Historisch Archief 1877-1940
5 Nov. '21. No. 2315
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
De a.s. grondwetsherziening en de
benoembaarheid der vrouw
tot ambten.
Een mooi gebaar \
Bij de behandeling in de Tweede Kamer
der St. Generaal van het ontwerp tot Invoe
ring van den Kinderrechter en van de onder
toezichtstelling van minderjarigen heeft Dr.
Marchant, naar aanleiding van een amende
ment van Dr. Dresselhuys tot openstelling
van het ambt van
Kinderrechter-pfaafswvanger voor vrouwen, vór de stemming een
korte verklaring afgelegd, waarom hij zich
verplicht voelde tegen het amendement te
stemmen. Hij vreesde, dat men door de uit
spraak, dat vrouwen tot kinderrechter
plaatsvervangers benoemd konden worden,
het ambt van rechter voor haar gesloten zou
achten. Verzekerd van het goed recht van
het beginsel dat hij huldigde, was iiij een der
weinigen, die het mindere durfde afwijzen,
indien niet tegelijkertijd het meerdere te
verkrijgen was.
Alles of niets, werd door den heer Marchant
in volle consequentie toegepast. Die houding
legde hem echter de verplichting op om zijner
zijds te trachten alles" binnen te halen.
Hiertoe bood de a.s. Grondwetsherziening een
goede gelegenheid, die hij dan ook door het
indienen van amendementen op de
Regeeringsvoorstellen, te zamen met eenige geestver
wanten, heeft aangegrepen. Daarin is het
alles of niets" door Dr. Marchant, begrijp
ik de bedoeling van zijn voorstel goed, in
den ruimsten zin opgevat. Hij wil niet slechts
vastleggen, dat vrouwen tot rechter kunnen
worden benoemd, maar dat alle ambten
voor haar toegankelijk moeten zijn. Een vol
komen juist standpunt! De Grondwet mag
voor de benoembaarheid van vrouwen tot
ambten geen beperkingen meer inhouden.
Wel geven de heeren Marchant c.s. als hun
meening te kennen,'dat reeds nu de Grond
wet de benoeming van de vrouw tot eenig
ambt geenszins uitsluit, maar zij verlangen,
dat positief worde uitgesproken, dat wetten,
die een ambt voor de mannelijke sexe reser
veeren, met de Grondwet in strijd zullen
zijn. Zij motiveeren de opname dezer uit
drukkelijke verklaring daarmee, dat de
practijk immers leert, dat de uitsluiting
van vrouwen door wettelijke bepalingen,
van welken inhoud ook, niet in strijd wordt
geacht met de Grondwet." Ik zou nog een
stap verder willen gaan: wanneer niemand er
ineer aan dacht een wet te handhaven of een
wet te maken, die de bekleeding van een
ambt op grond van sexe verbiedt, dan nog
zou het beginsel der gelijkgerechtigdheid
t. o. v. ambten in de Grondwet moeten wor
den neergelegd. Ik voor mij hecht weinig
beteekenis aan het bestaan van een Grondwet,
maar zoo lang zij er is, moet zij een weerspie
geling geven der staatkundige historie: de
staatsrechtelijke mondig verklaring van de
helft eener natie zal daar eens in te lezen
moeten zijn ter herinnering aan tijden,
waarin het anders was, evenals bij het lezen
der artikelen over drukpersvrijheid, recht van
vereeniging en vergadering e.a. het beeld
van vroegere tijdvakken zich aan ons opdringt.
Een andere vraag is of de wijze waarop
de heeren Marchant c.s. het beginsel in de
Grondwet willen neerleggen wel doeltreffend
is. Zij st:l!en voor tusschen het eerste en
derde lid van art. 5 Grondwet een nieuw lid
in te lasschen, waardoor de eerste twee leden
van art. 5 als volgt zullen luiden:
leder Nederlander is tot elke
landsbediening benoembaar. De vrouw kan niet
door wettelijk voorschrift van de benoem
baarheid tot eenig ambt worden uitgesloten."
Slechts terloops wil ik het bezwaar oppe
ren, dat het uit stylistisch oogpunt niet fraai
genoemd kan worden, dat men het begrip
de vrouw" niet rangschikt onder, maar stelt
mmm s FDLMEI
Den Haas ?:? Huiiganspark 22.
SPEC IALI FEIT:
Verhuizingen onder Garantie
Bergplaatsen voor Inboedels
tegenover den term ieder Nederlander".
Erger acht ik het, dat het artikel, beschouwd
in het licht Van de begeleidende memorie,
niet brengt hetgeen een oppervlakkige lezing
zou doen verwachten en wat trouwens alleen
in staat is aan het alles of niets" te beant
woorden :de gelijkstelling dersexen ten opzichte
van de benoembaarheid tot ambten.
De geschiedkundige beteekenis van het
eerste lid van art. 5 is deze, dat alle verschil
len tusschen Nederlanders, als daar zijn
stands- en ge loof s verschillen, het zijn van
geboren- of genaturaliseerd Nederlander, bij
ambtsbenoemingen geen gewicht in de schaal
mogen leggen. Men blijft in de lijn der ont
wikkeling door neer te schrijven, dat ook
sexe daarbij onverschillig moet zijn. Hiervoor
is niets anders noodig dan art. 5, lid l te le
zen als volgt: Ieder Nederlander, man of
vrouw is tot elke landsbediening benoembaar."
Nu bestaat er tusschen hetgeen ik begeer
en datgene, wat door Dr. Marchant c.s. wordt
voorgesteld niet uitsluitend een verschil in
redactie. Mijn voorstel brengt mee, dat
wanneer een concrete vrouw en een concrete
man in een concreet geval voor een benoeming
in aanmerking komen, aan de vrouw de voor
keur moet worden gegeven, wanneer zij in
tellectueel en physiek beter voor de te vervullen
junctie berekend is dan die bepaalde man,
wanneer bovendien niet te verwachten is,
dat die vrouw meer dan die man afgeleid zal
worden door het vervullen van plichten buiten
het beroep gelegen; dat dus ook, wanneer
het een benoeming betreft, die door de Kroon
geschiedt, de Minister voor het passeeren
van die vrouw ter verantwoording geroepen
kan worden. Stellig zal men een Minister
niet te spoedig over een niet-benoeming lastig
mogen vallen; zonder twijfel moet men hem,
wien men de zware regeeringstaak op de schou
ders legt, ook hier een ruime bewegingsvrijheid
laten, maar in sterk sprekende gevallen moet
men, met de Grondwet in de hand, critiek
kunnen oefenen.
De heeren Marchant c.s. gaan echter,
vermoedelijk onbewust, minder ver; volgens
de door hen zelf gegeven toelichting beoogen
zij slechts dat er een grondwettelijk voor
schrift bestaat dat onder alle omstandig
heden aan het orgaan, dat de benoeming doet,
de vrijheid waarborgt om een vrouw te be
noemen" Zij volstaan met een bevoegdheid
te verleenen en leggen geen verplichting op.
Dat is meer dan niets, maar het is lang niet
alles!
Ben ik derhalve over het amendement op
art. 5 Grondwet niet ten volle voldaan, met
het bijbehoorend amendement op art. II.
der Additioneele Bepalingen kan ik me in
het geheel niet vereenigen. Daarin wordt de
sinds 1815 in de practijk gehuldigde opvatting,
dat wetten, die niet meer in overeensteming
zijn met de gewijzigde Grondwet verbindend
blijven, tot zij-geleidelijk door andere wetten
zijn vervangen, voor dit onderwerp op zij
gezet. Voorgesteld toch wordt om bovenge
meld beginsel, neergelegd in art. II. der Ad
ditioneele Bepalingen te doen volgen door
deze zinsnede: Voor zoover zij (lees: de
wetten) de vrouw van de benoembaarheid
tot eenig ambt uitsluiten, verliezen zij op het
oogenblik der afkondiging van de verande
ringen in de Grondwet de verbindende kracht."
Derhalve, op het moment, dat de wijzigingen
in de Grondwet worden afgekondigd, verval
len alle wetten, die niet veroorloven, dat
vrouwen tot de door die wetten geregelde
ambten worden toegelaten. Maar Welke
wetten zijn dat, zou ik willen vragen. Daar
over bestaat zeer zeker lang geen eenstemmig
heid. Ik wijs op een voorbeeld, ontleend aan
de debatten over het Ontwerp tot Invoering
van den Kinderrechter en van de onder
toezichtstelling van minderjarigen. Over de vraag
of art. 10 der Wet op de Rechterlijke Organi
satie de benoembaarheid van een vrouw uit
sloot, waren de leden der Tweede Kamer zeer
verdeeld. Welk een bron van
rechtsonzekerhei den chicanes! Edoch, ik zou zelfs
tegen het amendement zijn, indien
onbestreden was over welke wetten dit artkel zijn
werking zou uitstrekken. Niemand kan toch
de consequentie aanvaarden dat op den dag
van de afkondiging der Veranderingen in de
Grondwet wij komen te zitten zonder Wet op
de Rechterlijke Organisatie, zonder Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering, zonder Wet
op het NotHrisambt, om slechts enkele wetten
te noemen. Nu houd ik me overtuigd, dat de
heeren Marchant c.s. dat ook wel hebben in
gezien, maar stel me vór dat hun
gedachtengang de volgende is: weet de Regeering dat
op een gegeven oogenblik al die wetten ver
vallen, dan zal zij niet in gebreke blijven
zorg te dragen, dat de benoodigde wetswij
zigingen tijdig door de Staten-Generaal
kunnen worden behandeld. Dat is m.i. echter
juist de plaats waar de schoen wringt. Het
gaat niet aan met een zoodanig geredigeerd
amendement te komen, dat men de Regeering
Kleeding van de maand
Teekening voor de Amsterdammer"
van Netty Heyligers
Avondmantel van zwart pluche met groote
lintrozetten. Als kraag een witte vos. De
vorm van den mantel is een groote cape.
iiiiiiiiliimiiijmiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiliiiiiiiiii
noodzaakt onmiddellijk voorziening te tref
fen in talrijke wetten. Vinden de heeren Mar
chant c.s. de uitvoering van het door hen in
Art. 5. Grondwet neergelegd beginsel z
urgent, dat art. II der Additioneele Bepalin
gen, zooa's het nu luidt, er niet op van toe
passing mag zijn, m.a.w. meencn zij niet te
kunnen wachten totdat de noodige wetten
aan een herziening zijn onderworpen, dan
moeten zij den weg bewandelen, die steeds in
urgente gevallen gevolgd is, n.l. in de Additi
oneele Bepalingen de gevorderde wetswijzi
gingen opnemen, zooals ook jn 1917 ter uit
voering van de Kiesrechtartikelen is geschied.
Maar indien de voorstellers hun amende
menten ongewijzigd handhaven, dan moeten
zij te wachten zijn, dat vórstanders van het
beginsel tegen stemmen, omdat de verande
ring, let wel, hun niet ver genoeg gaat, dat
tegenstanders zich zullen verschuilen achter
de onaannemelijkheid van het artikel in de
Additioneele Bepalingen. Dan zou ik genood
zaakt zijn het opschrift boven dit artikel te
wijzigen in: Een mooi gebaar, maar ook
niet meer dan dat."
DR. H A N'-S H i L L E s u M
Bont, en wat mode is
Ook in den bonthande! stoort men zich
niet aan het weder, maar houdt te rechter
tijd, d.i. bij het begin van het herfstseizoen,
de bontrevue", welke evenals de revue"
in den modehandel eene behoefte geworden
is van den modernen tijd.
Men heeft dus deze gewoonte moeten
overnemen, niettegenstaande het voor den
bonthandelaar eene nog moeilijker en kost
baarder liefhebberij is.
Moeilijk, omdat er heel wat fraaie bont
werken voor noodig zijn om de verwende
toeschouwsters gedurende eenige uren met
louter bont bezig te houden, kostbaar, omdat
de voorraad bontmodellen die bijeen gebracht
moet worden, schatten gelds verslindt. Daar
tegenover, maakt de bijzondere voorliefde
van de cliënten voor klaar koopen" het
tegenwoordig toch gewenscht eene groote
collectie modellen en stock" te hebben en
kan men deze door eenige uitbreiding dan
genoeg afwisselend en aantrekkelijk maken.
De bontrevuc vraagt verder eene uitge
lezen schare mannequins, want rank eu
slank moeten zij zijn, op wie de volumineusc
bontjassen zonder 'vergroving tot hun recht
zullen komen. Van een dergelijke bontshow"
welke ik bijwoonde, door een onzer beste
pelterijenzaken op touw gezet, liet de mise-en-scène
niets te wenschenover,en kon men het gehalte ""
van de vertoonde bontkleeding bewonderen.
Het streven van de huidige zakenwereld
in het bontvak moet er voornamelijk op
gericht zijn om bont, dat van lieverlede een
haast onbereikbaar modeartikel ging worden,
binnen het bereik van de bezittende klasse
te houden. Daartoe moet men zich, meer dan
tot dusverre, toeleggen op uitstekende samen
voeging en verwerking der goedkoopere
bontsoorten.
Deze poging om in tijden van malaise aan
ieders wenschen tegemoet te komen, sluit
natuurlijk niet irf, dat de duurdere bont
soorten van de markt verdwijnen zullen.
Er is wel geene bontsoort die meer alge
meen in den smaak valt als het sealskin.
Aangezien het echte Seal" om den hoogen
prijs thans vrijwel buiten beschouwing
kan blijven, moet de volle aandacht vallen
op de bewonderenswaardig goede namaak
hiervan die Seal-bisam heet.
Seal-bisam is de rughuid van den bisam;
bewerkt als Seal, dus van de waterharen
ontdaan, geschoren -en zógloedvol zwart
glanzend geverfd, dat alleen door den ken
ner het onderscheid met echt Sealskin ge
constateerd kan worden.
Juist de groote populariteit van
Sealbisam, dat helaas in den loop der jaren ook
al zeldzamer en kostbaarder werd, heeft
eene tweede Sea/imitatie in het leven
geroepen en wel die op konijnenvellen.
Velen gaan nu denken aan de gewone
huiskonijnen, waarvan het gemakkelijk genoeg
is om een velletje te bemachtigen.
De huid van gewone langooren leent zich
echter volstrekt niet voor de ingewikkelde
bewerking en het kostbare scheer- en
verfproces dat zij moet ondergaan om tot
SealElectric of Soutre de Colombie (kortweg
Colombie) gepromoveerd te worden. Men
heeft daarvoor noodig, huiden van speciaal
voor bontdoeleinden gefokte dieren, en waar
van de kwaliteit schitterend uit het over
gangsproces te voorschijn komt. Het wordt
hierdoor meteen duidelijk dat de prijs van een
vulgair konijnenvel tot in het tienvoudige
stijgen kan, naarmate het meer door de mode
bevoorrecht wordt en naar de mate en den
aard der tallooze bewerkingen die het onder
gaan moet, alvorens het als Seal-Electric
of iets dergelijks afgeleverd wordt.
Ik heb speciaal eens eene uiteenzetting
willen geven van deze bontsoort die ook
weder in de mode van dit winterseizoen eene
overwegend groote rol speelt. En behalve
als Seal-imitatic, komt het konijnenbont
nog op andere wijzen verheven, en onder
even wijdsche benamingen op de lijst der
modieuse bontsoorten voor.
Men leest in advertenties zoo dikwijls
van Beverette" ! Welnu Beverette heeft met
Bever in zooverre iets te maken, dat het
als imitatie daarvan dienst doet. Beverette
is van dezelfde herkomst als Colombie, het
is geschoren konijnenhuid, waaraan men de
kleur en het verdere aanzien van echt Bever
tracht te geven. In Het eerste is men tamelijk
wel geslaagd, wat het aanzien betreft haalt
Beverette echter niet bij Nutria dat eene even
prachtige als degelijke Beverimitatie oplevert.
Hoewel het mij eigenlijk afvoert van mijn
oorspronkelijk plan, wil Jk hierbij nog even
aanstippen dat Bever" de huid is van den
Beverotter en dat zij zich onderscheidt
door uiterste soliditeit en prachtig-diepen
glans in de grijsbruine-tinten. Ook van
Bever worden de waterharen verwijderd
en vormt het wol- of onderhaar het gladde
vachtachtige oppervlak, dat zoo kleedzaam
en flatteus staat. Nutria is de huid van den
Beverrat, en ofschoon een veel kleiner spe
cimen van de waterbewoners, heeft zijne
huid alle kenmerkende eigenschappen hier
van, zoodat zij zich dan ook bijzonder goed
leent voor de vervanging van het kostbare
Bever, dat om zijne zwaarte eer voor gar
neeringen dan voor ge nee Ie mantels geschikt
is.
Het is dan ook bijna zeker, dat een z.g.
Bevermantel steeds van Nutria blijkt te zijn,
want men moet wel onder de Eskimo's leven
en een vrouwelijke Hercules zijn om niet
onder de zwaarte van ecu echten Bcvmnantel
te bezwijken.
Van Beverette, dus, van de Beverimitatie
op konijn, heb ik nog mede te dcelen dat de
kwaliteit zeer prijswaardig is. Echter, tot
voor korten tijd kon men er maar niet in
slagen, aan de bruine kleur voldoende houd
baarheid te geven, zoodat dit bont nogal
aan verschieten onderhevig was. Aangezien
de pogingen steeds herhaald worden en de
uitkomsten van bontverveu gewoonlijk pas
op den duur succes hebben, zal deze bont
soort misschien nog eene goede toekomst
tegemoet gaan.
De pogingen om het teedere mollebont
door eene meer soliede imitatie te vervangen
IIIMHMIItllHlintlMIHIllUimlIlHUIIfïlllllllflIHI.
immmm wmim
VOETZAKKEH
iiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniii.MHMiiiiiiiiiiiiiifi
zijn in zooverre gelukt, dat men ook alweder
op Konijnenhuiden eene molimitatie vol
bracht heeft die rnet den naam van Taupette"
wordt aangeduid.
Taupette is wat de kleur betreft eene even
moderne als gewilde bontsoort. Zij is van
een fraai loodgrijs en heeft goede eigen
schappen wat de sterkte van het haar en
die der huid aangaat.
Al is zij, als op zichzelf staande bontsoort,'
zeker niet te versmaden, vooral omdat
zij zich even goed voor mantels als voor
garneeringen laat verwerken, als vervanging
voor het zachtharige, o, zoo soepele en heer
lijk lichte mollebont, moet zij toch falen,
want dit prettig-zachte velletje met zijn
fraaien zijde-gloed is door geen konijnebont
te benaderen.
In hoofdzaak heb ik u met de boven
genoemde opsomming van bewerkt konijn
meteen een overzicht gegeven, van wat de
mode brengt voor het goedkoopere genre
bontmantels, waarvan men dit jaar zoo veel
verwachting heeft.
Mollebont en Nutria sluiten zich opvolgend
in kwaliteit daarbij aan, terwijl de
SealBisammantel als het klassieke lijfstuk voor
de dame met fijnen smaak, zijne hoogere
waarde ruimschoots verdedigen kan. Het
mag geene verwondering baren dat men
ook met ieder seizoen meer aandacht gaat
wijden aan de auto-bontjassen, waarvoor
wat grover behaarde vachten gewenscht
zijn.
De autojas voor dit seizoen moet van
gazellebont, getijgerde katten of van eene
fraaie soort grauw rattenbont zijn, welke
laatste soort de fraaie benaming
Rabinette" draagt.
Op het randje, tusschen den gekleeden-en
den atitobontmantel, staat een jas van Poulain
of Russisch veulen, terwijl de naturel
Bisamjas, die uit Bisambuikjes vervaardigd is,
voor beide doeleinden gedragen wordt.
Zoo hier en daar zal nog een rijke
Persiancr of een echte Sea/s/d/jmantel gedragen
worden, terwijl zij, die een vorstelijk vermogen
of inkomen bezit, misschien nog op de aan
schaffing van een fijne Breitsdiwanz- of een
edele Hw/ne/i/wnantel zinnen zal.
Hermelijn met Bever als garneering is eene
combinatie die dit seizoen voor het eerst
tot stand bracht, en die werkelijk elegant
aandoet.
Omtrent de modellen voor bontmantels
kan ik mededeelen, dat de eenvoudige,
half-aansluitende lange jas voor alle courante
bontsoorten het aangewezen model is.
Van de zér soepele bontsoorten, draagt
men plooibare capes, die thans, in tegen
stelling met het vorige winterseizoen, wijd
van onderen uitloopen en smal in de schou
ders zijn.
Van enkele edele garneerbonten als Nerz
en Skunks worden bijzonder fraaie capes
gewerkt tot avondmantels. De vellen worden
in rollen tegen elkaar gezet, en de sprekende
middenstrepen vormen fraaie Pekinéeffecten,
waarover ik eerder eens heb uitgeweid.
Taupe en Nutria leenen zich wel het beste
voor de soepele korte jasjes, die onze jonge
meisjes zoo aardig staan. Ook de lusjes
gedrapeerde, vlugge mantelmodellen, die
inhaalsels vertoonen als een kleed en met een
koord of eene ceintuur om het verlengde
middel samengesnoerd worden, zijn bij voor
keur in deze lenige bontsoorten uitgevoerd.
Een mantelpakje van glanzend molle
bont, waarvan de velletjes door een randje
Seal geaccentueerd werden, vormde eene
groote attractie op bovenbedoelde bont
revue, waarop met climax van de eenvoudige,
klassieke modellen, in de bereikbare
bontsoorten, tot de meest ingewikkelde mode
creaties van vorstelijk-rijke bontschat aan
het oog voorbijtrokken, als zoovele blijken
van den durf en den ondernemingsgeest
onzer bontwerkers, die niet schroomden,
om zelfs in dezen onzekeren malaisetijd,
aan hunne aloude reputatie geldelijke offers
te brengen.
L. K R O E S E G R G O I R E.
ttitititiiiiittiiiiiiitiiiiitttiiiiittiiiitiiimitttiitnitiiiitiiiiitiuiiiiiiiniititimiiiiiiititiiimiiitit
EEN EN ANDER OVER 1921
Een jaar of vijftien geleden heb ik een
wingerdstekje in den grond gestoken voor
mijn huis, om nog eens het plezier te hebben
van wuivende wijngaardtwijgen voor het
venster. Dat is dan ook niet uitgebleven,
het ding is welig opgeschoten en bloeit ook
ieder jaar met veel welriekende groene trossen,
maar daar het een blauwe Alicanteis, blijven
de druiven in. den regel hard en groen tot
laat in October, om dan ten slotte te gronde
te gaan aan schimmel en rot. Het zijn eigen
lijk kasdruivcn. Dit jaar echter zijn ze ge
rijpt in de open lucht tot heerlijke gave
vruchten en dat was weer voor het eerst
na tien jaar, want in 1911 hadden wij het
zelfde buitenkansje.
Voor mij is deze druivcnhistorie een van
de feiten, die ik uit 1921 wil onthouden, een
jaar dat altijd memorabel zal blijven om
zijn overvloed aan zonneschijn en zijn tekort
aan regen. Als er met evenveel zonneschijn
wat meer regen was gevallen, wat heel goed
mogelijk is, dan hadden we nog wel veel
meer bijzondere groeiverschijnselen gezien,
die nu door de droogte geremd zijn. Een
groot aantal merkwaardigheden, dat door
de kranten vermeid is, gebeurt elk jaar
en mag -dus in het geheel niet merkwaardig
heeten. Vooral geldt dit voor het verschijn
sel van den tweeden bloei van ooftboomen en
van paardckastanjcs. Er staan nu nog wel
van die kastanjes te bloeien en wanneer ge
goede opmerkers er naar vraagt, zullen die
u in den regel vertellen, dat diezelfde boomen
het vorig jaar in October ook hebben ge
bloeid. Of, wat nog beter is, indien ge de
boomen, die ge nu ziet bloeien onthoudt,
dan hebt ge alle kans, dat ge ze in 1922 ook
weer in najaarsbloei kunt zien, al wordt
dat een jaar rnet een heel andere indeeling
van regen en zonneschijn. Deze tweede
bloei is dikwijls een individueele eigenschap
van sommige struiken en boomen en dan
wel vooral van niet-inheemsche, dus ook
van de .cultuurgewassen. Het lijkt dan,
alsof die in het vreemde land een stoornis
ondervinden in de periodiciteit hunner ont
wikkeling.
Er zijn evenwel ook inheemsche planten,
die twee of zelfs drie duidelijk gescheiden
bloeiperioden in het jaar hebben. Onze
kamperfoelie bloeit driemaal, de gewone
koekoeksbloem van de weiden vrij algemeen
tweemaal, zoo ook de paardebloem erl de
dotterbloem,maar deze laatste minder alge
meen, eerder individueel en plaatselijk. Welnu,
deze tweede bloei van inheemsche planten
is er dit jaar door de droogte grootendeels
bij ingeschoten, zoodat wij in dit opzicht
een tekort hebben te boeken. Op verscheidene
plaatsen in ons land is de tweede bloei van
de kamperfoelie geheel uitgebleven, zoodat de
derde de tweede werd en dotterbloemen heb
ik in September en October maar heel weinig
gezien.
Een derde verschijnsel is de verhaasting
van den bloei bij twee- of meerjarige planten,
die dus thans gebloeid hebben in hun eerste
jaar; de tuinbouwer noemt dat doorschie
ten". Wel, daar weten we dit jaar van mee
te praten, de wartnoezeniers hebben er
steen en been over geklaagd en bij de wilde
planten was het doorschieten ook aan de
orde van den dag. Alweer hebben de
nietinheemsche er het meest aan gedaan. Op
het oogenblik staat in mijn tuin een gewone
Teunisbloem, Oenothera biennis, prachtig
en frisch te bloeien, alsof het eind Juni 1922
was. Trouwens dit vermaarde geslacht is tot
velerlei afwijking" in staat. Zooals de naam
al aanduidt, behoort O. biennis in zijn tweede
jaar dood te gaan, maar dikwijls genoeg past
hij er voor en legt een neiging aan den dag
om per-ennis te worden, jaren achtereen
opnieuw uit te botten. Ik vind, dat dit in
1921 minder gebeurt 'dan in andere jaren.
Er is een aardige lipbloem, die heeft den
ietwat zonderlingen maar treffend klinkenden
naam van hertgespan, Leonurus cardiaaca.
In Zuid-Limburg groeit hij vrij veel en hier
in de duinen heeft hij ook op sommige
omrasterde buitenplaatsen stand gehouden, 't Is
een vaste plant, die zich mild uitzaait en
bloeit in het tweede jaar na het ontkiemen.
Dit jaar echter hebben honderden eerste
jaars planten hooge bloeistengels ontwikkeld
en vele staan nu nog mooi te bloeien. Enkele,
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiifiiiiiiii
Hiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiii IIIIIHII
MOERHEIM"
DEDEMSVAART
Adviezen . .
Plannen
Begrootingen
Uitvoering
van aanleg of verandering van tuinen
Condities op aanvraag.
die Iaat ontkiemd waren, zijn begonnen een
bloeistengel te ontwikkelen, maar nu de dagen
zoo kort worden en er ook al een paar koude
machten geweest zijn, schijnen ze zich te
bezinnen en maken ze geen bloemen meer
maar een zonderling bosje van bladeren
aan het eind, van wat we zouden kunnen
noemen: de eerste verdieping van haar
bloeitoren. Ook dit verschijnsel krijg ik ieder
jaar te zien, doch nu meer dan anders.
Over het algemeen hebben wij meer ge
mist dan gewonnen. Het Sint Janslot is
heel armoedig geweest. En dan de heide,
die is wijd en zijd verdroogd. Hierbij heeft
het zeker wel uw aandacht getrokken, dat
in een en dezelfde streek op sommige plekken
de hei heerlijk frisch stond te bloeien te mid
den van geheel verongelukte soortgenoten.
Ook in het eiken kreupelhout was dit ver
schijnsel te zien, dat ongetwijfeld samen
hangt met plaatselijke verschillen in de sa
menstelling van den grond, afwezigheid
of aanwezigheid van humus of van leem,
verschillen in de korrelgrootte van het zand,
steenachtigheid en meer dergelijke omstan
digheden. Als het straks gaat vriezen, kan
die bontheid van den bodem ook weer op
alleraardigste manier aan den dag komen.
Ge vindt dan na een eersten, niet al te feilen
vorstnacht, bevroren en niet bevroren plekjes
vlak naast elkaar.
De gebeurtenissen van het vogelleven
zijn in de eerste helft van het jaar een weiiïfg
vervroegd, maar niet veel en zelfs niet in
die mate, dat we een directe n samenhang
met de speciale meteorologische verschijn
selen van dit jaar mogen aannemen. De
uitdroging van de bovenste grondlaag heeft
stellig het leven voor veel diersoorten moei
lijker gemaakt. Er waren veel sociale wespen
maar minder graafwespen, vooral minder
vliegendooders. Eén soort van vliegendooder
werpt in den regel zijn zandheuveltjes op
tot laat in October, maar die is hier in
Kennemerland dit jaar in gebreke gebleven.
Wij mogen hier echter vooral niet vergeten,
dat zich bij deze en andere verschijnselen
ook de invloed van het vorig jaar doet ge
voelen. Voor vlinders is dit een zeer goed
jaar geweest en ik zal nooit vergeten, hoe ik
eind September met de Gooische stoomtram
door Diemerbrug komend in een der tuinen
een vlucht zag van minstens vijftig Atalanta's.
Dit zijn eenige losse aanreekeningen over
het wonderlijke" jaar 1921. De twee maanden,
die nog resten, zullen niet veel nieuws meer
brengen. Maar er is nog wel nieuws, dat ligt
verborgen in de knoppen van boomen en
struiken en in spruiten onder den grond,
en dat komen wij pas te weten in het voor
jaar van 1922.
J A c. P. T u ij s s E.
Zonnige dag
Kom hier, mijn kind en laat me bei je mooie
oogen kussen,
Streelen je blonde haren met het kleurig lint;
'k Wil naar je zonnig praten zitten hooren....
Ik neem de bloemen, die je lachend voor me
plukte, kind.
Als later soms je mooie, zachte oogen mochten
schreien,
Omdat er minder zon is, dan je had gemeend,
Pluk dan wat bloemen uit den schoonen
doolhof van dit leven,
En kus die bloemen, kind, terwijl j' in smarten
weent.
G u u s M.