Historisch Archief 1877-1940
29 Oct. '21. No. 2314
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Wat iedere Huisvrouw van
Ziekenverpleging moet weten
Het verleenen van bijstand aan den zieken
evenmensch, het doen van pogingen om aan
de ziekte een gunstigen afloop te verzekeren,
behoort wel tot de eerste teekenen der
menschelijkc beschaving. Medelijden en humani
teit drongen er toe, om, als in het verhaal
van den barmhartiger! Samaritaan, de zorgen,
aan den zieke besteed, als goed en deugdzaam
te beschouwen. Eeuwen lang heeft de zieken
verpleging in dit teeken der barmhartigheid
gestaan, ook toen bepaalde vereenigingen,
zooals de orde der Johanniters, zich vormden
om zich uitsluitend aan dit doel te wijden.
De drang des harten om in deze. richting
werkzaam te zijn, vinden wij misschien
nergens zoo duidelijk uitgesproken als in
de vele verhalen omtrent de H. Elisabeth,
waarvan een der meest bekende haar brooden,
in het voorschoot verborgen, naar de zieken
laat brengen. Zij wordt daarbij door haren
wreeden echtgenoot, die het haar verboden
had, betrapt, woedend trekt hij haar voor
schoot open en ziet: de brooden zijn in rozen
veranderd. Het moest tot in de 19de eeuw
duren voordat van eenige wetenschappelijke
organisatie sprake kon zijn. Het was een
moedige en verstandige vrouw, Florence
Nightingale, die opgewekt door de treurige
ervaringen tijdens het beleg van Sebastopol,
richting wist te geven aan een nieuw tijdperk.
De overtuiging ontkiemde, dat een goede wil
en een vroom hart niet voldoende waren
doch dat ziekenverpleging geleerd en ge
oefend moest worden om goede uitkomsten
te bereiken. Deze richting won steeds meer
veld, wel is waar niet zonder strijd, want door
velen werd de roeping, de, dikwijls naar de
religie van een zekere kleur voorziene naasten
liefde in die mate als het primaire element
beschouwd, dat zij de vrees niet onderdrukken
konden, dat daaraan afbreuk zou worden
gedaan door wetenschappelijke studie in
het vak, dat de ziekenverpleging op deze
wijze dreigde te worden. In ons land werd de
groote strijd omstreeks 1890 en de daarop
volgende jaren gestreden. En thans is er geen
verschil van meening meer. De ziekenver
pleging is geworden tot een vak, tot een
onderdeel der geneeskunst, als hoedanig
Mendelsohn haar zelfs met den afzonder
lijken naam hypurgie heeft willen betitelen.
Dit alles neemt niet weg, dat hierdoor
het element barmhartigheid, naastenliefde,
vocatie zijn volle waarde heeft behouden.
Zooals in zoovele andere vakken, zal hij die
met ambitie, met liefde voor het vak, met
roeping dat vak uitoefent, beter slagen en
meer bereiken dan die deze eigenschappen
niet bezit. Maar een goede verplegende is
niet meer denkbaar, zonder het bezit van een
bepaalde hoeveelheid kennis en van een
bepaalde mate van technische vaardigheid.
De ziekenverpleging is een beroep geworden
als zoovele andere.
Met de uitbreiding van het vak hield de
verschuiving van het arbeidsveld in de
"richting van een eigen werkplaats, het zieken
huis, gelijken tred. Daar kon het vak beter,
in het groot, worden uitgeoefend, dan bij
eiken patiënt in zijn eigen woning. Dit was
een natuurlijke gang van zaken, vergelijkbaar
met zooveel andere gevolgen van toenemende
behoeften en grootere differentieering van
arbeid. Welk een geschiedenis ligt tusschen
den tijd dat zelfs edclvrouwen aan het spinne
wiel zaten en de huidige texticl-industrie !
Op velerlei gebied komt het zelf-doe n in het
gedrang of wel wordt gansch uitgeschakeld.
En zoo is de toeloop van zieken naar de
ziekenhuizen in de laatste jaren zeer belangrijk
toegenomen.
Er is echter een grens. Niet alleen door de
praktische onmogelijkheid om genoeg
ziekenhuisruimte beschikbaar te stellen, om alle
zieken te kunnen opnemen, waarbij nog buiten
rekening gelaten worden de fabelachtige
sommen, die daarmee thans, gemoeid zouden
zijn. Maar het belieft hier niet een ding doch
een inensch, een lid van het gezin.
De zieke verkiest zijn eigen thuis meestal
verre boven liet ziekenhuis, vooral wanneer
het een eerste kennismaking geldt en aan^het
ziekenhuis allerlei juiste of onjuiste voor
stellingen worden vastgeknoopt. En zijn omge
ving, zijn moeder, zijn vrouw, zijn dochters
zien in hem niet alleen den zieke, maar den
zieken zoon, man of vader en meenen een
zeker recht te mogen doen gelden om zelf zijn
verzorging op zich te nemen en hem niet
aan anderen af te staan. Hoe mooi en goed
het ziekenhuis ook moge zijn, welke
voordeelen daarvan ook worden aangeprezen,
zij houden den zieke, hun zieke, liever thuis.
Zij beschouwen het ziekenhuis als een nood
zakelijk kwaad en staan daarom hun patiënt
niet af, zoolang zij niet overtuigd zijn dat
de noodzakelijkheid het.in dit geval van het
kwade wint. Hoever nu die noodzakelijkheid,
afhankelijk van den aard van het ziektegeval,
de behuizing, de beschikbare -personen en
hulpmiddelen, enz. zich ook uitstrekt, er
blijven nog vele patiënten over, die niet
naar lïet ziekenhuis gaan en dus thuis ver
pleegd moeten worden.
Ook dan kan nog vakkundige hulp verkre
gen worden in de gedaante van een ver
plegende, maar ook deze is niet altijd beschik
baar en inderdaad ook niet altijd noodig.
Zij het dan ook in kleiner aantal, toch blijven
er ten slotte patiënten over, waarvoor de
huisgenootcn moeten zorgen, en het is dikwijls
eerst wanneer dit geval zich voordoet, dat
begrepen wordt hoeveel men in kennen en
kunnen te kort schiet, dat men zich beklaagt,
zich niet voorbereid te hebben op hetgeen
men toch wist, dat zoo gemakkelijk komen kon.
In de Bruidskorf" heeft mevr. Zwaarde
maker?Visscher het zoo aardig gezegd: Als
een jong paar gaat trouwen en de woning
wordt ingericht, dan vergeten zij zelden,
een kamer voor logee's in orde te maken.
Maar van de logee, die altijd ongenood en op
het mee'st onverwachte en minst geschikte
oogenblik aanklopt en aan wie geen belet
gegeven kan worden: ziekte, wordt gewoonlijk
niet gedacht. En evenmin als dan een zieken
kamer met toebehooren gereed of gemakkelijk
gereed te maken is, evenmin is de huisvrouw
in staat te voldoen aan de verschillende
eischen, die met die logee het huis binnen
komen.
Daarom is het zoo nuttig dat iedere vrouw
zich althans de grondbeginselen der zieken
verpleging eigen maakt. Zij behoeft volstrekt
geen volleerde verpleegster te worden en
dit kan zij ook niet zonder een langdurige
oefenschool met zieken-matcriaal, zooals al
leen het ziekenhuis kan geven. Wat zij dan
wel moet weten? In de eerste plaats de
algerneenc beginselen der gezondheidsleer. Die
beginselen zijn och zoo eenvoudig. En toch
schijnt de stelselmatig doorgevoerde toepas
sing nog al eens moeilijkheden op te leveren.
Vooral wanneer als tweede eisch hierbij
komt, dat die eenvoudige gezondheidsmaat
regelen moeten worden beschouwd en uitge
voerd in verband met den zieke.
Voor den zieke zijn in het algemeen noodig:
licht, lucht, reinheid en rust. Om te beginnen
moet dus de ziekenkamer zoo worden inge
richt, dat aan deze eischen kan worden
voldaan. Als daar van te voren niet aan
gedacht is en de ziekte staat plotseling voor
ons, dan kan het heel wat hoofdbreken kosten.
In den regel zal de slaapkamer vooreerst
ook ziekenkamer zijn. Maar in vele gevallen
zullen de bezwaren niet uitblijven c.n soms
moet het heele huis overhoop gehaald worden
om een bruikbaren toestand te verkrijgen.
Het bed moet zoo geplaatst worden, dat,
terwijl de kamer toch voldoende verlicht
wordt, de patiënt niet door het licht gehinderd
wordt. De kamer moet altijd frissche lucht
bevatten. Vooral bij slaapkamers komt het
nog al eens voor, dat aan dezen eisch juist
dan voldaan wordt, als zich niemand in de
kamer bev.indt. Overdag staan ramen en
deuren wijd open. Aan den nacht wordt zoo
geen aandacht geschonken en het verschil
tusschen het oogenblik van slapen gaan en
dat van ontwaken behoeft zelfs geen fijne
neus om gemakkelijk ontdekt te worden.
1. S. MEUWSEN.Hofl., A'DAM-R'DAM-DEN HAAG
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
mm minimin immuun i liiiiiiiillilimilliliiiiiiiliiiiiiii' IIIIIIIIIIIIIMIII
Maar met een zieke staat men plots voor het
moeilijke probleem om de lucht van de aller
beste kwaliteit te houden, zonder dat de kamer
ook maar n oogenblik ontvolkt kan worden.
Dan komt eenige studie omtrent ventilatie
niet van onpas.
De eisch van reinheid geldt zoowel de
kamer met al wat zich daarin bevindt als den
zieke zelf. Aan de Hollandsche huisvrouw
zal er al dadelijk veel aan gelegen zijn, de
kamer zooveel mogelijk stofvrij te houden.
Niet ieder is de gelukkige bezitster van een
Hoover. De stoffer heeft nog niet afgedaan.
Als deuren en ramen wijd openstaan, mag
verwacht worden, dat het opgejaagde stof
voor een goed deel uit de kamer waait, en
zou het alleen aanbeveling verdienen degene,
die stoft, van een stofmasker te voorzien.
Maar dat zal niet mogelijk zijn als er een zieke
in de kamer ligt. En deze mag in geen geval
op stof onthaald worden. Eerst voldoende
bekendheid met het geheele stofvraagstuk
kan hier tot een bevredigende oplossing
voeren, een bevrediging , die zich dan ook zal
uitstrekken tot de opoffering van fraaie
kleeden, gordijnen en versieringen.
De zieke heeft rust noodig. Allereerst is
daarvoor noodig een goed gebouwd en toe
gerust ledikant. De gezonde, die wat meer of
minder dan 8 uur slaapt, stelt vrij wat lagere
eischen aan zijn legerstede, dan de zieke die
er weken en maanden op vertoeven moet.
De gezonde zal zich niet doorliggen, zelfs
niet op het meest ondoelmatige veeren bed.
Bij den zieke zijn daarentegen bij de beste
matras de pijnlijkste voorzorgen noodig
om dat schrikbeeld niet tot werkelijkheid
te doen worden.
De zieke moet gewasschen, zijn kleeding
moet dikwijls gewisseld worden. Slechts
zelden mag dit aan hem zelf worden overge
laten. Hoeveel zorg is niet bij dit alles noodig,
opdat hij zich niet te veel vermoeit, opdat ook
hierbij de noodige maatregelen tegen doorlig
gen worden getroffen. Geregeld moet de pa
tiënt vcrbed worden. Daarover zou een
afzonderlijk artikel te schrijven zijn. Maar alles
wat van belang is, kan gemakkelijk geleerd
worden, het eenige noodige is, het alles zoo
goed te weten, dat het ook op het juiste
oogenblik goed wordt toegepast.
De omgang met den zieke stelt afzonder
lijke eischen. Hoe na verwant de patiënt
ook is, toch zal hij als zieke anders behandeld
moeten worden dan in gezonde dagen. Zonder
twijfel speelt aangeboren tact hierbij een
groote rol, maar daarnaast kan ook veel
aangeleerd worden. Er dient aan gedacht
te worden, dat de patiënt zoolang hij ziek is,
dikwijls een gansch ander karakter vertoont,
dan wij van hem gewoon waren. Die veran
dering moet onopgemerkt uitgevorscht en
dan het optreden daarnaar ingericht worden.
Grootere prikkelbaarheid mag ontzien wor
den, zonder nochtans uit het oog te ver
liezen dat goede verpleging onmogelijk is,
wanneer men niet een zeker overwicht weet
te bewaren.
Zoo moet ook-de positie tegenover den
patiënt bepaald worden voor de rol, welke de
verplegende vervult als hulp van den arts.
Die hulp bestaat niet alleen in bijstand
gedurende het onderzoek en bij kleine
kunstbewerkingen, die soms noodig zijn, maar ook
bij de behandeling moet de verplegende mate
rieel en moreel den arts kunnen steunen.
Het op tijd ingeven van drankje of poeders
is niet voldoende, het geheele optreden
tegenover den patiënt behoort te gaan in
de door den arts gewenschte richting. Alleen
door het vertrouwen in den arts bij den pa
tiënt hoog te houden, zal de verplegende
kunnen bereiken, dat ook de arts
wederkecrig zijn vertrouwen schenkt en daarmee
steeds meer en geruster verschillende dingen
aan de verplegende toevertrouwt.
Op deze wijze kan ook de ziekenverpleging
in het huisgezin tot een hoogst dankbare
taak worden. En blijkt die taak in een enkel
opzicht soms te zwaar te zijn, dan mag nog
gewezen worden op een prachtig redmiddel,
dat in de laatste jaren belangrijk aan
beteekenis heeft gewonnen, n.l. de wijkver
pleging. Voor enkele moeilijkere uit te voeren
handgrepen kan de hulp der wijkverpleging,
n of twee keer daags verleend, de vrouw
van den huize in staat stellen, al het overige
zelf voor haar dierbaren patiënt op zich
te nemen.
Uu. P. II. v A N E u K N.
illliiimiiikiiii i
Estella Hijmans-Hertzveld
herdacht
/
1881?4 November?1921
WOLLEN DEKENS
In deze dagen van
ontwapenings-conferenties komt men er haast vanzelf toe met
eenige woorden de nagedachtenis te eeren,
veertig jaar na haar dood, van de dichteres,
die tusschen 1850 en 1880 een zeer goeden
naam had, van Estella Dorothea Salomea
Hertzveld, geboren 14 Juli 1837 te
's-Gravenhage, gehuwd in 1863 met Jacobus Hijmans,
en overleden te Arnhem, nog jong, op vier*
enveertigjarigcn leeftijd, den 4dcn November
1881.
Zij toch en daarmee is gewezen zoowel
op den naam dien zij als dichteres had als
op haar beteekenis in deze dagen van
ontwapenings-propaganda zij toch, een
Hollandsche Bertha von Suttner, is de
dichteres van het mooie en in zijn tijd zeer
bekende ,,Ten Oorlog", dat in 1866 in Van
Lennep's Almanak Holland" verscheen, en
van het wellicht nog mooiere en in zijn tijd
nog meer bekende Het Triomflicd der Be
schaving", dat uit hetzelfde oorlogsjaar
dagteeketit.
Thans, ruim een halve eeuw na zijn ver
schijnen, heeft het nog alle actualiteit be
houden, wat.... nu juist wel niet zeer
bemoedigend is voor de vele -voorstanders
van den eeuwigen vrede.
Met smaak, of liever: bij intuïtie, heeft de
dichteres in de verschillende gedeelten van de
twee, vrij groote, gedichten verschillende
maten gebruikt, waardoor ze tot het einde
blijven boeien en waardoor ze het vermoeiende
missen, dat ze anders misschien volgens veler
smaak zouden hebben. Bij elke nieuwe ge
dachte, die zij gaat uitwerken, wordt men
door het nieuwe rhythme opnieuw geboeid.
Sterk heeft zij het gedaan in ,,Het Triomflied
der Beschaving" en vooral in dat gedicht een
zeer mooi effect er mee bereikt.
In negen vierregelige strophcn wordt de .
negentiende eeuw in haar werken en streven,
in haar vooruitgang, verheerlijkt, maar
zwijgt" roept de dichteres:
Zwijgt machtige stemmen,
Zwijgt lied'ren der eeuw,
Want ginder verheft zich
Een aaklig geschreeuw.
Altijd luider, - altijd feller,
Altijd wilder, altijd sneller:
Het zijn kreten van wraak,
Het zijn kreten van bloed;
Een verstikkende pulverdamp rijst
En een rosse vlammcngloed.
,,En", vervolgt zij droefgeestig, herinnerend
het begin van haar gedicht:
En nog dreunt het hijgen en bonzen en
haamren
Altijd weer
Op en neer
Uit de donkre kaamren;
Maar neen, 't is dezelfde triomfzang niet
meer.
Dan wordt in tien, weder vierregelige,
strophcn de negentiende eeuw verguisd om
ilWnilllllllMIMIIIII
wat zij nog onmenschelijks en
menschonteerends te aanschouwen geeft, en de dichteres
eindigt met als haar ideaal van een ideale
wereld aan te geven:
Eens als de weeën der aarde geduld zijn,
Eens als het koren der liefde is gerijpt,
Eens als de dagen der zonde vervuld zijn,
Eens als het menschdom zijn menschheid
begrijpt
Dan zal geen wetenschap moordstelsels
leeren,
Dan staaft geen eerzucht haar droomen door
't staal,
Dan zal beschaving in waarheid regeeren,
Dan wordt haar arbeid het Gods Ideaal.
In dienzelfden tjjd schreef zij nog enkele
andere maatschappelijke zoogenaamde
tendenz-gedichten, zoogenaamde zangen des
tijds", zooals Het Lied der Negerin, een
Dag vór de Vrijheid" (1863), en De Eman
cipatie der Vrouwen" (1863).
Zij was begonnen reeds op vijftienjarigen
leeftijd had zij een gedicht vervaardigd,
Saul's Dood", dat door Mr. Jacob van Gigh
in een vergadering in Den Haag werd voor
gedragen met godsdienstige
(oud-testamentische) verzen, zooals Elias in de Woes
tijn", Tocht der Israëlieten door de Roode
Zee" en historische gedichten, als Julius
Caesar op den Snowdon", Hannibal", welke
soort gedichten zij ook nog later gaf, als
Maria Theresia" (1861), Maximiliaan van
Oostenrijk" (1866). Tot haar meest bekende
verzen behooren nog De- Aalmoes"' (1862)
en De Priesterzegcn" (1863).
Nadat zij, in het begin van 1881, vergeefs
in zachter klimaat genezing voor haar ziekte
de ziekte uit De Génestet's Het Haantje
van den Toren" had gezocht en wellicht
haar einde voelende naderen, besloot zij haar
gedichten, die in verschillende tijdschriften
en almanakken, vooral in het Jaarboekje
voor Rederijkers", verspreid lagen, te schiften
en het beste van hetgeen zij had geprodu
ceerd in een bundel uit te geven. Deze bundel,
een pracht-editie in groot-octavo formaat,
waarvan zij zelf nog de correctie heeft kunnen
voltooien, verscheen in de maand van haar
overlijden en is versierd met een fraai, groot
portret van de dichteres. 1)
Laten we in deze rubriek niet onvermeld
laten, dat zij een der oprichtsters is geweest
van de vereeniging Arbeid Adelt".
En laat ons mogen opmerken, dat wel
in den vierden (laatsten) druk van Winkler
Prins',doch niet in Oosthoek's,,Encyclopaedie"
iets over haar voorkomt. Een nalatigheid,
waarin in het supplement-deel van dit
werk wel voorzien mag worden.
L. K o c H
1) Estella Hijmans-Hertzveld, Gedichten!
's rayenhage, 1881.
IPADOX
LtVEST DE/VE.PLANCD INZfCP KOPTCN
TUD ALLE HOUTCQNyTRUCTlE^
Auy
LANDHUIZEN
/CHOOLCEBOUWEN
JACHTHUIZEN
ZIEKENHUIZEN
INLICHTINGEN OP AANVPAAG
limilMlllllmiMMHIl lllllllllMllllllllIIlllllllMIIIIMlIlllltllllllllllllllllIIllllllllllllllllllllllIlIllllllllllllllIIIIll
BIJ DE LAPPENDEKEN
Wie van de Diepe Steeg langs den grintwcg
naar de Onzalige Bossche n is gewandeld,
weet, dat even voorbij het Witte Hek het
uitzicht zich opeens verruimt over wijde
golvende akkers. Naar rechts loopcn ze- op
naar het statig geboomte van den
Rouwenberg, links grenzen ze aan . jong deiinehout
en aan hoog opgaand naaldbosch van
Middachten. In den regel ziet dit bouwland er
heel bont uit, want het wordt verpacht in
kleine perceeltjes. De een teelt er zijn aard
appelen, de ander rogge of haver of bonnen,
sommigen dulden veel onkruid op hun veld,
anderen niet en zoo is dit stuk iand aan zijn
naam van Lappendeken gekomen. Officieel
heet het de Steegsche Rouweirberg en het is
een bezitting van de Vereeniging tot Behoud
van Natuurmonumenten. Er zijn wel menschen
die meenen, dat deze Vereeniging zich speci
aal toelegt op het bewaren van woestenijen,
maar die kunnen nu hier tot beter inzicht
komen. Heel de begroeide Veluwe/.oom is
cultunrland, hetzij bouwland, hetzij
boschplantage, de hooge heide ligt verder achter
waarts en komt alleen wat dichter naar den
IJsel in de beroemde ravijnen en kopjes van
Heuven. De voornaamste aantrekkelijkheid
van dit landschap ligt vooral in de afwisse
ling van hoog en laag en indien het heelcmaal
beboscht werd, zou het lang zoo boeiend niet
zijn als nu. Wij willen daarom die Lappen
deken blijven behouden zooals nu, om te ge
nieten van al haar golvingen en plooien, om
te midden van de hosscheiu eu besef te kunnen
hebben van den bouw van het landschap. Dat
de ploeg de lijnen wat heeft verdoezelt, hin
dert hier weinig of niet.
Het merkwaardigste van deze Lappendeken
is wel, dat een klein stukje ervan toch nog
een heel oorspronkelijk woeste plek is en vrij
schijnt gebleven van de inmenging van den
mcnsch. Misschien was de grond er te steenig
of onvruchtbaar, in ieder geval het is buiten
de ontginning gebleven en wanneer ge nu
naar de Onzalige bosschen wandelt, dan ziet
ge naar rechts voor u een rechthoekig stuk
berkenhcide tusschen de bouwlanden tegen
de helling liggen. De rechthoekigheid is weer
te danken aan de ploeg. De berken zijn er
niet geplant, maar vanzelf opgeschoten
zooals deze mooie boom dat overal doet, waar
men hem maar zijn gang laat gaan. In de
bebosschingen wordt op menige plaats de berk be
schouwd als een onkruid, even erg als kweek
en zwartgras in de tarwe of herik in het aard
appelveld, 't Is met al zijn liefelijkheid een
geweldige egoïst, die met zijn zwieptakken
alles in het rond stuk ranselt, om zichzelf een
goede plaats te verzekeren. Op het heitje
Berkenheide bij de Lappendeken.
Foto Aug. Ocpkcs
van de Lappendeken laten we hem echter
rustig betijen en het jaargetijde markeeren
met zilverwitte' stammen en roode twijgen op
bruine hei in den winter, met sprankelend
geurig groen loover in de lente, met geel en
groen van herfstig blad op paars bloeiend
heidekruid in het najaar.
Deze berkenheide is al spoedig een van mijn
lievelingsplekjes geworden en ik heb er uren
en uren doorgebracht, vooral aan den
benedenzoom, die grenst aan een smallen zandweg
langs de bouwlanden, een weggetje, dat met
zijn bramen en frambozen, sleedoorn en wilde
roos de herinnering aan het woud levendig
houdt tusschen de aardappelen en boontjes.
Waar hei en berken, slcedoorn en framboos
bij elkaar groeien verwacht de liefhebber van
planten en dieren allerlei moois en hij wordt
er dan ook zelden teleurgesteld.
Het is heel rustig op dit plekje, want behalve
de lieden, die op het bouwland te doen hebben,
komt er haast nooit iemand. De wandelaars,
die zich in ingezonden stukken erover beklagen
dat men hun op sommige buitenplaatsen
alleen de wandeling toestaat, indien zij de
hoofdwegen niet verlaten, komen hier in deze
volmaakt vrije streek haast nooit van de
hoofdwegen of van den wandelweg van den
Rijwielbond af. Ik heb daar uren naar liggen
kijken: automobielen, rijtuigen, fietsen, wan
delaars bepaalden zich tot de twee wegen
naar de Onzalige bosschen en naar de
Carolinahoeve. Aan ronddolen werd weinig ge
daan en mijn berkenboschje lokte tevergeefs.
Toch moet ik u even vertellen, dat je hier,
liggend in de hooge hei onder de ritselende
berken nog heel bijzondere genietingen kunt
smaken zoowat in alle tijden van het jaar en
misschien het meest in de tweede helft van de
groote vacantie. Het boschje vormt een
schiereiland in de akkers en is nu het natuurlijk
toevluchtsoord voor de vogels, die daar hun
voedsel zoeken en dat zijn er niet weinig.
Soms ziet ge er geeneen, meest zijn ze aan het
werk, verborgen tusschen het gewas. Maar nu
worden ze door de een of andere oorzaak opge
schrikt en nu kernen zwerm bij zwerm van
IIIIIIIM iimiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiillliiiiiiiiiiiiiiiiiiuii
vinken, kneutjes, groenlingen, gcelgorzen,
paapjes, tapuiten, keepen, goudvinken,
puttertjes, leenwerikken opzetten, al naar den
tijd van het jaar. Ze vluchten niet onmiddellijk
in de berken, maar strijken graag ook even
neer op de draadheiningen, die hierde akkers
omgeven om ze te beschermen tegen het wild.
Wel, ik heb het gezien dat die draadheining
bij de berkenhei over een lengte van zestig
meter heelemaal groen en geel zag van al de
groenlingen en gorzen, meest jonge vogels
en er zaten ook fitisjes en vliegenvangers
tusschen met kneuen en puttertjes en ta
puiten. Dat ging dan allemaal kwetterend
en schreeuwend naar de berken toe en dan
in troepjes en slierten weer naar het bouwland,
waar je ze zag verzinken tusschen het aard
appelloof. Er groeide daar onkruid in menigte,
meest melde en herik, die in den nazomer
maanden lang rijkelijk voedsel geven aan
de zaadminnende vogels.
Als ik wat meer aan De Steeg kwam, zou ik
niet nalaten aan de berkenheide van de
Lappendeken de vogels van het bouwland te
bekijken. En misschien zou het wel goed zijn,
om hier een drink- en badgelegenheid voor
de vogels te maken. Als het zoover komt,
neem dan eens het zandwegje, ook al wijst geen
blauw pijltje er heen.
J A c. P. T n i .1 s s E.
iiiiiiiiiiiiniiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiii,n,,,,,,,?,,,
^MtitiiiHtmtutttutitiitutiiHiiinmiiiitiniiiitiiiHitiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii,.
l N.V. Koninklijke Kweekerij i
l MOERHEIM" l
I te DEDEMSVAART |
[ kweekt jaarlijks meer dan f
I 80.000 Struikrozen l
Catalogus op aanvraag.
iiiiiimiiiiiiiiiiiiiminitri