Historisch Archief 1877-1940
M". 8817
Zaterdag 19 November
A°. 1981
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. O. W. KERN KAMP
Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G.
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
[Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6 50. Abonn. loopen per jaar [ | Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam | | Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent disposltiekoslen j
w INHOU». 1. De Troonopvolging, door Prof.
Br. O. W. Kernkamp. Tijdgenooten:
Geestelijk leven, door Dr.W, O. C. Byvanck.
Ruslands herstel, door H. Dunlop. 2. De
Troonopyolging, teekening van jordaan. :
Krekelzang, door J. H. Speenhoff. De
studie van buitenlanders aan Engelsche uni
versiteiten, door Prof. W. Hickson. 3.
Korte repliek, door Dr. Frederik van Eeden.
5. Voor Vrouwen (red. Elis. M. Rogge):
Bijkomstigheden, door Annie Salomons. Schil
derende Vrouwen, door A. Plasschaert.
Johanna Dusault, teekening van B. van
Vlijmen.?Haagsen Kunstleven, door M.
Berdenis van Berlekom. Uit de Natuur:
Natuurschoon, door Jac. P. Thijsse. 6.
De levensbeschouwing van Anatole France,
door W; Markus-Poels. 7. Geïllustreerde
Boeken, door Alb. Draaijer-de Haas en
Cornelis Veth. Spreekzaal: De reservebereke
ning bij Levensverzekering-maatschappijen,
door G. L. Janssen. 8. Financiën en
Economie: Tien jaren geschiedenis van het
Nederl. .Bankwezen, door J. D. Santilhano.
Washington, teekening van George van
Raemdonck. Dramatische Kroniek, door Top
Naeff.?10. Uit het Kladschrift van Jantje.
Ruize-Rijmen, Charivaria en buitenlandsche
humor, door Charivarius. Onze Puzzle.
11. De stand der lersche kwestie, teekening
van Joh. Braakensiek. Muziek in de Hoofd
stad, door H. J. den Hertog. Rijmkronyck;
Leekenspiegel. 't Schietgat, door Melis
Stoke.metteekeningen v. Jantje. Omslag:
Feuilleton : Raoul Louis Gaston graaf van
Saint Gérmain, door H. van Raalte-Simons.
Bijvoegsel: De Conferentie te Washington,
teekenjnf van Joh. Braakensiek.
?HHtiiuiMtmtijiinHniiniitiiiimiiiiiiiiiii
DE TROONOPVOLGING
Het is geen aangename taak, vooi
een bepaalde aangelegenheid een stel
van regelingen te moeten maken,
waarvan een groot aantal nooit in
werking zal treden, omdat de gevallen,
waarvoor zij gemaakt zijn, zich ver
moedelijk nooit zullen voordoen.
Maar zij kunnen zich toch voordoen
en wanneer de aangelegenheid, waar
voor een regeling moet worden ge
troffen, er ne van groot belang is,
waarbij in elk mogelijk geval moet
worden vooizien, getroost men zich
zuchtend de moeite van het ver
richten van*werk, dat uit practisch
oogpunt voor een deel monnikenwerk
zal zijn.
Dergelijke gedachten moeten er wel
zijn omgegaan in het hoofd van som
mige Kamerleden, toen zij zich moesten
verdiepen in de regeling der troon
opvolging.
Immers, zoo zij daarbij alleen reke
ning hadden behoeven te houden met
hetgeen, menschelijker wijze gesproken,
het meest waarschijnlijk is, hadden zij
zich hunne taak aanmerkelijk kunnen
verlichten.
Zij hadden dan alleer in de Grondwet
de bepaling behoeven op te nemen,
dat Koningin Wilhelmina door prinses
Juliara zou j worden opgevolgd, en
deze door haar oudsten zoon, of, bij
ontstentenis van een zoon, door haar
oudste dochter? en zij zouden dan
tevers hebben moeten vaststeller, wat
er diende te gebeuren, indien de troon
vacant kwam, zonder dat er een pre
tendent volgens deze bepalingen was.
Indien zij de troonopvolging aldus
hadden geregeld, zouden zij naar den
wensch van de overgroote meerder
heid van het Nederlandsche volk heb
ben gehandeld en tevens voor een tijd
vak van omstieeks dertig jaren voor
zien hebben in alle gevallen, die zich
vermoedelijk zullen voordoen.
Naar den wensch van het volk:
want dit verlangt, dat de opvolging
verzekerd blijft alleen aan nakome
lingen van de tegenwoordige Koningin;
een poging om het erfrecht van de
nakomelingen van Prinses Caiolina,
de zuster van den stadhouder WillemV,
te behouden, werd dan ook slechts
door vier leden der Kamer gesteund.
Voorzien in alle gevallen, die zich
vermoedelijk zullen voordoen: want
of het leven van de tegenwoordige
Koningin blijft gedurende het genoemde
tijdvak gespaard, of zij wordt binnen
dien tijd door prinses Juliara opge
volgd, of deze is vór hare moedei
overleden, zonder nakomelingen ra
te laten, in welk geval de bepalingen
in werking treden, die voor het vacant
zijn van den troon zijn gemaakt, f
een der kinderen van prinses Juliana
treedt in hare rechten. Kleinkinderen
van prinses Juliana zullen er binnen
ongeveer dertig jaren nog wel niet zijn.
En zulk een regeling zou ook hierom
aannemelijk zijn "geweest, omdat men
dan voor de naaste toekomst had ge
zorgd en het gerust aan een volgend
geslacht had kunnen overlaten, déver
anderingen in de regeling der troon
opvolging te maken, die dan
wenschelijk woroen geoordeeld.
Maar tegen zulk een eenvoudig stel
van bepalingen kunnen toch enkele
bezwaren worder ingebracht.
In de eerste plaats is het niet zeker,
dat prinses Juliana het eenige kind
van de Koningin zal blijven; en wan
neer men rekening heeft te houden
met de mogelijkheid, dat een zoon
van de tegenwoordige Koningin tot
den troon kan worden geroepen, wordt
de regeling der opvolging van zelf
gecompliceerder, omdat men dan ook
moet vaststellen den voorrang in op
volging tusschen de nakomelingen van
dien zoor en die var prinses Juliana.
En vervolgens heerscht bij eer groot
aantal Kaïrerleden blijkbaar de mee
ning, dat de kansen van het voort
bestaan der monarchie worden ver
hoogd, indien nu reeds een regeling
wordt getroffen, die voor zeer
geruimen tijd het vacant worden van
den troon onwaarschijnlijk maakt.
Zij^hebben* daarom de voorkeur ge
geven! aan e'en stel van bepalingen
omtrent de troonopvolging, waarbij
er tot in lengte van dager, indien er
maar steeds nieuwe loten aan den
Oranjestam groeien, een opvolger zal
zijn aangewezen.
Ja, in de Kamci is zelfs een meerder
heid gevonden voor een arr.endement,
waardoor het aantal gerechtigden tot
de opvolging rog grooter is geworden,
dan n de staatscommissie voor de
grondwetsherziening n de Regeering
hadden voorgesteld; ook zusters, achter
kleinkinderen, tantes en oomzeggers
van den laatst overleden Koning kun
nen, bij ontstentenis van nadere bloed
verwanten, tot het koningschap wor
den geroepen, indien zij slechts af
stammen van Koningin Wilhelmina.
Het valt niet te ontkennen, dat ons
volk krachtens deze bepalingen een
Koning of Koningin kan krijgen, die aan
merkelijk van Nederland vervreemd is.
Maar zekerheid daaromtrent ontbreekt.
Een zuster van eer Koning, die trouwt,
zal, naai de tegenwoordig heerschende
begrippen, wel met eer buitenlandsch
prins trouwen en zij, en vooral hare
kinderen, loopen dar eenige kans, het
specifiek-Hollandsche te verliezen;
maar wie zal zeggen of over veertig of
vijftig jaar een Koningszuster niet
trouwt met een aanzienlijk Neder
lander?
Dat alles blijft speculatief, zooals
de geheele troonopvolging speculatief
blijft. Niet alleen wegens de onzeker
heid, of de Oranjestam tot nieuwen
bloei zal komen, maar ook omdat nie
mand weet, hoe een tweede of derde
generatie, die na ons zal komen, over
het behoud der erfelijke monarchie zal
denken. Gebeurtenissen in ons land
en daarbuiten kunnen een streep halen
door alle bepalingen', die de nieuwe
Grondwet over de troonopvolging zal
bevatten.
Wat vermag het perkament tegen
het staal?" zei een Hollandsch Staats
man uit den tijd van de Witt, toen het
document werd geteekend, waarbij het
stadhouderschap in Holland werd af
geschaft en voor den Oranjeprins de
kars veiloren scheen om daar ooit
weer de Iiooge waardigheden te
verkiijgen, die aan zijne vooi ouders op
gedragen waien geweest. Vijf jaren
later was het in Holland weer Oranje
boven !" slechts vijf jaren duurde de
eeuwigheid van het edict, dat alle
macht in handen der regenten scheen
te leggen.
Hoe lang zal de geldigheid duren
der grondwetsbepalingen, die thans,
zoo het Oranjegeslacht blijft bestaan,
aan de leden van die familie voor alle
eeuwigheid het recht tot troonopvol
ging verzekert?
Laat ons hopen: in elk geval aan
merkelijk langer dan vijf jaren. Om
de finesses van de thans gemaakte
regeling zal ons volk zich weinig be
kommeren. Het neemt slechts kennis
van den wezenlijken inhoud daarvan:
de kroon verzekerd aan prinses Juliana
en hare kinderen. Verder verlangt het
niet te zien. Wat ons betreft, had ook
de grondwetgever niet verder behoeven
te zien.
Maar ook zoo hij zijne zorg tot de
naaste toekomst beperkt had, zou hij
zich niet hebben kunnen onttrekken
aan den plicht om rekening te houden
met het onverhoopte geval, dat na
het overlijden van de tegenwoordige
Koningin en hare dochter niemand
tot de opvolging is aangewezen.
Wanneer het vooruitzicht bestaat"
??zoo luidt de bepaling, die thans is
aangenomen dat geen bevoegde
opvolger naar de Grondwet aanwezig
zal zijn, kan deze worden benoemd bij
een wet, waarvan het ontwerp door
den Koning wordt voorgedragen". Voor
deze benoeming worden de
StatenGeneraal dan in dubbelen getale en in
vereenigde zitting bijeengeroepen.
Reeds bij het leven van den Koning
kan dus een opvolger worden benoemd;
maar dit behoeft niet te gebeuren;
er kan ook mede worden gewacht tot
na den dood van den laatsten
Oranjevorst. In dat geval moeten de
StatenGeneraal binnen vier maanden na het
overlijden door den Raad van State
in dubbelen geta'e worden bijeenge
roepen, ten einde in vereenigde ver
gadering een Koning te benoemen".
Wanneer deze vergadering daarin niet
slaagt, zal de monaichale
regeeringsvorm vervangen moeten worden door
den- republikeinschen; zonder grond
wetsherziening kan dit echter niet ge
beuren; op welke wijze deze grond
wetsherziening tot stand zal komen
door een meerderheid van 2/3 der
leden der beide Kamers, door een ge
wone meerderheid plus 2/3 der bij
referendum uitgebrachte stemmen, of,
zooals mr. van Schaik heeft voorge
steld, door een gewone meerderheid
inde Kamersen bij referendum staat
thans nog niet vast; de Kamer is aan
de behandeling dezer artikels nog niet
toe.
De staatscommissie had, voor het
geval dat een bevoegde troonopvolger
bij het openvallen van den troon ver
moedelijk zal ontbreken of alsdan ont
breekt, door een volksstemming willen
laten beslissen over den aard van den
staatsvorm.
Door verschillende fracties zijn in
de Kamer amendementen voorgesteld
om dit door de Regeering niet over
genomen voorstel te doen herleven.
Ze zijn alle verworpen; tevoren had
minister Ruys de Beerenbrouck ver
klaard, dat zij voor de regeering on
aannemelijk warer.
De Regeering heeft klaarblijkelijk
gevreesd, dat een referendum over de
vraag: monarchie of republiek? reeds
alleen door het feit, dat het gehouden
werd, afbreuk zou doen aan de zaak
der monarchie. Zij heeft aan deze
laatste een voorsprong willen geven
boven de republiek.
Of zij hare bedoeling zal bereiken,
mag worden betwijfeld. Maar de be
doeling zelve schijnt ons verkeerd.
Wanneer het Oranjehuis zal uitsterven,
moet het geslacht, dat dan leeft, in
volle vrijheid kunnen beslissen, of het
de kroon wil overdragen aan iemand
anders, dan wel of het zal overgaan
tot den republikeinschen staatsvorm.
En die vrijheid was naar onze meening
beter verzekerd, wanneer, volgens het
voorstel der staatscommissie, het volk
zich bij .referendum over deze vraag
had kunnen uitspreken, dan dooi de
regeling, die thans is vastgesteld.
KERNRAMP
iiHiiiiiiiiiiimitiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiii
iiiiiiiiiiitiinliiiii
RUSLANDS HERSTEL
De nota, door de Soviet-regeering tot de
Britsche regeering dezer dagen gericht, heeft
weder eens de aandacht gevestigd op de drin
gende noodzakelijkheid van de hervatting der
economische betrekkingen met het Russische
Rijken Siberië, dat land der schier onbegrensde
mogelijkheden.
Zooals de lezer weet, heeft Lenin in die
nota de erkenning der voor-oorlogsche Tsa
ristische schulden beloof d, mits zijne regeering
door de mogendheden werd erkend en een
algemeene vrede met haar werd gesloten door
middel van een Conferentie der groote mo
gendheden.
Nu moge men over het treurige regime
der Bolsjewisten denken zooals men wil, er
zijn drie dingen die vaststaan en die van zoo
overwegend belang zijn dat wie ze uit het
oog verliest, vermoedelijk bedrogen uit zal
komen.
Ten eerste is het tegenwoordige bewind de
de facto regeering van Rusland. Er bestaat
niet, naast haar, eene andere, nevenregeering
of zelfs ook maar een zeer invloedrijke partij
die haar zou kunnen vervangen, althans niet
voor zoover wij dat hier kunnen nagaan. In
tegendeel, alle berichten die ons uit Rusland
bereiken, stemmen hierin overeen dat de re
geering van Lenin en Trotsky in het eigenlijke
Rusland de eenige macht is die meetelt, en
dit schijnt ook behalve aan de Oostkust van
Siberië met de Republiek van het verre
Oosten" het geval te zijn.
Ten tweede is het Russische Rijk zoo goed
als onaantastbaar. Er is op het oogenblik geen
macht ter wereld beschikbaar die het geheele
rijk of zelfs maar zeer belangrijke deelen ervan
zou kunnen bezetten en er het bestuur uit
oefenen.
Ten derde hangt Europa, vooreen groot ge
deelte, wil het economisch opnieuw tot bloei
geraken, nu eenmaal af van de hervatting der
handelsbetrekkingen met de Ruslanden die
tezamen meer dan 140.000.000 inwoners her
bergen, dat is meer dan geheel Noord-Amerika,
en die een gebied vormen met nog grooter.
hulpbronnen dan het laatste land. Siberië
alleen kan vermoedelijk genoeg tarwe
produceeren voor het verbruik van Europa. De
duurte der eerste levensbehoeften zooals graan,
eieren, zuivelproducten is grootendeels
toete schrijven aan de geheele ontstentenis van
de Russische aanvoeren, die vooral op de
Engelsche markt van zeer groote beteekenis
waren.
Voor Duitschland, dat voor den oorlog
alleen naar Rusland voor meer dan 700.000.000
gouden marken aan fabrikaten en andere
MHiiiiimiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiniHiiiwiHiiiiim^ minimi
i MiiiiiHiiiiiniimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiitiiiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
'/ 'Tj/DGENOOTEN1'
GEESTELIJK LEVEN
l.
Het naderend jaareind stemt tot ernst.
Zal men zijn opgewektheid ook niet verliezen
om enkele herfstvlagen en kille hagelbuien, het
kan toch geen kwaad z'n vroolykheid zal ik
maar zeggen? te encadreeren met eenige
deftige overpeinzingen en ervaringen van
boeken en leven.
Geestelijk leven ! Het kleedt ons goed het
woord in den mond te nemen en het uit te
spreken en na te spreken; wat beteekent
het echter, zoodra wij ons buiten kerk- en
geloofsleven begeven?
Bestaat er voor ons, moderne menschen,
want ik spreek van Europeesch standpunt
naast het materieele, economische en
staatkundige leven dat onderhoudt en rang
schikt in de maatschappij, nog een geestelijk
leven, dat ons bezielt en waarop wij kunnen
bouwen voor de rust en de gaafheid van
ons hoogste bewustzijn?
Het is een vraag niet door redeneering op
te lossen, maar door de overtuigingskracht
van feiten en van persoonlijke ondervinding.
De groote schok aan onzen tijd, daarover
zal men het eens zijn, is toegebracht dooi
den grooten oorlog van meer dan vier jaren.
Hij was voorbereid, dat moet men ook
erkennen, er was een nieuw geslacht gegroeid
om den schok te ontvangen. Maar de oorlog
was de explosie.
.Het boek van Georges Duhamel, V i e des
Maftyrs, heeft het snijdendst de wond
geopenbaard in de menschenziel getrokken
door de wreedheid van den krijg. Men kent
zijn beroemde maxime: ,,E n dépit de
t o u t e p r o t e s t a t i o n de sym
pathie, i' t r e dans sa c h a i r
souffre toujours s o l i t a i r e m ent
et c' e s t a u s s i p o u r q u o i l a g u e r r e
est possible." Gevoelde men wat
oorlog werkelijk is, nooit zou men aan
oorlog denken.
Ik wil voor een tooneel in een ander van
zijn boeken de aandacht vragen, hij beschrijft
daar een wandeling met een vrieiïd, in den
namiddag van 11 November 1918.
Wij waren dronken", zegt hij. ,,van een
blijdschap die op pijn geleek; dronken en
moe als reizigers die onder zware lasten gebukt
eindelijk den top hebben bereikt van een
helling waaraan geen eind wou komen. Wij
wisten het al.
,,Eensklaps, door de lucht, volop vervuld
van nevel en klaarheid, kwam
het-klokkengelui op ons toe. Dat, klonk tegelijk, van
twee of drie dorpen, die men in de verte kon
zien liggen op de gladgeschoren vlakte, als
een landelijke tooi van dien heilloos
geteisterden grond. De klokken waren verstandiger
dan wij. Het leek wel als waren zij pas ont
waakt uit een ondragelijke verstijving. Zij
haastten zich niet....
Wij hielden stil met ingehouden adem om
beter te kunnen luisteren. Toen blies er een
frissche windstoot die alles door elkaar warde
en een van ons kwam op de gedachte:
Dat is de legende die begint!
Het is zoo, den Hen November 1918,
is een legende geboren, waarvan wij nog niets
konden afweten, wij die niets anders hebben
gekend dan de akelige werkelijkheid.
,,Dadelijk is de legende begonnen. Dien
eigen avond heb ik de mannen hooren spreken
over aflossing en aanval in den verleden tijd,
als over dingen van voorheen. Uien avond
zelf heeft de dood een ander gezicht gekregen.
Hij was nog onder ons, maar als een vorst van
zijn troon vervallen om wiens grillen men niet
meer geeft. Dien avond heb ik het gevoel
gehad dat de heele wereld het
onmenschelijke verleden als een schouwspel aanzag en
zich klaar maakte om er tooneeien en sou
venirs van te maken."
Ken legende in plaats van de werkelijkheid,
zoodra de wapenstilstand was ingetreden l
De passage van Duhamel gaat dieper en
is \an ruinier toepassing dan alleen op de
verschuiving van het gevoel voor de werke
lijkheid der dingen, zoodra het feitelijke van
den oorlog was gedaan en afgeloopen.
Er is tijdens de oorlogsjaren en daarna
een voortdurende opvolging geweest van gol
ven van gevoel en van begrip die tot illusies
en legenden werden en alleen woorden over
lieten aan het strand der wereld, hol van
geluid en van zin, terwijl ze voorheen iets
zeer gewichtigs hadden beduid.
Daaruit ontstaat een tegenstrijdigheid
in den aard der gedachten van de menschen,
waarmee tekening dient gehouden, wanneer
men de geestelijke atmosfeer der beschaving
zuiver wil kennen.
Men neme, bij de opening van den oorlog
van 1914, de stemming van het jonge geslacht
dat als vertegenwoordigers van den tijd kan
gelden, en niet alleen in Frankrijk en Enge
land maar ook, ten minste voor een deel in
Duitschland, immers daarvan getuigt
het hier onlangs aangehaalde dagboek van
Otto Braun.
Wat Frankrijk aangaat liggen de gevoelens
die de jeugd bewegen voor ons open in de
biographieé'n van Péqui, Psichoréen zoovelen
hunner tijdgenooten; voor Engeland bezitten
wij, als een hoofdbron onder veel andere
bronnen, de brieven en het dagboek van
Frederick Keeling, door Wells als een kostbaar
document uitgegeven.
Keeling is een echte spruit van den over
gang der lüe op de 20e eeuw.
Hij behoorde tot een generatie die het
leven inging vervuld van haar beteekenis,
zonder nog precies te weten waarin, die be
teekenis bestond. Maar zij gevoelde zich vrij
om te kiezen, zij stond vrij tegenover het leven,
zij zou de hand uitsteken tot de daad, zoodra
zij maar wist, waar dat het de moeite waard
was voor te leven. Zij beloofde oneindig veel,
maar haar onbeslistheid maakte haar belofte
onvruchtbaar.
Keeling, als student te Cambridge, wou in
het leven, onder het volk gaan. Hij was soci
alist, hij zou, zooals hij het uitdrukte ,,de
dingen op gang brengen," en ze van hun
vaste plaatsen bewegen. Maar het is duidelijk
uit zijn eigen bekentenissen dat hij geen vaste
overtuiging had en eigenlijk slechts een uit
weg zocht voor zijn levensenergie en hem nog
niet had gevonden.
Ondertusschen trouwde hij, en miste dade
lijk eenige bevredigingen in het huwelijk,
omdat het intellectueele verkeer met zijn
vrouw hem tegenviel. Gemeenschap van
vrouwen werd vooi een poos zijn ideaal. Toch,
wat voor bezwaren deden zich daarbij niet
op! Ik heb nooit zoo duidelijk gemerkt,"
erkende hij, wat voor een helsch moeilijke
affaire het leven is, wanneer men eenmaal alle
traditie opgeeft als gids." Neen, hij had den
weg nog niet gevonden.
Zijn socialisme brokkelde af. Socialisten,
merkte hij, waren, bij praktische ondervin
ding, even ijdel en klein als gewone
burgermenschen. Mocht het socialisme als systeem
van materieele organisatie zijn verdiensten
hebben, enthousiasme wekte het niet, er was
geen plaats in voor de ziel. Er moet een
achtergrond zijn voor het geheel," zoo tee
kent hij op in Juni 1914.
Hij voelde zich alleen staan; hij wilde aan
sluiting.
Afgescheiden van alle Kerkgeloof," schrijft
hij dan, mij mankeert iets dat de plaats
inneemt van wat ik als jongeling bezat in
mijn droomen van een glorieus voorwaarts
marcheerende sociaal-democratie. Misschien
zou een Quakergeloof in algemeene broeder
schap, maar zonder eenige bovennatuurlijke
wijding, aan mijn verlangen kunnen voldoen."
Voor menschen als Keeling kwam de op
roeping tot den oorlog in den vorm van een
bevrijding. Het zou voor het Recht zijn dat
men streed, en deze oorlog zou de laatste
oorlog, de oorlog tegen de oorloge n, wezen. Dat
was de leus.
Ik wil daarmee niet zeggen dat Keeling da
delijk deze idealistische opvatting tot de
zijne maakte. Er kwam iets instinctiefs bij.
Hij besefte waar zijn plaats moest zijn, wan
neer er voor Engeland werd gevochten. Maar
zelfs het praktische en bij-den-grondsche
deel van den krijg strekte tot zijn opvoeding
als mensch. Hij leerde zich ondergeschikt
houden en hij leerde samengaan met anderen.
En dan ging hij zorgen voor de anderen en
zich geheel overgeven aan zijn werk, hij daalde
af van zijn intellectueele hoogte, hij geeft
niet alleen kameraadschap, maar broeder
schap.
In het leger, waarheen de bloem van
Engelands jeugd was samengestroomd, zag hij
het echte Engeland en zijn ridderlijke op
offering, in tegenstelling tot wie thuis waren
gebleven om profijt te trekken van den oorlog.
Zij bouwden aan den tempel der menschheid
en der menschelijkheid, ja, zij die oorlog
voerden, omdat zij den vijand niet voor
eerloos aanzagen, maar in hem den mensch
erkenden die mede zou werken aan het op
bouwen der menschheid tot een grootere
broederschap. En zij zouden de meerderheid
hebben na den oorlog.
Die anderen, de schreeuwers thuis, die
waren maar het schuim dat op 't oogenblik
boven dreef. Het echte Engeland zou opko
men. ...
Maar Keeling sneuvelde in den zomer van
1916, en evenals hij sneuvelden zoovelen die
de rechtvaardiging van hun leven hadden
gevonden in het besliste samenstrijden voor
een groot doel.
Het schuim nu verminderde niet, en, bleef
het groote woord al bestaan, het werd een
hol woord.
W. G. C. B v v A N c K