De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 5 november pagina 5

5 november 1921 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

5 Nov. '21. No. 2315 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND De a.s. grondwetsherziening en de benoembaarheid der vrouw tot ambten. Een mooi gebaar \ Bij de behandeling in de Tweede Kamer der St. Generaal van het ontwerp tot Invoe ring van den Kinderrechter en van de onder toezichtstelling van minderjarigen heeft Dr. Marchant, naar aanleiding van een amende ment van Dr. Dresselhuys tot openstelling van het ambt van Kinderrechter-pfaafswvanger voor vrouwen, vór de stemming een korte verklaring afgelegd, waarom hij zich verplicht voelde tegen het amendement te stemmen. Hij vreesde, dat men door de uit spraak, dat vrouwen tot kinderrechter plaatsvervangers benoemd konden worden, het ambt van rechter voor haar gesloten zou achten. Verzekerd van het goed recht van het beginsel dat hij huldigde, was iiij een der weinigen, die het mindere durfde afwijzen, indien niet tegelijkertijd het meerdere te verkrijgen was. Alles of niets, werd door den heer Marchant in volle consequentie toegepast. Die houding legde hem echter de verplichting op om zijner zijds te trachten alles" binnen te halen. Hiertoe bood de a.s. Grondwetsherziening een goede gelegenheid, die hij dan ook door het indienen van amendementen op de Regeeringsvoorstellen, te zamen met eenige geestver wanten, heeft aangegrepen. Daarin is het alles of niets" door Dr. Marchant, begrijp ik de bedoeling van zijn voorstel goed, in den ruimsten zin opgevat. Hij wil niet slechts vastleggen, dat vrouwen tot rechter kunnen worden benoemd, maar dat alle ambten voor haar toegankelijk moeten zijn. Een vol komen juist standpunt! De Grondwet mag voor de benoembaarheid van vrouwen tot ambten geen beperkingen meer inhouden. Wel geven de heeren Marchant c.s. als hun meening te kennen,'dat reeds nu de Grond wet de benoeming van de vrouw tot eenig ambt geenszins uitsluit, maar zij verlangen, dat positief worde uitgesproken, dat wetten, die een ambt voor de mannelijke sexe reser veeren, met de Grondwet in strijd zullen zijn. Zij motiveeren de opname dezer uit drukkelijke verklaring daarmee, dat de practijk immers leert, dat de uitsluiting van vrouwen door wettelijke bepalingen, van welken inhoud ook, niet in strijd wordt geacht met de Grondwet." Ik zou nog een stap verder willen gaan: wanneer niemand er ineer aan dacht een wet te handhaven of een wet te maken, die de bekleeding van een ambt op grond van sexe verbiedt, dan nog zou het beginsel der gelijkgerechtigdheid t. o. v. ambten in de Grondwet moeten wor den neergelegd. Ik voor mij hecht weinig beteekenis aan het bestaan van een Grondwet, maar zoo lang zij er is, moet zij een weerspie geling geven der staatkundige historie: de staatsrechtelijke mondig verklaring van de helft eener natie zal daar eens in te lezen moeten zijn ter herinnering aan tijden, waarin het anders was, evenals bij het lezen der artikelen over drukpersvrijheid, recht van vereeniging en vergadering e.a. het beeld van vroegere tijdvakken zich aan ons opdringt. Een andere vraag is of de wijze waarop de heeren Marchant c.s. het beginsel in de Grondwet willen neerleggen wel doeltreffend is. Zij st:l!en voor tusschen het eerste en derde lid van art. 5 Grondwet een nieuw lid in te lasschen, waardoor de eerste twee leden van art. 5 als volgt zullen luiden: leder Nederlander is tot elke landsbediening benoembaar. De vrouw kan niet door wettelijk voorschrift van de benoem baarheid tot eenig ambt worden uitgesloten." Slechts terloops wil ik het bezwaar oppe ren, dat het uit stylistisch oogpunt niet fraai genoemd kan worden, dat men het begrip de vrouw" niet rangschikt onder, maar stelt mmm s FDLMEI Den Haas ?:? Huiiganspark 22. SPEC IALI FEIT: Verhuizingen onder Garantie Bergplaatsen voor Inboedels tegenover den term ieder Nederlander". Erger acht ik het, dat het artikel, beschouwd in het licht Van de begeleidende memorie, niet brengt hetgeen een oppervlakkige lezing zou doen verwachten en wat trouwens alleen in staat is aan het alles of niets" te beant woorden :de gelijkstelling dersexen ten opzichte van de benoembaarheid tot ambten. De geschiedkundige beteekenis van het eerste lid van art. 5 is deze, dat alle verschil len tusschen Nederlanders, als daar zijn stands- en ge loof s verschillen, het zijn van geboren- of genaturaliseerd Nederlander, bij ambtsbenoemingen geen gewicht in de schaal mogen leggen. Men blijft in de lijn der ont wikkeling door neer te schrijven, dat ook sexe daarbij onverschillig moet zijn. Hiervoor is niets anders noodig dan art. 5, lid l te le zen als volgt: Ieder Nederlander, man of vrouw is tot elke landsbediening benoembaar." Nu bestaat er tusschen hetgeen ik begeer en datgene, wat door Dr. Marchant c.s. wordt voorgesteld niet uitsluitend een verschil in redactie. Mijn voorstel brengt mee, dat wanneer een concrete vrouw en een concrete man in een concreet geval voor een benoeming in aanmerking komen, aan de vrouw de voor keur moet worden gegeven, wanneer zij in tellectueel en physiek beter voor de te vervullen junctie berekend is dan die bepaalde man, wanneer bovendien niet te verwachten is, dat die vrouw meer dan die man afgeleid zal worden door het vervullen van plichten buiten het beroep gelegen; dat dus ook, wanneer het een benoeming betreft, die door de Kroon geschiedt, de Minister voor het passeeren van die vrouw ter verantwoording geroepen kan worden. Stellig zal men een Minister niet te spoedig over een niet-benoeming lastig mogen vallen; zonder twijfel moet men hem, wien men de zware regeeringstaak op de schou ders legt, ook hier een ruime bewegingsvrijheid laten, maar in sterk sprekende gevallen moet men, met de Grondwet in de hand, critiek kunnen oefenen. De heeren Marchant c.s. gaan echter, vermoedelijk onbewust, minder ver; volgens de door hen zelf gegeven toelichting beoogen zij slechts dat er een grondwettelijk voor schrift bestaat dat onder alle omstandig heden aan het orgaan, dat de benoeming doet, de vrijheid waarborgt om een vrouw te be noemen" Zij volstaan met een bevoegdheid te verleenen en leggen geen verplichting op. Dat is meer dan niets, maar het is lang niet alles! Ben ik derhalve over het amendement op art. 5 Grondwet niet ten volle voldaan, met het bijbehoorend amendement op art. II. der Additioneele Bepalingen kan ik me in het geheel niet vereenigen. Daarin wordt de sinds 1815 in de practijk gehuldigde opvatting, dat wetten, die niet meer in overeensteming zijn met de gewijzigde Grondwet verbindend blijven, tot zij-geleidelijk door andere wetten zijn vervangen, voor dit onderwerp op zij gezet. Voorgesteld toch wordt om bovenge meld beginsel, neergelegd in art. II. der Ad ditioneele Bepalingen te doen volgen door deze zinsnede: Voor zoover zij (lees: de wetten) de vrouw van de benoembaarheid tot eenig ambt uitsluiten, verliezen zij op het oogenblik der afkondiging van de verande ringen in de Grondwet de verbindende kracht." Derhalve, op het moment, dat de wijzigingen in de Grondwet worden afgekondigd, verval len alle wetten, die niet veroorloven, dat vrouwen tot de door die wetten geregelde ambten worden toegelaten. Maar Welke wetten zijn dat, zou ik willen vragen. Daar over bestaat zeer zeker lang geen eenstemmig heid. Ik wijs op een voorbeeld, ontleend aan de debatten over het Ontwerp tot Invoering van den Kinderrechter en van de onder toezichtstelling van minderjarigen. Over de vraag of art. 10 der Wet op de Rechterlijke Organi satie de benoembaarheid van een vrouw uit sloot, waren de leden der Tweede Kamer zeer verdeeld. Welk een bron van rechtsonzekerhei den chicanes! Edoch, ik zou zelfs tegen het amendement zijn, indien onbestreden was over welke wetten dit artkel zijn werking zou uitstrekken. Niemand kan toch de consequentie aanvaarden dat op den dag van de afkondiging der Veranderingen in de Grondwet wij komen te zitten zonder Wet op de Rechterlijke Organisatie, zonder Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zonder Wet op het NotHrisambt, om slechts enkele wetten te noemen. Nu houd ik me overtuigd, dat de heeren Marchant c.s. dat ook wel hebben in gezien, maar stel me vór dat hun gedachtengang de volgende is: weet de Regeering dat op een gegeven oogenblik al die wetten ver vallen, dan zal zij niet in gebreke blijven zorg te dragen, dat de benoodigde wetswij zigingen tijdig door de Staten-Generaal kunnen worden behandeld. Dat is m.i. echter juist de plaats waar de schoen wringt. Het gaat niet aan met een zoodanig geredigeerd amendement te komen, dat men de Regeering Kleeding van de maand Teekening voor de Amsterdammer" van Netty Heyligers Avondmantel van zwart pluche met groote lintrozetten. Als kraag een witte vos. De vorm van den mantel is een groote cape. iiiiiiiiliimiiijmiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiliiiiiiiiii noodzaakt onmiddellijk voorziening te tref fen in talrijke wetten. Vinden de heeren Mar chant c.s. de uitvoering van het door hen in Art. 5. Grondwet neergelegd beginsel z urgent, dat art. II der Additioneele Bepalin gen, zooa's het nu luidt, er niet op van toe passing mag zijn, m.a.w. meencn zij niet te kunnen wachten totdat de noodige wetten aan een herziening zijn onderworpen, dan moeten zij den weg bewandelen, die steeds in urgente gevallen gevolgd is, n.l. in de Additi oneele Bepalingen de gevorderde wetswijzi gingen opnemen, zooals ook jn 1917 ter uit voering van de Kiesrechtartikelen is geschied. Maar indien de voorstellers hun amende menten ongewijzigd handhaven, dan moeten zij te wachten zijn, dat vórstanders van het beginsel tegen stemmen, omdat de verande ring, let wel, hun niet ver genoeg gaat, dat tegenstanders zich zullen verschuilen achter de onaannemelijkheid van het artikel in de Additioneele Bepalingen. Dan zou ik genood zaakt zijn het opschrift boven dit artikel te wijzigen in: Een mooi gebaar, maar ook niet meer dan dat." DR. H A N'-S H i L L E s u M Bont, en wat mode is Ook in den bonthande! stoort men zich niet aan het weder, maar houdt te rechter tijd, d.i. bij het begin van het herfstseizoen, de bontrevue", welke evenals de revue" in den modehandel eene behoefte geworden is van den modernen tijd. Men heeft dus deze gewoonte moeten overnemen, niettegenstaande het voor den bonthandelaar eene nog moeilijker en kost baarder liefhebberij is. Moeilijk, omdat er heel wat fraaie bont werken voor noodig zijn om de verwende toeschouwsters gedurende eenige uren met louter bont bezig te houden, kostbaar, omdat de voorraad bontmodellen die bijeen gebracht moet worden, schatten gelds verslindt. Daar tegenover, maakt de bijzondere voorliefde van de cliënten voor klaar koopen" het tegenwoordig toch gewenscht eene groote collectie modellen en stock" te hebben en kan men deze door eenige uitbreiding dan genoeg afwisselend en aantrekkelijk maken. De bontrevuc vraagt verder eene uitge lezen schare mannequins, want rank eu slank moeten zij zijn, op wie de volumineusc bontjassen zonder 'vergroving tot hun recht zullen komen. Van een dergelijke bontshow" welke ik bijwoonde, door een onzer beste pelterijenzaken op touw gezet, liet de mise-en-scène niets te wenschenover,en kon men het gehalte "" van de vertoonde bontkleeding bewonderen. Het streven van de huidige zakenwereld in het bontvak moet er voornamelijk op gericht zijn om bont, dat van lieverlede een haast onbereikbaar modeartikel ging worden, binnen het bereik van de bezittende klasse te houden. Daartoe moet men zich, meer dan tot dusverre, toeleggen op uitstekende samen voeging en verwerking der goedkoopere bontsoorten. Deze poging om in tijden van malaise aan ieders wenschen tegemoet te komen, sluit natuurlijk niet irf, dat de duurdere bont soorten van de markt verdwijnen zullen. Er is wel geene bontsoort die meer alge meen in den smaak valt als het sealskin. Aangezien het echte Seal" om den hoogen prijs thans vrijwel buiten beschouwing kan blijven, moet de volle aandacht vallen op de bewonderenswaardig goede namaak hiervan die Seal-bisam heet. Seal-bisam is de rughuid van den bisam; bewerkt als Seal, dus van de waterharen ontdaan, geschoren -en zógloedvol zwart glanzend geverfd, dat alleen door den ken ner het onderscheid met echt Sealskin ge constateerd kan worden. Juist de groote populariteit van Sealbisam, dat helaas in den loop der jaren ook al zeldzamer en kostbaarder werd, heeft eene tweede Sea/imitatie in het leven geroepen en wel die op konijnenvellen. Velen gaan nu denken aan de gewone huiskonijnen, waarvan het gemakkelijk genoeg is om een velletje te bemachtigen. De huid van gewone langooren leent zich echter volstrekt niet voor de ingewikkelde bewerking en het kostbare scheer- en verfproces dat zij moet ondergaan om tot SealElectric of Soutre de Colombie (kortweg Colombie) gepromoveerd te worden. Men heeft daarvoor noodig, huiden van speciaal voor bontdoeleinden gefokte dieren, en waar van de kwaliteit schitterend uit het over gangsproces te voorschijn komt. Het wordt hierdoor meteen duidelijk dat de prijs van een vulgair konijnenvel tot in het tienvoudige stijgen kan, naarmate het meer door de mode bevoorrecht wordt en naar de mate en den aard der tallooze bewerkingen die het onder gaan moet, alvorens het als Seal-Electric of iets dergelijks afgeleverd wordt. Ik heb speciaal eens eene uiteenzetting willen geven van deze bontsoort die ook weder in de mode van dit winterseizoen eene overwegend groote rol speelt. En behalve als Seal-imitatic, komt het konijnenbont nog op andere wijzen verheven, en onder even wijdsche benamingen op de lijst der modieuse bontsoorten voor. Men leest in advertenties zoo dikwijls van Beverette" ! Welnu Beverette heeft met Bever in zooverre iets te maken, dat het als imitatie daarvan dienst doet. Beverette is van dezelfde herkomst als Colombie, het is geschoren konijnenhuid, waaraan men de kleur en het verdere aanzien van echt Bever tracht te geven. In Het eerste is men tamelijk wel geslaagd, wat het aanzien betreft haalt Beverette echter niet bij Nutria dat eene even prachtige als degelijke Beverimitatie oplevert. Hoewel het mij eigenlijk afvoert van mijn oorspronkelijk plan, wil Jk hierbij nog even aanstippen dat Bever" de huid is van den Beverotter en dat zij zich onderscheidt door uiterste soliditeit en prachtig-diepen glans in de grijsbruine-tinten. Ook van Bever worden de waterharen verwijderd en vormt het wol- of onderhaar het gladde vachtachtige oppervlak, dat zoo kleedzaam en flatteus staat. Nutria is de huid van den Beverrat, en ofschoon een veel kleiner spe cimen van de waterbewoners, heeft zijne huid alle kenmerkende eigenschappen hier van, zoodat zij zich dan ook bijzonder goed leent voor de vervanging van het kostbare Bever, dat om zijne zwaarte eer voor gar neeringen dan voor ge nee Ie mantels geschikt is. Het is dan ook bijna zeker, dat een z.g. Bevermantel steeds van Nutria blijkt te zijn, want men moet wel onder de Eskimo's leven en een vrouwelijke Hercules zijn om niet onder de zwaarte van ecu echten Bcvmnantel te bezwijken. Van Beverette, dus, van de Beverimitatie op konijn, heb ik nog mede te dcelen dat de kwaliteit zeer prijswaardig is. Echter, tot voor korten tijd kon men er maar niet in slagen, aan de bruine kleur voldoende houd baarheid te geven, zoodat dit bont nogal aan verschieten onderhevig was. Aangezien de pogingen steeds herhaald worden en de uitkomsten van bontverveu gewoonlijk pas op den duur succes hebben, zal deze bont soort misschien nog eene goede toekomst tegemoet gaan. De pogingen om het teedere mollebont door eene meer soliede imitatie te vervangen IIIMHMIItllHlintlMIHIllUimlIlHUIIfïlllllllflIHI. immmm wmim VOETZAKKEH iiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniii.MHMiiiiiiiiiiiiiifi zijn in zooverre gelukt, dat men ook alweder op Konijnenhuiden eene molimitatie vol bracht heeft die rnet den naam van Taupette" wordt aangeduid. Taupette is wat de kleur betreft eene even moderne als gewilde bontsoort. Zij is van een fraai loodgrijs en heeft goede eigen schappen wat de sterkte van het haar en die der huid aangaat. Al is zij, als op zichzelf staande bontsoort,' zeker niet te versmaden, vooral omdat zij zich even goed voor mantels als voor garneeringen laat verwerken, als vervanging voor het zachtharige, o, zoo soepele en heer lijk lichte mollebont, moet zij toch falen, want dit prettig-zachte velletje met zijn fraaien zijde-gloed is door geen konijnebont te benaderen. In hoofdzaak heb ik u met de boven genoemde opsomming van bewerkt konijn meteen een overzicht gegeven, van wat de mode brengt voor het goedkoopere genre bontmantels, waarvan men dit jaar zoo veel verwachting heeft. Mollebont en Nutria sluiten zich opvolgend in kwaliteit daarbij aan, terwijl de SealBisammantel als het klassieke lijfstuk voor de dame met fijnen smaak, zijne hoogere waarde ruimschoots verdedigen kan. Het mag geene verwondering baren dat men ook met ieder seizoen meer aandacht gaat wijden aan de auto-bontjassen, waarvoor wat grover behaarde vachten gewenscht zijn. De autojas voor dit seizoen moet van gazellebont, getijgerde katten of van eene fraaie soort grauw rattenbont zijn, welke laatste soort de fraaie benaming Rabinette" draagt. Op het randje, tusschen den gekleeden-en den atitobontmantel, staat een jas van Poulain of Russisch veulen, terwijl de naturel Bisamjas, die uit Bisambuikjes vervaardigd is, voor beide doeleinden gedragen wordt. Zoo hier en daar zal nog een rijke Persiancr of een echte Sea/s/d/jmantel gedragen worden, terwijl zij, die een vorstelijk vermogen of inkomen bezit, misschien nog op de aan schaffing van een fijne Breitsdiwanz- of een edele Hw/ne/i/wnantel zinnen zal. Hermelijn met Bever als garneering is eene combinatie die dit seizoen voor het eerst tot stand bracht, en die werkelijk elegant aandoet. Omtrent de modellen voor bontmantels kan ik mededeelen, dat de eenvoudige, half-aansluitende lange jas voor alle courante bontsoorten het aangewezen model is. Van de zér soepele bontsoorten, draagt men plooibare capes, die thans, in tegen stelling met het vorige winterseizoen, wijd van onderen uitloopen en smal in de schou ders zijn. Van enkele edele garneerbonten als Nerz en Skunks worden bijzonder fraaie capes gewerkt tot avondmantels. De vellen worden in rollen tegen elkaar gezet, en de sprekende middenstrepen vormen fraaie Pekinéeffecten, waarover ik eerder eens heb uitgeweid. Taupe en Nutria leenen zich wel het beste voor de soepele korte jasjes, die onze jonge meisjes zoo aardig staan. Ook de lusjes gedrapeerde, vlugge mantelmodellen, die inhaalsels vertoonen als een kleed en met een koord of eene ceintuur om het verlengde middel samengesnoerd worden, zijn bij voor keur in deze lenige bontsoorten uitgevoerd. Een mantelpakje van glanzend molle bont, waarvan de velletjes door een randje Seal geaccentueerd werden, vormde eene groote attractie op bovenbedoelde bont revue, waarop met climax van de eenvoudige, klassieke modellen, in de bereikbare bontsoorten, tot de meest ingewikkelde mode creaties van vorstelijk-rijke bontschat aan het oog voorbijtrokken, als zoovele blijken van den durf en den ondernemingsgeest onzer bontwerkers, die niet schroomden, om zelfs in dezen onzekeren malaisetijd, aan hunne aloude reputatie geldelijke offers te brengen. L. K R O E S E G R G O I R E. ttitititiiiiittiiiiiiitiiiiitttiiiiittiiiitiiimitttiitnitiiiitiiiiitiuiiiiiiiniititimiiiiiiititiiimiiitit EEN EN ANDER OVER 1921 Een jaar of vijftien geleden heb ik een wingerdstekje in den grond gestoken voor mijn huis, om nog eens het plezier te hebben van wuivende wijngaardtwijgen voor het venster. Dat is dan ook niet uitgebleven, het ding is welig opgeschoten en bloeit ook ieder jaar met veel welriekende groene trossen, maar daar het een blauwe Alicanteis, blijven de druiven in. den regel hard en groen tot laat in October, om dan ten slotte te gronde te gaan aan schimmel en rot. Het zijn eigen lijk kasdruivcn. Dit jaar echter zijn ze ge rijpt in de open lucht tot heerlijke gave vruchten en dat was weer voor het eerst na tien jaar, want in 1911 hadden wij het zelfde buitenkansje. Voor mij is deze druivcnhistorie een van de feiten, die ik uit 1921 wil onthouden, een jaar dat altijd memorabel zal blijven om zijn overvloed aan zonneschijn en zijn tekort aan regen. Als er met evenveel zonneschijn wat meer regen was gevallen, wat heel goed mogelijk is, dan hadden we nog wel veel meer bijzondere groeiverschijnselen gezien, die nu door de droogte geremd zijn. Een groot aantal merkwaardigheden, dat door de kranten vermeid is, gebeurt elk jaar en mag -dus in het geheel niet merkwaardig heeten. Vooral geldt dit voor het verschijn sel van den tweeden bloei van ooftboomen en van paardckastanjcs. Er staan nu nog wel van die kastanjes te bloeien en wanneer ge goede opmerkers er naar vraagt, zullen die u in den regel vertellen, dat diezelfde boomen het vorig jaar in October ook hebben ge bloeid. Of, wat nog beter is, indien ge de boomen, die ge nu ziet bloeien onthoudt, dan hebt ge alle kans, dat ge ze in 1922 ook weer in najaarsbloei kunt zien, al wordt dat een jaar rnet een heel andere indeeling van regen en zonneschijn. Deze tweede bloei is dikwijls een individueele eigenschap van sommige struiken en boomen en dan wel vooral van niet-inheemsche, dus ook van de .cultuurgewassen. Het lijkt dan, alsof die in het vreemde land een stoornis ondervinden in de periodiciteit hunner ont wikkeling. Er zijn evenwel ook inheemsche planten, die twee of zelfs drie duidelijk gescheiden bloeiperioden in het jaar hebben. Onze kamperfoelie bloeit driemaal, de gewone koekoeksbloem van de weiden vrij algemeen tweemaal, zoo ook de paardebloem erl de dotterbloem,maar deze laatste minder alge meen, eerder individueel en plaatselijk. Welnu, deze tweede bloei van inheemsche planten is er dit jaar door de droogte grootendeels bij ingeschoten, zoodat wij in dit opzicht een tekort hebben te boeken. Op verscheidene plaatsen in ons land is de tweede bloei van de kamperfoelie geheel uitgebleven, zoodat de derde de tweede werd en dotterbloemen heb ik in September en October maar heel weinig gezien. Een derde verschijnsel is de verhaasting van den bloei bij twee- of meerjarige planten, die dus thans gebloeid hebben in hun eerste jaar; de tuinbouwer noemt dat doorschie ten". Wel, daar weten we dit jaar van mee te praten, de wartnoezeniers hebben er steen en been over geklaagd en bij de wilde planten was het doorschieten ook aan de orde van den dag. Alweer hebben de nietinheemsche er het meest aan gedaan. Op het oogenblik staat in mijn tuin een gewone Teunisbloem, Oenothera biennis, prachtig en frisch te bloeien, alsof het eind Juni 1922 was. Trouwens dit vermaarde geslacht is tot velerlei afwijking" in staat. Zooals de naam al aanduidt, behoort O. biennis in zijn tweede jaar dood te gaan, maar dikwijls genoeg past hij er voor en legt een neiging aan den dag om per-ennis te worden, jaren achtereen opnieuw uit te botten. Ik vind, dat dit in 1921 minder gebeurt 'dan in andere jaren. Er is een aardige lipbloem, die heeft den ietwat zonderlingen maar treffend klinkenden naam van hertgespan, Leonurus cardiaaca. In Zuid-Limburg groeit hij vrij veel en hier in de duinen heeft hij ook op sommige omrasterde buitenplaatsen stand gehouden, 't Is een vaste plant, die zich mild uitzaait en bloeit in het tweede jaar na het ontkiemen. Dit jaar echter hebben honderden eerste jaars planten hooge bloeistengels ontwikkeld en vele staan nu nog mooi te bloeien. Enkele, iiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiifiiiiiiii Hiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiii IIIIIHII MOERHEIM" DEDEMSVAART Adviezen . . Plannen Begrootingen Uitvoering van aanleg of verandering van tuinen Condities op aanvraag. die Iaat ontkiemd waren, zijn begonnen een bloeistengel te ontwikkelen, maar nu de dagen zoo kort worden en er ook al een paar koude machten geweest zijn, schijnen ze zich te bezinnen en maken ze geen bloemen meer maar een zonderling bosje van bladeren aan het eind, van wat we zouden kunnen noemen: de eerste verdieping van haar bloeitoren. Ook dit verschijnsel krijg ik ieder jaar te zien, doch nu meer dan anders. Over het algemeen hebben wij meer ge mist dan gewonnen. Het Sint Janslot is heel armoedig geweest. En dan de heide, die is wijd en zijd verdroogd. Hierbij heeft het zeker wel uw aandacht getrokken, dat in een en dezelfde streek op sommige plekken de hei heerlijk frisch stond te bloeien te mid den van geheel verongelukte soortgenoten. Ook in het eiken kreupelhout was dit ver schijnsel te zien, dat ongetwijfeld samen hangt met plaatselijke verschillen in de sa menstelling van den grond, afwezigheid of aanwezigheid van humus of van leem, verschillen in de korrelgrootte van het zand, steenachtigheid en meer dergelijke omstan digheden. Als het straks gaat vriezen, kan die bontheid van den bodem ook weer op alleraardigste manier aan den dag komen. Ge vindt dan na een eersten, niet al te feilen vorstnacht, bevroren en niet bevroren plekjes vlak naast elkaar. De gebeurtenissen van het vogelleven zijn in de eerste helft van het jaar een weiiïfg vervroegd, maar niet veel en zelfs niet in die mate, dat we een directe n samenhang met de speciale meteorologische verschijn selen van dit jaar mogen aannemen. De uitdroging van de bovenste grondlaag heeft stellig het leven voor veel diersoorten moei lijker gemaakt. Er waren veel sociale wespen maar minder graafwespen, vooral minder vliegendooders. Eén soort van vliegendooder werpt in den regel zijn zandheuveltjes op tot laat in October, maar die is hier in Kennemerland dit jaar in gebreke gebleven. Wij mogen hier echter vooral niet vergeten, dat zich bij deze en andere verschijnselen ook de invloed van het vorig jaar doet ge voelen. Voor vlinders is dit een zeer goed jaar geweest en ik zal nooit vergeten, hoe ik eind September met de Gooische stoomtram door Diemerbrug komend in een der tuinen een vlucht zag van minstens vijftig Atalanta's. Dit zijn eenige losse aanreekeningen over het wonderlijke" jaar 1921. De twee maanden, die nog resten, zullen niet veel nieuws meer brengen. Maar er is nog wel nieuws, dat ligt verborgen in de knoppen van boomen en struiken en in spruiten onder den grond, en dat komen wij pas te weten in het voor jaar van 1922. J A c. P. T u ij s s E. Zonnige dag Kom hier, mijn kind en laat me bei je mooie oogen kussen, Streelen je blonde haren met het kleurig lint; 'k Wil naar je zonnig praten zitten hooren.... Ik neem de bloemen, die je lachend voor me plukte, kind. Als later soms je mooie, zachte oogen mochten schreien, Omdat er minder zon is, dan je had gemeend, Pluk dan wat bloemen uit den schoonen doolhof van dit leven, En kus die bloemen, kind, terwijl j' in smarten weent. G u u s M.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl