Historisch Archief 1877-1940
29'0ct. '21, No. 2314
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
E. K. DLHRING
(In memoriam 1833?1921.)
Met enkele woorden zullen wij trachten
D's beteekenis als denker, hervormer en
onderzoeker te schetsen. Wij stellen hierbij
voorop, dat een volledige schets, als gaande
boven onze krachten niet. is beoogd. Want
D. was behalve oorspronkelijk philosoof en
econoom, mathematicus, natuurkundige,
jurist, propagandist, literatuurkenner en
rassen-theoretikus, en onderscheidde zich op
alle deze terreinen door baanbrekende onder
zoekingen. Onder deze omstandigheden is het
duidelijk, dat slechts een man van Dühring's
kennis en veelzijdigheid, wetenschap
pelijke prestaties juist zou kunnen schetsen.
Das Bessere is echter dikwijls der Feind
des Outen. Wij meenen een goed werk te doen,
indien wij trachten een indruk zij het ook
een oppervlakkigen indruk te geven van
de oorspronkelijkheid, diepte en
gedachtenrijkdom van D's werken, waarbij wij ons
noodgedwongen vooral beperken tot die
terreinen zijner werkzaamheden (economie en
recht), waarin wij eenigermate deskundig
zijn en overigens tot die punten, welker kennis
voor eene juiste waardeering van zijn persoon
en denkbeelden noodzakelijk zijn. Daar D.
in hooge mate concentrisch denker is, levert
deze beperking betrekkelijk weinig bezwaar
op. Want in bijna elk onderdeel van D's
systeem weerspiegelt zich zijn gansche
gedachtenwereld.
Het eigenaardige van D's persoonlijkheid
bestaat in het samengaan van een begaafd
en kritisch denkvermogen mét een krachtig
en fijn gevoel voor moraal en recht.
,,Verstandesgemasz und gerecht" is D's devies.
Het verstand is hem hoogste instantie, het
begrijpelijke poolster voor zijn
gedachtenleven. Alles zooveel mogelijk begrijpen, het
onbegrijpelijke als zoodanig scherp omlijnen,
het tegen ons verstand indruischende als
gif bestrijden en verdelgen was steeds D's
streven. Uit dezen wortel is zijn
logomathisches System", dat nauw verband legt
tusschen het logische en het mathematische
opgegroeid; hieruit moet zoowel zijn vijand
schap tegen godsdienst, bijbel en Jodendom
als zijn afkeer van spiritisme, magnetisme,
mysticisme, scepticisme, meer dan driedi
mensionale meetkunde en
onsterfelijkheidsgeloof enz. worden verklaard. Zijn Ersatz
der Religion" en zijne Literaturgrössen"
staan in het teeken eener uitzuivering van
de z.i. verderfelijke, anti-verstandelijke,
Semitiesch-Aziatische invloeden. De
niet-Semitiesche rassen en inzonderheid het
Germaansche ras, moeten zichzelf worden op zedelijk,
religieus en literair gebied.
Hoewel denker bij uitnemendheid stelt
D. den goeden wil nog boven het jui?ste denken.
Sterk komt dit uit in zijn Geschichte der
Philosophie", die zoowel de gezindheid der
wijsgeeren als het waarheidsgehalte hunner
stelsels bedekt, maar aan de goede gezind
heid hoogere waarde toekent. Willenen denken
moeten elkander aanvullen en in voortdurende
wisselwerking staan. Maar in laatste instantie
is het de goede wil, die ook aan ons denken
en wetenschappelijk streven ware stuwkracht
en juiste richting geeft. D's gansche willen
en denken is met opoffering van lagere
belangen, in dienst gesteld van een diep door
hem gevoelde roeping. Hij heeft het als zijne
persoonlijke hoofdtaak gevoeld, onechte we
tenschap en kunst, religie en zoogenaamde
philosophie te bestrijden en daarvoor in
de plaats de grondslagen te leggen van eene,
alleen op de werkelijkheid steunende, wereld
en levensbeschouwing, die hoofd en hart
bevredigde en door ware gerechtigheid en
beter moraal een edeler maatschappij zou
mogelijk maken. Dit dorsten naar gerech
tigheid en echte degelijke wetenschap heeft
zich in D's leven en werken nimmer verloo
chend. Meermalen trad hij met woord en
daad. op voor z.i. miskende persoonlijkheden
(R. Mayer), steeds was het zijn ernstig streven
ware inteltektueele en moreele grootheid te
eeren (Christus, Spinoza, Giordano Bruno,
Galileï, Burger, Byron, List, Carey),
schijnverdienste (Goethe, Schiller, Lessing, Heine).
plagiaatplegende professoren, Deine Wissen
schaft" en Metze Kunst te ontmaskeren.
Het leven is voor D. iets Einmaliges",
dat met de geboorte begint, met den dood
eindigt. D's Wirklichkeitslehre" is een leer
van den levensmoed, die de uitersten van
levensvertwijfclend pessimisme en overdreven
optimisme met nuchter kritischen zin ver
mijdt. In zijn Wert des- Lebens" waardeert
D. op populaire wijze de onderscheidene ge
bieden en stadia des levens.
Da grondwaarheden van moraal en recht
hebben voor D. absolute geldigheid, als de
axiomata en toepassing der wiskunde. Deze
grondbeginselen zijn boven de wisselingen
van plaats en tijd verheven; de principia van
richtig recht en juist willen zijn onwankelbaar
in de menschelijke natuur verankerd, Tegen
over den nihilistischen twijfel aan de waar
heden van het natuurrecht stelt D. een diepere
fundeering van het recht. Bezonnen en gere
gelde wraak is hem de sleutel tot alle straf
recht. En alle overig recht heeft slechts ten
doel gedragingen te bevorderen, welke wraak
onnoodig maken. De wraaktheorie is het
fundament van alle juridische en moreele
gerechtigheid. De kern van moraal en recht
is dezelfde; het verschil van beide gebieden
betreft slechts de wijze van handhaving
hunner wetten.
D's wraakprincipe gaat boven staat en
maatschappij uit en heeft de souvereiniteit
van het individu tot onmisbare voorwaarde.
Dit principe is een middel, niet alleen om
de historische gerechtigheid te begrijpen, maar
ook om haar uit te oefenen. Van buitengewoon
belang is dit principe op het terrein der ver
deeling in de economie; het is een middel de
verdeelingswijze der tegenwoordige maat
schappij aan de eischen der gerechtigheid
te toetsen en de politieke stroomingen in de
richting eener juiste verdeeling te beïnvloeden.
Het verband tusschen economie en moraal
legt D. door in zijn Cursus" tusschen
Eigennutz"(het recht van anderen krenkend egoïsme)
en Interesse" (geoorloofd eigenbelang) te
onderscheiden. De gerechtigheidsidee is voorts
de wortel van D's kritiek op de Manchester
economie en het Marxisme.
Men ziet het Ve'rstandesgemasz und
gerecht" verloochent D. ook bij de behande
ling der sociale wetenschappen niet. Politiek
recht en economie hangen onafscheidelijk en
innig en onderling en met het geheel van D's
wereld- en levensbeschouwing samen. Zoo
heeft b.v. zijn mathematische kennis op zijn
behandeling der sociale wetenschappen een
gunstfgen invloed geoefend.
Ter verduidelijking zijner politieke, juri
dische en economische denkbeelden maakt D.
gebruik van een Robinsonade en een schema
van 2 personen. A. en B. kunnen maatschap
pelijk tot elkander in de verhouding staan
van heer en slaaf, heer en lijfeigene, grond
eigenaar en loonarbeider, ondernemer en
loonarbeider en van twee economisch gelijk
waardige persoonlijkheden. Deze laatste ver
houding alleen is typisch voor D's vrije
maatschappij der toekomst, waarvan alle
leden in koöperatieve samenwerking hunne
krachten tegen de natuur zullen aanwenden;
tot dusver zijn alle maatschappijen op po
litieke, juridische en economische onder
drukking gegrond geweest; veel menschelijke
kracht is niet ter versterking van de,heer
schappij over de natuur aangewend, maar
in onderlinge geweldpleging misbruikt. Deze
schema's dienen D. ook tot verheldering
zijner moraal-theorie en tot uiteenzetting
van de economische produktie- en
verdeelingstheorie. Zij getuigen van een groot me
thodologisch inzicht en van een uitnemend
doceerend talent. Het is dan ook geen toeval,
dat D's leerboeken door een eenvoudige,
overzichtelijke ordening der stof ver boven
de gebruikelijke uitblinken.
In dit verband zij vermeld, dat D. niet
alleen als zeer gezocht praktisch docent en
als kundig schrijver van systematische en
historische leerboeken, doch ook als door
tastend onderwijshervormer is opgetreden.
Het zou te ver voeren, hier van D's eco
nomische denkbeelden een uitvoerige uit
eenzetting te geven. Men vindt in D's
sys? teem de beste elementen van vroegere en
latere stelsels tot n imposant geheel
vereenigd. In het kort komt zijn
economischsociologische gedachtenwereld hierop neer,
dat hij de doeleinden van het socialisme
door een rechtvaardiger eigendomsrecht langs
liberalen vrijheidsweg wil verwezenlijken.
Zijne desbetreffende ideeën leven in de stelsels
van Hertzka en Oppenheimer, in het libe
rale Socialisme voort en hebben ongetwijfeld
nog een groote toekomst.
Vooral wat zijn anti-godsdienstige en
rastheoretische beschouwingen betreft, is
er in D's grootsche gedachtenwereld veel,
wat ons tegen de borst stuit, van negatieve
of voorbijgaande waarde toeschijnt. Dit belet
ons echter niet een man te eeren, die onder
iiiniiiiniiiiiilmilliilliiiMilllllilllllllllllllllllllillllllllllllllll
Erna
Het is juist een jaar geleden, dat Erna
Rubinstein voor 't eerst in ons midden was.
Zij gaf een drietal concerten in de Kleine
Zaal, en het was naar aanleiding van het
tweede, dat ik in het nummer van 16 Oct. '20
uitvoerig en enthousiast over" haar schreef.
In de pauze van het concert had ik het aan
den stok kunnen krijgen met een onzer geac
crediteerde violisten, die mij over Erna en
haar spel niets anders had te zeggen dan deze
zes woorden: Daar is de knoet bij geweest."
Ik heb mij omgedraaid, en liet dezen man
van 't vak met zijne bedenkingen tegen Erna's
tempo in het Allegro molto vivace" van het
Mendelssohn-concert gaarne alleen.
Wat den knoet" aangaat, ik schreef
onder meer het volgende:
Een wonderkind zie ik voor mij in Erna
Rubinstein in 't geheel niet. Veertien of reeds
zeventien, gelijk wordt rondgefluisterd,
zij is geen kind" meer. Een piepjonge
musicienne is zij, begaafd met een
oer-krachtigen muzikalen aanleg, en zeg gerust: gedrild
door een geboren paedagoog, een kenner der
waarde van de oefening, een, die intuïtief en
voorts uit veeljarige ondervinding weet, hoe
den discipel het zich-oefenen kan worden
bijgebracht. Drillen kan beulswerk worden,
namelijk in het geval, dat men de pretentie
heeft, het middelmatige in superioriteit te
kunnen omtooveren. Muzikaal is Erna Rubin
stein van huis uit supérieur. Laten wij haar
niet beklagen. Ze heeft zonder twijfel hard
moeten ploeteren, dag aan dag, maar het
noodige inzicht was haar geschonken, om te
kunnen beseffen, hoezeer haar werken vruch
ten droeg. Laten wij haar vooral niet beklagen:
voorwaar, eene als zij moet de vreugde van
den arbeid kennen! Is ze niet een koningin
boven zoovele zusteren, die dag aan dag
urenlang achter de boeken zitten, met de
zekerheid, dat het toch allemaal niets
geeft?"
Als een koningin is Erna Zondagmiddag
gehuldigd. De heele zaal, het balcon, alles
stond op, en het applaus had den echten
jubel-klank.
Laat Nurks nu maar weer wat uitvinden,
wij willen volop bewonderen, wat volop
bewondering verdient, volop bewonderen,
naar de inspraak van ons hart. Het is maar
zoo zelden, dat wij het mogen doen.
Het was weer het Mendelssohn-concert,
dat de kleine Rubinstein speelde, en wér
heeft haar tempo in den slot-satz, naar het
verhaal gaat, een kenner aanleiding gegeven
tot een opmerking, in dit geval Mengelberg,
die op de repetitie, onmiddellijk na den inzet,
moet hebben afgelikt, zeggende : Hoho,
SCHILDERIJEN RESTAUREEREN
is geen zaak om toe te vertrouwen aan den
eersten den besten, maar aan die er allén
zijn vak van maakt
C. B. VAN BJHEMEN - L EN HAAG
P E VA L U.T A-S PECULANT
Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan
IIIIIIIIIIIHIIMII
ongelooflijk moeilijke omstandigheden en
niettegenstaande hardnekkige tegenwerking
van overmachtige en weinig skrupuleuze
vijanden, den strijd voor wat hem waarheid
en recht toescheen, tot het einde toe heeft
volgehouden. In een boek over Einstein, dat
D. als natuurkundige ter sprake brengt,
verklaart de ontdekker der algemeene rela
tiviteitstheorie, dat de vraag of ook D. in
de Walhalla der gröszten Geister gehort"
niet zonder meer ontkennend kan worden
beantwoord. Voor de ons meer bekende ter
reinen van economie en recht durven wij
beslister te spreken. Wij zijn overtuigd, dat
D. door zijn optreden voor het natuurrecht
en abstracte economische theorie in dagen
toen het historisme hoogtij vierde, zeer groote
verdienste heeften dat aan de grondgedachten
van zijn liberaal-socialistisch systeem de
toekomst behoort.
Den Haag, 22/10 1921.
Mr. Dr. A. S p A N j E K
llllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIHMIinillllllllllllll
FRANSCH TOONEEL
Amants. Tournee Jeanne Provost. Stads
schouwburg, Amsterdam 21 October
1921.
Een waarlijk voortreffelijk denkbeeld van
de Directie van onzen Stadsschouwburg om, te
midden van het meerendeels ondoelmatig
geëxperimenteer dat tusschen de muren van
onze stads-kunst-tempel plaats vindt, door
het geven van buitenlandsche voorstellingen
ons een welkome verademing te schenken.
Doch wanneer deze opzet tot goede, daad
werkelijke resultaten wil leiden, dan zijn
drie factoren noodzakelijk: een goed stuk,
een alleszins voortreffelijke uitvoering en
abordabele prijzen der plaatsen.
De keuze van Maurice Donnay's: Amants",
mag geen gelukkige worden genoemd. Door
de vijf lange bedrijven wordt de gladde, een
enkele maal slechts geestige, dialoog heen
getrokken zonder dat noch intrige, noch
conflict de belangstelling tot spanning weet
op te voeren. Er is voor onze Hollandsche
levenspheer iets onbelangrijks in deze
milieuschildering en dit gegeven waar tegenover
wij vreemd staan; er is in dit stuk een gebrek
aan psychologische diepte, aan
levensmogelijkheid, die ons de situaties «n feiten niet
voetstoots doet aannemen. Het is dan ook
jammer, dat men niet liever een meer bekend
stuk, en dus voor het publiek gemakkelijker
te volgen, uit het repertoire van deze tournee
koos. Bersteins: Le Secret", dat wijeenige
weken geleden van Jeanne Provost en haar
gezelschap, in het Théatre du Pare" te
Brussel zagen, had hier beter voldaan. Sterker
van structuur en spannender als stuk, geeft
de vrouwelijke hoofdrjjJ-Wer aan de
vertolkster meer gelegenheid tot sterk spel en ont
plooiing van haar talent. Wanneer men niet
met zeer bijzondere noviteiten kan komen,
zal het voor onze schouwburgbezoekers een
dubbel voordeel opleveren, hier reeds gespeeld
werk te krijgen, men kan dan beter het stuk
begrijpen en de speeltrant vergelijken. De
uitvoering had veel prijzenswaardig. Jeanne
Provost is een zeer verdienstelijke com
dienne uit de school van Rejane, d.w.z. met
voor de Fransche speelwijze realistisch
temperament en waarheidszin. Haar menig
maal onschoon hand- en armgebaar doet
somwijlen afbreuk aan den totaalindruk. Een
mooie stem en duidelijke dictie redden niet
altijd het wat vulgaire in de figuur, een
gebrek dat in de Claudine-rol zeer goed op
haar plaats was, doch in nobeler werk tot
conflict moet leiden. Toch valt er uit dit
spel te leeren en de Hollandsche
confrateressen en confraters hebben niet vergeefs
hun belangstelling getoond, want al was het
eind van drie b.v. speel-zwak, de manier van
zó'n dialoog te zeggen, vindt hier weinig
gelijkwaardige vertolksters. Onder het gezel
schap bevinden zich goede krachten, vooral
AndréVarennes (Ruyseux) is een eerste
klas tooneelspeler, terwijl Jean Ayme
(Vétheuil) een verdienstelijke partner was.
De rest der dames en heeren vervulde met
goed begrip de kleinere rollen. Jammer dat
de aankleeding zoo weinig aansloot bij de
TRIPLE SEC. COMBIER"
Inportépar SCHMITZ & Co., Utrecht
Nebbisj! Nog 'n slachtoffer van de kroon!"
iiiniim iiilillllllllinil
H&d&rl. Munt
Hollmndm bomto tO oont
SCHILDERKUNST-KRONIEK
bedoeling van het stuk. Niet dat men de
gasten stiefmoederlijk had behandeld, integen
deel, men had zelfs al het goud" ter beschik
king gesteld en het is voorzeker aan de
metteur-en-scène" van het gezelschap te wijten
dat men niet oordeelkundiger de touneclen
had gebouwd. Er was nu wel wat weinig
stemming en inplaats dat de omgeving de
slappe handeling ondersteunde, deed de
spheer afbreuk aan de intenties van auteur
en uitvoerenden. Geboren acteur, is de tech
nische zijde van het tooneelvraagstuk voor
den Franschman nooit de meest sterke
geweest en het is verwonderlijk met welke
nonchalance vooral de reizende gezelschappen
het er maar op aan laten komen".
Een voorstelling als de hier gebodene heeft
zeker interesse voor ons publiek, doch
men zou beter doen een volle zaal aan de
vreemde gasten voor te zetten tegen matiger
prijzen dan een half gevulde schouwburg
met fancy-entrées.
Er is in Nederland veel belangstelling voor
de Fransche litteratuur en ook voor de
tooneelkunst van het volk waaraan wij ons
op zoo menig punt geestelijk verwant voelen
en dankbaar zijn velen voor een avond van
goede Fransche-dramatiek. Zou er nu geen
mogelijkheid bestaan om, op de wijze zooals
vór den oorlog de Kuristkring" zoo ver
dienstelijk deed tegenover de Duitsche tooneel
kunst, des winters, hier en in de voornaamste
steden van Nederland een vijftal Fransche
modelopvoeringen te doen geven, waarvan
zoowel de keuze der stukken als de vertooning
beantwoorden aan hooge eischen en die door
serie-abonnementen voor iedereen toegan
kelijk zouden kunnen zijn? Is het geen tijd
om voor het Fransche-tooneel een instituut
te vormen dat, in een richting als de
Wagnervereeniging" weleer met zooveel roemruchtig
heid deed, de propaganda voor de latijnsche
dramatiek in handen neemt?
FRANK LUNS
AMSTERDAM; ARTI, TEEKENINGEN ETC.
Arti heeft op zijn tentoonstelling van dit
oogenblik niet twee zulke goede werken
als de Moeder van Sluyters en het stilleven
van Coba Ritsema in den Haag. Ofschoon
deze twee schilders ook op Arti te vinden zijn,
overtreffen de twee teeke,ningen daar zeker
niet de schilderijen in den Haag. Anders,
maar van ongeveer gelijke waarde, is Jacob
Ritsema in de twee steden vertegenwoordigd.
In den Haag heeft hij een Hofje, zuiver, vol
geschakeerde witten; fleurig is zijn teekeninj
op Arti (Alleen zijn de figuurtjes niet
geheelen-al precies van kleur ten opzichte Van het
overige.) Over dat andere kan ik met korte
notities volstaan. Sam van Beek is het meest
illusie-rijk in zijn goudkarpers; Mej. van den
Berg's Rozen zijn goed. Van Van Blaaderen
verkies ik La Casa"; Boot's Stilleven van
schelpen is nuchter en eerlijk. Mej. Broers'
ets (zonnebloem) is het overtuigendst wat
ik van haar ken; van Colnot noem ik een stil
leven; van Gestel zijn bloemen en vruchten"
Isaac Israëls' Londensche meiskens, Jurres
Brug (No 1) zijn te vermelden. De Begrafenis
van Monnickendam is een vlotte opteekening;
de bloemen van Reicher (hij heeft er ook op
Pulchri) en Surie's Stilleven (III) onthield ik.
evenals Wouters Geertje. Van de twee
teekeningen van Wolter (uit een confectieatelier)
is No. 124 het meest aantrekkend door licht
en door
groepeering.Ten siotte blijft mij van het beeldhouwwerk
de Maraboe van Tjipke Visser bij dit alles
op te nemen.
Grand Hotel Funckler
HAARLEM
-:- LE MEILLEUR RESTAURANT EN VILLE
-:Illlllllllllllllll
Illlllll IIII1HI|II||HIIMIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIMIIIIII1I»UIIIIII1IIIIIIHI1IIIIII1IIIIIIIIIIII|IIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIII IIHIM
iiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimillilililiiiiliiliiiiiiiiiiimi
IIIIIIIIIIIIIIIIIM
jongejuffrouw, denk erom: wij allemaal hier
zijn al een beetje oud."
Ja, ze is zoo heerlijk jong, Erna, ze heeft
Erna Rubinstein
zoo in 't geheel niet het vroeg-oude van een
wonderkind, ze is zoo heerlijk jong, en ze
speelt zoo verrukkelijk natuurlijk. En, om
nu nog even bij het tempo van het Allegro
molto vivace" te blijven, men krijgt, als zij het
stuk begint, geen oogenblik den indruk, dat
zij zou-Avillen zeggen: Kijk, zoo razend vlug
kan ik het nu wel". Neen, het is al weer haar
zin voor f rissche natuurlijkheid, die haar dezen
satz zó, en niet anders, niet wat bedacht
zamer doet aanpakken. Voelt ge u hier niet
met Walter Dahms, die de
Mendelssohnliteratuur met een voortreffelijk boek verrijkt
heeft, ruitten i in blühendsten Glanz"? En
zegt hij het, dit meesterlijk slot der meester
compositie karakteriseerend, niet hél raak:
Ein phantastischer (ieistertanz schwebt,
hastet, singt, k'.ingt, stolpert, stürzt, jagt
und jauchzt an uns vorüber"?
Und der Virtuose feiert seinen Sieg",
voegt hij erbij, en terecht. Concerten schrijft
men voor virtuozen, en Mendelssohn heeft
allereerst de virtuositeit van Ferdinand David
van het Leipziger Gewandhaus, die het stuk
creëeren zou, de haar van rechtswege toe
komende kansen willen geven. Doch, vór
alles: het zou muziek zijn, muziek met een
harteklop, deze satz, dien de virtuositeit
zou krijgen, om er zich in uit te leven
Stel u voor, dat Mendelssohn op aarde
terugkeerde, hij, die de onsterfelijke
Sommernachtstraum"-ouverturc schreef, toen hij
zoo ongeveer Erna Rubinstein's leeftijd had,
en hoorde haar het slot-deel van zijn concert
spelen, hij zou niet spreken van den knoet",
hij, die volop reden had, om er tot zijn dood
toe dankbaar voor te blijven, dat Zelter hem
met zooveel onverbiddelijkheid had gedrild,
neen, hij zou als Mengelberg doen, en
vestigen Erna's aandacht.met een grapje op
de belangen der blazers, die niet alleen moeten
kunnen meekomen, maar ook hun partijen
moeten kunnen maken tot muziek
De jonge kunstenares mag er trotsch op
zijn, dat een Mengelberg, hoewel op zijn
hoede tegen wat met technische mogelijk
heden niet voldoende rekening houdt, haar
toch zooveel vrijheid heeft willen laten, als
maar even kon. Ziedaar het respect der
gerijpte genialiteit voor de ontluikende, zie
daar tevens het opengaan van het
muzikantenhart voor al wat waarlijk muziek is.
Of het ontroering was, die Erna's spel ons
bracht, dan wel een zeldzaam-zoete bekoring
alleen nog maar, ik weet het niet. Wij luister
den, en hielden den adem in. Hoe wist zij
ons gevangen te houden, zij, die daar voor
ons stond, uiterlijk zoo volkomen rustig, zoo
wèlbeheerscht, innerlijk vol bewogenheid.
Een nadenken over wat wij hoorden, een ons
verdiepen in détails van techniek werd ons
niet vergund; wij luisterden; de muziek
kwam over ons, die daar van die viool ruischte
en bruiste, uit die viool opzong, klaar en
liefelijk en levensblij
Zoo moge het velen gegeven zijn, haar
te hooren.
H. J. DEN HERTOG