zijne leden zich ook te storen aan de instructies hunner regeering? Wij zijn nog altijd van meening, dat de leden van den Volkenbondsraad, bij de beslissing over vraagstukken als het bovengenoemde, niet alleen naar de eischen van het recht, maar ook naar die van de politiek zullen moeten luisteren. En uit de wijsheid van de oplossing, die zij hebben voorgeslagen, zouden wij niet willen concludeeren, dat de eischen van het recht aan die van de politiek het zwijgen hebben opgelegd, maar dat ook om staatkundige redenen een oplossing van een vraagstuk kan worden bepleit, die geen onrecht schept en geen blijvenden wrok achterlaat. KERNKAMP. iiiifiiiniiiiMiiiiiMiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiimiiiiniiii Gij vindt er niet veel meer van wat ge er vroeger hebt gevonden," zeide Léon; de menschen en de dingen gaan voorbij, wij den ken niet meer aan het jaar '90. Uit de verte lijkt het ons een beetje erg klem met zijn li teratoren om de maatschappij op een aesthetische basis op te bouwen en met zijn symbo listen als priesters van een nieuw geloof in wolkensymbolen. " Cymbalisten noemde hen Verlaine. Ja, de cymbaal heeft uitgeluid. Maar laat ons niet over de dooden spreken," vervolgde hij; voor een romantisch gevoel van melancolie bedank ik," hij schudde het van zich met een afwerend gebaar van houdingen van gezicht. De dooden moeten hun eigen \\eg maar zoeken; wij gaan vooruit op den onze. Ge hebt nu den staf van L' Action jrancaise leeren kennen." Leeren kennen is iets te veel; ik heb hen alleen gezien, waagde ik, vidi tantum, ? dit was een klassiek citaat. Ge zult morgen met hen bij ons eten, daar staat de gelegenheid open; maar ons te zien is toch al een belangrijk begin v^an de kennis making. Wij zijn maar niet een redactie, bij eengebracht om op z'n tijd weer uiteen te gaan, wij zijn een vriendenbond; er is geen jaloezie, zelfs geen wedijver onder ons. Ieder heeft zijn eigen plaats. Moet er een richting worden bepaald, in een voorkomend geval een lijn van actie worden vastgesteld, ? ge zamenlijk wordt er overlegd, al komt de be slissing meestal toe aan den man die weet te beslissen en dien wij als onzen meester er kennen, Charles Maurras." Dit is iets heel moois in Léon Daudet: zijn aanhankelijkheid en zijn eerbied voor den medebestuurder der Action francaise, Maurras. Hij gunt hem uit volle genegenheid en over tuiging de eerste plaats. J'ai naturellement Ie ton haut", heeft hij eens van zichzelf gezegd en geschreven, en men heeft daarom gelachen als een goede karakterizeering, maar, afgescheiden van de eigenlijke bedoeling dier woorden, neemt hij den hoogen toon in den regel alleen aan wanneer iets kleins en doms en verradelijks hem in den weg staat. Nu gebeurt dit heel gauw, dat moet ik toegeven, maar zijn ingeboren aard is het zeker niet. Hij heeft zijn persoonlijkheid in zijn buitengewoon talent, maar in de Daudets, vaderen zoons, ligt een behoefte zich te geven en zich aan te sluiten. Wij zijn een broederschap," ging hij voort, vereenigd door een gezamenlijk ideaal en een gezamenlijk doel; wij willen het bereiken al moesten wij vechten tegen een heele wereld. Waarom? Het is ons geloof. Ik herinner mij heel goed het oogenblik van mijn bekeering, toen uit de verwarring van mijn denkbeelden eensklaps het gevoel voor mij opging en het begrip levendig in mij werd dat het traditioneele koningschap voor Frankrijk de oplos sing was van de vraagstukken die het land verdeelden. Een last viel van mij weg. Van toen af zag ik heel eenvoudig de waarheid van ons politieke leven. Het lieve, eigenwillige persoontje dat naast u zit, was mij voorgegaan. Haar instinct en haar zorg voor de werkelijkheid van het leven had haar juist gewezen, als in zooVeel andere opzichten. Ik kon haar rustig volgen. Aan de zijde van Maurras nam ik den strijd op mij, evenals zij mij nooit alleen heeft willen laten gaan, wanneerer gevaar voor mij dreigde. Ik waarschuwde haar wel, maar zij luistert niet naar mij. Nu heetikeen kemphaan. Ja, toen ik naast Maurras mij aan de Action franchise verbond, Maurras die een onverzettelijken wil heeft, was de algemeene opinie dat wij binnen een paar maanden met elkander overhoop zouden liggen, en er is in de lange jaren dat wij allen samenwerkten nooit een eendrachtiger groep geweest dan onze bond. Geen afvallige onder ons in het gevecht voor onze beginsels. Ik geloof niet dat er op aarde een mensch OVERSTE Jhr. GRAAFLAND IN MEMORIAM 1854?1921 Al van zijn jongsten luitenantstijd af heb i k hem gekend, samen heb ik met hem gediend, en de tusschen ons ontstane vriendschap bleef tot het laatste toe onderhouden, zoodat ik het recht meen te hebben en het tevens een voorrecht acht, herinneringen over hem neer te schrijven, die wellicht de jongeren in het leger hier en in Indië er toe kunnen opwekken, studie te maken van het leven en streven van dezen dapperen, talentvollen officier. Van zijn dapperheid getuigen de annalen van het Indische Leger, waarbij hij als 2e Luitenant reeds tot ridder der Mil. Willemsorde 4e kl. werd benoemd, terwijl hem als kapitein de voor subalterne officieren zeldzame onder scheiding ten deel viel van toekenning van het ridderkruis der 3e klasse van die orde. Maar niet zoozeer als dapper en beleidvol aanvoerder in den strijd, als bezielend voor ganger, moét hij ten voorbeeld worden ge steld, maar vooral als een militair, die hart voor zijn werk had in den meest uitgebreiden zin van het woord, n, die de krachten in het leger wist te ontwikkelen, die zijn wapen ? de Infanterie ??goed maakte. Men zoeke zijn groote verdienste niet in de allereerste plaats in zijn krachtige persoonlijkheid, die in ver band met de grondige kennis van zijn vak zoowel te velde als in het garnizoen vaak spoe diger dan-menig ander practische resultaten wist te bereiken, maar vooral in de beginse len, die hij voorstond, die hij toepaste, waarnaarhij anderen, die met of onder hem dienden, wist te doen handelen, en die hij na het ver laten van den Indischen dienst in het belang van onze weermacht hier en in de koloniën trouw bleef propageeren. Om die beginselen, die destijds de evolutie in het leger in goede banen heeft kunnen lei den, moet hij worden geëerd en nagevolgd ! Hoe die beginselen bij hem tot ontwikke ling kwamen? Erkend moet worden, dat de omstandigheden hem in dat opzicht gunstig waren. In zijn korte 2e Luitenantsperiode maakte hij in den tijd van Generaal Van der Heyden een belangwekkend gedeete van den imiiitiiiiiHiiiiiitmimiiiiiiiiiiimmi leeft die in den grond van zijn hart vredelie vender is dan ik." Bij die laatste woorden gleed er over het machtige masker van mijn goeden vriend een onbeschrijfelijke glimp als verkneuterde hij zich leuk in de aanschouwing van zijn paci fistische ideeën. Heeft Napoleon na den slag van Austerlitz ook niet iets dergelijks van zichzelf gezegd? bracht ik aarzelend in het midden. De vriendelijke stem naast mij: Ge wordt satirisch." ? Chère amie, het antwoord ik volg uw raad op en waarschuw mijzelf tegen over drijving. De glimp op het gezicht van mijn goeden vriend verbreedde zich tot een gullen lach. Het vechten heeft ook zijn genoegens," erkende hij, vooral wanneer het is afgeloopen, na een succes. Ik herinner mij op een propaganda-tocht in het Zuiden een avond die niet goed begon, omdat ik, waarom staat mij niet meer voor, uit mijn humeur was en mij boos maakte. Er ontstond een geweldig ru moer en onraad was te vreezen, toen op een maal onze kameraad, de helaas te vroeg ge storven Henri Vaugeois, het woord nam en met zijn onvergelijkelijke welsprekendheid en den gloed van zijn pakkende argumenten niet alleen ons meesleepte, maar ook de stem ming van de zaal geheel omkeerde, zoodat wij een volledige overwinning behaalden. Op de terugreis, daar werden nog wel de groote vra gen besproken, en het was toch niet enkel zoo'n debat dat ons bezig hield, het was het land schap waarvan wij genoten, een dichterwoord dat een onzer aannaaide, een gulden filosofengedachte, en Vaugeois die in zijn kinderlijk enthousiasme meteen tinteling in zijn goudbruine oogen concludeerde.: Mijn oude beste Léon, wat een heerlijk ding is toch het leven! Hoe jammer dat het zoo kort is l" W. G. C. BYVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl