De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 29 oktober pagina 1

29 oktober 1921 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

JT. 8814 Zaterdag 29 October 1981 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. O. W. K ER NK A MP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF j Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6 50. Abonn. loopen per jaar | | Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam | | Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent disposhiekosten | INHOUD: 1. De interpellatie-Drion, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp; De leerschool der democratie, door Prof. Dr. H. Brugmans; Tijdgenooten: Leon Daudet III, door Dr. W. G. C. Bijvanck 2. Spreekzaal: De reserveberekening bij Verzekering-maatschap pijen, door G.L.Janssen (Perio); Krekelzang, door J. H. Speenhoff; Dostojefski en het Bolsjewisme, door Arn. Saalborn 3. De tentoonstelling van G. G. B., door Dr. Frederik van Eeden 4. Indische Woelingen, door W. Lubberink 5. Voor Vrouwen (red. Elis M. Rogge-): Wat iedere huisvrouw van ziekenverpleging weten moet, door Dr. P. H. van- Eden; Estella Hijmans herdacht, door L. Koch; Uit de Natuur: Bij de Lappen deken, door Jac. P.Thijsse;?7.E. K.Dühring, door Mr. Dr. A. Spanjer; Fransch tooneel, door Frank Luns; De Valutaspeculant, teekeningvanjordaan; Schilderkunstkroniek, door A. Plasschaert; Muziek in de hoofdstad, door H. J.den Hertog; 8 Medische Kroniek: Het kostbaarste voedsel, door Cornélie van Zanten; Dram. Kroniek, door Top Naeff; Valuta-voordeel, teekening van George van Raemdonck; Boekbespreking,' door Prof. Dr. J. Prinsen Lzn. 0. Op den Econ. Uitkijk, door Jhr. Mr. H. Smissaert 10. Uit het Kladschrift van Jantje; Ruize-Rijm, Prijs vraag, Charivaria en Buitenl. humor, door Charivarius; Zeggingskracht, teekening van J. W. Bloem ? 11. Verkeersmoeilijkheden, teekening van Joh. Braakensiek; Riimkronyck, door Melis Stoke; Leekenspiegel; De Kapstok, door H. Salomonson. 12. Biljartsport, door B.; Omslag: Rattenbatailje, door J. déHoop Scheffer. Bijvoegsel: De tweede staatsgreep van Karl von Habsburg, teekening van Joh. Braakensiek. DE INTERPELLATIE-DRION. Met de interpellatie van den heer Drion over de uitlegging en de toepas sing van de Arbeidswet betreffende vergunningen tot overwerk is het merk waardig geloopen. En anders dan velen verwacht had den, die zich reeds bij voorbaat hadden verheugd over de afstraffing, die minis ter Aalberse bij deze gelegenheid zou krijgen. Sinds eenige maanden was er een felle campagne tegen hem opgezet. Een campagne die niet alleen de toepassing van de wet bestreed, maar ten slotte den indruk moest wekken, dat de wet zelve hoe eer hoe beter buiten werking diende te worden gesteld. Er was zelfs een firma, die de werkgevers aanspoorde om te beginnen met l Januari a.s. zich niet meer om de wet te bekreunen en rustig de gevolgen daarvan af te wachten; en een vrijzinnig blad gaf aan deze aansporing tot verzet tegen de wet een plaats op haar eerste pagina ! Ook meer voorzichtige couranten, die niet tegen de Arbeidswet zelve heetten te reageeren, maar alleen tegen de wijze, waarop zij wordt uitgevoerd, en met name tegen het stellen van den eisch, dat bij het verrichten van over werk een loonsverhooging aan de arbei ders moet worden uitgekeerd, sloegen tegen minister Aalberse een ongekend heftigen toon aan. In de N. R. C. van 29 Sept. li. niet in een ingezonden stuk, maar in een hoofdartikel werd de politiek van den minister aldus gekenschetst: winstmaken is voor hem, evenals voor de socialisten, ontoelaatbaar en de particuliere ondernemer, die de kans mocht hebben, winst te gaan maken, wordt zoowel door den fiscus als door den minister van arbeid aangegrepen en uitgeschud, ten bate van de schat kist en de loonarbeiders in het betrok ken bedrijf". De Kamerleden werden dan ook aangespoord, den minister over diens houding bij het verleenen van overwerkvergunningen te interpelleeren: reeds te lang heeft de minister gedacht, dat allen, die evenals hij trouwe zonen der R. K. Kerk waren, zijn politiek toe juichten. De minister moge weten, dat, indien hij zoo denkt, hij zich deerlijk vergist! Het bedrijfsleven heeft er recht op, te weten of het Parlement minister Aalberse door dik en dun volgt". Een week later werd die aansporing herhaald (N.R.C, van 5 Oct.): het ware te wenschen, dat de Kamer het adres van het verbond van Nederlandsche fabrikantenvereenigingen aangreep om den minister eens voor goed het halt toe te roepen". Zoo mocht men meenen, dat het oogenblik voor de afrekening met minis ter Aalberse was aangebroken, toen de heer Drion verlof kreeg tot het houden van zijn interpellatie. Afgerekend is er wel. Maar op een andere wijze, dan ade bestrijders van den minister gehoop't hadden. De slagen, die er vielen, kwamen niet op zijn hoofd neer. Ook niet zoozeer op dat van den lieer Drion. Over diens hoofd heen raakten zij allen, die stemming hadden helpen maken tegen de Arbeidswet. Het was te begrijpen, dat de heer Aalberse van de hem aangeboden ge legenheid gebruik maakte om zich te verweren tegen de kritiek op zijn beleid m liet algemeen. En niemand kan hem het recht be twisten, daarbij wijd uit te halen en te herinneren aan de atmosfeer, in en bui ten de Kamer, waarin de wet tot stand kwam. Bij de felle aanvallen, waaraan de Arbeidswet thans bloot staat, was de herinnering niet misplaatst, dat in November 1918 en volgende maarden op de spoedige indiening van zulk een wet werd aangedrongen ook door hen, die thans van meening zijn dat zij te vroeg in werking is getreden; dat ver schillende groote werkgevers toen uit eigen beweging den 8-urigen arbeidsdag hebben ingevoerd en dat, hoewel er bij niemand eenige twijfel behoefde te be staan over de wijze, waarop de minister van plan was de wet en niet name hare overwerksbepahngen uit te voeren, zij door de Eerste Kamer zelfs zonder hoofdelijke stemmingwerd aangenomen. Niet tegen de wet reageeren wij dan ook, zoo zeiden de heeren Dresselhuijs en Drion? Het zal velen aangenaam zijn geweest, dit te vernemen. De uitlatingen van sommige propagandisten van den Vrijheidsbond en de bereidwilligheid van sommige bladen, die de beginselen van dien Bond voorstaan, om een stroom van ingezonden stukken op te nemen, waarin tegen die wet of tegen de toe passing ervan werd gefulmineerd, had den iets anders doen vermoeden. Maar de voorzitter van den Vrijheidsbond heeft het thans in de Kamer uitgespro ken : aan een streven tot reactie tegen den 8-urigen arbeidsdag zal hij niet meedoen. Van deze uitspraak zal hij dan echter ook de consequentie moeten aanvaar den. Allereerst deze, dat hij aan de propagandisten van dien Bond eenige matiging opleggt. Maar dan ook deze consequentie, dat hij de grondgedachte van de wet: beperking van den arbeids duur, opdat de arbeiders meer tijd kun nen besteden aan gezinsleven, eigen ontwikkeling en ontspanning, verdedige tegen aanvallen, die wel is waar alleen de toepassing van de wet heeten te gelden, maar waarbij op zulk een toepassing van de wet wordt aangedron gen, dat er van de wet zelf ongeveer niets overblijft. Indien men de N. R. C. en soortge lijke bladen moest gelooven, zou de minister de wet op zulk een wijze toe passen, dat het bedrijfsleven er door vermoord wordt. Wij waren van tevoren reeds geneigd, dergelijke uitingen eenigszins te wan trouwen; nu wij in het officieele ver slag van de_ Kamerzittingen hebben nagelezen, wat de minister ter ver dediging zijner gedragsliin heeft aan gevoerd, zijn wij bevestigd in onze meening, dat er veel overdrijving schuilt in de kritiek op zijn beleid. Een wet als de Arbeidswet brengt zooals de heer Marcliant in het jongste Kamerdebat terecht opmerkte allerlei bezwaren mede, omdat zij geen verschil maakt tusschen groot- en kleinbedrijf, tusschen stad en platteland. Die moei lijkheden kunnen alleen worden ver'holpen door een practische en soepele toepassing van de wet. In de eerste jaren na de invoering van de wet moet de industrie bovendien de gelegenheid hebben, zich er geleide lijk op in te richten. Vooral nu de over gangsjaren samenvallen niet een on gekende crisis in het bedrijfsleven, dient niet name de vergunning tot het ver richten van overwerk niet te schriel te worden gegeven. Ook hierom, omdat de Arbeidswet door de vaststelling van het aantal wekelijksche werkuren op 45 i'eds verder is gegaan dan o.i. noodig was; de noodzakelijkheid van den vrijen Zaterdag-niiddag hebben wij nooit kunnen inzien. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii litiiiiiiiiliiiitniiiiti iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii f/ Tj)bCENGOf EN'\3 t'! lil'TTJ,,.-, ' i Mli?, l , . ,' 'i /,« LEON DAUDET in Maar voor wij aan het diner ten huize der Daudets met de leiders der Action Francaise persoonlijk kennis maken, laat ons hooren wat Léon in het onlangs verschenen zesde deel van zijn Souvenirs ons heeft te vertel len, over de geboorte van het dagblad, over de royalistische propaganda door geheel Frankrijken over de oprichting van den bond, de Ligue, en van het corps der camelois du Roi. Want het is niet alleen de overredings' kracht der pers die in dienst wordt gesteld van de idee, maar het is een georganiseerde beweging over het gansche land. Daarom opent de galerij van de gestalten in zijn Souvenirs met de figuur van Henri Vaugeois. Hij, de vinder van het woord action franfaise, bezat de opwekkende wel sprekendheid, die een publiek in al zijn scha keeringen wist te pakken, en hij had den strijd lust waarvoor bezwaren noch gevaren konden bestaan. Leg hem iets in den weg en zijn moed rees ten berge, hij stond daar steil en klaar om aan te grijpen, maar zijn toorn was gauw over en ging uit in een helderen lach. Wolf noemde hem Mevrouw Daudet, maar zij voeg de erbij: BroêrWolf, want in zijn hart was geen wildheid, hij was teeder van zin en fijn en rein van smaak. Bedrog kende hij niet en kon het niet velen in anderen. Toch hield hij altoos zijn plannen in 't oog en hield de kameraden daaraan. Hij was geboren voor samenzweerder. Hij was alleen goed en geheel zichzelf, wanneer hij zich kon geven. Twee bewonde ringen had hij: Charles Maurras en den hertog van Orléans. Hij had de vroegere nationale partijgroepeeringen bijgewoond en meehelpen formeeren, en was ontnuchterd door het sa menraapsel van hun programma's. Een politieke partij, was de leering die hij daaruit had getrokken, moet een klein samenhangend organisme zijn dat groeit door wat zich achtereenvolgens aansluit, zonder zijn beginsel, d.i. de ware reden van zijn bestaan te verloochenen of te verwateren. Maurras was voor hem de ide?le organisator die de doctrine scherp omlijnd hield en tegelijk door zijn vindingrijken, veel omvattenden geest de beweging aan den gang hield. Hij noemde hem het verstand dat van het centrum uit het tempo regelde. Aan den hertog van Orléans hing hij met zijn ziel. Ga toch naar hem toe," zeide hij tot Daudet, en ge zult op eens den indruk krij gen: hij is de man voor het behoud en het herstel van het vaderland." Zijn persoonlijke ambitie ging volstrekt op in het werk voor die beiden. Hij was de absolute belangeloosheid. Wat ging hem zijn eigen welzijn aan? Hij at waar en wanneer hij kon, liefst misschien voor de propaganda in kleine kroegjes, in gezelschap van studenten, jonge schilders en koetsiers, en dronk de thee, de melk, den wijn die hem werd voorgezet en sliep op welk kussen ook dat hij onder 't hoofd kreeg, of het dan gevuld was met distels of met papier en droomde van den terugkeer van den Koning. Hoe ook te weifelen of te twijfelen waar Maurras voorging ! Recht op, met zijn gedecideerden pas, zijn vaste houding aankomend, is het of Maurras de moeilijkheden voor zich doet wijken. Hij licht het dreigende masker van de dingen af en toont hen in hun eenvoudige orde. Is er onder de kameraden een die het hoofd laat zakken of verbijsterd schijnt, met een paar woorden geeft hij hem zijn energie terug en scherpt zijn blik tot helderziendheid. Hij weet alles en herinnert zich alles. Goede tijding of kwade tijding, hij komt niet uit het exenwicht. Zijn innerlijk leven is als een vuurhaard die al de gewone omstandigheden van het uiter lijk bestaan in zich opneemt, hen verslindt en ze teruggeeft als warmte en licht, -- nieuwe vormen scheppend, met zijn merk geteekend. Hij kwam uit het Zuiden naar Parijs, arm en alleenstaand, mag men wel zeggen, nu dertig jaar geleden, en hij heeft in de hoofd stad geleefd als een kluizenaar, verdiept in studie, toch niet daarin verzonken. Hij bleef zijn kennis meester. In zijn hart was hij dichter, de zon van Provence verlichtte zijn pad; hij had het visi oen van een nieuwe wereld, hij wou haar tot stand brengen. Wie niet tot actie kwam in den dienst van wat hij goeds zag en dacht leek hem minderwaardig. Zijn bijdragen in de legitimistische dagbla den van Parijs begonnen de aandacht te trekken, er verzamelde zich om hemeen kleine kern van mannen aangetrokken door zijn talent en zijn ijver. Een maandblad werd uitgegeven onder den titel van L' action franfaise. De politieke vergaderingen die de richting daarvan vaststelden, werden gehou den in het kleine met boeken, brochures en bladen opgevulde appartement van Maurras. Dat is het Mekka geweest van waar het nieuwe geloof uitstraalde. Geloof, waaraan? Aan de leer van Maurras die als middelpunt van den staat stelde een persoonlijk hoofd: den koning, tegenover de bestaande democratie waarin de heerschappij inderdaad wordt ge voerd door enkele anonyme, onverantwoor delijke leiders, meesters van het stemrecht. Die bijeenkomsten waar de plannen wer den opgemaakt voor de verspreiding van bro chures, van affiches, van mededeelingen in de couranten, hadden heusch iets van het karak ter van een samenzwering. Eenigen zaten om de tafel en redigeerden wat aan de orde was, anderen stonden en gingen op en neer in de kamer en debatteerden. Maar er was n Minister Aalberse heeft doen blijken door het indienen van een vooront werp tot wijziging der Arbeidswet bij den Hoogen Raad van Arbeid dat hij rekening wenscht te houden met de moeilijke omstandigheden, waarin vele bedrijven tegenwoordig verkeeren. Al leen daarom reeds zouden wij niet ver moeden, dat hij aan de Arbeidswet een voor de industrie zoo noodlottige toe passing geeft, als zijne vele tegenstan ders verkondigen. Tegen die beschuldiging heeft hij zich dan ook naar onze meening af doende verdedigd. Al moge het waar zijn, dat sommige ambtenaren, die voor de uitvoering der wet hebben te zorgen, te veel rekening houden met de belangen der arbeiders en te weinig met die der ondernemers, in het algemeen kan dit verwijt niet tegen de arbeids inspectie worden gericht. Ook wat de minister heeft aangevoerd ter ver dediging van den door hem niet altijd, en zelfs niet als regel gestelden eisch, dat overwerk hooger moet worden beloond, snijdt hout. Maar op bizonderheden kunnen wij hier niet ingaan. Wij hebben slechts tegenover de ongunstige beoordeeling, die de rede van den minister in de Kameroverzichten van vele groote bla den heeft gevonden -- als onze meening willen uitspreken, dat minister Aalberse het door hem gevolgde beleid in menig opzicht steekhoudend heeft verdedigd. En wij zouden die lezers, die van deze verdediging hebben kennis genomen alleen door wat het Kameroverzicht van hun lijfblad er over mededeelt, willen opwekken tot het lezen van die rede in haar geheel. Ook al zullen zij, evenmin als wij, door alle argumenten van den minister worden overtuigd, zij zullen vermoede lijk toch tot het. inzicht komen, dat de interpellatie-Drion als mislukt moet worden beschouwd, indien het doel daarvan is geweest: een vernietigende aanval op het beleid van minister Aalberse. In dit geval zou het er veel van hebben, of men een kind om een boodschap had gestuurd. De interpellant heeft zich dan ook wijselijk onthouden van het indienen van een tegen den minister gerichte motie. In n opzicht valt dit te betreuren. Bij een stemming over zulk een motie zouden verschillende leden der rechter zijde ook kleur hebben moeten be kennen. De N. R. C. van 29 Sept. gaf de meening te Kennen, dat ook vele Katho lieken de politiek van den minister afkeurden. Terecht. En ook onder de andere partijen der rechterzijde zijn er velen, die zijn beleid niet bewonderen. Bij de jongste Kamerdebatten is dit niet gebleken. Van de rechterzijde namen alleen de arbeiders-afgevaardig den daaraan deel; de overige leden zwegen. Ware het tot een stemming gekomen over een tegen den minister gerichte motie, dan zouden ook vele leden der rechterzijde zoo zij alleen volgens hun overtuiging gestemd hadden zich aan de zijde der tegenstanders van den minister hebben geschaard. En dit had weer eens kunnen aantoonen, dat bij vraagstukken van maatschappelijken aard de scheidingslijn een andere is dan die, welke tusschen de politieke partijen loopt. KERNKAMP DE LEERSCHOOL DER DEMOCRATIE Wij wezen onlangs op de bezwaren, zelfs de ?gevaren der democratie, waarvan men zich in breede kringen langzamerhand bewust gaat worden. Voor wie niet democratisch gevoelen of denken,is de zaak daarmede natuur lijk uit; zij vinden hun afwijzend oordeel over de democratie ten volle bevestigd door de feiten; aan de vruchten kent men den boom en van dezen boom des goeds en des kwaads, maar vooral van het laatste, waren nu een maal geen andere vruchten te verwachten. Voor wie democratisch gevoelt en denkt, voor wie in de democratie allerminst een' heilstaat ziet, maar alleen een bruikbaar middel om tot grootere volkswelvaart en tot hoogere volksontwikkeling te komen, voor hen is de zaak natuurlijk moeilijker te be slissen. Zij achten dit middel om het volk tot hooger stoffelijk en geestelijk peil op te voeren deugdelijk, maar zij zien tevens in, dat het maar al te vaak in verkeerde handen komt en daardoor tot verkeerd gebruik wordt aange wend. Met matige dosis heilzaam, wordt het democratische kruid bij overvloedig gebruik een doodelijk venijn. Hoe nu dat overmatig gebruik te ver hinderen en te bewerken, dat de patiënt zich gewent aan een spaarzame dosis? Daarvoor is ondervinding noodig, die leidt tot zelftucht en matigheid. Die ondervinding wordt verkregen in de leerschool van het leven. Aldus redeneeren tal van democraten en zij bekommeren zich daarom niet al te zeer om de uitspattingen der democratie, die zij liefst met kinderziekten vergelijken, die men door den groei der jaren van zelf te boven komt. Wie zoo redeneeren, hebben op hun standpunt natuurlijk gelijk. Maar zij vergeten toch n ding. Zij zien over het hoofd, dat intusschen heel wat kwaad kan zijn aangericht, en vooral, om bij het bovengenoemde beeld te blijven,' dat de patiënt de sterke dosis niet meer ver dragen kan en bezwijkt, voordat hij aan het gebruik is gewend. Er is inderdaad een beter middel om zwemmen te leeren dan ongeoefend te water te gaan. Dat middel is het van ouds beproefde: af te zien, hoe een ander het doet en slaagt. Nu leert de democratie niet gemakkelijk; zij is hardleersch en eigenwijs ook. Maar zij zal zich toch wel eens rekenschap willen geven van wat elders gebeurt en hoe daar de problemen zijn aangevat en ook wel zijn opgelost. En juist ter snede komt de heer R. P. J. Tutein Nolthenius met een brochure over Democratisch Zwitserland (Amsterdam, P. N. van Kampen n Zoon) ons dienaan gaande voorlichten. Het is natuurlijk uitnemend, dat de heer Tutein Nolthenius ons nader bekend maakt met de Zwitsersche democratie, die hij niet ten onrechte opvoedend volksrecht noemt. Het is wel merkwaardig, dat zoo iets ten onzent nog noodig is; ook onze warmste democraten nemen in den regel bitter weinig notitie van de Zwitsersche instellingen. Waar lijk niet te verwonderen trouwens: onze be trekkingen tot Zwitserland zijn altijd van weinig beteekenis geweest; invloed hebben III11IIIII1IIIIIII iiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiimi geest die de menschen bezielde, hoe verschil lend van aard ze ook mochten zijn. Daar waren Léon de Montesquioce, strijd vaardig en recht op het doel af, een held met hersens; niet dadelijk was hij overtuigd: hij moest het eerst overdenken, keek peinzend voor zich, streek aan zijn blonden snor en lachte dan luid, wanneer de moeilijkheid was overwonnen, en Jacques Bainville, jeugdig en frisch, een geestige spotter, schitterend in de conversatie, maar secuur in zijn opinies, ja, met gedecideerdheid ze opleggend, een fijn kenner van buitenlandsche politiek, die van jongsaf al een grooten naam had en een auto riteit is geworden, en verscheiden anderen nog. Zij vormden een garde, aaneengesloten door hun geestdrift en hun belangloosheid. Hun werk was een zaak van geloof. Dat het doel veraf lag en zwaar viel te bereiken, verhoogde hun geestdrift. Zij konden immers rekenen op hun chef en op elkander. In 1907 begon de kleine groep om Maurras de noodzakelijkheid in te zien dooreen dagelijksch verschijnend blad voortdurend met de wereld in aanraking te blijven. Een geheel zelfstandig dagblad te stichten scheen echter een te groot waagstuk, zoolang men geen financieelen of anderen steun achter zich had. En wie zou een orgaan willen helpen dat zich kantte tegen alle populaire ideeën van den dag? Eerst dacht men er daarom aan een over eenkomst te maken met Drumont's anti-semitische Libre Parole, waaraan Léon Daudet sinds 1900 medewerkte. Maar het beginsel van den strijd was daar verschillend. Ziet ge, mijn goede vriend," zeide Drumont tot' Léon, met de volken gaat het als met de menschen. Hebben zij eenmaal hun toppunt bereikt, dan krijgen zij hun periode van ver val." Maar dat was geen principe van actie, het was Maurras en den zijnen te doen om een vernieuwing vanl geestkracht! Zoo besloot Maurras dat de onderneming moest worden beproefd. Hij riep in zijn maand blad de geestverwanten op om met hun geld middelen de groote zaak te hulp te komen. Zij vloeiden niet toe. Toen men in het hotel der marquisc de Mac Mahon vergaderde om een besluit te nemen, waren er niet meer dan 200.000 francs ingekomen. Toch wilde men wagen. Van haar eigen fortuin stortte Mevrouw Marthe Daudet toen 100.000 francs, die zij onlangs had geërfd. Dat maakte te zamen 300.000 francs, precies genoeg om met de uiterste zuinigheid gedurende zes maanden een klein blaadje staande te houden, juichte men, als in het onsympathieke publiek de gering heid van de som bekend werd. Maar Maurras gaf de bijna ongelooflijke kracht van zijn arbeid. Jaar in, jaar uit ver richtte hij zijn werk, van twee uur in den namiddag tot acht uur 's morgens, altoos met scherp opgewekten geest. En de anderen volgden zijn voorbeeld. Geen die niet wedijverde om het beste van zijn ziel over te hebben voor de verwerkelijking van de idee. Hij was iets heel ongewoons, de vorm van de courant, en ook haar inhoud, gedurende de eerste jaargangen. De informaties over het wereldsche leven, zooals het publiek van de hoofdstad ze verlangt, bleven geheel op den achtergrond, kritiek en discussies traden in hun plaats; ondanks de meeslepende onbarm hartige bijdragen van een stylist als Léon kon men het in die eerste tijden een steil blad noemen. Toch veroverde het langzamerhand zijn plaats in de Parijsche journalistiek. Ja, men mag de strengheid van de artikelen een voordeel noemen: het zocht niet te behagen, de menschen die het blad won, behield het. Het kreeg zijn aanhang. Onderwijl, daar te Londen en te Brussel wachtte in zijn ballingschap de hertog van Orléans; hij was het voorwerp van een hart stochtelijke vereering door^de partij. W. G. C. B Y V A N C K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl