De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 5 november pagina 1

5 november 1921 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

ff0. 8315 Zaterdag 5 November A°. 1981 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN KAMP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF [ Prijs per No. f 0.25. Per ha»jaar t 6 50. Abonn. loopen per jaar | | Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam | [ Advertentiën 10.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten | INHOUD: 1. Grondwetsherziening, door Prof. Dr. O. W. Kernkamp. Tijdgenooten: Léon Daudet IV, door Dr. W. G. C. Byvanck. Walther Rathenau, door Dr. Edward Stilgebauer.?2. De grondwetsherziening, teekening van Jordaan. Israëïs Wezen en Willen: Rasgemeenschap, door Henri Polak. Kre kelzang, door J. H. Speenhoff. Spreekzaal: Methode inde Koloniale Economie, door P. J. Willekes Macdonald; Reserveberekening bij Levensverzekering-maatschappijen,door Mr. J. Kist. 3. Amsterdams hulde aan een dronken Chinees, door Dr. Frederik van Eeden. 5. Voor vrouwen (red. Elis. M. Rogge): De a. s. grondwetsherziening en de benoembaar heid der vrouw tot ambten, door Dr. Hans Hillesum. Bont, en wat mode is, door L. Kroese-Grégoire. Kleeding van de maand, teekening van Netty Heijligers. Uit de Natuur: Een en ander over 1921, door Jac. P. Thijsse. ? 7. De getrouwen, door Mr. F. Pauwels. De nieuwe Fransche Opera te Amsterdam, teekeningen van B. van Vlij men. Het Boek, door J. KernkampMuyderfnan. 8. Nieuwe Engelsche littera tuur, door Willem van Doorn. Boekbe spreking, door Dr. Joh. C. Breen. De Ver loren zoon, teekening van G. van Raemdonck. Schilderkunstkroniek, door A. Plasschaert. 10. Uit het K'adschrift van, Jantje. 'Ruize Rijm. Charivaria en Buitenl.. humor, door Charivarius. Onze Puzzle. 11. De con ferentie te Washington, teekening van Joh. Braakensiek. 't Schietgat; Rijmkronyck, door Melis Stoke. Feuilleton: Begrafenis door Enny Balting. Bijvoegsel: De erkenning der russische staatsschuld,/teeke ning van Joh. Braakensiek. GRONDWETSHERZIENING Wanneer de herinnering aan No vember 1918 bij sommigen dreigde te vervagen, dan zorgt de Tweede Kamer er thans voor, dat de gebeurtenissen van die maand weer m het geheugen terug worden geroepen. Soms neemt een minister de taak van het oprakelen op zich, soms zijn het leden der volksvertegenwoordiging, die in de asch roeren. Al naar het valt. Toen de vorige week de interpellatieDrion werd behandeld, achtte minister Aalberse het gewenscht, zijne hoorders terug te voeren in de geestelijke atmos feer van November 1918: een atmos feer met zooveel spankracht, dat som mige Kamerleden er ijl in het hoofd door werden en zich lieten vervoeren tot het goedkeuren van wetten, waar van ze thans niet meer begrijpen, dat ze er ooit vór hebben kunnen stemmen. Maar bij de algemeene beschou wingen" over de ontwerpen tot grond wetsherziening kwam de herinnering aan de omstandigheden, waaruit de wensch tot grondwetsherziening geboren was, niet van de regeeringstafel, maar van het spreekgestoelte der Kamer leden. Het waren de heeren Marchant eu Troelstra, die het verband legden tusschen November 1918 en de grondwets herziening van thans. De laatste sprak van de splinters van stuk geslagen tronen, die ons toen om de ooren waaiden en van den donder der internationale revolutie, die ook hier werd gehoord, ook door de re geering. De eerste gewaagde ervan, hoe ver sterking van den volksinvloed over de geheele linie ook hier toen noodzakelijk werd geoordeeld. De destijds gestelde eischen kwamen hierop neer: verster king van den volksinvloed.rechtstreeks, door invoering van het referendum, middellijk, door het verleenen van medezeggenschap in de buitenlandsche politiek aan de Staten-Generaal. Ver der wilde men aan de Kroon het recht tot oorlogsverklaring ontnemen en de bepalingen over de troonsopvolging wijzigen, opdat geen aan Nederland volkomen vreemde vorst of vorstin tot de regeering zou kunnen worden ge roepen. Eindelijk verlangde men het vrouwenkiesrecht en de opheffing van de Eerste Kamer; een vrij-liberaal Kamerlid sprak zelfs als zijne meening uit, dat alleen de boden van de Eerste Kamer er over zouden treuren, wanneer dit college ten doode gedoemd weid Dit verlangen naar een nieuwe staatsorde, zoo betoogden de heeren Marchant en Troelstra, had beviedigd moeten worden door een ingrijpende wijziging van de grondwet; de daartoe ingediende voorstellen waren echter verre beneden de verwachting gebleven; de heivormingsijver van de regeering vvas blijkbaar bekoeld; de berg had slechts een muis gebaard. Aan den ministei van binnenlandsche zaken viel thans de taak ten deel, November 1918 te verloochenen een taak, waarvan hij zich minstens even goed kweet als zijn ambtgenoot Aalberse had gedaan, toen deze onlangs het tegenovergestelde moest doen. De heer Ruys de Beerenbrouck is alevel geen geestdriftig redenaar; hij behoeft zich geen geweld aan te doen, wanneer de gelegenheid van hem eischt een zoo nuchter mogelijk betoog te houden. Verband tusschen November 1918 en de grondwetsherziening zoo zou men zijn betoog kunnen samenvatten?: hoe komt gij er aan? Heb ik dan in die Novembermaand eenige mededeeling gedaan, eenige verwachting gewekt betreffende een herziening van de grond wet? Ik deed dit eerst in December 1918, bij de algemeene beschouwingen over de begrooting. En waarom toen? onder den indruk van de revolutionaire bewegingen, die toen geheel Europa in beroering brachten? Dit zij verre van mij. Neen, de vork zit aldus in den steel. Onder het Kabinet-Cort van der Linden heeft een partieele grondwets herziening plaats gehad, die alleen tot iimiiittiiiiiiiiiiiiiiiiiiittimiiiiiiiiiiiiiiimtiiimiiiiiiiiiiiiiiitmiiiiiimiiimitiiiiitiimiiitiii ?' ;JL- -..v-. -x. *; ? :/? f 1 M TUDGENCDTEN' k f l l , «^ l 1:1 1 l > J LÉON DAUDET IV Het amusantste van Daudet's Souvenirs zijn de herinneringen aan de pfopagandatochten voor de groote zaak. Door Frankrijk ging het van het Noorden tot het Zuiden, van het Westen naar het Oosten. Reeds van het begin der eeuw af is er n.l. een liga gevormd van Maurras' aanhangers tot verspreiding van zijn ideeën. Enkele groote namen der legitimische partij, sloten zich daarbij aan: de marquise de Mac Mahon, de graaf de Lur-Saluces e. a.; een politieke geloofsbelijdenis werd opgesteld, door handteekening bekrachtigd, en een eedgenoot schap was daardoor in 't leven geroepen; ja, het was een soort van samenzwering, maar met een openbaar doel. De beweging breidde zich dan uit in de groote steden; maar ook op het land in de dorpen had zij haar vertakkingen. Léon is er trotsch op dat het eerst in een vergadering te Parijs onder zijn leiding de strijdleus met geestdrift werd uitgeroepen. Het was in een locaal, dat wel zesduizend menschen kon bevatten. Er waren er van allerlei slag, velen waren uit nieuwsgierig heid gekomen, maar de welsprekendheid had hoogtij gevierd onder de voorstrijders der Action Franc.aise. Naar gewoonte kwam Léon het laatst aan het woord, om de conclusie van den avond op te maken; hij profiteerde van de stemming door de voorgangers opgewekt, om als een bevrijdend woord het ,, Vive Ie Roi!" aan het publiek toe te roepen. Het was meer dan enthousiasme dat hij oogstte, het was een bijna waanzinnige geest drijverij. De menschen gooiden hun hoeden in de lucht en stormden op de estrade af om den spreker de hand te drukken, het is een wonder geweest dat zij niet instortte onder den aandrang. Maar de electrische stroom had plotseling zijn weg gevonden, hij ging door het geheele publiek. Zoo zou, meende men en droomde men, eenmaal dtiör een bijzondere omstandig heid de vonk ontspringen die de natie zelf vuur zou doen vatten. Zal men het dan een wonder moeten noemen? Maar hoe goed voorbereid zij ook moge zijn, een beweging, wil ze doorbreken, heeft altoos iets van een wonder noodig. Hij was heel prettig, die rondgang door het land en men deed veel ondervinding op, daarentegen was hij zeer vermoeiend, ofschoon de troep, zoo noemden zij zich, als zij in de provincie gingen dank zij de zorgen van Mevrouw Daudet meestal een goed onderkomen vond. O die oude herbergen waar men eerst een praatje gaat maken met de vrouw van het huis en kennis aanknoopt met den patroon voor zijn braadspit in de keuken en vraagt naar het menu, waar men geduldig wacht op het warme water dat men heeft besteld en op den kleêrenborstel, die niet wil komen, waar men het moderne" comfort mist, om zich heusch thuis te gevoelen en op zijn gemak te zijn, buiten het toezicht van volmaakt gestyleerde kellners die ceremonieel, volstrekt onverschillig zijn hoe het den gasten gaat! het onderwijs en het kiesrecht beperkt bleef; iedere poging om den genoemden minister tot een ruimere revisie te bewegen, om er b.v. ook de troon opvolging in op te nemen, stuitte bij hem op verzet; hij achtte het slagen eener herziening, die alleen de onder werpen: kiesrecht en onderwijs betrof, van zooveel beteekenis, dat hij die niet in gevaar wilde brengen door er andere punten aan toe te voegen. Maar eigenlijk was die herziening dus maar half werk. Vooral de troon opvolging behoorde anders te worden geregeld. In gewone omstandigheden zou het tegenwoordige ministerie, toen het in September 1918 optrad, reeds een nieuwe grondwetsherziening op zijn programma hebben kunnen zetten; want partieel werk, zooals het vorige kabinet had geleverd, vereischi aan vulling, niet waar? door ander partieel werk. Ik behoef de heeren echter niet eraan te herinneren, dat wij in September 1918 nog in oorlogstijd verkeerden, en dat de regeering dus toen nog de handen vol had met allerlei aangelegenheden, die uit den oorlog voortvloeiden; aan grondwetsheiziening konden wij niet denken. Maar toen kwam, in November 1918, de wapenstilstand; de Europeesche toe stand was geheel veranderd; nu de vrede in zicht geraakte, zou de behan deling van crisis-aangelegenheden veel minder tijd kosten; de Tweede Kamer van toen maakte bovendien den indruk, dat zij snel wilde werken; vandaar dat de regeering in December 1918 voor het eerst eenige mededeelingen deed omtrent hare plannen tot een nieuwe gedeeltelijke herziening der grondwet. Is dit 'niet een knap betoog, wanneer men de taak heeft te vervullen, het verband tusschen de thans aanhangige grondwetsherziening en de democra tische strooming van de laatste maan den van 1918 te1 ontkennen en daardoor bij voorbaat het verwijt af te weren, dat die herziening niet de hervormingen brengt, die destijds verwacht werden? En het heeft bovendien dit voordcel, dat het toch contact legt tusschen No vember 1918 en de grondwetsherziening. Alleen maar: wanneer minister Ruys de Beerenbrouck dit verband erkent, dan bedoelt hij met November 1918 niet: de democratische bevlieging van die maand, maar: den wapenstilstand, het uitzicht op vrede, de mogelijkheid dus om onderwerpen aan de orde te stellen, die nog hadden moeten wachten, als de oorlogstoestand had voortgeduurd. De democratische bevlieging van Novemner 1918: met opzet gebruikten wij dit woord, want voor velen in Neder land is het niet anders dan een nevliegiiK* geweest. Daarom moet men zich er Ten slutte ook over verheugen, dat de grondwets herziening drie jaren noodig heeft gehad om rijp te worden gestoofd. Zoowel de heer Schaper in de nota, die hij als lid der commissie tot voor bereiding der '" grondwetsherziening schieef als de heer Troelstra, in het jongste Kamerdebat, heeft her innerd aan de vermaard geworden rede van Lassalle?Ueber Veifassungswesen", waarin hij betoogde: de feitelijke machts verhoudingen in de maatschappij vor men de weikelijke, de ongeschreven constitutie van een land; geschreven grondwetten zijn alleen dan van waarde en duurzaam,als zij die feitelijke machts verhoudingen tot uitdrukking brengen. Die laatste zinsnede willen wij hier onderstrepen. In November 1918 en volgende maanden heeft men de feite lijke machtsverhoudingen hier te lande verkeerd geschat. De vergissing" van den heei Troelstra is het meest bekend geworden; maar hij was niet de eenige, die zich vergiste in de macht van de arbeidersklasse; cok zijne tegenstanders hebben de beteekenis van de democratie toen overschat. Indien er destijds bin nen enkele weken een grondwetsher ziening tot stand ware gekomen, zou zij veel radicaler zijn uitgevallen dan thans het geval zal zijn; zij zou uit drukking hebben gegeven niet aan de machtsverhoudingen, die feitelijk in ons land bestaan, maar in overeenstem ming zijn geweest met de verkeerde voorstelling, die men zich er toen van vormde; daarom zou zij geen waarde hebben gehad en niet duurzaam zijn geweest. Maar zij zou zeker meer de aandacht hebben getrokken dan die van thans. Waarin de verschillende Kamerleden, die bij de algemeene-beschouwingen het woord voerden, ook mochten verschil len, hierover waren nagenoeg allen het eens, dat het Nederlandsche volk on verschillig staat tegenover de grond wetsherziening, die thans aan de orde is. Zelfs over de redenen van die onver schilligheid: de economische crisis, de materieele zorgen, waaronder de meeste menschen gebukt gaan, de ontnuchte ring, die velen sinds November 1918 hebben ondergaan, bestond weinig ver schil van gevoelen. De herziening der regelen van ons staatsbestel heeft trouwens meestal slechts in engere kringen belangstelling gewekt. Maar zelfs in die kringen ont breekt tegenwoordig aan velen het ge loof, dat een verbetering van onze staatsinrichting veel mits kan uitwer ken. Men heeft vage voorstellingen van een op sociale en economische basis opgetrokken volksvertegenwoordiging, die naast de tegenwoordige, de politieke, zal moeten verrijzen en haar een deel van het werk uit handen zal nemen en dit beter zal vei richten dan zij, maar niemand kan die gedachten nog vast omlijnen. Men gelooft niet meer in het parlementarisme, maar weet er nog niets beters voor in de plaats te stellen. Voor diep ingrijpende hervormingen op dit gebied zijn <Je tijden nog niet rijp. Daarmede is echter niet gezegd, dat de herziening, waarmede de Kamer zich thans bezig houdt, eigenlijk zonder belang is. Zoowel de ontwerpen zelve als de daarop ingediende amendementen stellen een aantal vraagstukken aan de orde, die de aandacht ten volle waard zijn. Misschien zullen wij enkele daar van ook hier onder de oogen kunnen zien. Wij vermoeden althans, dat de Kamer ons daartoe de gelegenheid zal laten; indien zij haar tempo niet ver haast, zullen er nog ettelijke weken met de behandeling der grondwetsherziening gemoeid zijn ! KERNRAMP IIIIIIIIIIIIIIIIHIIMIIlllllllllHlllltlllflIIIIIIIIIIIItlllMlllllinillltlllllll WALTHER RATHENAU Daargelaten de enkele duitsche radikale pacifisten als Fried, Förster, Gerlach, Hohenlohe e.a., is Walther' Rathenau de man van het herstel, van den opbouw, eigenlijk de eerste met wien de open bare meening van het vijandelijk buiten land zich weer op vriendschappelijke wijze bezig houdt. Dat is veel, zoo niet alles gewonnen voor Duitschland, want op de openbare meening van de vroegere vijanden komt het nu juist aan en daardoor alleen reeds treedt de oud-directeur van de Allgemeine Elektricitats Gesellschaft te Ber lijn op den voorgrond der politieke belang stelling. Hij is het geweest die het plan tot weder opbouw heeft uitgewerkt, die de overeenkomst met Loucheur te Wiesbaden heeft geteekend juist op het oogenblik dat bij George Allen &? Unwin te Londen zijn boek, dat voor den oorlog meer afgekeurd dan geprezen werd, V on kommenden Dingen, onder den titel: In days to come, verschenen is. Walther Rathenau, jood, zoon van een Gründer en zelf directeur van een der grootste industrieele ondernemingen ter wereld, althans wat uitgebreidheid van belangensfeeren betreft, heeft, nadat hij reeds veel op philosofisch en economisch gebied had geschreven, vroeg tijdig gezien den ommekeer die door den we reldoorlog gebiacht was en eerder dan menig ander man geweten wat daaruit voortko men zou. Hij had oog voor de macht van den arbeid die zoo niet als grootere faktor, dan toch zeker als gelijkstaande met het kapitaal opgetreden is en ook optreden moest. Niet omdat hij had geleerd door den nood van zijn tijd en van zijn volk, maar wel degelijk als gevolg van logisch denken (dat in zijn verbazingwekkende zuiverheid aan het nadenken van een Immanuel Kant her innert, op wien hij overigens ook gelijkt), kwam hij tot inzicht. Zoo ontdekte hij de formule van de uitwisseling van goederen, waardoor en waardoor allén de samenwer king van Frankrijk en Duitschland in dit tijdvak van verlaging der mark-waarde mogelijk gemaakt is. Want hij bracht in dezen tijd van verwarde denkbeelden op nieuw, slechts door rustig nadenken, de eigen schap van het geld als zuiver ruilmiddel naar voren, terwijl anderen zich nog altijd lieten verblinden door den schijn van macht, die het kapitaal eens had uitgeoefend door den traditioneclen rang aan het goud toegekend, dat men toch noch eten noch drinken kan. De woorden van lof die de engelsche refe rent in de litteraire bijlage van de Times in deze beslissende dagen, waarin het verstand weer zegevieren mocht, aan Walther Rathenau en de duitschere publiek wijdde, die woorden van een nuchter engelsch verstandsmensen zijn vermeldenswaardig. Hij schrijft: ,,Rathenau is een uitne mende, eerlijke denker die een maat schappelijk leerstuk heeft te verkondigen.... een leerstuk van sociale, moreele en politieke beteekenis". Ik onderstreep met opzet het woord moreele omdat het vermelden daarvan iiliiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiniliiiMi iiiiiiiiiumiiiimiiiiMii"""!"111111111111111111111"1111111111*1111111111111"111111"11"1""11""11*"* En dan de oude steden waarin men loopt te dwalen door nauwe straatjes met trappen op die naar een pleintje voeren, verloren in zijn eenzaamheid en schilderachtig verzonken in het verleden ! Soms onder het dichterlijk waas van den avond dat alle gedachten van den hartstochtelijken strijd van het oogenblik in zich opneemt en doet vergaan, en soms onder het vroolijke, levenwekkende schijnsel van de zon, zooals in Pcrpignan, de hoofdstad van Fransch Catalonië. Perpignan, dat is de bevoorrechte stad. Het heeft de zee en het heeft het gebergte. Het heeft de dubbele schittering van water en sneeuw, wanneer de zon het een en de andere raakt. De Catalanen, maar dat zijn Daudet's broeders, zij gevoelen hetzelfde, en zij hebben dezelfde manier hun gevoel uit te drukken; vooral zij bezitten het goede humeur waarmee zij de kleine en grootere en zelfs de grootste ongeriefelijkheden van het leven van zich af kunnen schuiven. Wanneer ik een Catalaansch gehoor voor me heb," erkent Daudet, voel ik mij zoo op mijn gemak, dat ik moeite moet doen, om hun geen historietjes te vertellen, inplaats van over politiek te gaan spreken." Laat ons de ondervinding voorbijgaan bij al de menu's en bij de kostelijkheid der wijnen opgedaan en zelfs de heerlijke vischschotels niet vermelden, waarvan de tong het hoofdin grediënt was, een dier als men het zoo mag noemen, waarvan de onbevroede en onbe schrijfelijke verbeeldingsvruchtbaarheid zich bij alle sausen weet aan te passen. Laat ons dit niet zonder eenig heimwee voorbij gaan: er zijn nog meer ervaringen. Men denkt gewoonlijk dat het publiek van het Noorden steiler is in zijn ideeën en moeilijker te bewegen dan het publiek van het Zuiden met zijn snel opvlammend enthou siasme. Dit gaat toch niet op. Er is voor geheel Frankrijk maar n publiek, warm of lauw of koud, al naarmate men zijn gevoe lige snaar heeft weten te pakken. En het is niet wat de spreker zegt dat hem in aanraking brengt met zijn gehoor, maar het is de over tuiging, waarmee hij het zegt. Het is een quaestie van temperament. Luister daarom niet te zeer naar de menschen van de streek waar ge een rede gaat houden en die u komen waarschuwen: roer dit onderwerp aan en blijf vooral van dat onderwerp af. Het is hier niet als op andere plaatsen. Zeg dat ge u erg verplicht ge voelt voor hun raad, en dat ge u er aan zult houden; maar vergeet het zoo gauw mogelijk. Het verhaal van Jules Lemaitre's redevoe ring in Rijssel is niet onvermakelijk. Tot de royalistische partij overgegaan, was hij, ils lid van de Académie Franchise, het officieele hoofd. Men plaatste hem voor aan op de programma's; de naam van den beroemden man trok de menschen aan. Bij zijn komst legden een aantal Rijsselsche vrienden beslag op Jules Lemaitre en be duidden hem. dat hij zijn gehoor warm moest maken door een locaal-patriotieke herinne ring aan den strijd door de Vlamingen in de Middeleeuwen tegen hun belagers gevoerd, toen zij met hun beruchten strijdknods, den goedendag, de aanvallers ontzield deden buitelen. Hij was niet gemakkelijk, Lemaitre, en had er eerst veel tegen. Eindelijk gaf hij toe en ging raad vragen aan het kleine comit dat behalve uit Léon en zijn vrouw uit nog twee andere leden bestond. Ik vind .die zinspeling op den goeden dag" wel wat al te forsch," zeide hij, en weet ook niet waar haar precies te plaatsen." Wel, waarde peet," hij was de intieme huisvriend der Daudets, laat haar dan weg." Maar men zegt, dat zij een groot effect zal maken. Ik ken die zaal van vroegere gelegenheden. Zij is buitengewoon ruim en haar te ontdooien is des duivels. Dat woord zal haar ontdooien." Er bleven toch nog eenige tegenwerpingen bestaan. In den mond van een fijn kriticus was de allusie te brutaal. Men werd het eens over de volgende formule: Neemt uw ern stige toevlucht, mijn waarde vrienden, tot een moreelen goedendag l". De ernst en de moraliteit brachten het wapen op een ander plan van gedachten. Hoe gespannen zaten onze vrienden op de estrade te wachten naar de werking van den fameuzenzin! De orde in de zaal was uitste kend verzekerd door een geoefend corps van camelots du Roi. Lemaitre werd met don derend applaus ontvangen. Slechts een dozijn mannen begon als protest te fluiten. Maar zij werden door de commissarissen gegrepen en gingen van hand tot hand als een hoop vuil goed om eindelijk buiten te worden gedepo neerd. Lemaitre had de vrije ruimte voor zijn treffend woord. Hij nam zijn aanloop: Armee-vous, Messieurs, d'un serieux goudendag moral" \" Maar niemand maakte een miene. De hoofden gingen naar elkander toe om te vragen wat die barbaarsche term beteekende. Geen wonder, zij waren den strijdknods ontwend. Drie dagen lang," zegt Léon, hebben wij tot tranen toe ge lachen over deze episode. Eerst voelde Lemaitre zich in zijn wiek geschoten door de teleurstelling, ten slotte lachte hij met ons mee." W. G. C. BYVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl