De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 19 november pagina 7

19 november 1921 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

19 W. 2317 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Teekening van Arthur Rackham (Uit de Britsche Balladen) GEÏLLUSTREERDE BOEKEN BRITSCHE BALLADEN, platen van Arthur Rackham, vertaling Albert Verwey. Uitgever: v. Holkema en Warendorf. Als een weldaad ons innerlijk wezen nade rend, is het oude volkslied. Het is een groet van die voor ons gingen, het tast naar onze ziel en wij tasten terug naar dat ons onbekende leven, waarvan ons een kern geboden wordt. Het oude volkslied komt van diepe eeuwen ver, wie zal zeggen, hoevele! Vele menschengeslachten hebben het ongeschreven elkaar overgereikt. De eeuwen hebben het gevijld; alle woordenpraal viel weg als onnutte erts en als een geslepen steen, afgerond en gaaf, fonkelt eindelijk zijn krachtig licht op in de eerste bekende geschriften. Het lied van mond tot mond, niet door een mensch doch door opeenvolgende geslachten gemaakt, verkreeg eindelijk zijn stabiliteit. Van toen het eenmaal geschreven werd was het veilig bezit. Eenigszins, want heel veel liederen moeten zijn verloren gegaan. Sedert het midden der vijfde eeuw ont stond een zich snel ontwikkelende Mariadienst als hulde aan de Moeder-Qods; van dien af ontstonden de Maria-legenden. De sproke van Beatrijs werd omstreeks dertien honderd te boek gesteld maar een mondelinge mededeeling; de taal heeft de volkomen zuiverheid van het alleen-noodige, doch die in ongerepte kracht. Eeuwen na het ontstaan der Maria-vereering werd deze als een allerpuurst kristal in de Beatrijs-legende afgescheiden. Zelfs Boutens kon dien oorspronkelijk schoonen vorm niet vaster leggen, niet dieper beelden. Een schat van liederen bezitten we uit de vijftiende en zestiende eeuw, die naar alle waarschijnlijkheid eeuwen daarvoor door den volksmond reeds werden gevormd. Bisschop Thomas Percy legde in 1765 onder den titel Reliques of ancient English poetry", de nog bekend gebleven volksliederen van Engeland vast. Hij gaf deze oud-Engelsche en oud-Schotsche liederen den naam van balladen; het zijn echter liederen dikwijls half lyrisch, half episch. Eenvoudige rondreizende minstreelen trok ken ermee de ruwe natuur der Schotsche landen in en zorgden voor hun verbreiding. Koningen, koningsdochters, prinsen, hertogen, graven, princessen en lords zijn de personen waarom en waarover 't gaat. De liederen, hebben denzelfden onnavolgbaren eenvoud van onze liederen, zij zijn misschien wat sprookjesachtiger, doch hebben het even diepe gevoelsleven in weinige woorden gevat. En kenmerk van de echte ballade hebben -zij het abrupte, dikwijls droevige einde. Een voorbeeld.. O waar ben je geweest, lord Randal, mijn zoon? O, waar ben je geweest, mijn kloeke jonge man? Ik ben in 't wilde woud geweest; moeder, maak mijn bed Bereed Ik ben moe van het jagen en wou dat ik lag." Waar heb je gegeten, lord Randal, mijn zoon? Waar heb je cegeten, mijn kloeke jonge man?" Ik at met mijn liefste; moeder maak mijn bed gereed Ik ben moe van het jagen en wou dat ik lag." Wat kreeg je te eten, lord Randal mijn zoon? Wat kreeg je te eten, mijn kloeke jonge man?" Ik kreeg alen in vleeschnat; moeder, maak mijn bed gereed Ik ben moe van het jagen, en wou dat ik lag." Wat werd er van je honden, lord Randal. mijn zoon? Wat werd er van je honden, mijn kloeke jonge man?" O, ze zwollen op en stierven ; moeder, maak mijn bed gereed Ik ben moe van het jagen en wou dat ik lag." ,,O, ik vrees je bent vergeven, lord Randal mijn zoon O, ik vrees je bent vergeven, mijn kloeke jonge man l' O ja ik ben vergeven; moeder, maak mijn bed gereed Ik ben moe van het leven en wou dat ik lag!" Albert Verwey heeft voor de vertaling dezer Engc'sche verzen zorg gedragen. De gevolgde teksten komen voor in: some British ballads, illustrated bij Arthur Rack ham," uitgegeven door de Constable & Co. Ltd. te Londen. Verdere aanwijzing wordt in deze korte inleiding, die niet meer dan een voorwoord is, niet gegeven. Slechts heeft Verwey eraan toegevoegd: De vertaler heeft zich de vrijheid, zelfs de speelschheid veioorloofd die nadichters van volksliederen te allen tijde eigen was." Van den nauwkeurigen tijd der herkomst weten wij dus niets. Wel is er een duidelijk verschil te voelen wat betreft den tijd waarin de verschillende balladen ontstonden. In De jacht in Cheviot" wordt Hendrik de vierde genoemd; in de meeste verzen tasten we zoowel naar afkomst, naar tijd van ontstaan in 't duister en wijst slechts een zeer groote simpelheid van vorm en gedachte een zeer ouden datum aan. Geen enkel religieus lied is er bij de balladen. Liefde-liederen zijn verreweg de meeste verzen en in deze liefde zangen is het het telkens terug keerend motief van den ontrouwen man, den wreeden vader en mans vader, de wre'ede moeder en schoon moeder. Een andere maal is het de ongehoorzame zoon, de onge hoorzame dochter, die tegen moe ders wil in gaat jagen of een ridder volgt en dan zonder missen den dood vindt. Aandoenlijke klaagzangen zijn het af en toe en een uit zondering is het guitige liedje van de oude jas dat wel eeuwen later moet zijn ontstaan. Albert Verwey heeft de volle naïeviteit der balladen bewaard, geheel den eentonigen cadans weergegeven en al missen we de eigenlijke zoetheid van onze taal, zooals die klinkt in de liederen van de non Hadewych, in Wapene Martijn, in Floris ende Blanchefloer, in: Van den Vos Reynaerde, missen we heel die geurigheid van oud taaleigen, die in vergelijking met andere talen aesthetisch hoog staat aange schreven, er blijft nog heel wat over: de kennisname met de fijne zinnelijkheid, met het ruwe cynisme dier oude Schotsche bal laden, die onthullers toch altijd zijn eener ons onbekende volksziel. Met mooie kleine houtsneden het equivalent der pittigheid van den tekst, zoude deze uit gave uitsluitend verlucht hebben kunnen zijn. ^ Schilderijen Restaureeren is geen zaak om toe te vertrouwen aan den eersten den besten verver, lijstenmaker, winke lier 'm schilderbenoodigdheden, noch aan win keliers die schilderijen verkoopen, maar aan hem, die er allén zijn vak van maakt, die van jongs af aan in het vak is opgegroeid, met wetenschappelijke, geoefenden ervaring. Wendt U voor het vernissen, schoonmaken en verder onderhoud uwer schilderijen tot den erkenden schilderijen-restaurateur: H C. B. VAN BOHEMEN, (Adv.) Helmersi>traat 57, DEN HAAG. Ilillllimiililllllllllllllll De uitgave is, behalve door deze, gesierd met gekleurde platen van Rackham. En da;;r dit boek zooals het m vertaling voor ons ligt een middel is om den geest der middeleeuwen nabij te komen, mogen we deze precieuse platen eenigszins aanvaarden als miniaturen. Zij hebben er de verfijning van, zij het niet de fnssche kracht. De houtsnede is door Rackham in zijn verluchting van den kostelijken stof en ge lukkig niet versmaad. Op het titelblad al dadelijk het mooie teekeningetje : een voor beeld van teekenkunst, waaraan Walter Crane, wat boekillustratie betreft,in Engeland den stoot heeft gegeven. Het is het type ver siering dat van Crane kon zijn; verderop volgen tusschen den tekst, aan 't eind van een vers, teekeningetjes in inkt die kleine invallen schijnen; bij beknoptheid zijn zij niet eenvou dig en streng genoeg om den geest der houtsneden vast te houden. In het lange, onge twijfeld zeer vroege vers: de jacht in Cheviot" heeft het houtsneetje, dat de geschiedenis inleidt, de allure een oud prentje te zijn. Wellicht is het een bewerking naar een oude houtsnede; zeer aantrekkelijker is inderdaad het volgende zwart en wit prentje dat de boogschutters voorstelt en waarvan het in het gedicht luidt: De Engelsche mannen spanden hun bogen Sterk van hart en van hand. De pezen trilden, pijlen vlogen Honderdveertig sneren zonken in 't zand. De ballade van: De twee raven wordt door een origineele inktteekening ingeleid, geen stylnabootsing, doch het werk van den tee kenaar zelf in ongekunstelden vorm. De ge schiedenissen van graaf Richard en graaf Brand zijn met teekeningen eveneens fraai versierd. Teekening van Arthur Rackham (Uit de Britsche Balladen) Teekening van Arthur Rackham (Uit de Britsche Balladen) De raadsiidder" met het refrein Junipcrus, thym en gentiaan Daar de duif vliegt over de moerbeibaan, heeft tot vignet een der fraaiste kleine tee keningen, beknopt en volledig: de drie zusters onder den boom, de ridder die opdoemt en de duif van het refrein, die in zijn grooten om vang zijn belangrijkheid doet gevoelen. Waar de oogen in de eerste plaats in dit prachtwerk naar toegaan zijn de kostbare, inderdaad af en toe als handschilderingen aandoende platen van Rackham. Het is niet mogelijk dat deze teekeningen in kleur veel hebben verloren van het origineel. De overbrenging van het handwerk naar den druk is volkomen. De kleinste finesses zijn zelfs tot haar recht gekomen. Een sprekend bewijs van dit feit levert de eerst plaat in het boek bij het gedicht: Heer Olof. Heer Olof rijdt tegen de waarschuwing van zijn lief in langs de bronnen van een ri viertje. Aan 't wasschen was daar een zoete meid. Wasch door, wasch door mijn zoete meid, Zoo'n zijden hemdje wascht niet elk." Gegroet, gegroet, mijn schoone Heer, Met je lichaam, witter dan melk." Het wasschende meisje is een meermin, die hemeen vergiftigdendoekrond het hoofd doet. Op het pijnkrijten van heer Olof antwoordt zij: erger, erger wordt de pijn, tot je dood zult zijn." Toen om haar eerst de dood te doen Trok hij zijn flikkerend rapier Maar eensklaps veranderde ze in een visch En sprong vroolijk in de rivier. De laatste regels geven de voorstelling der plaat. Het riddertje gaat vlug terug naar zijn moeder en sterft. Het buitengewoon fijne van de voorstelling is de uitdrukking in het gelaat van het rid dertje. Onder den witten vergiftigden doek sterven duidelijk de oogen. Zijn hand heft onmachtig het rapier om de speelsche meer min te dooden, de andere hand grijpt naar het smartelijke aan gezicht, waarin duidelijk de oogen verbleeken. Het is een fijnheid van detail waarin Rackham uitmunt. Weer galoos virtuoos, voor wien geen moeilijkheden in het teekenen be staan, zoekt hij in details en kleu ren steeds naar de grootste ver fijning. Decoratief zijn zeer stellig andere platen, doch sfeerstem ming is er toch evenmin aan te ontzeggen. Hoe desolaat kan een bergland van eentonige heuvelen aandoen, hoe stemmig rijzen de berkeboomen, welk een bronzen kleurpracht is er in de plaat van 't gedicht van Johnnie van Cockerslie. Prachtigeenvoudig ook de plaat van lord Randal, die, bleek van 't vergif zelf reeds, naar zijn vergiftigde handen kijkt. In pralenden rijkdom van kleur, is de konings dochter die, met Hindhorn, in beedlaarskleeren vermomd, trouwen gaat. En hoe voortreffelijk tot slot, hoe artistiek van behandeling is de plaat van de raven, die in de verlaten natuur neerzien op het lijk van een jongen ridder, dat zij de oogen willen uitpikken en de gouden lokken rooven voor hun nest. Gestoord in hun werk zullen zij niet worden want: Zijn hond is alweer gaan loopen Zijn valk in rfe lucht de vogels stroopen Zijn vriendin nam een andre' man AL B. DRAAYE R?D E HAAS iitiiiMiiiiiiiiiHMiiiiiii;iiiiMiitiiiiiiiiii)iiiiiiiiiiiiiiiii!inii jtiiiniiiiiiini Grand Hotel Funckler HAARLEM ?:- LE MEILLEUR RESTAURANT EN VILLE -:Gulliver's Reizen door JONATHAN SWIFT, vertaald naar de nieuwe uitgave van PADRAIC COLUN. Geiillustreerd door Willy Pogany. Zutphen. W. J. Thieme en Cie. Er is iets opmerkelijks met Swift. Terwijl wij veel dat de vroegere eeuwen ons hebben nagelaten, en dat als spotternij of oolijkheid bedoeld was, nu niet meer als zoodanig kunnen waardeeren, doch maar liever als cultuur-document aanvaarden, is zijn giftig satiriek werk voor ons amusante lectuur, en zelfs kinderlectuur geworden. Althans dat Rabelais-achtige Gulliyers Reizen." De biografie van Swift die hier aan het eigenlijke werk voorafgaat, en ook de uit voerigheid van de bewerking, schijnen er intusschen op te wijzen, dat deze uitgaaf niet als kinderboek bedoeld is. Toch blijft het verschijnsel het zelfde: wij lezen deze ver halen met grooten schik, hebben plezier om de kleinzieligheid der Lilliputters en hun intriges, en om de naieviteit der Brobdingnaggers, en moeten ons zelf dan toch telkens even voorhouden, dat op deze indirecte wijze de gewone menschenmaatschappij om den schrijver heen gehekeld wordt. Tot wij in het land van de paarden komen, waar de bitter heid toch wel heel sterk te proeven is'. Van Gulliver's Travels" (dat van 1727 is) verscheen ongeveer 1870 een uitgaaf, geïllustreerd door T. Morten. Ik releveer dit feit, omdat de knappe teekenaar, naar wien de mooie houtgravures werden gemaakt, naast veel voortreffelijke prenten van eigen vin ding, andere op zeer vrijmoedige wijze eenigs zins veranderd had overgenomen uit Gustave Doré's illustraties voor Pantagruel, een hulde aan den Franschen meesterillu^trator, die niet van den besten smaak schijnt. Wij zijn thans ver af van de methode van illustreeren door houtgravures. Willy Pogany geeft eenige gewone zwart- en witteekeningen en verder aquarellen, in kleurendruk gere produceerd. De eerste zijn niet kwaad, doch niet erg belangtijk. Onder de gekleurde prenten zijn eenige zeer goede. De Hongaar Pogany heeft een sterker kleurgevoel dan wij gewoon zijn van deEngelsche of Amerikaansche teekenaars, die zich op de kleurprent toe leggen. Hij weet in al zijn prenten enkele onvermengde lokale kleuren te brengen, die het geheel voor slapheid hoeden. Een geestig prentje is dat, waar de keizer de candidaten voor onderscheidingen over zijn stok laat springen, of daar onderdoor krui pen, en werkelijk heel mooi is het plaatje met het boerenmeisje, dat den kleinen Gulliver haar taal leert. Haar boersch, rossig type, haar bonte jurkje en de sterk-roodgeverfde landelijke meubelen tegen den grijzen grond geven een kostelijk geheel. Het paard op het laatste prentje is fijn geteekend, en ook hier is een aantrekkelijk kleurensemble verkregen. CORNELIS VET n Teekening van W. Pogany (Uit Gullivers reizen) HIIIIIIIII1IIII1IIIMIIIIIIII III IIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIItllllllllltllllllllllllllllllllllllHlllilllll Teekening van Arthur Rackham (Uit de Britsche Balladen) J Reserveberekening bij Levens verzekering-Maatschappijen In een tweetal nummers van dit veelgelezen blad hebben de heer Mr. J. Kist en ondergeteekende in het belang van het publiek hunne meening geuit in zake de reserveberekening bij levensverzekering-maatschappijen. Op mijne bedenkingen tegen de inzichten van Mr. Kist heeft hij de zijne zeer in het kort tegen die van mij gesteld. Nu kan het inderdaad ook niet in onze be doeling liggen in dit blad het debat voort te zetten (de redactie zou?terecht het niet toestaan k) en daarom volg ik hier het voorbeeld, mij eens gegeven door een kolos salen K'undertschen boer op het landhuisKUHSTHAHDEL JACK HIEKERK v l h Chef Goupil A Co. 23 & 25a Lange Houtstr. 's-Grannhage MEESTERWERKEN VAH DE 17e EEUWSCHE, HAAGSCHE EU FRAHSCHE SCHOOL houdkundig congres van 1888 te Bergen-opZoom. De pachters en boeren van Noord-Brabant werden in dien tijd door de beetwortelsuikerfabrikanten te goeder trouw gedupeerd, zoo als reeds zoolang de verzekerden bij vele Ned. Levensverzekering-maatschappijen door de directies worden gedupeerd, te goeder trouw. Die boeren en pachters contracteerden met de fabrikanten het verbouwen en leveren van suikerbieten; zij kregen een voorschot en ontvingen gratis het zaad er voor, maar waren dan ook verplicht dat zaad en gén ander te gebruiken. Uit dat fabrikantenzaad nu groeiden kleine bieten met hoog suikergehalte, en die bieten iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii werden door de fabrikanten betaald naar het gewicht. Eindelijk gingen de landbouwers inzien, dat zij op deze wijze gefopt werden; hunne woordvoerders verlangden betaling naar ge wicht en gehalte. Die eisch werd aanvankelijk zeer geleerd en breedvoerig bestreden in dien kring van eenvoudige menschen, die wél gevoelden dat er iets niet in orde was, doch de uitvoerige betoogen moeilijk konden volgen. Toen kwam de reus uit Klundert op het podium. Ik ben geen redenaar," zei hij: maar" TH. FM-:1. MM [D Hofleverancier - Amsterdam UIVERSÏRW HB ?:- WILLENSPARIWEG i TEL. NOS. 2040-1881 TEL. No. 1793 Zuid KOUDE EN WARME SCHOTELS Teekening van W. Pogany ((.'it Gullivers reizen) IIIIIIIIIIMNIIIIIIIItlllllll iiiHlIllllllllllllllPtlllllllllllillillllllllllllllllllllllllllllllllllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii Levensverzekering Maatschappijj H A A R L E M" Wllsonspieln 11 DE VQORDEEUQSTE TARIEVEN IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII (hij haalde uit den linkerzak van zijn ouderwetschen wijden pantalon een bietje als een rammenas) dit krijg ik van jelui zaad en" (uit zijn rechterzak kwam een biet als een Edammerkaas) dit krijg ik als ik m'n eigen zaad gebruik. Nou weten jelui het wel!" De landbouwers hadden het verstaan en de betalingsmethode werd gewijzigd. Welnu, zoo is het precies, geachte lezer, met de zekerheid die ge koopt van levens verzekering-maatschappijen. Waar sterk wordt gezillmerd of waar de gewijzigde bruto-methode wordt toegepast, is de zekerheid van Uw polis als een rammenas zoo klein. Doch waar de netto-methode wordt gehuldigden overigens het beheer en de grond slagen ook goed zijn, _daar is Uw zekerheid groot en vast en stevig als een Edammer kaas. Nu weet ge het wel ! G. L. JANSSEN (P E R i o) Rotterdam, November '21. iPADOX LtVCIT K/VtVLAMC»WZCC* K.O9TCN TU»AU.C H*UTC«M/Tf»UCTtCy ACX LANDHUIZEN StHOOLCCBOUWCN «JACHTHUIZEN ZIEKENHUIZEN __ INLICHTINCEN Of AAMVVAAC

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl