De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 12 november pagina 8

12 november 1921 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 12 Nov. '21. - No. 2316 OLIFANTEN-SCHILDERIJEN VAN JURRES J. H. Jurres MODERNE FRANSCHE KUNST IN DE PARTICULIERE VER ZAMELINGEN VAN NEDERLAND Gallon's olifanten De hoogleeraar aan de Rijks Academie van Beeldende Kunsten te Amsterdam, J. H. Jurres, die een groote bekendheid heeft verworven met zijn schilderijen en teekeningen van paarden en ridders (hij illustreerde o.a. een nederlandsche uitgave van Cervantes' Don Quichotte) heeft thans een nieuw onder werp in zijn werk gebracht: de olifanten. Na een grondige btstudeering van deze die ren, waarbij de exemplaren uit den Amsterdamschen dierentuin een goed studiemateriaal vormden, heeft prof. Jurres thans zijn eerste twee olifanten-schüdeiijen gereed. Deze hiernevens gereproduceerde kunstwer ken, die binnenkort worden geëxposeerd, zijn geconcipieerd naar gegevens uit Flauberfs Salammbo. Het eene stelt voor het verza melen van de stiijd-olifanten van den veld heer Gallon onder de muren van Garthago. Gallon heeft het voornemen met dit olifan tenleger een uitval te doen. Van de uitvoe ring van dit voornemen geeft de tweede schilderij een beeld. Friedrich Markus Huebner, een Duitscher, die zijn warme belangstelling voor de Nederlandsche beschaving bewezen heeft door de vertaling van Lancelot en Sanderin", Zuster Beatrys", Mariken van Nijmegen", Jan van Ruisbroecks, Geestelike Bruiloft" in het Duitsch (alles in den Inselverlag verschenen), heeft onlangs een boek over de moderne schilderkunst in Holland geschreven (verschenen bij van Loghum, Slaterus en Visser), dat den laat-impressionistischen Nederlandschen Modernen ge wijd is. Bij de bestudeering van deze moderne Nederlandsche kunstproduc ten had hij gelegenheid een groot aantal weinig bekende particuliere verzamelin gen te bezichtigen. Wij verzochten hem zijn indruk v-an de belangstelling der Hollandsche kunstverzamelaars voor de jongste Fransche kunst in 't kort weer te geven. In den bloeitijd van het impressionisme, zoo tusschen 1870?1890 dus, waren de betrek kingen tusschen de Fransche en Nederland sche schilderkunst buitengewoon levendig. Dit was niet alleen te merken in de geestelijke en technische overeenkomstigheden, die een Jozef. Israëls met Meunier en de geheele z.g. Haagsche school met de natuurschilders van Barbizon vertoonden, maar in deze jaren is eveneens een groot aantal Fransche impres sionistische schilderijen naar Holland gekomen en overgegaan in het bezit van Hollandsche kunstvrienden. De particuliere verzameling, die het echt paar Mesdag-van Houten in den Haag aanleg de en die na den dood van den eigenaar het eigendom van de gemeente 's Gravenhage werd, is wel de meest interessante herinnering aan den intocht van de Fransche impressio nisten. In deze prachtige verzameling treffen wij voor het grootste gedeelte werken aan van de grootmeesters onder de Fransche schilders, om maareen paar namen te noemen, van Corot, Courbe,t, Daubigny, Daumier, Diaz, Millet, Monticelli, Th. Rousseau. Deze voorliefde van Hollandsche verzame laars voor de Fransche schilderkunst schijnt geen gelijken tred gehouden te hebben met de verdere ontwikkeling der kunst in Frankrijk. Het publiek is er tenminste niet van op de hoogte of die Fransche schilders, die de im pressionistische methode bestreden en tot een nieuwe en eigen opvatting van het schoone kwamen, in dezelfde mate als hun voorgangers zich mochten verheugen in de belangstelling van de Nederlandsche kunstverzamelaars. Op zuiver kunstgebied zijn de betrekkingen tusschen de Nederlandsche en Fransche schil ders niet minder innig geworden. Talrijke vertegenwoordigers van de Hollandsche mo dernen hebben een langeren of korteren studie tijd in Parijs doorgebracht; omgekeerd ver keerde b.v. Odilon Redon meermalen en met voorliefde bij zijn vrienden in Holland en men weet, dat Le Fauconnier vier jaren in Nederland gebleven is en hier een groote menigte schilderijen gemaakt heeft. In de schilderijen der jongere Hollandsche schilders is de invloed van den nieuwen Franschen stijl dan ook goed te herkennen. Aan den eenen kant ziet men het voorbeeld van P. Cézanne, den strakken portretschilder, doorwerken, en aan den anderen kant merkt men den invloed van O. Redon met zijn irrecele natuuropvatting en phantastische muzikali teit. De z.g. Fauves", die zich in Parijs om H. Matisse schaarden, telden van het eerste oogenblik af aan een Hollander in hun midden, n.l. Kees van Dongen en in de jongste generatie waren het 'Koenraad Kikkert en Otto van Rees, die in Parijs de veldtochten voor het Expressionisme meemaakten. Alleen reeds het feit, dat de Hollandsche moderne kunstenaars van Frankrijk den opwekkenden prikkel kregen, doet ons vermoe den, dat ook de Hollandsche kunstverzame laars zich voor de werken van de Fransche avant-garde zullen zijn blijven interesseeren. En inderdaad, bij nader onderzoek merkt men al spoedig, dat de meening, dat er na den tijd van het Fransche impressionisme een breuk is gekomen en de nieuwere werken hun weg naar Holland niet gevonden hebben, op een dwaling berust. Als men slechts de moderne particuliere verzamelingen in Nederland weet op te zoeken dan bemerkt men eerst, dat de Nederlanders zich zelfs voor de allerlaatste producten van de Fransche schilderkunst zijn blijven interesseeren. Aan de spits van al deze particuliere ver zamelingen staat die van W. Kröller in den Haag. Van de ongeveer 700 werken, die zij omvat, zijn er ongeveer 100 moderne doeken van Franschen oorsprong. Hierbij zijn niet gerekend de werken van oud-Fransche mees ters en van schilders uit het begin der negen tiende eeuw. Van de groote voorgangers van het moderne Fransche realisme ziet men hier drie oostersch-romantische doeken van Delacroix.; Daumier is er vertegenwoordigd meteen dwependen Don Quichotte-kop en met een berglandschap, waarin Don Quichotte gevolgd door Sancho-Pansa, broodmager en met een verdwaasde gelaatsuitdrukking, komt aangereden. S. T. Millet is er met zijn mede lijden voor de ellende van den vierden stand; het alledaagsche maakt hij tot iets verhevens (Broodbakkende Vrouw) evenals zijne kindzogende vrouwengestalte: la Charité. Het schilderij van zijn huis te Gréville verraadt ook grootheid van ziel en evenwichtigheid. Fantin Latour is met een heele serie schil derijen aanwezig; zijn burgerzin en technisch klassiek schilderen steekt eigenaardig af bij den eveneens rijkelijk vertegenwoordigden Odilon Redon; de bladen van diens portefeuille lijken wel meer muzikale, dan picturale docu menten, zoozeer zijn zij doordrenkt met ge voel, voorgevoel en angst. Renoir blijft meer nuchter. De verzameling bevat van hem de schilderij van een bijna ievensgrooten clown, een eenigzins onbeholpen jeugdwerk. De zwenking naar het nerveuse, bewegelijke impressionisme ziet men het best in de werken van J. B. C. Corot, G. Courbet, Ch. Daubigny, E. Breton en A. Monticelli. Vooral voor Monticelli heeft de verzamelaar een groote voor liefde; onder de werken is het meesterlijke portret van Monticelli's grootvader. Op deze kunstenaars volgen diegenen, bij wie de op tische en kleurenchemische analyse van den indruk zoo sterk is geworden, dat het subject ten slotte zich als een bonte nevel aan ons oog voordoet. Hiertoe behooren de werken van Guillaumin, van P. Gauguin, van C. Huize J. l Restaurant a la carte Lunch,Aftarnoon-tea, Diners en Soupers Dagelijks muziek door het Huls-orkest J. H. Jurres Een uitval uit Carthago """ i""" i nu niiiii i ,,?, ,nji (il il iiMiiiliiitiiiMiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiii Pissaro (Landschap met regenboog), van A. Sisley, van A. E. Cross (vischvangst), van Cl. Monet (woonschip), van P. Signac (5 werken) en G. Seurat. Het in dienzelfden tijd opko mende Fransche symbolisme is door 4 doeken van M. Denis vertegenwoordigd en de fijn geestige schildering van een rechtbankscène van S. L. Forain vertegenwoordigt er de kari katuurkunst. Een overgang naar de jongste opvattingen in de schilderkunst geven ons de twee doeken van Girieud en Herbin. Het in tegrale kubisme is door talrijke werken van G. Bracque, J. Gris, J. Metzinger, Zarrage enz. vertegenwoordigd, alle werken, die de ver zamelaar eerst onlangs op een auctie te Amsterdam kocht. In de verzameling van de Erven Vincent van Gogh, die, zooals men weet, in Amsterdam wonen, bevinden zich eveneens vele moderne Fransche werken. We zien hier een mooie teekening van Manet, verscheiden schilderijen van Monticelli, Guillaumin en Bernard, schil ders, die Vincent van Gogh hoogstelde. De kern van deze verzameling vormen 9 omvang rijke schilderijen van P. Gauguin. zij dateeren gedeeltelijk uit zijn Franschen tijd, deels zijn het schilderijen van mooie meisjes op Tahiti of natuurschilderingen van dit schoone eiland. Ook van Guillaumin en van Toulouse Lautrec bevinden zich een paar interessante werken in deze verzameling. Een prachtige Tahitische schilderij van Gauguin bevindt zich ook in de kleine, keurige verzameling van M. P. Voüte te Amsterdam, wiens bijzondere voorliefde overigens naar De gas gaat. Een paar Fransche laat-impressionistische schilderijen b.v. van Signac, bevinden zich in de verzameling van den practiseerenden arts Dr. Leuring. Hier kan men ook een buitenge woon mooi interieur van M. Denis bewonderen. Van Paul Cézanne bevonden zich in Holland tot voor een paar maanden in een enkele ver zameling zoowat 40 schilderijen. Het was de beroemde verzameling Hoogendijk in Amster dam. De doeken dateeren allemaal uit den tijd van 1890 toen de meester dus juist den nieuwen koers nam en voor 't eerst trachtte mathematisch den bouw van het schilderij vast te leggen. Na den dood vaahaar eigenaar werd de verzameling door de erfgenamen opgeheven en voor het grootste gedeelte gingen de schilde rijenweer naar Frankrijk terug en in de handen over van Fransche Cézanne liefhebbers. Drie schilderijen slechts, drie prachtige werken, bleven bij mevrouw van Blaaderen in Amster dam, waar zij te zien zijn. Deze bezit ook ver scheidene schilderijen van O. Redon van groote kleurenrijkdom, een groot landschap van Guil laumin en een klein doek van Sisley, een jeugdwerk van den schilder. Veel mooie schilderijen van Cézanne en Redon zijn ook in 't bezit van A. Bonger te Aerdenhout bij Haarlem. Ik zeide reeds, dat Le Fauconnier langen tijd in Holland woonde. De Amsterdamsche ver zamelaar W. Beffie begreep hem het best. Langzamerhand kreeg deze niet minder dan 150 werken van dezen schilder in zijn bezit. Het mooist zijn de in Holland vervaardigde aquarellen van bloetnen-stillevens, die door de Hollandsche schilders dikwijls nagemaakt zijn. Van andere Franschen bezit deze ver zamelaar voornamelijk graphisch werk. Por tefeuilles van Lautrec, Daumier, O. Redon en Bresdien treft men er aan. Vooral voor den laatstgenoemden kunstenaar is in Holland veel belangstelling. De verzameling Six in Laren bestaat bijna geheel uit graphisch v/erk van Bresdien. Midden in den Parijschen strijd van den tijd der Fauves staat de verzameling I. C. Kikkert. De bekendste schilders van dien tijd zijn er weliswaar niet met zeer omvangrijke, maar technische zeer leerzame schetsen vertegen woordigd; in aansluiting met de allerlaatste richting zijn er een paar werken van Le Fau connier, Fr. Herbin, Gleizes, Leger. De ver zameling bevindt zich te Amsterdam, terwijl haar eigenaar, als schilder te Parijs woont. Een paar uitgezochte doeken van Girieud en Herbin, bloemenstillevens en landschap pen, bezit ook H. P. Bremmer, die voor 't overige slechts'Hollandsche moderne schilder stukken verzameld heeft. Aan het Kubisme zijn de verzamelingen van Takvan Poortvliet(den Haag)en H.van Assendelft (Gouda) gewijd. In beide verzamelingen vindt men een paar voortreffelijke voorbeelden van de radicale Fransche strooming. Zoo b.v. in de verzameling Tak van Poortvliet een okergeel getint, abstract doek van Leger; ook in de verzameling van Assendelft vindt men doeken van denzelfden schilder. Hier vindt men ook drie schilderijen van een anders in Holland geheel onbekenden schilder, van den Franschen Bask Tobeen, groote strenge composities, prachtige wandversiering. Met deze, zooals gezegd, slechts vluchtige opsomming moge het bewijs geleverd zijn, dat de Nederlandsche verzamelaars,hun smaak mee ontwikkelend met den tijd, niet in gebreke zijn gebleven hun belangstelling voor de modernste Fransche scheppingen te toonen. Reizende tentoonstellingen, die onlangs van Frankrijk naar Nederland gezonden werden, b.v. de Tournee van de Section d'Or" en de onder leiding van AndréLhote staande groep La Nouvelle Peinture francaise" hebben er toe bijgedragen die bestaande natuurlijke belangstelling van de Hollanders voor de Fran sche kunst wakker te houden en aan te moe digen. F. M. H u E B N E R J. S. MEUWSEN.Hofl., A'DAM-R'DAM-DEN HAAQ DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND llllllllllllllllliiiilllllllilliiiliilllllillllllllllllilllllttlllllllllllllliiiiiiiiiiiii al is daarin meer het gegeven grootsch dan de expressie ervan zou ik de voorkeur geven boven het recente, flakkerende gezicht op Edinburg. Het goede van hem is, dat hij meer den lithographischen kant op gaat. Daar ligt een dankbaarder terrein voor zijn snelle, wat oppervlakkige maar vlotte, journalistieke maar pittoreske notities. Ik bedoel nu niet het theatrale Piccadilly-circus in oorlogstijd. Hij heeft een neiging voor dergelijke efatoute gevallen die naar humbug rieken. Ik bedoel eenvoudige litho's van klein formaat, (den vroeger gememoreerden kerktuin in twee kleuren, die 50 jaar geleden ontstaan kon zijn en het latere poortje der Nieuwe kerk te Am sterdam,) of in mindere mate de serie uit New-Castle. Waar hij te veel omvat niet zelden door Brangwijn, die toch ook niet alles is, geïnspireerd faalt hij; in het be scheidene maakt hij dingen die den wand sieren en een bezoek aan deze tentoonstel ling loonen. H. SMIT&Co., Tailleurs P.CJOOFTSTXAATGGJnoelschBStofien SCHILDERKUNST-KRONIEK ROTTERDAM. PROTECTOR. K- VAN VEEN. Ik zag in den Protector van de eerste ten toonstelling van Karel van Veen's werken enkele dingen. Een zekere onverschrokken heid in de keuze lijkt me een goed teeken (,.de kapotte kinderwagen",) maar een gevoe ligheid in de kleur toch nog beter; ik vond deze laatste in het stilleven van de flesschen en potten; in hot Witte paard; het eerste werk vol lichte grijzen. P L A S S C II A E R T LITHO'S EN ETSEN VAN J A N POORTENAAR. Scheltema en Holkema's boekhandel, Amsterdam. Ontbreekt den meesten zelfcritiek? Hoe kan Jan Poortenaar als hij het goed met zich voor heeft een ets ophangen als de ploeg," een vrijwel mislukte vertooning, die daarenboven het ongeluk heeft Millet's naam te suggereeren, waartoe een zaaier" op het tweede plan het zijne bijbrengt. Hij had gelijk, als de ets eene phase ver tegenwoordigde in zijn ontwikkelingsgang; als ze de wat onbeholpen uitdrukking was van een overwonnen standpunt. Maar dat zie ik juist niet. In den etser Poortenaar zie ik geen vooruitgang. Aan het van vroeger bekende Trafalgar Square SCHILDERIJEN RESTAUREEREN is geen zaak om toe te vertrouwen aan den eersten den besten, maar aan die er allén - --? zijn vak van maakt --- -- -- C B. VAN BJHEMdN - DLN HAAG Heur eigen kind Een boertien gonk is noar zien breur, Die woonde in de stad. Hie was er eigentlik niet veur, Toen hie d' brief 'e lézen had. Er was een groot lichtbeeldenspul, Dat mos hie kommen zien, Doar stond zien boerderieje op, En ook.... zien Willempien. En zoo gezeg en zoo gedoan, Hie namp de vrouwe met,.. En 's oavonds zat hie in 't gebouw Met 'n strikkien an de pet. Want Willempien die was noe dood, Zien vrouwe was in 't zwart, Zie zaten stille bie mcnaar Met een zwoarmoedig hart. Op eens doar kwamp heur eigen huus En Willempien gonk rond. Zie voerde d' varkens en de koe, De ge i te en de hond. En telkens keek zie lachend op, Het vee had noe geen las De mjnschen zeilen achter heur, Dat 'n knap mooi deerntien was. Alle menschcn hadden schik, Allccnt zie beiden niet. Zie kreeg de neusdoek uut heur zak, En lippen van 't verdriet. Wel moedertje, wat scheelt er aan? Vroeg noas heur een meneer," Toen zei zie zachies:.... ach..mien kind, Zag 'ik hier levend weer. J A N VAN RIEMSDIJK Eugcn d'Albert. Het is nog niet lang geleden, dat we hem in den Stadsschouwburg een gansenen avond gebukt zagen over zijne ,,Tiefland"-partituur, schijnbaar meer studeerend, ja, op ontcijferen uit, dan trachtende, leiding te geven. Wie scherp toekeek evenwel ontdekte bij zooveel schetsmatigs in deze directie toch ook krach tiger trekken, een precies willen, een stevig neerzetten der vaste punten te midden van de losheid van het lijnenspel, een beleidvol verrehouden van iedere ontsporingskans. Niettemin bleef de hoofd-indruk die van den man op jaren, die niet weet, waarvoor hij zich nog druk zou maken, de opera-com ponist in ruste", wien het voorbijgaand-ge blekene van menig succes volstrekt niet meer aan 't hart gaat, dubbel-en-dwars tevreden als hij zijn kan artistiek, en vooral niet minder: in pecuniairen zin! over de ont vangst, die een enkel zijner stukken overal ter wereld in propvolle theaters heeft mogen vinden. Toen het met het opera's-schrijven niet of niet zoo heel best meer lukken wou ,,Die toten Augen" en Der Stier von Olivera" ! tón heeft Eugen d'Albert zich willen herin neren, de officieel erkende opvolger te zijn op den troon van het klassieke triumviraat: Liszt-Tausig-Bülow, en zoo zien we hem nu ook weer eens bij ons op 't concert-podium, ??jong opnjpuw ! Wat ik zeker weet, dat mij van dit zijn weder optreden in ons midden het langst, het duur zaamst zal bijblijven, is niet zijn verbluffende acrobatiek in Liszt's in menig opzicht bepaald weer zinwekkenden Totentanz", ook niet zijn meesterschap ten aanzien van het improvisatorisch-virtuoze element in het Es-durconcert van Beethoven, maar de verrukke lijke manier, waarop hij ons het Rondo van Beethoven's Vierde Concert heeft voorge speeld, en mér nog de innigheid en de won derbaarlijke klankverfijning, waarmee hij zijn partij in het onmiddellijk voorafgaande An dante con moto" heeft voorgedragen. Het or kest onder Mengelberg gaf subliem tegenspel: snijdende rhythmen vol onverbiddelijkheid in den aanvang, dan een wonderschoon ovcrglijden in de stemming der verteedering. Zoo ooit, dan werd men er hier aan herinnerd, dat den schepper van dit korte, doch aan poëtische werking zoo overrijke stuk het beeld van Orpheus als smeekeling tegenover de machten der onderwereld voor den geest moet hebben gestaan,.. . Mevr. Noordewier. Ik mag zeker niet verzuimen, alsnog eene aanteekening te maken omtrent het optreden van Mevr. Noordewier op het middag concert van Zondag 30 October. Vór de pauze zong zij Bach, na de pauze D.epenbrock. Aan de Hymne an die Nacht" van den laatste gaf onze grootmeesteres van den zang al haar nobele voordrachtskunst, en diep ontroerden ons de sonore welvingen van haar zilverig-glanzend geluid in de twee Bach-aria's, welker uitmuntend klin kende orkest-bewerking men aan Dopper's vaardige hand te danken heeft, en waarbij Willeke en Zimmermann de zangeres op voortreffelijke wijze secondeerden. Deze matinee schonk ons ook nog de weelde van het 3e Brandenburgsche Concert en de zoo meesterlijk gedifferentieerde Bmoll-suite, en bovendien m.ichten wij op dezen Zondagmiddag een degelijk voor bereide en prachtig geslaagde uitvoering beleven van Diepenbrock's ouverture ,,De vogels", het van stijl zoo voorname stuk, dat meetelt onder het allerbeste, ons door den meester nagelaten. Caecilia". Bij de ,,Caecilia"-concerten in den Stads schouwburg was het steeds gezellig, en het ongewone van de opstelling van een uitgebreid instrumentaal ensemble op het tooneel oefende een zekere aantrekkings kracht. Maar het klonk er niet al te best, en zoo is het bestuur ertoe gekomen, de uitvoeringen te verplaatsen naar het Con certgebouw, waar het geluid zich beter ontplooien kan, maar waar een minder sterke toeloop zich wel zér voelbaar maakt. Hebben bij Caecilia" de afwezigen in 't algenven ongelijk het mooie streven dezer maatschappij verdient, ja, eischt ge biedend den steun van allen, die mt;e de zegeningen ondervinden van de beoefening der orkestrale kunst te Amsterdam l de velen, die ditmaal niet opgekomen zijn, hebben iets hél bijzonders gemist. Er was namelijk, naast een magistrale voordracht van Brahms'. zoo moeilijk vol ledig te beheerschen viool-concert door Louis Zimmermann, eene vertolking van Tschaikowsky's Pathétique", die men niet licht vergeten zal, eene vertolking, waarbij Men gelberg allereerst van zichzelf en voorts ook van het ensemble ?-?hoe voortreffelijk deed de versterking der alten ! het alleruiterste vergde, en die een bijna verblindende aureool tooverde om deze zoo rechtstreeks tot de harten sprekende uiting eener echte en oprechte muzikanten-ziel. Fransche Opera. Een nieuwe Opera-Koopman, doch, won der boven wonder, een Fransche ! Het is lang niet onmogelijk, dat overwegingen van hoogere opera-politiek mede aanleiding hebben gegeven tot de stichting, doch laat mij voorshands mogen volstaan met het niet onbegrijpelijk te achten, dat Koopman, die in een Amsterdam zonder eigen opera niet aarden kan, voorts de bezitter is gewor den van een gebouw, berekend op publieke vermakelijkheden" met massaal bezoek, n twee-drie in zijn nieuwverworven Theater Carréeen opera heeft willen hebben, zij het dan zonder Nederlandsche krachten de goede en zér goede en draaglijke, die er zijn, hebben zich aan de Nationale Opera vast of minder vast verbonden , en ook zonder de mogelijkheden eener behoorlijke mise-en-scène. Zij, wier opera-genot niet met de decors, tooneelbelichting en wat dies meer zij, staat of valt, kunnen bij Koopman's nieuwe Fransche Opera zeker wel wat van hun gading vinden. Er zijn tal van solisten, naar wie men met genoegen, en soms, gelijk in 't geval van Marthe Darnay (de Salotné" in Massenet's Hérodiade"), mef bewon dering luistert, en in hun spel ontbreekt het niet aan Fransche vlotheid en Franschen zwier. Vlotheid en /.wier blijken vooral ook den dirigent Charles Strony aangeboren. En tevens toont hij zich ontwikkeld musicus en geroutineerd leider. Hij heeft een beschei den orkest tot zijn beschikking, maar ik acht het onder zijn directie tot heel knappe dingen in staat. En het zou mij niet ver wonderen, als hij ook den zang van het koor gaandeweg belangrijk wist te verbeteren. Reeds nu, bij de eerste voorstellingen, ver mocht het zich reeds zoo nu en dan boven het normale peil te verheffen. H. J. DEN HERTOG.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl