Historisch Archief 1877-1940
ff0. 8315
Zaterdag 5 November
A°. 1981
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN KAMP
Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
[ Prijs per No. f 0.25. Per ha»jaar t 6 50. Abonn. loopen per jaar | | Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam | [ Advertentiën 10.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten |
INHOUD: 1. Grondwetsherziening, door Prof.
Dr. O. W. Kernkamp. Tijdgenooten: Léon
Daudet IV, door Dr. W. G. C. Byvanck.
Walther Rathenau, door Dr. Edward
Stilgebauer.?2. De grondwetsherziening, teekening
van Jordaan. Israëïs Wezen en Willen:
Rasgemeenschap, door Henri Polak. Kre
kelzang, door J. H. Speenhoff. Spreekzaal:
Methode inde Koloniale Economie, door P. J.
Willekes Macdonald; Reserveberekening bij
Levensverzekering-maatschappijen,door Mr. J.
Kist. 3. Amsterdams hulde aan een dronken
Chinees, door Dr. Frederik van Eeden.
5. Voor vrouwen (red. Elis. M. Rogge): De
a. s. grondwetsherziening en de benoembaar
heid der vrouw tot ambten, door Dr. Hans
Hillesum. Bont, en wat mode is, door L.
Kroese-Grégoire. Kleeding van de maand,
teekening van Netty Heijligers. Uit de
Natuur: Een en ander over 1921, door Jac.
P. Thijsse. ? 7. De getrouwen, door Mr. F.
Pauwels. De nieuwe Fransche Opera
te Amsterdam, teekeningen van B. van Vlij
men. Het Boek, door J.
KernkampMuyderfnan. 8. Nieuwe Engelsche littera
tuur, door Willem van Doorn. Boekbe
spreking, door Dr. Joh. C. Breen. De Ver
loren zoon, teekening van G. van Raemdonck.
Schilderkunstkroniek, door A. Plasschaert.
10. Uit het K'adschrift van, Jantje. 'Ruize
Rijm. Charivaria en Buitenl.. humor, door
Charivarius. Onze Puzzle. 11. De con
ferentie te Washington, teekening van Joh.
Braakensiek. 't Schietgat; Rijmkronyck,
door Melis Stoke. Feuilleton: Begrafenis
door Enny Balting. Bijvoegsel: De
erkenning der russische staatsschuld,/teeke
ning van Joh. Braakensiek.
GRONDWETSHERZIENING
Wanneer de herinnering aan No
vember 1918 bij sommigen dreigde te
vervagen, dan zorgt de Tweede Kamer
er thans voor, dat de gebeurtenissen
van die maand weer m het geheugen
terug worden geroepen.
Soms neemt een minister de taak
van het oprakelen op zich, soms zijn
het leden der volksvertegenwoordiging,
die in de asch roeren. Al naar het
valt.
Toen de vorige week de
interpellatieDrion werd behandeld, achtte minister
Aalberse het gewenscht, zijne hoorders
terug te voeren in de geestelijke atmos
feer van November 1918: een atmos
feer met zooveel spankracht, dat som
mige Kamerleden er ijl in het hoofd
door werden en zich lieten vervoeren
tot het goedkeuren van wetten, waar
van ze thans niet meer begrijpen, dat
ze er ooit vór hebben kunnen stemmen.
Maar bij de algemeene beschou
wingen" over de ontwerpen tot grond
wetsherziening kwam de herinnering
aan de omstandigheden, waaruit de
wensch tot grondwetsherziening geboren
was, niet van de regeeringstafel, maar
van het spreekgestoelte der Kamer
leden.
Het waren de heeren Marchant eu
Troelstra, die het verband legden
tusschen November 1918 en de grondwets
herziening van thans.
De laatste sprak van de splinters
van stuk geslagen tronen, die ons toen
om de ooren waaiden en van den donder
der internationale revolutie, die ook
hier werd gehoord, ook door de re
geering.
De eerste gewaagde ervan, hoe ver
sterking van den volksinvloed over de
geheele linie ook hier toen noodzakelijk
werd geoordeeld. De destijds gestelde
eischen kwamen hierop neer: verster
king van den volksinvloed.rechtstreeks,
door invoering van het referendum,
middellijk, door het verleenen van
medezeggenschap in de buitenlandsche
politiek aan de Staten-Generaal. Ver
der wilde men aan de Kroon het recht
tot oorlogsverklaring ontnemen en de
bepalingen over de troonsopvolging
wijzigen, opdat geen aan Nederland
volkomen vreemde vorst of vorstin tot
de regeering zou kunnen worden ge
roepen. Eindelijk verlangde men het
vrouwenkiesrecht en de opheffing van
de Eerste Kamer; een vrij-liberaal
Kamerlid sprak zelfs als zijne meening
uit, dat alleen de boden van de Eerste
Kamer er over zouden treuren, wanneer
dit college ten doode gedoemd weid
Dit verlangen naar een nieuwe
staatsorde, zoo betoogden de heeren
Marchant en Troelstra, had beviedigd
moeten worden door een ingrijpende
wijziging van de grondwet; de daartoe
ingediende voorstellen waren echter
verre beneden de verwachting gebleven;
de heivormingsijver van de regeering
vvas blijkbaar bekoeld; de berg had
slechts een muis gebaard.
Aan den ministei van
binnenlandsche zaken viel thans de taak ten deel,
November 1918 te verloochenen
een taak, waarvan hij zich minstens
even goed kweet als zijn ambtgenoot
Aalberse had gedaan, toen deze onlangs
het tegenovergestelde moest doen. De
heer Ruys de Beerenbrouck is alevel
geen geestdriftig redenaar; hij behoeft
zich geen geweld aan te doen, wanneer
de gelegenheid van hem eischt een zoo
nuchter mogelijk betoog te houden.
Verband tusschen November 1918
en de grondwetsherziening zoo zou
men zijn betoog kunnen samenvatten?:
hoe komt gij er aan? Heb ik dan in die
Novembermaand eenige mededeeling
gedaan, eenige verwachting gewekt
betreffende een herziening van de grond
wet? Ik deed dit eerst in December
1918, bij de algemeene beschouwingen
over de begrooting. En waarom toen?
onder den indruk van de revolutionaire
bewegingen, die toen geheel Europa in
beroering brachten? Dit zij verre
van mij.
Neen, de vork zit aldus in den steel.
Onder het Kabinet-Cort van der
Linden heeft een partieele grondwets
herziening plaats gehad, die alleen tot
iimiiittiiiiiiiiiiiiiiiiiiittimiiiiiiiiiiiiiiimtiiimiiiiiiiiiiiiiiitmiiiiiimiiimitiiiiitiimiiitiii
?' ;JL- -..v-. -x. *; ? :/? f 1
M TUDGENCDTEN'
k f l l , «^ l 1:1 1 l > J
LÉON DAUDET
IV
Het amusantste van Daudet's Souvenirs
zijn de herinneringen aan de
pfopagandatochten voor de groote zaak. Door Frankrijk
ging het van het Noorden tot het Zuiden,
van het Westen naar het Oosten.
Reeds van het begin der eeuw af is er n.l.
een liga gevormd van Maurras' aanhangers
tot verspreiding van zijn ideeën. Enkele
groote namen der legitimische partij, sloten
zich daarbij aan: de marquise de Mac Mahon,
de graaf de Lur-Saluces e. a.; een politieke
geloofsbelijdenis werd opgesteld, door
handteekening bekrachtigd, en een eedgenoot
schap was daardoor in 't leven geroepen; ja,
het was een soort van samenzwering, maar
met een openbaar doel.
De beweging breidde zich dan uit in de
groote steden; maar ook op het land in de
dorpen had zij haar vertakkingen.
Léon is er trotsch op dat het eerst in een
vergadering te Parijs onder zijn leiding de
strijdleus met geestdrift werd uitgeroepen.
Het was in een locaal, dat wel zesduizend
menschen kon bevatten. Er waren er van
allerlei slag, velen waren uit nieuwsgierig
heid gekomen, maar de welsprekendheid
had hoogtij gevierd onder de voorstrijders
der Action Franc.aise.
Naar gewoonte kwam Léon het laatst aan
het woord, om de conclusie van den avond
op te maken; hij profiteerde van de stemming
door de voorgangers opgewekt, om als een
bevrijdend woord het ,, Vive Ie Roi!" aan het
publiek toe te roepen.
Het was meer dan enthousiasme dat hij
oogstte, het was een bijna waanzinnige geest
drijverij. De menschen gooiden hun hoeden
in de lucht en stormden op de estrade af om
den spreker de hand te drukken, het is
een wonder geweest dat zij niet instortte
onder den aandrang.
Maar de electrische stroom had plotseling
zijn weg gevonden, hij ging door het geheele
publiek. Zoo zou, meende men en droomde
men, eenmaal dtiör een bijzondere omstandig
heid de vonk ontspringen die de natie
zelf vuur zou doen vatten. Zal men het dan
een wonder moeten noemen? Maar hoe goed
voorbereid zij ook moge zijn, een beweging,
wil ze doorbreken, heeft altoos iets van een
wonder noodig.
Hij was heel prettig, die rondgang door het
land en men deed veel ondervinding op,
daarentegen was hij zeer vermoeiend, ofschoon
de troep, zoo noemden zij zich, als zij in
de provincie gingen dank zij de zorgen
van Mevrouw Daudet meestal een goed
onderkomen vond. O die oude herbergen
waar men eerst een praatje gaat maken met
de vrouw van het huis en kennis aanknoopt
met den patroon voor zijn braadspit in de
keuken en vraagt naar het menu, waar men
geduldig wacht op het warme water dat men
heeft besteld en op den kleêrenborstel,
die niet wil komen, waar men het
moderne" comfort mist, om zich heusch
thuis te gevoelen en op zijn gemak te
zijn, buiten het toezicht van volmaakt
gestyleerde kellners die ceremonieel, volstrekt
onverschillig zijn hoe het den gasten gaat!
het onderwijs en het kiesrecht beperkt
bleef; iedere poging om den genoemden
minister tot een ruimere revisie te
bewegen, om er b.v. ook de troon
opvolging in op te nemen, stuitte
bij hem op verzet; hij achtte het slagen
eener herziening, die alleen de onder
werpen: kiesrecht en onderwijs betrof,
van zooveel beteekenis, dat hij die niet
in gevaar wilde brengen door er andere
punten aan toe te voegen.
Maar eigenlijk was die herziening
dus maar half werk. Vooral de troon
opvolging behoorde anders te worden
geregeld. In gewone omstandigheden
zou het tegenwoordige ministerie, toen
het in September 1918 optrad, reeds
een nieuwe grondwetsherziening op
zijn programma hebben kunnen zetten;
want partieel werk, zooals het vorige
kabinet had geleverd, vereischi aan
vulling, niet waar? door ander partieel
werk.
Ik behoef de heeren echter niet eraan
te herinneren, dat wij in September
1918 nog in oorlogstijd verkeerden, en
dat de regeering dus toen nog de handen
vol had met allerlei aangelegenheden,
die uit den oorlog voortvloeiden; aan
grondwetsheiziening konden wij niet
denken.
Maar toen kwam, in November 1918,
de wapenstilstand; de Europeesche toe
stand was geheel veranderd; nu de
vrede in zicht geraakte, zou de behan
deling van crisis-aangelegenheden veel
minder tijd kosten; de Tweede Kamer
van toen maakte bovendien den indruk,
dat zij snel wilde werken; vandaar dat
de regeering in December 1918 voor
het eerst eenige mededeelingen deed
omtrent hare plannen tot een nieuwe
gedeeltelijke herziening der grondwet.
Is dit 'niet een knap betoog, wanneer
men de taak heeft te vervullen, het
verband tusschen de thans aanhangige
grondwetsherziening en de democra
tische strooming van de laatste maan
den van 1918 te1 ontkennen en daardoor
bij voorbaat het verwijt af te weren, dat
die herziening niet de hervormingen
brengt, die destijds verwacht werden?
En het heeft bovendien dit voordcel,
dat het toch contact legt tusschen No
vember 1918 en de grondwetsherziening.
Alleen maar: wanneer minister Ruys de
Beerenbrouck dit verband erkent, dan
bedoelt hij met November 1918 niet:
de democratische bevlieging van die
maand, maar: den wapenstilstand, het
uitzicht op vrede, de mogelijkheid dus
om onderwerpen aan de orde te stellen,
die nog hadden moeten wachten, als
de oorlogstoestand had voortgeduurd.
De democratische bevlieging van
Novemner 1918: met opzet gebruikten wij
dit woord, want voor velen in Neder
land is het niet anders dan een
nevliegiiK* geweest.
Daarom moet men zich er Ten slutte
ook over verheugen, dat de grondwets
herziening drie jaren noodig heeft gehad
om rijp te worden gestoofd.
Zoowel de heer Schaper in de nota,
die hij als lid der commissie tot voor
bereiding der '" grondwetsherziening
schieef als de heer Troelstra, in
het jongste Kamerdebat, heeft her
innerd aan de vermaard geworden rede
van Lassalle?Ueber Veifassungswesen",
waarin hij betoogde: de feitelijke machts
verhoudingen in de maatschappij vor
men de weikelijke, de ongeschreven
constitutie van een land; geschreven
grondwetten zijn alleen dan van waarde
en duurzaam,als zij die feitelijke machts
verhoudingen tot uitdrukking brengen.
Die laatste zinsnede willen wij hier
onderstrepen. In November 1918 en
volgende maanden heeft men de feite
lijke machtsverhoudingen hier te lande
verkeerd geschat. De vergissing" van
den heei Troelstra is het meest bekend
geworden; maar hij was niet de eenige,
die zich vergiste in de macht van de
arbeidersklasse; cok zijne tegenstanders
hebben de beteekenis van de democratie
toen overschat. Indien er destijds bin
nen enkele weken een grondwetsher
ziening tot stand ware gekomen, zou
zij veel radicaler zijn uitgevallen dan
thans het geval zal zijn; zij zou uit
drukking hebben gegeven niet aan de
machtsverhoudingen, die feitelijk in
ons land bestaan, maar in overeenstem
ming zijn geweest met de verkeerde
voorstelling, die men zich er toen van
vormde; daarom zou zij geen waarde
hebben gehad en niet duurzaam zijn
geweest.
Maar zij zou zeker meer de aandacht
hebben getrokken dan die van thans.
Waarin de verschillende Kamerleden,
die bij de algemeene-beschouwingen het
woord voerden, ook mochten verschil
len, hierover waren nagenoeg allen het
eens, dat het Nederlandsche volk on
verschillig staat tegenover de grond
wetsherziening, die thans aan de orde is.
Zelfs over de redenen van die onver
schilligheid: de economische crisis, de
materieele zorgen, waaronder de meeste
menschen gebukt gaan, de ontnuchte
ring, die velen sinds November 1918
hebben ondergaan, bestond weinig ver
schil van gevoelen.
De herziening der regelen van ons
staatsbestel heeft trouwens meestal
slechts in engere kringen belangstelling
gewekt. Maar zelfs in die kringen ont
breekt tegenwoordig aan velen het ge
loof, dat een verbetering van onze
staatsinrichting veel mits kan uitwer
ken. Men heeft vage voorstellingen van
een op sociale en economische basis
opgetrokken volksvertegenwoordiging,
die naast de tegenwoordige, de politieke,
zal moeten verrijzen en haar een deel
van het werk uit handen zal nemen en
dit beter zal vei richten dan zij, maar
niemand kan die gedachten nog vast
omlijnen. Men gelooft niet meer in het
parlementarisme, maar weet er nog
niets beters voor in de plaats te stellen.
Voor diep ingrijpende hervormingen op
dit gebied zijn <Je tijden nog niet rijp.
Daarmede is echter niet gezegd, dat
de herziening, waarmede de Kamer
zich thans bezig houdt, eigenlijk zonder
belang is. Zoowel de ontwerpen zelve
als de daarop ingediende amendementen
stellen een aantal vraagstukken aan de
orde, die de aandacht ten volle waard
zijn. Misschien zullen wij enkele daar
van ook hier onder de oogen kunnen
zien. Wij vermoeden althans, dat de
Kamer ons daartoe de gelegenheid zal
laten; indien zij haar tempo niet ver
haast, zullen er nog ettelijke weken met
de behandeling der grondwetsherziening
gemoeid zijn !
KERNRAMP
IIIIIIIIIIIIIIIIHIIMIIlllllllllHlllltlllflIIIIIIIIIIIItlllMlllllinillltlllllll
WALTHER RATHENAU
Daargelaten de enkele duitsche radikale
pacifisten als Fried, Förster, Gerlach,
Hohenlohe e.a., is Walther' Rathenau de
man van het herstel, van den opbouw,
eigenlijk de eerste met wien de open
bare meening van het vijandelijk buiten
land zich weer op vriendschappelijke wijze
bezig houdt. Dat is veel, zoo niet alles
gewonnen voor Duitschland, want op de
openbare meening van de vroegere vijanden
komt het nu juist aan en daardoor alleen
reeds treedt de oud-directeur van de
Allgemeine Elektricitats Gesellschaft te Ber
lijn op den voorgrond der politieke belang
stelling.
Hij is het geweest die het plan tot weder
opbouw heeft uitgewerkt, die de overeenkomst
met Loucheur te Wiesbaden heeft geteekend
juist op het oogenblik dat bij George Allen &?
Unwin te Londen zijn boek, dat voor den
oorlog meer afgekeurd dan geprezen werd,
V on kommenden Dingen, onder den titel:
In days to come, verschenen is. Walther
Rathenau, jood, zoon van een Gründer en
zelf directeur van een der grootste
industrieele ondernemingen ter wereld, althans wat
uitgebreidheid van belangensfeeren betreft,
heeft, nadat hij reeds veel op philosofisch
en economisch gebied had geschreven, vroeg
tijdig gezien den ommekeer die door den we
reldoorlog gebiacht was en eerder dan menig
ander man geweten wat daaruit voortko
men zou. Hij had oog voor de macht van
den arbeid die zoo niet als grootere faktor,
dan toch zeker als gelijkstaande met het
kapitaal opgetreden is en ook optreden moest.
Niet omdat hij had geleerd door den nood
van zijn tijd en van zijn volk, maar wel
degelijk als gevolg van logisch denken (dat
in zijn verbazingwekkende zuiverheid aan
het nadenken van een Immanuel Kant her
innert, op wien hij overigens ook gelijkt),
kwam hij tot inzicht. Zoo ontdekte hij de
formule van de uitwisseling van goederen,
waardoor en waardoor allén de samenwer
king van Frankrijk en Duitschland in dit
tijdvak van verlaging der mark-waarde
mogelijk gemaakt is. Want hij bracht in
dezen tijd van verwarde denkbeelden op
nieuw, slechts door rustig nadenken, de eigen
schap van het geld als zuiver ruilmiddel naar
voren, terwijl anderen zich nog altijd lieten
verblinden door den schijn van macht, die
het kapitaal eens had uitgeoefend door
den traditioneclen rang aan het goud
toegekend, dat men toch noch eten
noch drinken kan.
De woorden van lof die de engelsche refe
rent in de litteraire bijlage van de Times in
deze beslissende dagen, waarin het verstand
weer zegevieren mocht, aan Walther Rathenau
en de duitschere publiek wijdde, die woorden
van een nuchter engelsch verstandsmensen
zijn vermeldenswaardig.
Hij schrijft: ,,Rathenau is een uitne
mende, eerlijke denker die een maat
schappelijk leerstuk heeft te verkondigen....
een leerstuk van sociale, moreele en politieke
beteekenis". Ik onderstreep met opzet het
woord moreele omdat het vermelden daarvan
iiliiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiniliiiMi
iiiiiiiiiumiiiimiiiiMii"""!"111111111111111111111"1111111111*1111111111111"111111"11"1""11""11*"*
En dan de oude steden waarin men loopt
te dwalen door nauwe straatjes met trappen
op die naar een pleintje voeren, verloren in
zijn eenzaamheid en schilderachtig verzonken
in het verleden ! Soms onder het dichterlijk
waas van den avond dat alle gedachten van
den hartstochtelijken strijd van het oogenblik
in zich opneemt en doet vergaan, en soms
onder het vroolijke, levenwekkende schijnsel
van de zon, zooals in Pcrpignan, de hoofdstad
van Fransch Catalonië.
Perpignan, dat is de bevoorrechte stad.
Het heeft de zee en het heeft het gebergte.
Het heeft de dubbele schittering van water
en sneeuw, wanneer de zon het een en de
andere raakt. De Catalanen, maar dat zijn
Daudet's broeders, zij gevoelen hetzelfde,
en zij hebben dezelfde manier hun gevoel
uit te drukken; vooral zij bezitten het goede
humeur waarmee zij de kleine en grootere
en zelfs de grootste ongeriefelijkheden van
het leven van zich af kunnen schuiven.
Wanneer ik een Catalaansch gehoor voor
me heb," erkent Daudet, voel ik mij zoo
op mijn gemak, dat ik moeite moet doen,
om hun geen historietjes te vertellen, inplaats
van over politiek te gaan spreken."
Laat ons de ondervinding voorbijgaan bij
al de menu's en bij de kostelijkheid der wijnen
opgedaan en zelfs de heerlijke vischschotels
niet vermelden, waarvan de tong het hoofdin
grediënt was, een dier als men het zoo mag
noemen, waarvan de onbevroede en onbe
schrijfelijke verbeeldingsvruchtbaarheid zich
bij alle sausen weet aan te passen. Laat
ons dit niet zonder eenig heimwee voorbij
gaan: er zijn nog meer ervaringen.
Men denkt gewoonlijk dat het publiek
van het Noorden steiler is in zijn ideeën en
moeilijker te bewegen dan het publiek van
het Zuiden met zijn snel opvlammend enthou
siasme. Dit gaat toch niet op. Er is voor
geheel Frankrijk maar n publiek, warm of
lauw of koud, al naarmate men zijn gevoe
lige snaar heeft weten te pakken. En het is
niet wat de spreker zegt dat hem in aanraking
brengt met zijn gehoor, maar het is de over
tuiging, waarmee hij het zegt. Het is een
quaestie van temperament.
Luister daarom niet te zeer naar de
menschen van de streek waar ge een rede gaat
houden en die u komen waarschuwen:
roer dit onderwerp aan en blijf vooral van dat
onderwerp af. Het is hier niet als op andere
plaatsen. Zeg dat ge u erg verplicht ge
voelt voor hun raad, en dat ge u er aan zult
houden; maar vergeet het zoo gauw mogelijk.
Het verhaal van Jules Lemaitre's redevoe
ring in Rijssel is niet onvermakelijk.
Tot de royalistische partij overgegaan,
was hij, ils lid van de Académie Franchise,
het officieele hoofd. Men plaatste hem voor
aan op de programma's; de naam van den
beroemden man trok de menschen aan.
Bij zijn komst legden een aantal Rijsselsche
vrienden beslag op Jules Lemaitre en be
duidden hem. dat hij zijn gehoor warm moest
maken door een locaal-patriotieke herinne
ring aan den strijd door de Vlamingen in de
Middeleeuwen tegen hun belagers gevoerd,
toen zij met hun beruchten strijdknods, den
goedendag, de aanvallers ontzield deden
buitelen.
Hij was niet gemakkelijk, Lemaitre, en
had er eerst veel tegen. Eindelijk gaf hij toe
en ging raad vragen aan het kleine comit
dat behalve uit Léon en zijn vrouw uit nog
twee andere leden bestond.
Ik vind .die zinspeling op den goeden
dag" wel wat al te forsch," zeide hij, en
weet ook niet waar haar precies te plaatsen."
Wel, waarde peet," hij was de intieme
huisvriend der Daudets, laat haar dan
weg."
Maar men zegt, dat zij een groot effect
zal maken. Ik ken die zaal van vroegere
gelegenheden. Zij is buitengewoon ruim en
haar te ontdooien is des duivels. Dat woord
zal haar ontdooien."
Er bleven toch nog eenige tegenwerpingen
bestaan. In den mond van een fijn kriticus
was de allusie te brutaal. Men werd het eens
over de volgende formule: Neemt uw ern
stige toevlucht, mijn waarde vrienden, tot
een moreelen goedendag l". De ernst en de
moraliteit brachten het wapen op een ander
plan van gedachten.
Hoe gespannen zaten onze vrienden op de
estrade te wachten naar de werking van den
fameuzenzin! De orde in de zaal was uitste
kend verzekerd door een geoefend corps van
camelots du Roi. Lemaitre werd met don
derend applaus ontvangen. Slechts een dozijn
mannen begon als protest te fluiten. Maar zij
werden door de commissarissen gegrepen en
gingen van hand tot hand als een hoop vuil
goed om eindelijk buiten te worden gedepo
neerd. Lemaitre had de vrije ruimte voor
zijn treffend woord. Hij nam zijn aanloop:
Armee-vous, Messieurs, d'un serieux
goudendag moral" \" Maar niemand maakte een
miene. De hoofden gingen naar elkander
toe om te vragen wat die barbaarsche term
beteekende. Geen wonder, zij waren den
strijdknods ontwend. Drie dagen lang,"
zegt Léon, hebben wij tot tranen toe ge
lachen over deze episode. Eerst voelde
Lemaitre zich in zijn wiek geschoten door
de teleurstelling, ten slotte lachte hij met
ons mee."
W. G. C. BYVANCK