Historisch Archief 1877-1940
29 Oct. '21. - No. 2314
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11
Bij de jongste Maansverduistering is wederom gebleken, dat de maan
uit haar baan is geraakt en voorloopt". Krantenbericht.
Teekening voor de Amsterdammer" van Joh. Braakenslek
De ijverige verkeersagent: Afstappen! Je rijdt verkeerd en te gauw."
RIJM-KRONYCK
l.
AALBERSE - ALIAS FLORIS V - ALIAS CEASAR ?
ALIAS ERZBERGER.
Daar wankelt hij, der keer'len God,
straks sleept hij in zijn vallen
de loonsverhooging mee, en 't lot
der linkerzij vazallen...
* *
*
Eerst keerden zich de zijnen af
reeds'weifelt zijn partij,
en telkens ziet hij tragisch rond
en prevelt: , Brutus.... gij!"
* *
Daar rijst een vreeselijk schrikbeeld op..
de Vrijheidsbond begon
te vuren met het zwaarst geschut
bij monde van Drion.
* *
Dat is te vee! voor Aalberse,
Hij is bevreesd voor moord
ii 't lot van Duitschland's martelaar
(van wien ge hebt gehoord.)
* *
De echo's van de linkerpers
weerkaatsen zijn geschrei,
maar 't commentaar is barsch en streng
en zonder medelij.
* *
*
Zoo sterft dan hier in Nederland
een goed en waardig man,
die geven wilde waar niet was....
Men neme zijn professors-jas,
en trekke hem die au.
en drage hem (met Veraart 6' Cie)
naar 't dorre veld der theorie....
NAAR WASHINGTON.
(participatie op 5 December).
Ziet ginds kiest de stoomboot
naar Washington zee
Van Karnebeek en zijn
getrouwen gaan mee,
kijk Beelaerts van Blokland
(in Peking beroemd)
en doctor Moresco
(zooeven benoemd)
* *
*
Ziet, hoog gaan de golven
van 's werelds krakeel.
Ook Nederland krijgt in
de ruzie zijn deel,
Straks sloopen ze China
of meppen Japan
en Nederlandsch-Indic
gaat er dan an . . . .
?KSRST
door HERMAN SALOMONSON
(Met teekeningen voor ,,de Amsterdammer" van Is. van Mens)
Op een mistigen najaarsavond kwam
Cornelissen dronken thuis. Het was de eerste
maal in zijn leven dat hem zooiets overkwam
en hij miste zoogoed alle vaardigheid om zijn
schoenen uit te trekken en naar boven te
sluipen, als om zich goed te houden tegenover
zijn vrouw. En daarbij was Cornelissen er de
man niet naar om iets grappigs in zulk een
situatie te zien of er glorie uit te putten aan
een bittertafel.
Want hij was een dood-goeie dikke blonde
boekhouder en hij vond het hcele geval zelf
allerberoerdst.
Terwijl hij langs den verschemerenden weg,
tusschen de weilanden, waar de koeien in een
zee van witte nevelflarden stonden, naar
huis stapte, had hij hardop loopen spreken.
Toen hij bij zijn huisj»kwam was hij een
heelen tijd blijven staan onder de gaslantaarn
" aan den overkant van den weg, vór hij had
kunnen besluiten om naar binnen te gaan.
Een heelen tijd had hij zijn huisje bekeken,
het huisje waar zijn vrouw en hij, nu drie
jaar geleden, als jonggehuwden waren inge
trokken.
Van tusschen de gordijnen van de voorkamer
waaierde een lichtspleet breed uit in den nevel.
Het licht leek hem niet warm of aanlok
kelijk integendeel, het scheen hem geel en
scherp, en wanneer hij zijn oogen half dicht
kneep straalde het in valsche pieken links en
rechts uit.
Toen was hij, voorzichtig, maar waggelend,
langs het kiezelpaadje gegaan en had, hél
langzaam en zachtjes, de voordeur open
gedaan.
In het portaaltje was geen licht op, maar
achter de toch,tdeur was de gang, en in den
keuken zag hij Jansje zitten voor haar
theelichtje.
Het was al lang over etenstijd, en ze hadden
zeker niet op hem gewacht.
Heel langzaam sloot hij de voordeur:
niemand had hem gehoord, zelfs Jansje niet,
diedoor bleef lezen, me t een ge bogen, van boven
verlicht geelbruin hoofd.
Cornelissen veegde zijn bezweet voorhoofd af.
Wat zou hij doen? Naar binnen gaan niet,
in godsnaam niet naar binnen, waar zijn vrouw
zat. ... En als hij naar boven ging zou Jansje
hem zien, en dit- zou het zeker merken....
Zijn hoofd bonsde zoo....
Hij ging maar op het stoeltje zitten in het
portaal, op den rand van het stoeltje, en met
zijn handen uitgespreid op z'n knieën. De
gangklok sloeg half negen. Daarna luisterde
hij weer naar zijn adem en naar het kloppen
van zijn hart....
De heele situatie kwam hem zoo zonderling
voor, Om .daar zoo stilletjes op een stoel te
zitten in het portaaltje van z'n eigen huis.
Hij was ook stom geweest om met de lui
mee te gaan....
Al die jaren had hij daar geen zin in gehad
.... en nou ineens.. . . zoo uit baldadigheid.
Zijn schuld was het niet. . . . en de laatste keer
zeker niet.... en misschien had z'n vrouw
het ook wel niet zoo hatelijk gemeend als ze
het gezegd had.... Ze had eigenlijk niets
gedaan.. . . heelemaal niets; dat was het juist,
ze deed nooit iets, maar, ze had zoo'n manier
van.... van iemand af te snauwen....
Hij kneep zijn vingers in z'n knieën....
niet aan denken nou. . . . kalm wezen. . . . Hij
veegde het zweet van z'n voo'rhoofd.
Als z'n kennissen hem eens zoo zagen
zitten, in z'n eigen huis.... Jansje sloeg
een blad om, en boog haar hoofd weer over
het boek; ze had rooie blosjes onder d'r oogen.
Gossie, wat werd ie ineens draaierig. . . .
nou maar stil blijven zitten en niet bewegen.
Zoodra hij zich opwond door te denken aan
z'n vrouw en aan al die ruzies van de laatste
dagen, dan begon hem die band om z'n kop
te knellen. Kalm nou ! Daarbinnen zat ze.
Gek toch, zoodra hij maar in d'r buurt kwam
kreeg hij dat gevoel van op je hoede zijn,
want je kan nooit weten.''
Op kantoor was hij altijd even rustig met
de menschen; soms kwam hij blij en opgewekt
naar huis, met allerlei verhalen.... en als hij
dan tegenover zijn vrouw aan tafel zat",
en ze luisterde niet naar het meest interes
sante, waar hij mee begon.... dan kwam
het weer.... boem, weg goeie stemming.
Ze leefden als kat en hond, als instinctieve
vijanden .... en waarom .... ?
Hij schrok van een bonzend geluid. Jansje
had de keukendeur dichtgedaan.
Nu zat hij heel alleen in z'n portaaltje,
met niks anders tegenover hem dan de kapstoR.
Hij begon den kapstok te bekijken; zijn
kapstok. Hij zager allemaal dingen aan die hij
vroeger nooit had opgelet: dat het paneeltje
in het midden een hert voorstelde, en dat de
linksche leenwenkop den ring uit z'n bek
miste. Aan den bovenkant en aan de zijkanten
was er een rand aan gesneden van klaver
blaadjes van drie, met klaverblaadjes van
vier aan de hoeken.
Hier en daar waren lichte plekken ; hij mocht
wei eens nieuw gebeitst worden; dat was wel
een goed werkje voor een Zondag, op zolder.
Daar knutselde hij vaak in z'n vrijen tijd ;
liever dan dat hij bij z'n vrouw zat.
Dat kastje op de logeerkamer had hij nog
voor d'r gemaakt in z'n engagementstijd,
en een vverktafel die ze aan de meid gegeven
had. Toen hij daar laatst eens op gezinspeeld
had, toen had ze z'n hand genomen, en gezegd:
arme jongen .... wat onaardig van me
Ze dacht nou eenmaal nooit bij wat ze zei,
en misschien had ze d'r wel pleizier om gehad
dat hij zijn spijt niet voor zich had kunnen
houden. Ze was altijd het liefste tegen hem
wanneer hij zich beklaagde over het een of
ander. . . . maar die dingen te voorkomen,
daar dacht ze gewoon niet aan.
Ze was niet kwaad..'., maar ze was zoo
droomerig, hoe zou hij het zeggen, net of ze
in een andere wereld leefde. En daarom kwam
hij hoe langer hoe meer apart te staan, en
alleen... .
En zoo was het misschien ook wel gekomen
dat hij vanavond zoo stom was geweest met
die lui mee te gaan.
# *
Haar mantel hing aan den kapstok. Die hing
in lange plooien en leek wel nat. Ze was
zeker uit geweest vanmiddag. En daarnaast
hing een jas van hem, en dan nog een mantel
dien hij niet kende. Nee, nou er visite was
ging hij zeker niet naar binnen.
En dan hing d'r haar andere mantel, dien
ze aandeed als ze boodschappen ging doen in
het dorp, en haar bonten hoedje.
En dan hing er nog een winterjas van hem
aan, en waarachtig nóg een vreemde mantel,
on een mantel van Jansje .... Die meiden toch
tegenwoordig. . . . Hij schudde langzaam z'n
hoofd heen en weer.
Och och.... wat zoo'n ding toch al niet
te dragen had.... zoo'n ouwe kapstok....
Die hing daar maar goedig met z'n armen
uitgespreid en iedereen kon d'r maar z'n
boel aan ophangen zonder dank-ie te zeggen.
Daar was zoo'n kapstok nou maar net goed
voor.
Kijk die mantel van z'n vrouw eens in nijdige
plooien hangen.... een spichtige lange,
nijdige mantel was het.... en ie hing d'r an
met een gezicht of ie zeggen wou: nou, daar
hang ik nou.... maar niet voor mijn plei
zier hoor!"
Houd, mannen van Holland,
je zwemvesten aan " '
In Washington wordt het
ontwapenen of slaan....
Vaar uit met de wimpel
van Grotius' recht
bereid tot den vrede,
van niemand de knecht.
MELIS S T o K E
tlliiiiiillllliliiiiitllllllliiillllllllll iiiiiiiiiiiiittMiiiiiiiiiiliiiiiHiiiiiiliiii*
IBKEEKBIOlu
V RAGENRUBRIEK
voor
Algemeene Wetenswaardigheden
O. B. te H. Kunt u mij ook de
paaschformule mededeelen, d.w.z. de opgaaf om met
zekerheid den datum te bepalen waarop de
ie Paaschdag valt, en wel van elk willekeurig
jaar?
Deze formule is te uitgebreid om in deze
rubriek op te nemen. Zij is te vinden in:
Muré, Paschenberekeningen. De rekenwijze
met guldengetallen, epacten en Zondagslet
ters verklaard en met voorbeeldert toegelicht.
Leiden 1885.
Sijthoff's Woordenboek voor Kennis en Kunst
op het woord Paaschfeest."
De Navorscher, Ie jaargang, blz. 310,311.
P. v. B te M. In ons dorp, waar de houten
woningen dicht op elkaar zijn gebouwd, zijn
sedert eenige jaren houten telefoonpaten ge
plaatst en na dien schijnt de bliksem hier sterk
aangetrokken te worden. Leveren die telefoon
draden en -palen geen gevaar op voor de om
geving ?
Volgens ons van deskundige zijde verstrekte
inlichtingen leveren goed aangelegde telefoon
netten,, waaronder die van het Rijk behooren,
bij onweer nooit gevaar op voorde omgeving,
maar voorkomen zij eerder het inslaan van
den bliksem in de gebouwen waarover en
waarlangs zij loopen, doordat zij hem de
gelegenheid bieden zich langs de draden een
uitweg te banen naar de aarde.
Net of ze daar hing voorliet plcizier van die
kapstok !
En kijk die hoed ! Schuin hing ze, en
met een praats, of de heele kapstok alleen
voor haar was ! En die dikke mantel die hing
d'r breed-uit aan, net zooals ze hem opge
hangen had ! Die maakte zich extra-zwaar,
alleen om den kapstok te pesten! Dat kon je
goed zien. De vreemde mantels hingen d'r
schuin over, net als menschen die over de
hoofden van anderen heen naar iets grijpen
willen.. . . Die hingen d'r maar voor een kort
poosje. Je kon zien dat ze haast hadden om
straks weer weg te komen.
Wat intusschen niet weg nam dat ze toch
ook maar allemaal van dien ëénen ouwen kap
stok profiteerden.
God-god.... dat zoo'n ding niet nijdig
werd.... Dat hij die heele zaak maar goeiig
bleef dragen. Als z'n vrouw morgen tien van
die kakelvriendinnen inviteerde, zouden die
ook alle tien gemoedereerd haar mantels aan
dienzelfden oenen kapstok hangen, allemaal
over elkaar heen, aan dezelfde haken, en
het zou een vreeselijk gedrang zijn en een
ontzettend gewicht. Ineens begon hij legenden
kapstok te praten.
Ben je gek", zei hij, smijt er die heele
zaak af ! Daar ben je immers te goed voor
om al die grillen en onzin te dragen ! Wees
een vent !"
Maar de kapstok zat met stevige krammen
aan den muur vast en zei niks terug.
Wil je niet?" informeerde Cornelissen.
En tegelijk viel zijn oog op den mantel van
Jansje. Braaf meisje, die zorgde voor d'r
moeder en d'r broertje. Het was een dun
manteltje. Goeie kapstok.... die droeg er
nog de zorgen van die arme meid bij ook !
Ik zal hèm on t laste n van m'n dikke winterjas,
dacht Cornelissen, die is zwaar. Hij stond op,
greep de jas.... maar waggelde toen, en viel
achterover.
De kapstok, die wel was ingericht op
verticale lasten, maar wier horizontale ver
zekering in den muur niet op Cornelissen's
gewicht was berekend, liet los, en bedielf hem
onder zijn eigen gewicht, alle mantels,
hoeden en jassen, plus een regen van kalk.
Toen Cornelissen van zijn ontsteltenis
bekomen was, stond zijn vrouw voor hem. De
beide vriendinnen loerden om een hoek
van de kamerdeur en Jansje stond in de
geopende keuken met een verschrikt gezicht.
Je bent dronken", siste zijn vrouw....
Nietes!" zeide hij zwak....
Lammeling! Dronkaard!" fluisterde ze
met een schichtigen blik naar de vriendinnen
die zich schielijk terugtrokken.
Ga naar de logeerkamer", dreigde ze.
Cornelissen antwoordde niet, maar keek
haar strak aan.
Dit prikkelde haar nog meer....
Den heelen kapstok heb je vernield ....
beest l Proleet. . . . !"
Toen stroomde een warm gevoel door zijn
borst. . . . een moed en een helderheid kwamen
over hem die de dikke man nimmer tegenover
zijn vrouw gevonden had.... een verheven
glimlach verlichtte zijn rood gezicht, en,
terwijl hij zijn beide armen zijdelings uit
strekte, zeide hij:
,,/A- ben een kapstok.... ik.... zie je wel?"
Je bent dronken !" siste ze en trachtte
hem uit het portaaltje te trekken; maar
nu stond hij stevig, en ging voort:
M//heb je altijd als een kapstok behandeld.
Die kapstok heeft mij geleerd wat mijn rol
hier in huis was.... ik was goed om alle
zorgen en grillen aan op te hangen.... ik
moest alles doen.... iedereen steunen. Wat
ze niet noodig hadden hingen ze maar aan
mij op zoolang.... En wie steunde mij? Wie
dacht er ooit aan dat ik ook wel eens een.
steuntje verdiende?.... Ik was precies als
die kapstok.... Regenjassen kon die dragen
en jouw zorgen kon ik dragen.... maar
niet je grillen.... die konden d'r niet meer
bij.... En nou is het uit.. .. stik !"
Nog voor zij van haar verbazing bekomen
was had hij de straatdeur geopend, en ver
dween hij blootshoofds in het duister. ...
Zij staarde ontzet naar de open deur....
en vervolgens naar de gaten in de kalk van
den gangmuur.
Aan hare voeten lag, op een stapel mantels
en hoeden, de kapstok, doormidden gebroken.
Bah !" riep ze, en smeet hard de voordeur
dicht.