De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 29 oktober pagina 7

29 oktober 1921 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

29'0ct. '21, No. 2314 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND E. K. DLHRING (In memoriam 1833?1921.) Met enkele woorden zullen wij trachten D's beteekenis als denker, hervormer en onderzoeker te schetsen. Wij stellen hierbij voorop, dat een volledige schets, als gaande boven onze krachten niet. is beoogd. Want D. was behalve oorspronkelijk philosoof en econoom, mathematicus, natuurkundige, jurist, propagandist, literatuurkenner en rassen-theoretikus, en onderscheidde zich op alle deze terreinen door baanbrekende onder zoekingen. Onder deze omstandigheden is het duidelijk, dat slechts een man van Dühring's kennis en veelzijdigheid, wetenschap pelijke prestaties juist zou kunnen schetsen. Das Bessere is echter dikwijls der Feind des Outen. Wij meenen een goed werk te doen, indien wij trachten een indruk zij het ook een oppervlakkigen indruk te geven van de oorspronkelijkheid, diepte en gedachtenrijkdom van D's werken, waarbij wij ons noodgedwongen vooral beperken tot die terreinen zijner werkzaamheden (economie en recht), waarin wij eenigermate deskundig zijn en overigens tot die punten, welker kennis voor eene juiste waardeering van zijn persoon en denkbeelden noodzakelijk zijn. Daar D. in hooge mate concentrisch denker is, levert deze beperking betrekkelijk weinig bezwaar op. Want in bijna elk onderdeel van D's systeem weerspiegelt zich zijn gansche gedachtenwereld. Het eigenaardige van D's persoonlijkheid bestaat in het samengaan van een begaafd en kritisch denkvermogen mét een krachtig en fijn gevoel voor moraal en recht. ,,Verstandesgemasz und gerecht" is D's devies. Het verstand is hem hoogste instantie, het begrijpelijke poolster voor zijn gedachtenleven. Alles zooveel mogelijk begrijpen, het onbegrijpelijke als zoodanig scherp omlijnen, het tegen ons verstand indruischende als gif bestrijden en verdelgen was steeds D's streven. Uit dezen wortel is zijn logomathisches System", dat nauw verband legt tusschen het logische en het mathematische opgegroeid; hieruit moet zoowel zijn vijand schap tegen godsdienst, bijbel en Jodendom als zijn afkeer van spiritisme, magnetisme, mysticisme, scepticisme, meer dan driedi mensionale meetkunde en onsterfelijkheidsgeloof enz. worden verklaard. Zijn Ersatz der Religion" en zijne Literaturgrössen" staan in het teeken eener uitzuivering van de z.i. verderfelijke, anti-verstandelijke, Semitiesch-Aziatische invloeden. De niet-Semitiesche rassen en inzonderheid het Germaansche ras, moeten zichzelf worden op zedelijk, religieus en literair gebied. Hoewel denker bij uitnemendheid stelt D. den goeden wil nog boven het jui?ste denken. Sterk komt dit uit in zijn Geschichte der Philosophie", die zoowel de gezindheid der wijsgeeren als het waarheidsgehalte hunner stelsels bedekt, maar aan de goede gezind heid hoogere waarde toekent. Willenen denken moeten elkander aanvullen en in voortdurende wisselwerking staan. Maar in laatste instantie is het de goede wil, die ook aan ons denken en wetenschappelijk streven ware stuwkracht en juiste richting geeft. D's gansche willen en denken is met opoffering van lagere belangen, in dienst gesteld van een diep door hem gevoelde roeping. Hij heeft het als zijne persoonlijke hoofdtaak gevoeld, onechte we tenschap en kunst, religie en zoogenaamde philosophie te bestrijden en daarvoor in de plaats de grondslagen te leggen van eene, alleen op de werkelijkheid steunende, wereld en levensbeschouwing, die hoofd en hart bevredigde en door ware gerechtigheid en beter moraal een edeler maatschappij zou mogelijk maken. Dit dorsten naar gerech tigheid en echte degelijke wetenschap heeft zich in D's leven en werken nimmer verloo chend. Meermalen trad hij met woord en daad. op voor z.i. miskende persoonlijkheden (R. Mayer), steeds was het zijn ernstig streven ware inteltektueele en moreele grootheid te eeren (Christus, Spinoza, Giordano Bruno, Galileï, Burger, Byron, List, Carey), schijnverdienste (Goethe, Schiller, Lessing, Heine). plagiaatplegende professoren, Deine Wissen schaft" en Metze Kunst te ontmaskeren. Het leven is voor D. iets Einmaliges", dat met de geboorte begint, met den dood eindigt. D's Wirklichkeitslehre" is een leer van den levensmoed, die de uitersten van levensvertwijfclend pessimisme en overdreven optimisme met nuchter kritischen zin ver mijdt. In zijn Wert des- Lebens" waardeert D. op populaire wijze de onderscheidene ge bieden en stadia des levens. Da grondwaarheden van moraal en recht hebben voor D. absolute geldigheid, als de axiomata en toepassing der wiskunde. Deze grondbeginselen zijn boven de wisselingen van plaats en tijd verheven; de principia van richtig recht en juist willen zijn onwankelbaar in de menschelijke natuur verankerd, Tegen over den nihilistischen twijfel aan de waar heden van het natuurrecht stelt D. een diepere fundeering van het recht. Bezonnen en gere gelde wraak is hem de sleutel tot alle straf recht. En alle overig recht heeft slechts ten doel gedragingen te bevorderen, welke wraak onnoodig maken. De wraaktheorie is het fundament van alle juridische en moreele gerechtigheid. De kern van moraal en recht is dezelfde; het verschil van beide gebieden betreft slechts de wijze van handhaving hunner wetten. D's wraakprincipe gaat boven staat en maatschappij uit en heeft de souvereiniteit van het individu tot onmisbare voorwaarde. Dit principe is een middel, niet alleen om de historische gerechtigheid te begrijpen, maar ook om haar uit te oefenen. Van buitengewoon belang is dit principe op het terrein der ver deeling in de economie; het is een middel de verdeelingswijze der tegenwoordige maat schappij aan de eischen der gerechtigheid te toetsen en de politieke stroomingen in de richting eener juiste verdeeling te beïnvloeden. Het verband tusschen economie en moraal legt D. door in zijn Cursus" tusschen Eigennutz"(het recht van anderen krenkend egoïsme) en Interesse" (geoorloofd eigenbelang) te onderscheiden. De gerechtigheidsidee is voorts de wortel van D's kritiek op de Manchester economie en het Marxisme. Men ziet het Ve'rstandesgemasz und gerecht" verloochent D. ook bij de behande ling der sociale wetenschappen niet. Politiek recht en economie hangen onafscheidelijk en innig en onderling en met het geheel van D's wereld- en levensbeschouwing samen. Zoo heeft b.v. zijn mathematische kennis op zijn behandeling der sociale wetenschappen een gunstfgen invloed geoefend. Ter verduidelijking zijner politieke, juri dische en economische denkbeelden maakt D. gebruik van een Robinsonade en een schema van 2 personen. A. en B. kunnen maatschap pelijk tot elkander in de verhouding staan van heer en slaaf, heer en lijfeigene, grond eigenaar en loonarbeider, ondernemer en loonarbeider en van twee economisch gelijk waardige persoonlijkheden. Deze laatste ver houding alleen is typisch voor D's vrije maatschappij der toekomst, waarvan alle leden in koöperatieve samenwerking hunne krachten tegen de natuur zullen aanwenden; tot dusver zijn alle maatschappijen op po litieke, juridische en economische onder drukking gegrond geweest; veel menschelijke kracht is niet ter versterking van de,heer schappij over de natuur aangewend, maar in onderlinge geweldpleging misbruikt. Deze schema's dienen D. ook tot verheldering zijner moraal-theorie en tot uiteenzetting van de economische produktie- en verdeelingstheorie. Zij getuigen van een groot me thodologisch inzicht en van een uitnemend doceerend talent. Het is dan ook geen toeval, dat D's leerboeken door een eenvoudige, overzichtelijke ordening der stof ver boven de gebruikelijke uitblinken. In dit verband zij vermeld, dat D. niet alleen als zeer gezocht praktisch docent en als kundig schrijver van systematische en historische leerboeken, doch ook als door tastend onderwijshervormer is opgetreden. Het zou te ver voeren, hier van D's eco nomische denkbeelden een uitvoerige uit eenzetting te geven. Men vindt in D's sys? teem de beste elementen van vroegere en latere stelsels tot n imposant geheel vereenigd. In het kort komt zijn economischsociologische gedachtenwereld hierop neer, dat hij de doeleinden van het socialisme door een rechtvaardiger eigendomsrecht langs liberalen vrijheidsweg wil verwezenlijken. Zijne desbetreffende ideeën leven in de stelsels van Hertzka en Oppenheimer, in het libe rale Socialisme voort en hebben ongetwijfeld nog een groote toekomst. Vooral wat zijn anti-godsdienstige en rastheoretische beschouwingen betreft, is er in D's grootsche gedachtenwereld veel, wat ons tegen de borst stuit, van negatieve of voorbijgaande waarde toeschijnt. Dit belet ons echter niet een man te eeren, die onder iiiniiiiniiiiiilmilliilliiiMilllllilllllllllllllllllllillllllllllllllll Erna Het is juist een jaar geleden, dat Erna Rubinstein voor 't eerst in ons midden was. Zij gaf een drietal concerten in de Kleine Zaal, en het was naar aanleiding van het tweede, dat ik in het nummer van 16 Oct. '20 uitvoerig en enthousiast over" haar schreef. In de pauze van het concert had ik het aan den stok kunnen krijgen met een onzer geac crediteerde violisten, die mij over Erna en haar spel niets anders had te zeggen dan deze zes woorden: Daar is de knoet bij geweest." Ik heb mij omgedraaid, en liet dezen man van 't vak met zijne bedenkingen tegen Erna's tempo in het Allegro molto vivace" van het Mendelssohn-concert gaarne alleen. Wat den knoet" aangaat, ik schreef onder meer het volgende: Een wonderkind zie ik voor mij in Erna Rubinstein in 't geheel niet. Veertien of reeds zeventien, gelijk wordt rondgefluisterd, zij is geen kind" meer. Een piepjonge musicienne is zij, begaafd met een oer-krachtigen muzikalen aanleg, en zeg gerust: gedrild door een geboren paedagoog, een kenner der waarde van de oefening, een, die intuïtief en voorts uit veeljarige ondervinding weet, hoe den discipel het zich-oefenen kan worden bijgebracht. Drillen kan beulswerk worden, namelijk in het geval, dat men de pretentie heeft, het middelmatige in superioriteit te kunnen omtooveren. Muzikaal is Erna Rubin stein van huis uit supérieur. Laten wij haar niet beklagen. Ze heeft zonder twijfel hard moeten ploeteren, dag aan dag, maar het noodige inzicht was haar geschonken, om te kunnen beseffen, hoezeer haar werken vruch ten droeg. Laten wij haar vooral niet beklagen: voorwaar, eene als zij moet de vreugde van den arbeid kennen! Is ze niet een koningin boven zoovele zusteren, die dag aan dag urenlang achter de boeken zitten, met de zekerheid, dat het toch allemaal niets geeft?" Als een koningin is Erna Zondagmiddag gehuldigd. De heele zaal, het balcon, alles stond op, en het applaus had den echten jubel-klank. Laat Nurks nu maar weer wat uitvinden, wij willen volop bewonderen, wat volop bewondering verdient, volop bewonderen, naar de inspraak van ons hart. Het is maar zoo zelden, dat wij het mogen doen. Het was weer het Mendelssohn-concert, dat de kleine Rubinstein speelde, en wér heeft haar tempo in den slot-satz, naar het verhaal gaat, een kenner aanleiding gegeven tot een opmerking, in dit geval Mengelberg, die op de repetitie, onmiddellijk na den inzet, moet hebben afgelikt, zeggende : Hoho, SCHILDERIJEN RESTAUREEREN is geen zaak om toe te vertrouwen aan den eersten den besten, maar aan die er allén zijn vak van maakt C. B. VAN BJHEMEN - L EN HAAG P E VA L U.T A-S PECULANT Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan IIIIIIIIIIIHIIMII ongelooflijk moeilijke omstandigheden en niettegenstaande hardnekkige tegenwerking van overmachtige en weinig skrupuleuze vijanden, den strijd voor wat hem waarheid en recht toescheen, tot het einde toe heeft volgehouden. In een boek over Einstein, dat D. als natuurkundige ter sprake brengt, verklaart de ontdekker der algemeene rela tiviteitstheorie, dat de vraag of ook D. in de Walhalla der gröszten Geister gehort" niet zonder meer ontkennend kan worden beantwoord. Voor de ons meer bekende ter reinen van economie en recht durven wij beslister te spreken. Wij zijn overtuigd, dat D. door zijn optreden voor het natuurrecht en abstracte economische theorie in dagen toen het historisme hoogtij vierde, zeer groote verdienste heeften dat aan de grondgedachten van zijn liberaal-socialistisch systeem de toekomst behoort. Den Haag, 22/10 1921. Mr. Dr. A. S p A N j E K llllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIHMIinillllllllllllll FRANSCH TOONEEL Amants. Tournee Jeanne Provost. Stads schouwburg, Amsterdam 21 October 1921. Een waarlijk voortreffelijk denkbeeld van de Directie van onzen Stadsschouwburg om, te midden van het meerendeels ondoelmatig geëxperimenteer dat tusschen de muren van onze stads-kunst-tempel plaats vindt, door het geven van buitenlandsche voorstellingen ons een welkome verademing te schenken. Doch wanneer deze opzet tot goede, daad werkelijke resultaten wil leiden, dan zijn drie factoren noodzakelijk: een goed stuk, een alleszins voortreffelijke uitvoering en abordabele prijzen der plaatsen. De keuze van Maurice Donnay's: Amants", mag geen gelukkige worden genoemd. Door de vijf lange bedrijven wordt de gladde, een enkele maal slechts geestige, dialoog heen getrokken zonder dat noch intrige, noch conflict de belangstelling tot spanning weet op te voeren. Er is voor onze Hollandsche levenspheer iets onbelangrijks in deze milieuschildering en dit gegeven waar tegenover wij vreemd staan; er is in dit stuk een gebrek aan psychologische diepte, aan levensmogelijkheid, die ons de situaties «n feiten niet voetstoots doet aannemen. Het is dan ook jammer, dat men niet liever een meer bekend stuk, en dus voor het publiek gemakkelijker te volgen, uit het repertoire van deze tournee koos. Bersteins: Le Secret", dat wijeenige weken geleden van Jeanne Provost en haar gezelschap, in het Théatre du Pare" te Brussel zagen, had hier beter voldaan. Sterker van structuur en spannender als stuk, geeft de vrouwelijke hoofdrjjJ-Wer aan de vertolkster meer gelegenheid tot sterk spel en ont plooiing van haar talent. Wanneer men niet met zeer bijzondere noviteiten kan komen, zal het voor onze schouwburgbezoekers een dubbel voordeel opleveren, hier reeds gespeeld werk te krijgen, men kan dan beter het stuk begrijpen en de speeltrant vergelijken. De uitvoering had veel prijzenswaardig. Jeanne Provost is een zeer verdienstelijke com dienne uit de school van Rejane, d.w.z. met voor de Fransche speelwijze realistisch temperament en waarheidszin. Haar menig maal onschoon hand- en armgebaar doet somwijlen afbreuk aan den totaalindruk. Een mooie stem en duidelijke dictie redden niet altijd het wat vulgaire in de figuur, een gebrek dat in de Claudine-rol zeer goed op haar plaats was, doch in nobeler werk tot conflict moet leiden. Toch valt er uit dit spel te leeren en de Hollandsche confrateressen en confraters hebben niet vergeefs hun belangstelling getoond, want al was het eind van drie b.v. speel-zwak, de manier van zó'n dialoog te zeggen, vindt hier weinig gelijkwaardige vertolksters. Onder het gezel schap bevinden zich goede krachten, vooral AndréVarennes (Ruyseux) is een eerste klas tooneelspeler, terwijl Jean Ayme (Vétheuil) een verdienstelijke partner was. De rest der dames en heeren vervulde met goed begrip de kleinere rollen. Jammer dat de aankleeding zoo weinig aansloot bij de TRIPLE SEC. COMBIER" Inportépar SCHMITZ & Co., Utrecht Nebbisj! Nog 'n slachtoffer van de kroon!" iiiniim iiilillllllllinil H&d&rl. Munt Hollmndm bomto tO oont SCHILDERKUNST-KRONIEK bedoeling van het stuk. Niet dat men de gasten stiefmoederlijk had behandeld, integen deel, men had zelfs al het goud" ter beschik king gesteld en het is voorzeker aan de metteur-en-scène" van het gezelschap te wijten dat men niet oordeelkundiger de touneclen had gebouwd. Er was nu wel wat weinig stemming en inplaats dat de omgeving de slappe handeling ondersteunde, deed de spheer afbreuk aan de intenties van auteur en uitvoerenden. Geboren acteur, is de tech nische zijde van het tooneelvraagstuk voor den Franschman nooit de meest sterke geweest en het is verwonderlijk met welke nonchalance vooral de reizende gezelschappen het er maar op aan laten komen". Een voorstelling als de hier gebodene heeft zeker interesse voor ons publiek, doch men zou beter doen een volle zaal aan de vreemde gasten voor te zetten tegen matiger prijzen dan een half gevulde schouwburg met fancy-entrées. Er is in Nederland veel belangstelling voor de Fransche litteratuur en ook voor de tooneelkunst van het volk waaraan wij ons op zoo menig punt geestelijk verwant voelen en dankbaar zijn velen voor een avond van goede Fransche-dramatiek. Zou er nu geen mogelijkheid bestaan om, op de wijze zooals vór den oorlog de Kuristkring" zoo ver dienstelijk deed tegenover de Duitsche tooneel kunst, des winters, hier en in de voornaamste steden van Nederland een vijftal Fransche modelopvoeringen te doen geven, waarvan zoowel de keuze der stukken als de vertooning beantwoorden aan hooge eischen en die door serie-abonnementen voor iedereen toegan kelijk zouden kunnen zijn? Is het geen tijd om voor het Fransche-tooneel een instituut te vormen dat, in een richting als de Wagnervereeniging" weleer met zooveel roemruchtig heid deed, de propaganda voor de latijnsche dramatiek in handen neemt? FRANK LUNS AMSTERDAM; ARTI, TEEKENINGEN ETC. Arti heeft op zijn tentoonstelling van dit oogenblik niet twee zulke goede werken als de Moeder van Sluyters en het stilleven van Coba Ritsema in den Haag. Ofschoon deze twee schilders ook op Arti te vinden zijn, overtreffen de twee teeke,ningen daar zeker niet de schilderijen in den Haag. Anders, maar van ongeveer gelijke waarde, is Jacob Ritsema in de twee steden vertegenwoordigd. In den Haag heeft hij een Hofje, zuiver, vol geschakeerde witten; fleurig is zijn teekeninj op Arti (Alleen zijn de figuurtjes niet geheelen-al precies van kleur ten opzichte Van het overige.) Over dat andere kan ik met korte notities volstaan. Sam van Beek is het meest illusie-rijk in zijn goudkarpers; Mej. van den Berg's Rozen zijn goed. Van Van Blaaderen verkies ik La Casa"; Boot's Stilleven van schelpen is nuchter en eerlijk. Mej. Broers' ets (zonnebloem) is het overtuigendst wat ik van haar ken; van Colnot noem ik een stil leven; van Gestel zijn bloemen en vruchten" Isaac Israëls' Londensche meiskens, Jurres Brug (No 1) zijn te vermelden. De Begrafenis van Monnickendam is een vlotte opteekening; de bloemen van Reicher (hij heeft er ook op Pulchri) en Surie's Stilleven (III) onthield ik. evenals Wouters Geertje. Van de twee teekeningen van Wolter (uit een confectieatelier) is No. 124 het meest aantrekkend door licht en door groepeering.Ten siotte blijft mij van het beeldhouwwerk de Maraboe van Tjipke Visser bij dit alles op te nemen. Grand Hotel Funckler HAARLEM -:- LE MEILLEUR RESTAURANT EN VILLE -:Illlllllllllllllll Illlllll IIII1HI|II||HIIMIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIMIIIIII1I»UIIIIII1IIIIIIHI1IIIIII1IIIIIIIIIIII|IIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIII IIHIM iiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimillilililiiiiliiliiiiiiiiiiimi IIIIIIIIIIIIIIIIIM jongejuffrouw, denk erom: wij allemaal hier zijn al een beetje oud." Ja, ze is zoo heerlijk jong, Erna, ze heeft Erna Rubinstein zoo in 't geheel niet het vroeg-oude van een wonderkind, ze is zoo heerlijk jong, en ze speelt zoo verrukkelijk natuurlijk. En, om nu nog even bij het tempo van het Allegro molto vivace" te blijven, men krijgt, als zij het stuk begint, geen oogenblik den indruk, dat zij zou-Avillen zeggen: Kijk, zoo razend vlug kan ik het nu wel". Neen, het is al weer haar zin voor f rissche natuurlijkheid, die haar dezen satz zó, en niet anders, niet wat bedacht zamer doet aanpakken. Voelt ge u hier niet met Walter Dahms, die de Mendelssohnliteratuur met een voortreffelijk boek verrijkt heeft, ruitten i in blühendsten Glanz"? En zegt hij het, dit meesterlijk slot der meester compositie karakteriseerend, niet hél raak: Ein phantastischer (ieistertanz schwebt, hastet, singt, k'.ingt, stolpert, stürzt, jagt und jauchzt an uns vorüber"? Und der Virtuose feiert seinen Sieg", voegt hij erbij, en terecht. Concerten schrijft men voor virtuozen, en Mendelssohn heeft allereerst de virtuositeit van Ferdinand David van het Leipziger Gewandhaus, die het stuk creëeren zou, de haar van rechtswege toe komende kansen willen geven. Doch, vór alles: het zou muziek zijn, muziek met een harteklop, deze satz, dien de virtuositeit zou krijgen, om er zich in uit te leven Stel u voor, dat Mendelssohn op aarde terugkeerde, hij, die de onsterfelijke Sommernachtstraum"-ouverturc schreef, toen hij zoo ongeveer Erna Rubinstein's leeftijd had, en hoorde haar het slot-deel van zijn concert spelen, hij zou niet spreken van den knoet", hij, die volop reden had, om er tot zijn dood toe dankbaar voor te blijven, dat Zelter hem met zooveel onverbiddelijkheid had gedrild, neen, hij zou als Mengelberg doen, en vestigen Erna's aandacht.met een grapje op de belangen der blazers, die niet alleen moeten kunnen meekomen, maar ook hun partijen moeten kunnen maken tot muziek De jonge kunstenares mag er trotsch op zijn, dat een Mengelberg, hoewel op zijn hoede tegen wat met technische mogelijk heden niet voldoende rekening houdt, haar toch zooveel vrijheid heeft willen laten, als maar even kon. Ziedaar het respect der gerijpte genialiteit voor de ontluikende, zie daar tevens het opengaan van het muzikantenhart voor al wat waarlijk muziek is. Of het ontroering was, die Erna's spel ons bracht, dan wel een zeldzaam-zoete bekoring alleen nog maar, ik weet het niet. Wij luister den, en hielden den adem in. Hoe wist zij ons gevangen te houden, zij, die daar voor ons stond, uiterlijk zoo volkomen rustig, zoo wèlbeheerscht, innerlijk vol bewogenheid. Een nadenken over wat wij hoorden, een ons verdiepen in détails van techniek werd ons niet vergund; wij luisterden; de muziek kwam over ons, die daar van die viool ruischte en bruiste, uit die viool opzong, klaar en liefelijk en levensblij Zoo moge het velen gegeven zijn, haar te hooren. H. J. DEN HERTOG

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl