De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 12 november pagina 1

12 november 1921 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zaterdag DE AMSTERDAMMER , - WEEKBLAD VOOR NEDERLAND '? Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. a W. KERNKAMP Redacteuren: Prof. Df. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSüN S >" - UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF i j Prija per Np. f 0.25. Per half jaar f 6 50. Abonn. loopen per jaar | | Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam | | Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositietosten ONS KERSTNUMMER De expeditie t»bij het ver schijnen van dit blad aan het verzenden van ons gratis Kerst nummer. Voor hen die van den inbond nog geen kennis konden nemen, geren w|J een overzicht op pagina twee van het omslag van dit blad. Bun, die zich voor 19*»al abonnéopgeven, wordt een exem plaar Tam dit Kerstnummer kostelooi toegezonden, zoolaog de voorraad «trekt. Losse exemplaren ztyn verkrijg baar a F 1. per stuk. de Uitgevers: Van Holkemn en Warendorl. HIHHIinHIIIHIIIIIIHMII 1 INHOUD. 1. Monarchie of re publiek, doorProf. Dr. O. W. Kernkamp; Is orts parlement omkoopbaar door R.P. J. Tutein Nolthenius; Tijdgenooten; Leon Daudet, door Dr. W. O. C. Byvanck; 2. De manicure, teekening van Jordaan; Krekelzang, door J. H. Speenhoff; Spreekzaal: Studie in de moderne talen, door J. Qcmbert 3. Israëls Wezen en Willen, door J. Ornstein?Hoofiën; Uit het nieuwe boek van Tagore, door Dr. Fred. van Eeden 4. Rosegger's geestesleven door Dr. J. Herdescheé. 5. Voor vrouwen (red. Elis. M.Rogge): Novem ber, Slachtmaand door Qeertr. Carelsen; Haagsch Kunstleven, door Marie Berdenis van Berlekom; Boekbespreking, door J. RiemensReurslag; Liedeke door A. Klein-v.d. Ley; Leopoldine Konstantin, teekening van B. Van Vlijmen; Uit de Natuur: Drie dwergjes, door Jac. P. Thijsse 7. Boekbespreking, door Prof. Dr. H. Brugmans; Een nieuw boek over Romain Rolland, door K. Gallas; JupiterNicéphore, teekening van Qeorge van Raemdonck; Dramatische Kroniek, door Top Naeff 8. Moderne Fransche kunst in de particuliere verzameling, van Nederland, door Dr. F. M. Huebner; Schilderkunst-kroniek, door Plasschaert en H.; Olifantenschilderijen van Jurres; Muziek in de Hoofdstad, door H. J. den Hertog 9. Op de Econ. Uitkijk: Bezuiniging, door Jhr. Mr. H. Smissaert 10. Ruize-Rijmen; Charivaria en Buitenl. humor, door Charivarius; Onze Puzzle; Uit het Kladschrift van Jantje.?11. De Novemberstorm, teekening van Joh. Braakensiek; An English officer's adventures in Holland; Rijmkroniek, door Melis Stoke; 'tSchietgat, door Melis Stoke, met teekeningen van fe. van Mens; Omslag: Damrubriek, red. K. C. de Jonge. Bijvoegsel: Engelands protest tegen het Turksch-Fransche accoord, teekening van Joh. Braakensiek. MONARCHIE OF REPUBLIEK? Bij het debat in de Tweede Kamer over de wijziging der bepalingen in de Grondwet, die de troonopvolging rege len, is natuurlijk ook de vraag: monar chie of republiek? ter sprake gekomen-. Natuurlijk omdat de. regeering zelf, in overeenstemming met de staats commissie, den monarchalen staats vorm een.zegen voor ons land had genoemd en het daarom noodig achtte, indien geen opvolger volgens de Grond wet aanwezig mocht zijn, den over gang naar een anderen staatsvorm niet heel gemakkelijk te maken. Het lag dus voor de hand, dat de voorstanders van een republiek hunne aan die der regeering tegenovei gestelde meening zouden verdedigen. En men mocht verwachten, dat zij het debat zouden beperken tot de vraag, of voor Nederland het behoud van het erfelijk koningschap gewenscht mag worden genoemd. De heer Trcelstra, die namens de kamerfractie der S.D.A.P. het woord voerde en wiens rede meer principieel op de kwestie inging dan die van andere reoublikeinschgezinde leden der Kamer, heeft die verwachting niet beschaamd. Hij bleef binnen de grenzen, die niet, alleen reeds om practische redenen, aan het debat moesten worden gesteld. Zijne historische beschouwingen over de ver houding tusschen Oranje er het Nedetlandsche volk vielen ook niet buiten het kader van dat debat. Immers, hij had die noodig ter veidediging van zijne stelling: Oranje is nooit het symbool der volkseenheid geweest, noch in de dagen der Republiek, noch in onzen tijd. Bij die historische beschouwingen heeft de heer Troelstra een uitspraak van Robert Fruin aangehaald; deze zou n.l. gezegd hebben, dat in vroeger eeuwen de liefde van het volk voor O.anje mirder liefde voor Oranje, dan wei haat tegen de regentenfamilies was. Het is riet de eerste maal, dat van sociaaldemocratische zijde de hier be doelde woorder. van Fruin worden ver draaid. De heer Jos. Loopuit deed bet al lang geleden; ik heb reeds toer tegenover hem uiteengezet, dat Fruin iets anders betoogt dan hij hem liet zeggen. Fruin schrijft: De burgerij, bij wie meer en mee; democratische neigingen, die in den patriotténtijd tot daden zijn geworden, binnenslopen, heeft het juk der regenten met klimmenden onwil tot op 1747 getorscht". Welk een vreugde heerschte er onder de gemeente, toen gevaren van buiten's lands het herstellen van het stadhouderl.jk bewind in den vollen omvang van vói 1702 schenen noodzakelijk te maken.!" Het Oranje-boven! dat geroepen werd, beteekende vooral: de stadstirannen er onder!" Fruin spreekt hier dus alleen over het jaar 1747; wie zijne woorden laat gelden voor den geheelen tijd onzei republiek, legt hem iets in den mond, wat hij niet gezegd heeft. Met het gezag van Fruin mag geen poging wor den gedekt om de Oranjeliefde in de 17e en 18de eeuw naar beneden te halen; dit laatste geschiedt toch, wanneer men die liefde hoofdzakelijk uit haat tegen de regenten verklaait. Zeker, dat element was er ook in aan wezig ;maar het was lang niet het eenige. Er bovendien: in elke positieve uiting ligt ook een negatie; elke kreet: ,,Leve dit of dat!" beteekent ook: Weg met dit of dat!" Als de aanhangeis van den heer Troelstra roepen Leve de Sociaal democratie !", bedoelen zij ook: Weg met de bourgeoisie !" Maai zal de heer Troelstra hieruit afleiden, dat de geest drift voor de sociaaldemocratische idee bij zijne partijgenooten niet zuiver op de graat is? Intusschen, met de bewering, dat Oranje in de dagen onzer Republiek kwalijk als een symbool der volkseen heid kan worden beschouwd, kan*ik mij voor eer goed deel vereenigen; mits men slechts niet der strijd tusschen Oianjeklanten en Loevesteiners uit sluitend voor een klassenstrijd wil doer doorgaar. Volgens den heer Troelstra kan echter ook in onze dagen Oranje niet voor symbool der nationale eenheid gelden en doet het dienst als wapen in den klassenstrijd. Hijzelf maakt echter ne uitzonde ring. En een niet onbelangrijke. Tegen over het buitenland kan de Koningin de eenheid der natie vertegenwoordigen. Maar zoo laat hij er onmiddellijk op volgen ook een president van een republiek kan dit. Ongetwijfeld. Maar niet zoo goed als een gekroond staatshoofd, dat behoort tot een geslacht, waarvan de geschiedenis sinds eeuwen met die van het volk is verbonden. Toen Koningin Wilhelmina, in de dagen van de Belgische annexatieplannen, raar onze zuidelijke provin cies trok, heeft zij daar meer geestdrift gewekt dan een president van een repu bliek ooit had kunnen doen. Zoo was het ook in November 1918. Toen gold het niet de vraag: monarchie of republiek? maar deze: zal het wettig gezag op zij worden gezet? zal een minderheid aan de meerderheid haar wil opleggen? Een president van een republiek, gesteld dat wij dien toen ge had hadden, zou ook hen, die het wettig gezag wilden verdedigen, aan zijne zijde gevonden hebben; maar nu dat wettig gezag verpersoonlijkt werd door de Koningin, ging er tot haar, als draag ster van dat gezag, een stroom van enthousiasme uit,machtigerdaniemand anders te voorschijn had kunnen roepen. Het is jammer genoeg.dat de regeering schade heeft gedaan aan de beteekenis van die uiting, door het tot in het on eindige toe uitlokken van manifestaties voor het Oranjehuis. Wat in November 1918 gebeurde, was een spontaan en indrukwekkend verzet tegen de poging van een aantal leiders der S.D.A.P. om de meerderheid van ons volk naar hunne hand te zetten; zoo iets beleeft men maar eens; zooiets moet men niet willen herhalen; de regeering had den geweldigen indruk ervan niet moeten verzwakken door een reeks van zorg vuldig voorbereide, tooneelmatige be toogingen, die ergernis wekten ook bij hen, die in November uit volle over tuiging de zaak van de bestaande orde hadden willen dienen. De Oranjeliefde kan ook worden mis bruikt. Dit was vroeger in ergerlijke mate het geval, in de dagen van de opkomst der sociaaldemocratie, n juist de onwaardige wijze, waarop die be weging toen bestreden werd, heeft er velen sympathie voor doen opvatten. Daarna is hierin echter verbetering ge: komen. Maar-wat er, in de weken na November 1918, gebeurde,7 heeft ge-,. toond, dat nog niet alle staatslieden d,e ongepastheid en het gevaar-hebben in gezien voor het uitspelen van Oranje tegen de sociaaldemocratie. Het misbruik, dat van déOranjeliefde kan worden gemaakt, rechtvaardigt echter niet de bewering, dat Oranje f in onzen tijd de beschermer zou zijn van een bepaalde klasse^n.l. de kapi talistische. Als argument tegen de mo narchie weegt het ook niet zoo zwaar, dat het de schaal doet overslaan. De voordeden van onzen tegenwoordigen staatsvorm overtreffen nog altijd de nadeelen. De wijze, waarop eerst de Koningin-Regentes, daarna Koningin Wilhelmina zich van hare taak hebben gekweten, heeft het aanzien van het Oranjehuis ten onzent zeer versterkt. Men kan dan ook gerust zeggen: nie mand denkt er bij ons aan, de monar chie door de republiek te vervangen. Ook de sociaaldemocraten niet. Al zijn zij krachtens hun beginsel republikeinsch, zij hebben nooit geijverd voor de republiek. In de eerste plaats ver moedelijk hierom niet, omdat i\] van een krachtige propaganda voor de repu bliek geen heiivoor hun eigen partij ver wachten. Maai bovendien erkennen zij, dat er in het wezen der zaak weinig verschil bestaat tusschen een parlemen taire monarchie en een republiek. De heer Troelstra heeft in zijne rede dan ook feitelijk geen aanval gedaan op het koningschap, zooals wij dat hebben. Hij heeft geen enkel concreet geval ge noemd, waarin de gang van zaken ten onzent naar zijne meening beter zou zijn geweest, indien wij aan het hoofd onzei regeering een president hadden gehad in plaats van Koningin Wilhelmina. Wie aan een monarchie de voorkeur geven boven een republiek, zijn in^ tusschen niet blind gebleven voor de nadeelen, die de eifelijkheid van het koningschap kan veroorzaken. Bij ontstentenis van naaste bloedver wanten kan een ver verwijderde afstam meling van het Oranjehuis, iemand, die aan het Nederlandsche volk volkomen vreemd is, tot de uitoefening van het koningschap worden geroepen. Vooral bij het Oranjehuis dient met die moge lijkheid rekening te worden gehouden. De bedoeling van de grondwetswij ziging ten opzichte van de troonopvol ging is dan ook tweeërlei: Ie. het uit sluiten van pretendenten, van wie men, zooals wijlen prof. Tellegen eens zei, al leen weet, dat zij tot ons land niet inde minste betrekking staan, of die, zooals de staatscommissie het uitdrukte, niet met ons land n zijn in nationalen zin en de toestanden ten onzent niet kennen. En vervolgens: de regeling van de wijze, waarop, bij ontstentenis van «en door de grondwet aangewezen opvolger, hetzij een ander persoon tot koning zal worden gekozen, hetzij het besluit 2al worden genomen om den monarchalèn regeeringsvorm door den republikeuischen te vervangen. ; . Op de voorstellen,, die de regeeritig hieromtrent heeft ingediend, zijn een kantal amendementen voorgesteld. De meeste daarvan zullen vermoedelijk worden verworpen; op het ogenbltk, dat wij deze regels schrijven, is ons de daarover gevallen beslissing echter nog niet bekend. Daarom zullen wij eerst een volgende maal onze meening kunnen uitspreken over. de bepalingen,die de nieuwe grond wet over de troonopvolging zal bevatten K E R-N K, A « P. liniltllHIMinilHIIIHMMIIIHIIIIIIII IIIIIIIIIIUIHIIIIinilHHIHI IS ONS PARLEMENT OMKO OPBAAR? Velen zal vermoedelijk bovenstaande vraag met verbazing, niet weinigen met ergernis vervullen. Wél vindt menigeen tegenwoordig ons Parlement niet veel zaaks", zózelfs dat er zijn die in allen ernst beweren dat het geldverspilling.is een nieuw gebouw te stichten voor de Tweede Kamer, aangezien het heele parlementaire stelsel heeft afgedaan, maar van omkoopbaarheid heeft voor zooveel mij bekendis?nog niemand die volksver-' tegenwoordiging beticht. Terecht, Doch wat niet is, kan komen. Men zij slechts gedachtig aan het verleden, en zie tevens rond naar hetgeen elders ge beurt. Het jongste werk van James (thans Burggraaf) Bryce, is in dit opzicht zeer leer-' rijk. Blijkens zijne Modern Demöcracies is de invloed van het geld op regeeringsbeleid en Kamerhandelingen hél groot. Het par lementaire stelsel geeft in dit opzicht niets toe aan het vroegere monarchale. Frankrijk' staat natuurlijk met een zwarte kool aan-; geteekend ; maar zelfs Engeland gaat niet ? vrij uit! '?" - ' > Natuurlijk bevuilt Bryce niet zijn eigen nest; maar hij moet toch erkennen dat minstens twee maal in de vorige eeuw het geld een heel leelijke rol. heeft gespeeld in de engelsche parlementaire geschiedenis. Dat het in vroeger eeuwen in Nederland evenmin pluis was, weet ieder. En toenmaals nepen de tijden minder dan thans! Onze \oorvaderen leefden eenvoudig; en eenvoud is de beste schut tegen omkoopbaarheid. Maar nu teert men van den hoogen boom, en hoe stijgt de belastingdruk! Alle waar is echter naar haar geld. Loont het de moeite ons Parlement om te koopen? Natuurlijk zal niemand er aan denken alle leden en gros in te slaan. Dat is dan ook geenszins noodig; slechts de leiders moet, men op zijne hand hebben. De rest volgt' als schapen. Niet altijd is hard" geld ver-; eischt. Een vooral in Frankrijk gewoon middel is: wanneer aan de Kamers een winstgevende concessie is af te troggelen,het afstaan van aandeelen in de nieuwe zaak; voor niets of voor een schijntje. En iedereen weet hoe in Engeland (reeds lang, doch vooral tegenwoordig) het Hoogërhuis wordt aangevuld met verkiezings-gravenen baronnen, geldmannen, die met kolossale giften de kas stijfden van de partij, die op het kussen is geholpen. En in ons land met bescheidener eischen, is nog wel .wat te doen met titels, ridderorden, en vooral baantjes voor weldenkenden". Toongevende kranten in het buitenland bewerken de belanghebbenden (bijv. in zake iiMiiiiiiiiiiiiiiiitmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiHtiiiiiiiiiliiiiHiiiiiiH'iiiiiiiii1" iliiiimfiniitiiiiiiiiiifiiii imiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiii iniimiiimiimiiiiriiuiiiiiimiiiiiiiinmiiiiimniiiilMlilMinniiimmtiiiiiimjiiiimiiiimmiilimiliiHlliiiu^ / T^DGENGÖf EN:< h l .('77,,', , ' i ,i!i?, l i . ,' ' i < LÉON DAUDET V, Laat ons nog de hulptroepen van de Action Franchise gedenken. Een idee is onredzaam, wanneer het aan zichzelf blijft overgelaten, en het wordt een wanhopige zaak wanneer het in zich zelf mist de stuwkracht van het nieuwe, de belofte van een toekomst. Waar anders over had het Koningschap aan Frankrijk te spreken dan over het ver leden? De gehechtheid aan de Bourbons was een erfdeel van enkele oude families en overlevering in sommige achterwaarts gelegen provincies. Een paar dagbladen die moeite hadden te blijven bestaan verde digden de legitimistische opinies. Men kon zich, nauwlijks de partij voorstellen of het moest zijn als een groepje automatisch 'het. hoofd schuddende mummies op een canap gezeten in den hoek van een ouderwetschen salon. En Charles Maurras met zijn strengen bewijsvorm, met zijn autoritaire manier, wHde de jeugd ontvlammen. Maar de jeugd van Frankrijk in de nieuwe eeuw was een nieuw geslacht. De gedachten door de school, van welken .aard ook, inge prent smaakten hun niet langer, zij ver langden actie, zij moesten ergens voor zich opofferen, zij moesten ergens tegen ingaan, zij moesten een weg zoeken. Zij wilden be drijvigheid. De actie voor Frankrijk was een mooi devies. Dit is het^karakteristieke; de beweging ontstond in ^Parijs, niet in de provincie. Sloten enkele jongelui van adelijken huize zich.aan, het was toch meer onder de intellectueelen, de artistieken en de half artistieken dat er aanhangers werden gevonden, ook werklieden van allerlei beroepen voelden zich aangetrokken, zij boden zich aan, zij stelden /ich in dienst der beweging. Zij wilden bewogen worden door iets dat zij hoog boven zich onderscheidden en half onderscheidden, en zij namen het venten en verspreiden van liet dagblad op zich. Vandaar hun naam: Camelots da Roy. De eerste zorg was dadelijk hun organi satie, 1909. Oefeningen werden gehouden, optochten en expedities werden gearrangeerd, mani festaties hadden plaats en contra-mani festaties; men toonde dat men er was en zijn vuisten had meegebracht. Als leiders waren mannen gekozen die met Parijs en de Parijzenaars wisten om te gaan, altijd opgewekt en opwekkend, een beeldhouwer, een meubel maker, mannen van geest, van moed en van handigheid; men had hen lief en men gehoor zaamde hen. Het was bij die troepen weer de kameraadschap die voorzat. De overstroomingen van de Seine in 1910 gaven de gelegenheid zich populair te maken. Toen werden er hulpdiensten van de Came lots ingericht, gesteund door milde gaven; zij ondernamen de redding van wie zich bedreigd zagen en deelden levensmiddelen uit, hielpen dan later bij het opbouwen van de woningen en het herstel van de schade. In dit geval toonden zij zich, zij die het veelal met de policie te kwaad hadden, een supplementaire policie. Waar zij het meest trotsch o'p zijn, dat is op het doorzetten der vereering van Jeanne d'Arc. Natuurlijker wijs was het meisje van Domrémy de heilige der Action Francaise. Van den beginne af werden er in Meifoptochten georganiseerd om bloemen te brengen bij haar standbeeld en wee den man dien een kwaad woord sprak o ver hun heldin. Onder allerlei voorwendsels werden zulke processies van de Camelots du Roy door de regeering en het bestuur der stad ge hinderd. Maar hoe dikwijls ook politie en bereden troepen het cortège verbraken, steeds vormde het zich, onverdroten, opnieuw. Het waren slagen die men leverde voor de heilige zaak, waard om in een heldendicht te worden bezongen. En het aantal van de betoogers groeide voortdurend. Eerst waren het 'n duizend, die zich ver dubbelden en weder verdubbelden. Als ze eenmaal een triomfant vijfduizendtal waren geworden, gaf de regeering toe, onder Poincaréin 1912. Tien duizend kwamen er toen op. Na den oorlog steeg de geestdrift. 8 Mei 1921 is de dag van Jeanne een officieele feestdag voor geheel Frankrijk geworden. De stoet onder leiding der Action Franchise was indrukwekkend door getal en orde. Daarvoor waakten de mannen die van den aanvang af de troep hadden georganiseerd. Zij trokken mee aan het hoofd, de meubel maker op zijn krukken, want in den oorlog had hij de beenen verloren, de beeldhouwer met zijn eenen arm en de derde de vroolijke Parijzenaar wien een kogel het gezicht had verminkt. Dat hebben met hun drijven de Camelots bereikt. Ja, indertijd is men flink handgemeen geweest, d'Almereyda, de handlanger van Caillouc aan den eenen kant, de nationalisten dreigend aan den anderen. De leiders hebben mede hun tol moeten betalen aan de offi cieele gerechtigheid. Er zijn dagen geweest waarop Léon Daudet al zijn goed humeur van noode had om er zich over te troosten dat hij half gestikt bij zijn das werd mee gesleept naar de policiewachtpost door de harde handen van den hermandad. Maar over 't algemeen heeft de instelling der camelots, door alle streken van Frankrijkverbreid, het tegengaan van geweld en het bewaren van de orde ten gevolge gehad. In zijn Souvenirs spreekt Léon Daudet van een vergadering te Toulouse, kort vór den oorlog, die zeer onstuimig dreigde te worden. Nauwelijks was het kleine troepje met hem in de stad aangeland, of onder het haastig genoten diner kwam de tijding dat de socialisten besloten waren hem niet aan 't woord te laten komen: zij waren bloeddorstig gezind en zagen niet ep tegen het uiterste. Het geruststellende bericht werd daar echter bijgevoegd dat de dienst der zaal zijn tegenmaatregelen had genomen. Op de estrade verschenen, vergewiste zich Daudet dat langs de wanden' mannen met stokken stonden geschaard en in 't midden een klomp kameraden zich bevond, die heel gedecideerd keken. Hij had zijn rede nog niet begonnen of een heidensch rumoer verhief zich, maar tegelijkertijd, op een ge geven teeken, kwamen de zaalwanden op elkander toe en omsloten de rustverstoorders die verdrukt en gehavend onder-wild getier hun heil zochten in de vlucht, met achter lating van hoeden, knuppels en geplpmbeerde stokken. Het was een komisch gezicht van de hoogte van het plankier af de ver rassende omsingeling gade te slaan. Binnen weinige minuten kon de spreker onder de grootste kalmte zijn redevoering voortzetten. Daarbuiten wachtten de tegenstanders hem en zijn tochtgenooten wel op, maar de garde was daar om hen te beschermen. Verder strekte zich nog de kring van aanhang uit dien de patriotische .bond, de Liga, om zich heeosloot. Studenten aan de universiteit, de jeugd van de lycea en de voorname scholen werd aangetrokken en: opgewekt; om die jongelieden is het de Action Franc,aise vooral te doen, zij ver tegenwoordigen de toekomst. Jaarlijks werd een groot feestmaal aan gericht voor de klasse die in militairen dienst moest treden. Een generaal presideerde daar, of een overste die naam had in de armee. Dan klonken de wenschen en ver maningen voor hen die het vaderland opriep. De kameraadschap van het grooter geheel werd gehuldigd. Vers Ie Roi heet dit laatste deel van Daudet's Herinneringen Dat is het doel waarheen de actie van de Action Franc.aise heenstuurt. Hij, de koning, staat op den anderenoever. Zijn getrouwen, met hun onwrikbaar geloof in de logica van hun gedachte, zien hem weldra in hun midden als den Vorst, want, kan Frankrijk het bestaande régime nog wel twintig jaar uithouden? Zij maken' plannen, zij hebben altoos plannen gemaakt voor ontvangst bij zijn aanstaande komst op Frankrijks grond. Hij heeft de belofte gegeven dat hij dan zal deelnemen aan een maaltijd van de Action Francajse, hij heeft het toegezegd aan Jules Lemaitre en zij allen hebben reeds vooruit genoten van het bijeenzijn aan het diner in Jules Lemaltre's tuin. Ce sera un des plus beaux rois de France," had Lemaitre in geestdrift gezegd, toen hij terugkwam van zijn bezoek aan Philippe d'Orléans, den balling, den eeuwig wach tenden. Maar Lemaitre is gestorven en Velen die verwachtten, zijn heengegaan .en onder de duizenden die de leus van de Action Fraotjaise hebben aangenomen, heeft de oorlog geweldig huis gehouden. Maar de gemeente staat nog onvervaard in haar vertrouwen. Vers Ie Kot. W. G. C. BYVANCK.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl