De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 26 november pagina 3

26 november 1921 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

26 Nov. '21. No'. 2318 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 1O cent 1O cent Sumatra CBUITENQEWOON) Zandblad m EENIGE SPECIALITEIT m KRlMPVRIjE |g GEZONDHEIDSQNDERGQEDEREN Nederlandsch Fabrikaat I-ÜTRICOTHUIS OH AMSTERDAM HAARLEM Ci **?(- Br»a«tr««t 30 Qr. HouUtrMt 143 TEl. NOORQ 6088. . TELEFOON 148& Lenzerheide en Lenzerheidsee (ORAUBÜNDEN ZWITSERLAND) 1500 M. b.d. Zee. Zonn. Sportpl. v. d. len Rang. Veel sneeuw. Beste ski gebied van geheel Zwitserland. Prosp. b. d. Hotels : ' Kurhaus, Schweizerhof, Park (Waldheim, Valbella, Lenzerheidsee). Motor- en Zeiljachten TE KOOP, in diverse grootten en prijzen. Lijst van in commissie staande vaar tuigen gratis en franco toegezonden. BiriGHAM & LUGT AFD. JACHT AGENTUUR Slepersvest 1 Rotterdam Een mooi en boeiend meisjesboek Pas verschenen: 3S^OEDEHS OTJJDSTB DOOR WILLY PÉT1LLON let andteelceninïen platen van NETTY HEYLIGERS. injenaald f 2 90, gebonden f 3.75 De Maasbode" schrijft: Een'Iief en gezellig verhaal met snoezige tafereeltjes, door NETTY HEYLIGERS in teekening gebracht, over een bakvisch met een eigen wil en veel goedigs erbij. Twentsch Zondagsblad": Een meisjesboek dat zich goed lezen laat en een uitnemend figuur zal maken op de St. Nicolaastafel. UITGAVE VAN VAN HOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM ENZ. LUXE- EN VRACHTAUTO'S BENZ & Cie., Amsteldijk 10, Amsterdam. IIMIIIIIIinillllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIllllllllllllllllllMMIIIIIIIIIIIlllllllllllllll B iscuif fabriek I*ATRIA PATBIA SfNICOLAAS (roef amandelen) ui'fgewogen of m blikverpakking 2 Ibs.fjfikj'e/Q.10persfuk l lbs.bïikje/1.25~ .. rfeeff groofe Penoramee proeff ook onze BOTERSPPITS BOTERJPINGEN BOTERJANHAGBL Bij IEDEREN SOLIEDNui'f ooorraa.rl of op besfelliij g verkrijgbaar. LEVERT UITSLUITEND PRIMA QÜALITEIT CAHUWALO's SPKOOKIES vertaald door L CHABOT?STEtNBERB met mooie illustraties van LOUIS MOE Prijs f 3.75; geb. f 4.90. UIT DE PERS: Er zijn maar weinig boeken, waar van ik de kinderen zoo zag genieten, als van deze sprookjes", die op zoo'n prettigen vlotten toon hen in aanraking brengen met de om hen heen levende natuur. Zij worden zoo vol actie ver teld, dat de inhoud léft voor de kin deren, en zij dien geheel tot hun eigen dom maken. Buitengewoon aanbevelens waardig is dit boek " Montessori-Opvoeding Dit zijn de chte sprookjes zooals zij nu geschreven worden Zoo wordt de natuur een grootsch, weidsch rijk, vol leven en beweging, vol wonderen en geheimen en toch zoo eenvoudig voor wie haar begrijpt, 't Zijn sprook jes, zeer zeker, voor onze kinderen, maar ook vele ouderen zullen ervan genieten, zooals wij gedaan hebben. Het Nieuws van den Dag. Arnhem, N. V. Uitgevers-Maatschappij Van Loghum Slaterus & Visser. Spoor s Mosterd WA Spoorjr. Cuiemoorg Fr SINEMIIS 20 LEIDSCHESTRUT 22 AMSTERDAM TELEFOON N. 6812 HEMDEN MAAR MAAT CHENARD&WALCKER N A S H M. A. N. Automobifilin en Vrachtwagens N.V. Automobiel Mij. JET CENIRUM" Parkstraat 91a - '«-Gravanhaga Tel. Haag 3569 DE HIEUW MODEL M1CHELIN CABLÉ" Buitenband DE SNELSTE. DE STERKSTE. Bij alle Rijwielhandelaren ling, terwijl de moderne talen in Nederland nog pas beginnen terrein te verkennen. A priori is dus reeds te verwachten dat zij voor de vervulling van academische leerstoelen uit een armer reservoir van krachten zullen moeten putten. Wat de studie der moderne talen in Neder land noodig heeft, is niet faculteiten aan alle Rijksuniversiteiten; dit kan slechts op verwatering uitloopen. Vél noodiger is con centratie op n Universiteit, waar dan de beste^ leerkrachten verzameld kunnen worden. Finahcieele bezwaren voor de studeerenden zijn niet te onderscheppen door de maatre gelen die de heer Gombert voorstelt; de eenige manier om er aan tegemoet te komen iseen ruim beurzenstelsel, dat de Minister in uit" zicht stelt, doch waarover de heer G. zich verder in het geheel niet uitlaat. Welke Rijksuniversiteit hiervoor wordt aangewezen, is m.i. op zich zelf onverschillig; waar Amster?dam echter zijn eigen weg gaat, en voor de meeste plaatsen in het centrum en zuiden des lands even goed of slecht bereikbaar is als Utrecht en Leiden, is misschien Groningen de beste oplossing. Het gaat hier niet om de hoeveelheid, maar om de hoedanigheid. R. W. ZANDVOORT De heer J. Gombert teekent hierbij aan: Het antwoord aan den heer Zandvoort zou gevoegelijk kunnen worden samengevat in den weigemeenden raad, eerst goed en ook welwillend te lezen, wat namens het H. B. onzer vereeniging werd gepubliceerd, (de heer Z. bewijst mij teveel eer, als hij veronderstelt, dat het door hem gekriti seerde stuk zou zijn voortgekomen uit een persoonlijke liefhebberij van mij als voor zitter; het geheele H. B. gaat er mee accoord) voor hij een polemiek begint. Dan zou zijn artikel anders uitgevallen zijn en dan zouden eenige uitlatingen, die met de zaak geen verband houden en eigenlijk een beschuldi ging bevatten, allicht in de pen gebleven zijn ! Toch is het gewenscht in kort bestek de bezwaren van den heer Z. te behandelen, omdat daarbij voor den goeden en weiwillenden verstaander zal blijken, hoe onge grond de aanmerkingen zijn. 1. De voorstelling, door het H. B. ge geven omtrent de tot dusver heerschende verhoudingen bij de studie in de moderne talen bestrijdt de heer Z., zonder echter eenig bewijs aan te voeren. Hier is dus niets te weerleggen; alleen mag verklaard worden, ? ? IIIIIIIMIIlmlIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIftllllllllll'lllllllllllllll ?P- dat het H. B. eenvoudig een algemeen er kende waarheid heeft uitgedrukt. Dat de heer Z. een afwijkende meening verkondigt, is waarschijnlijk toe te schrijven aan de omstandigheid, dat de heer Z. over een ervaring van slechts weinige jaren beschikt. Bovendien, de tal (hoeveel? G.) van finan cieel niet zeer krachtigen", die aangehaald worden, kunnen slechts dienen om de algemeene juistheid van onze opvatting te illustreeren ! 2. Zeker, voor een onderwijzer uit Zeeland of Limburg, bijv. uit Axel of Eysden, maakt het weinig verschil, of de bestaande toestand blijft, dan wel, of ook in Leiden en Utrecht gelegenheid voor universitaire studie is. Ons land is echter gelukkig grooter, en.... moet een goede regeling uitblijven, omdat bewoners van uithoeken er niet van kunnen profiteeren? 3. Het cardinale punt is de wetenschap pelijkheid. Die zou door de vervulling onzer wenschen in het gedrang komen! Waaruit concludeert de heer Z. dat toch wel? Het H. B. is het natuurlijk volkomen met hem eens, dat die kant het allereerst moet behartigd worden"; het was echter van meening, dat het uilen zenden naar Athene" zou zijn, daarop in een artikel, dat op inrichting van Universiteiten aanstuurt, nadrukkelijk te wijzen ! Wie zou ooit anders willen oordeelen? Maar de bezetting zelve !" roept de heer Z. uit. Wilt ge uit het arme reser voir, dat ons land bezit, de professoren te voorschijn tooveren?" Of dat reservoir inderdaad zoo arm is, staat nog te bezien. Laat de heer Z., alvorens daarover een oor'deel te vellen, het volgende overwegen: a. de studie van Germanistiek en Romani:stiek staat misschien toch op hooger peil dan hij vermoedt. Een overtuigd voorstander van de studie der klassieke letteren prof. Schrijnen heeft in zijn brochure De vergelijkende klassieke taalwetenschap" onge vraagd de superioriteit van de studie der Germ. en Rom. boven die der klassieke letteren erkend. b. er zijn in ons land een aantal docenten in moderne talen, die, zonder ophef te maken van eigen voortreffelijkheid, pp litterair of linguïstisch gebied door intelligentie, vlijt en studiezin zulk een hoogte van kennis en ontwikkeling hebben bereikt, dat ze zich gerust kunnen plaatsen naast hun klassieke koïlega's; ieder, die de toestanden en de per sonen kent, weet dat. Meer dan een onder hen zou zich als een uitstekend docent doen kennen, indien hij zich uitsluitend aan de wetenschap kon wijden. M 4. De strekking van het geheele betoog van het H. B. was juist, wat de heer Z. wil: Laat de studie in de moderne letteren niet langer Asschepoester zijn". Geen daling, maar verheffing ! Rijkscursussen en beurzen stelsel, dat n.b. slechts terloops wordt aangestipt in de Mem. v. Toel.l ? kunnen daartoe niet medewerken. Uit deze nadere uiteenzetting blijkt, hoe de heer Z. naast het aambeeld hamert. J. GOMBERT In de derde kolom van mijn artikel in de Amsterdammer van 12 Nov. moet in de regels 16, 20 en 28 telkens het woord ge schiedenis" vervangen worden door tand heelkunde". In verband daarmee moet de zinsnede: Kan men trouwens ook niet te Groningen of Leiden zeer goed geschiedenis studeeren?" (regels 31 en 32) vervallen. O.i. is het vraagstuk thans van beide zijden belicht. Wij sluiten hiermede de discussie. Red. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiii Hiiiiiiiiiiiiimiiiiimi Illlllllllllllllllll «millllllllllllllllllllHlllllllllllllllHHIMIIIMItlMIIIIIIIIIIIIIIlIlll! iimiimimtmmniimifii lllllfltllIlllltlltllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIII* UIT HET NIEUWE BOEK VAN TAGORE De Vluchtelinge, (geautoriseerde vertaling) II. Noch moeder, noch dochter zijt gij, noch bruid, Oervasji ! i) Vrouw zijt gij, om de Paradijsziel te verrukken. Als de loom-schrijdende avond de kooyen, waar het vee weerkeerde, nadert, dooft gij niet de lampen, noch gaat gij met een kloppend hart en een weifelende glimlach op de lippen tot het bruidsbed, verheugd. dat de donkere uuren zoo vertrouwelijk zijn. Als de dageraad zijt gij, Oervasji, ongesluyerd en zonder schaamte-. Wie kan zich het beeld voor oogen stellen van de smartende oovennaat van pracht, die u in hjt aanzijn riep ! Gij ontsteegt den gekarnden oceaan op den eersten dag van de eerste lent', in de rechterhand den leevensbeeker, gif in de linkerhand. Het monster: de zee, gestild als een betoo.verde slang, legde zijn duizend koppen aan uw vosten. Uw smettelooze gloorie rees uit het schuim omhoog, wit en naakt als- een jasmijn. Waart ge ooit klein, gering of in knop, Oervasji, O eeuwige jeugd? Sliept ge, gewiegd in den diep-blauwen nacht, waar het wondere licht van eedelsteenen speelt oover kooralen en schelpen en beweegende weezens uit droomensfeer, tot de dag uw ontzettende volheid van bloei oopenbaarde ? Bewonderd zijt ge door alle schepselen in alle eeuwen, Oer^vasji, o eindeloos wonder ! De wacreld klopt in jeugdig verlangen bij de glans uwer oogen; de asceet legt de vrucht zijner sooberheid aan uw voeten, de zangen der dichters gonzen en zwermen rond de geur van uw aanweezenheid. Uw 1) Het meisje, dat in het Paradijs danst, en uit de zee verreezen is. voeten, voortvliedend in zorgenlooze vreugd, wonden zelfs het hart van den hollen wind met het getinkel van gouden klokjes. Wanneer gij danst voor de Gooden, slin gerend banen van ongewoon rytme in de ruimte, Oervasji, siddert de aarde, gras en blad en herfstvelden worden opgejaagd; de zee baart een vervoering van rijmende golven; de sterren vallen in de neemeikralen van de keeten, die zwaait tot zij breekt op uwe borst; en met een plotselinge onrust springt op het bloed in de harten der schepselen. Gij zijt de eerste breuk op den top van 's heemels sluimering, Oervasji, ge doet de lucht van onrust trillen. De waereld baadt uw leeden in haar tranen; rood van haar hartebioed zijn uw voeten; ligt drukt uw wicht op de door golven bewoogen lotus van verlangen, Oervasji; .voor immer speelt ge in den grenzenloozen geest, in welken ar beidt God's onstuimige droom. 12. Gij, als een beekje vlug en bochtig, lacht en danst en uw stappen zingen, terwijl ge verder ijlt. Ik, als een zandbank norsch en steil, sta stom en beweegingloos en staar u somber aan. Ik, gelijk 3en groote dwaze stormwind, kom plotseling aangewaaid en tracht mijn weezen vanén te scheuren en te verstrooyen in een warreling van passie. Gij, als de bliksemflits slank en scherp, doorboort het hart van het onstuimig donker om te verdwijnen in een helderen schaterlach. 13. Gij verlangdet mijn liefde en toch bemindet gij mij niet. 't Is daarom, dat mijn leeven u omklemt gelijk een keeten, die vaster en zwaarder clrukt, naar mate uw worsteling om vrij te koomen, heeviger is. Mijn wanhoop werd u tot doodelijk gezel, aangrijpend de geringsten uwer gunsten, trachtend u te sleuren in den spelonk der tranen. Mijn vrijheid sloegt ge in puin en deed uit haar bouwval uw eigen kerker verrijzen. 14. Blijde ben ik, dat ge mij niet wachten zult,. met die toevende deernis in uw oogen. De betoovering des nachts en mijn afscheids woorden, ontroerd door hun eigen wanhoopstoon, die zijn het alleen, die deeze tranen in mijn oogen brengen. Maar de nieuwe dag zal rijzen, mijn oogen zullen droogen en mijn: hart; en tijd voor schreyen zal er niet zijn. Wie zegt, dat vergeeten moeilijk is? De genade des doods arbeidt in 's leevens; kern, haar uitstel brengend van haar eigen dwaze hardnekkigheid. De woeste zee wordt eindelijk gesust in haar eigen bed van asch. Gij en ik, we zullen scheiden en de kloof zal verborgen worden onder leevend gras en bloemen, die lachen in de zon. 15. Van alle dagen hebt ge deezen gekoozen: om mijnen tuin te bezoeken. Maar de storm voer oover mijn roozen deez' nacht en gevallen blaren dekken het gras. Ik weet niet wat u hierheen bracht, nu de hagen liggen omver gewaaid en beekjes oover de paden stroomen; de ooverdadige weelde der lente werd verwaaid en geuren en zangen van gisteren vergingen. Maar wacht een wijle; laat me zoeken wat gebleeven bloemen, hoewel ik vrees, dat uw schoot niet gevuld zal worden. De tijd zal kort zijn, want de wolken verduisteren en reeds komt de reegen weer!. 16. Een oogenblik vergat ik mijzelf en ik kwam. Maar sla uw oogen op en laat me weeten of er nog een schaduw van andere dagen toeft, gelijk een bleeke wo k aan den horizon,. die beroofd werd van haar reegen. Verdraag ma voor een oogenblik, indien; ik mijzelf vergeet. De roozen zijn nog in knop; zij weeten nog niet, hoe we verzuimen de bloemen te garen deezen zoomer. De morgenster heeft deze.fde trillende stilte; het vroege licht hangt in de takken, ?die oover uw venster buigen, zooals in gêne .andere dagen. Een wijle vergat ik, dat de tijden veran'derden, en ik ben gekoomen. Ik vergeet of gij mij ooit beschaamdet met !uw blikken af te wenden, als mijn hart ik \voor u oopen legde. Slechts weet ik nog de woorden, die strand(den op de beeving uwer lippen; ik weet nog :in uw donkere oogen voorbij-ijlende scha'duwen van passie, als de vleugelen van een voogel, in de scheemering zijn nest zoekend. Ik vergeet, dat gij niet meer hsrinnert, «n ik kom. 17. De reegen viel in stroomen. Het water 'raast en tiert. Het ooverstroomde en ver zwolg het eiland, terwijl ik eenzaam wachtte ' op den verdwijnenden oever met mijn stapel .koorenschooven. Uit de schaduwen van den oeverkant ikomt het vaartuig oover, met een vrouw .aan het stuur. Ik loep haar toe, Kom tot mijn eiland, «omstuuwd door hongerig water, en neem :mijn oogst van dit jaar." .Zij komt en neemt al wat ik heb, tot den laatsten korrel; ik vraag haar mijzelf te neemen. Maar zij zegt, Neen" de boot is be laden met mijn gift en geen plaats bleef er voor mij. 18. De avond wenkt, en hoe gaarne zou ik >de reizigers volgen, die vertrokken met de ' IIIIIHIIIIIIIIHIIIIIIIhüllllllllHIlllllllll.llmlIlllillltllMIIIIII ...... HUI ..... Hotel Duin en Daal 'Te midden eener schoone boschr. omgeving. SPAAHSOH, ENGELSOH, FRANS O H DUITS OH 0to. Borlitz-School Hoonongpmaht 4-61 Hm 3286 Pract Onderwas door bnitenl. Leeraren IIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIII IIIHIIIIIIIIIIItlllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIII laatste boot vór den vloed, om de duister nis oover te steeken. Eenigen gingen huiswaarts, eenigen naar verdere kust, maar allen ondernamen den tocht. Maar ik zit alleen op de landingsplaats; ik heb mijn huis verlaten, de boot gemist: de zoomer is voorbij en mijn oogst voor den winter verlooren. Ik wacht op die liefde, die misgewas gaart om het in tranen te zaayen op het donker, opdat het vrucht mooge dragen als de nieuwe dag rijst. Aan deeze zijde van het water is geert landingsplaats; de meisjes koomen hier niet om water te halen; de landkust is ruig, met dorre struiken; een kwetterende troep saliks graaft zijn nestjes in den stellen oever, wiens grimmige ' wand den visschersbooten geen schuilplaats biedt. Gij zit daar op het verlaten gras en de ochtend gaat voorbij. Zeg me, wat doet ge op deezen oevsr, zódroog, dat ooveral barsten gapen? Zij ziet mij in het gelaat en zegt, Niets, niemendal." Aan deeze zijde der rivier is de landkust verlaten, en geen vee komt hisr te drinken. Slechts een paar verdwaalde geiten van het dorp grazen het schrale gras den ganschen dag, en de eenzame zee-arend loert, op een ontwortelde peepal, liggend oover het slijk. ? Gij zit daar alleen onder de karige schaduw eener shimool, en de ochtend gaat voorbij. Zeg me, wien wacht ge? Zij ziet mij in het gelaat en zegt, Niemand; niemand." FREDERIK VAN EEDEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl