De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 26 november pagina 5

26 november 1921 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

26 Nov. '21. No. 2318 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BIJKOMSTIGHEDEN n. De trein donderde door het nachtelijke land, en ik voelde dezelfde beklemming, als wanneer men zélf stralend gezond, bij een kwijnende zieke op bezoek komt: zooals men dan het licht van zijn oogen en de frissche koelte van zijn handen wel zou willen varbergen voor die ander, die koortsig en weerloos neerligt, ,en het leven maar langs moet laten gaan Hoe beschamend-ongedeerd, hoe belachelijk redelijk en neutraal kwam ik naar het land van het groote lijden! Ik zat met Der neunte November" van Keltermann op mijn schoot, om niet al te onvoorbereid te zijn; ja, tot waan zin moest de over-spanning van jaren deze menschen hebben gedreven; tot maniakken moest de oorlog hen hebben gemaakt Ik zou met hen niet verstandig" redeneeren; zegje tegen iemand, die bloedt uit vele wonden, dat hij dan ook maar beter had moeten uit kijken? Polemiseer je over de beste manier om geld te beleggen met een man, die juist geruïneerd is? Als ik me maar niet zoo parvenuïg-rijk en zoo bot bevoordeeld had gevoeld, tusschen al die stille mannen om me heen, die sliepen, maar achter wier gesloten ?oogleden misschien nog de vreeselijkste visi oenen waarden? Mijn vrienden haalden mij van den trein: er lagen zes jaar tusschen ons laatste afscheid en dit weerzien. De man had den heelen oorlog aan het front meegemaakt, tot hij in Sep tember, toen het op zijn eind liep, door een schot door zijn linkerwang buiten gevecht was gesteld. Ik wist, dat hij twee keer op het randje van den dood was geweest door een besmette lijke ingewandsziekte, en de griezeligste anecdoten uit zijn schaarsche brieven hadden indertijd in onzen vriendenkring de ronde gedaan Hoe hij b.v. eens, na een langen dag zonder lafenis, een lijkenhuis was binnen gedrongen, in de hoop op een der dooden nog wel iets drinkbaars te vinden. Inderdaad bleek een officier een nog half volle flesch bij zich te dragen, maar toen hij haar uit zijn jaszak trok, sloeg plotseling de doode zijn oogen op.... Het water heeft me niet gesmaakt", was zijn sobere besluit geweest; en hieraan moest ik denken, toen ik hen samen, jong, recht 'en fleurig op het perron zag wachten. Maar we spraken slechts over' gewone dingen. Den volgenden ochtend was het Zondag. Ja; hoe denk je er over? om half twaalf speelt de Kurkapelle.... Iedereen gaat er heen " Goed," zei ik, graag". En terwijl de wijde wereld buiten lokte met zon en geurige lanen, met de romantiek van rotsige bergen,en donkere "::;bosschen,schikten wij ons in het gedrang van menschen, die allemaal begeerig waren om hun marken te offeren, om dan dicht achter elkaar door een klein parkje te mogen para deeren, terwijl een bijna onhoorbaar orkestje, diep doordrongen van de onbelangrijke rol, die het bij deze g;neuchten te vervullen had, zijn onaanstootelijke deuntjes speelde. Daar liepen de jonge meisjes in lichte jurkjes en de oude dames in ruischende zijde; daar liepen kinderen met glanzend-geborsteld haar en frauleins met lijdzame oogen. Maar daar flaneerden ook jonge mannen met witte broeken en bruine schoenen, en ouderen met stramme ruggen en hooge knevels; en iedereen had er zijn kennissenkring, en ieder liep voort durend te buigen: Excellenz", Frau Baronm"; Herr Geheimrat"; en dat telkens weer met frisschen moed opnieuw, tot ik me duizelig en wee voelde worden, en ergens aan een tafeltje moest bekomen. Dit kennen we niet in Holland," zei ik tot mijn verontschuldiging; maar ik moest met martelende felheid aan Der neunte November" denken, dai in mijn weelderige logeerkamer op tafel lag met zijn fe!-gelen band. Wat daar beschreven werd, hadden deze menschen geleefd; deze zelfden, die nu van Excellenz" en Herr Kurintendant" prevelden, en geen diepers belangstelling kenden dan eine wunderschöne rosa Weste" of ganz heryorragenden Kaffee". Moest ik in eerbied mijn oogen neerslaan om de*onaantastbaarheid van het leven, dat, na zooveel ellende en zooveel vertwijfeling, na een oorlog, een nederlaag en een revolutie, de menschen nog even kinderachtig hun imbécile genoegens deed naloopen? Of moest ik niets dan deernis voelen voor een volk, dat zóna aan den ondergang, zijn eigen toestand niet begreep? Of was het juist grootsch tol op den laatsten dag rustig door te leven en niets te .vreezen? De Kurkapelle zette zijn laatste nummer, een marschje in, en in voldane verveling stroomde de schare naar buiten. De oorlog heeft een kloof geslagen tusschen hen die wél en hen die niet hebben meegedaan, dacht ik bij het uitgaan; maar we staan ieder net aan den anderen kant dan ik ver wacht had. Maar ik waagde het niet hier conclusies uit te trekken, omdat het leven wonderlijker en onbegrijpelijker schijnt te worden, naar mate je er langer naar hebt gekeken. ANNIE SALOMONS DE MAIDEN-SPEECH VAN DE EERSTE VRIJZINNIGE VROUW IN DE TWEEDE KAMER Op l November heeft Mevrouw Johanna Westerman hare eerste rede in de Tweede Kamer gehouden en zij heeft dit gedaan op de wijze, waarop wij het van haar verwachtten. De groote pers roemde dan ook haar rustig en aangenaam voorgedragen betoog, dat door zijn klaarheid en beschaafdheid de algemeene aandacht had. Het betoog werd gehouden bij de bespreking van de a.s. Grond wetsherziening en strekte tot verdediging van het amendement-Rink, dat in zijn gewijzigden vorm het voorstel inhield om tus schen art. 6 en art. 7 van de Grondwet in te voegen een artikel 6bis, luidende: De wet erkent het beginsel van volledige staats rechtelijke, burgerrechtelijke en economische gelijkstelling van man en vrouw." Nog altijd bevatten onze wetten verschillende bepalin gen, waarbij de vrouw niet als de gelijkwaar dige van den man wordt behandeld; bij an dere wetsartikelen weer is de praktijk der interpretatie deze, dat men ze als niet toepasselijk op de vrouw beschouwt, hoewel ze, van een objectief standpunt bekeken, 'eigenlijk volstrekt de vrouw niet uitsluiten (wij denken hier speciaal aan de quaestie der al- of niet-benoerhbaarheid van de vrouw tot rechterlijke ambten). Zulke ongunstige wetsbepalingen en zulk eene voor de vrouw nadeelige wetsinterpretatie stammen nog uit den tijd, toen de Nederlandsche vrouw hare volle burgerschapsrechten nog niet had verworven, toen nog een soort van capitis deminutio op haar drukte. Sinds echter aan de vrouwen eerst het passieve en daarna het actieve kiesrecht is toegekend, zijn de boven bedoelde wetsartikelen en opvattingen niet goed meer overeen te brengen met de positie van volwaardige vrouwelijke staatsburgers; het zijn nog slechts herinneringen aan een thans overwonnen standpunt, die hoe eerder hoe liever uit onze wetten moeten worden verwijderd. Dit zien de vooraanstaande vrouwen van vrijzinnigen huize sinds lang in en toen op 14 October 1920 een aantal harer, die destijds nog over een half dozijn politieke vereenigingen verdeeld waren, met eenige vooruitstrevende vrouwen, die nog tot geen enkele politieke partij waren toegetreden, te Amsterdam in vergadering bijeenkwamen, hadden zij geen uur delibereerens noodig om tezamen de formule op te stellen, die thans door Mevrouw Westerman in de Kamer is verdedigd. Zij bedoelden met deze formule, dat zij van urgent belang achtten: vastlegging van het Vrouwenkiesrecht in de Grondwet; waarborgen van benoembaarheid van vrouwen tot alle ambten; gelijk loon voor gelijken ar beid met afwijzing van gezinsloon en al, wat met gezinsloon samenhangt; gelijke positie van man en vrouw ten opzichte van het Burgerlijk Recht; geene afzonderlijke vrouwenarbeidsbescherming en eigen vrije be schikking van de vrouw over eigen verdiend loon. De vrouwen, die tezamen deze formule opstelden, waarvan Mevrouw Westerman zoo terecht heeft gezegd, dat ze een groot be ginsel" bevat en van ideëel belang" is, zijn, toen de Vrijheidsbond een half jaar later functie en het geven van een imperatief voor schrift omtrent het vervullen van diezelfde functie. Maar ondanks alle aardigheden", waartoe het amendement-Rink aanleiding heeft gegeven, ben ik het volkomen ns met deze conclusie, waartoe Mevrouw Westerman ten slotte is gekonien, dat men in de naaste toekomst zal moeten gaan in de richting, in het amendement aangegeven. Zelfs den antirevqlutionnairen zullen nmaal wel de oogen opengaan. Hoe kort ligt de tijd nog eerst achter ons, toen zij op hunne gereformeerde gymnasia geene vrouwelijke leerlingen wilden toelaten; thans is er op hun Amsterdamsen gymnasium reeds een parallelklasse, die geheel uit meisjes-leerlingen bestaat! Ook zij zullen ten slotte wel met den stroom van den tijd mee moeten gaan. Als dan de nieuwe denkbeelden omtrent de positie van de vrouw in Nederland, die aan velen nu nog zoo ongehoord voorkomen, eenmaal gemeengoed zullen zijn geworden, zal het voor de Vrijheidsbonders een groote satisfactie zijn, dat deze ideeën door n van hunne vrouwen het eerst' zijn toegelicht in onze Staten-Generaal. Mevrouw Westerman heeft door het uitspreken van ha'ar welge slaagde maiden-speech een grooten dienst bewezen zoowel aan de vrouwen van deze tijden als aan die der toekomst en daardoor aan het_geheele Nederlandsche volk. DR. MARIE BAALE BEP A-POP Zie Naschrift bij het artikel St. Nicolaas op komst". miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii werd opgericht, bijna allen tot dien bond toe getreden. Maar ook buiten den Vrijheidsbond leeft in onze vooruitstrevende mannen en vrouwen wel het sterke bewustzijn, dat het dringend noodzakelijk is een poging te doen om onze op het punt van de positie der vrouw hopeloos verouderde wetgeving mér in overeenstemming te brengen met de zeden van dezen tijd. Vandaar dat de vrijzinnigdemocratische afgevaardigde Marchant even eens een amendement had ingediend, er toe strekkend om tusschen liet eerste en het tweede lid van art. 5 der Grondwet een nieuw lid in te voegen, luidende: de vrouw kan niet door wettelijk voorschrift van de benoem baarheid tot eenig ambt worden uitgesloten." Ook dit amendement was zonder twijfel goed bedoeld, maar het had dit bezwaar, dat het eigenlijk slechts in anderen vorm herhaal de, wat reeds in positieven zin te lezen staat in het eerste lid van het bovenaangehaalde Grondwetsartikel: Ieder Nederlander is tot elke landsbediening benoembaar." Sinds bijvoorbeeld in onze nieuwe Kieswet onder het begrip Nederlander evengoed de vrouwelijke als de mannelijke Nederlander wordt verstaan, is er toch eigenlijk geen plaats meer voor de opvatting, dat in onze Grondwet het begrip ieder Nederlander" meer dan de helft der Nederlanders zou uitsluiten. Maar het hoofdbezwaar tegen het amendementMarchant is mijns inziens dit, dat het wel is waar den nadruk legt op eene moeilijkheid, waarmede wij vrouwen thans te worstelen hebben, maar dat het zich niet keert tegen de ergste en de voornaamste struikelblokken, die ons in deze tijden op onzen weg worden gelegd. Het meest van al immers lijden de Nederlandsche vrouwen tegenwoordig onder de achteruitzetting op economisch gebied, onder het feit, dat deze Regeering een onrecht vaardig en verderfelijk gezinsloon met al den aankleve van dien (als bijvoorbeeld fooien in den vorm van kindertoelagen) a tort et a travers tracht door te voeren. In de tweede plaats is het ergerlijk, dat diezelfde Regeering zich een ongewenschte en ongemo tiveerde voogdij tracht aan te matigen vooral over de getrouwde vrouw. Het is in de eerste plaats tegen deze dingen, dat met de meeste beslistheid front moet worden ge maakt, gelijk Mevrouw Westennan dat dan ook in hare rede heeft gedaan. De bestrijding van het amendement-Rink heeft niet op een hoog peil gestaan. Wanneer men de Kamerdebatten naleest, krijgt men den indruk, dat sommige afgevaardigden het nog niet bijster ver hebben gebracht in Socra tische dialectiek en juiste begrips-definities. Met name schijnen eenigen hunner niet in te zien, dat er een groot verschil bestaat tusschen het scheppen der pötentieelc vervulling eener vanaf f 125. SINT-NICOLAAS OP KOMST Onze tienjarige komt op zekeren No vemberdag later thuis dan anders; 't begint te vriezen, en 't wordt al vroeg donker. Moeder, nu ruik ik in eens in de lucht dat het al gauw Sint Nicolaas wordt, en de heele heerlijke maand December". En zoo is het: op eens, dan is het er weer, die gezellige stemming om feest te vieren, en we beginnen te denken aan cadeautjes en surprises en borstplaat en al wat er bij onze Sinterklaas hoort, en weten daarachter de heele achter grond van December met vacantie, Kerst boom en Oud en Nieuw. Is er ooit een tijd, dat wij het de onzen gezelligerkunnenmaken? Kerstmis of Sint Nicolaas. Neen, beide, ieder op zijn eigen wijs. Vijf December wordt gevierd op oud-Hollandsche manier, met strooien en elkaar voor den mal houden. Wij laten vader naar zijn cadeau grabbelen tusschen de turf, en sturen Jantje voor het zijne beneden naar den kelder, leder jaar is het weer anders, en telkens nieuw. En de uitbundige kindervreugd slaat op ons over; en wij vinden het goed, als zij des noods met het afschuwelijke Hittepetit" om de tafel marcheeren. Maar Kerstmis is anders; ook nu de kin deren in afwachting, maar kalmer, ernstiger. De deuren gaan open. zacht pianospel weer klinkt, en stil staat de boom in den hoek der kamer te stralen. En vanzelf wordt er gesproken over ernstige dingen, over de beteekenis van het Kerstfeest, over gods dienst. Geen hunkerend afwachten van cadeautjes nu; het licht in de duisternis heeft nu aller aandacht. Een uitbundige vreugd bij den Kerstboom zou profaneeren zijn. En nu komt dan al weer gauw die oude Sint. Waarmee zullen wij onze kinders blijmaken? Moeilijke keus, moeilijker dan ooit. O, men kan speelgoed genoeg krijgen. Loop onze groote warenhuizen maar eens rond. Was er ooit zoo'n keus? Maar ook, was er ooit zooveel rommel? Een flinke, sterke pop is haast niet' te krijgen, ook niet voor veel geld. Wij hebben onze Marietje, die nog van Moeder geweest is; een fijn stecnen gezichtje, een lijf van sterk zeemleer. 't Was, voor toen, een heel dure pop. Ze was waard, dat de schoenmaker uit het dorp er aparte schoentjes voor maakte; duur, een gulden kostten ze, maar Marietje draagt ze .nog. Nu koop je sierlijke laarsjes voor twee kwart jes van karton; over veertien dagen liggen ze in de vuilnisbak. Er werden kousen ge breid voor Marietje en degelijke kleeren genaaid. Ze was dat alles waard, want ze heeft ze nog. Maar nu, in haar tweede leven, hoeveel poppen-geslachten heeft ze al niet zien komen en gaan? O, soms schitterend mooie exemplaren. Maar als ze zoo ram melen, dan weet ze het al: kop en beenen en armen zit allemaal van binnen met een ijzerdraad aan elkaar. Eén arm gaat los en futs, de heele pop ligt uit elkaar. Dan komt de poppendokter er bij, en over een maand is het Weer zoo'. Moeder probeerde het ook met een genaaide pop, van zeme len, net als Marietje: Maar 't was namaak; na korten tijd werd de pop aan alle kanten lek, en de zemelen lagen overal, waarheen zij gedragen was. En zoo gaat het met alle speelgoed. Ik kocht verleden jaar een poppenstoel, zeer keurig, geheel zooals het verlangen was, die neer kon klappen, met een telraam, en die voortgeschoven kon worden. Thuis ge komen zag ik, dat de zilverkleurige wieletjes niet van blik, maar van carton waren; de witte houten spijltjes waren enkel gelijmd, en al gauw was de stoel een hoopje brand hout. Nu kan men wel dat heel aparte speelgoed krijgen, dat heel sterk in elkaar zit, maar welke prijzen ! En ook vaak: welke modellen ! Een kind vindt b.v. zoo'n ouderwetsch k.... stoeltje niet echt; 't heeft er nooit zoo een gezien: 't wil een kinderstoel, als waar broer in zit. 't Kan heel goed fabriekswerk zijn, wat de kinderen krijgen; maar 't kan toch beter in elkaar zitten, dan tegenwoordig het geval is. Zou het niet de moeite loonen voor een groote zaak, als de Bijenkorf b.v., er een aparte afdeeling op na te houden van speel goed, dat goed in elkaar zit, waar men na tuurlijk wat meer voor moet betalen, maar waar men dan ook oneindig veel meer aan heeft? Want men moet toch eigenlijk van een kind kunnen eischen, dat zij zuinig op hun goed z-ijn. En aan dien eisch kan men tegenwoordig niet vast houden. En dan: speelgoed, waar het kind mee kan spelen ! Geen dure olifant van / 50. , die enkel maar met den kop kan knikken, en die na twee dagen niets meer is, dan een sta in den_ weg. Wie zelf niet goed kiezen kan, ga eens met een kind wat etalages kijken, en lette op, wat het meest tot het kind spreekt. Als het tenminste een kind is, wiens natuurlijke smaak niet bedorven is. Dat zullen we hopen. Prettige Sint Nicolaas met uw kinders ! J o VAN W-i s c H NASCHRIFT Jo van Wisch heeft gelijk. Er is ontegen zeggelijk zeer veel prullig, nietswaardig speelgoed. Doch haar is vermoedelijk ont gaan dat juist poppen", echte onbreek bare speelpoppen, tegenwoordig gemaakt worden door een jong meisje, Bep Amesz, dat er reeds veel succes mede heeft. In De Vrouw en haar Huis" stonden twee geïllus treerde artikelen, n verleden jaar over haar poppen, n dit jaar over haar nieuwe poppenmeubeltjes. Van de poppen geven wij hierbij een foto. Ze zijn geheel van linnen, kunnen in alle houdingen geplaatst worden en hebben alleraardigste origineele kleeding aan. Alle toiletjes, van de schoentjes tot de hoofdbedekking, bedenkt en maakt Bep Amesz zelf. Op haar laatste tentoon stelling te Haarlem was ook een hu moristische groep, een aangekleede berenfamilie, allerkoddigst, en voor kinderen reuzcnleuk" zooals ik om mij heen hoorde uitroepen. Ook de beren waren zelf gemaakt. Zulk een prestatie van een Nederlandsch meisje is werkelijk de vermelding waard. Verdere inlichting zal Bep Amesz, Bosch en Vaartstraat 2 Haarlem, zeker liefst zelf geven. E. M. R. Grand Hotel Fanckler HAARLEM -:- LE MEILLEUR RESTAURANT EN VILLE -:tiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiimiiiimmii HAGEROOS Zij staat vlak voor het raam van mijn studeerkamer aan de andere zijde van het pad. Twintig jaar geleden was het een enkel ijl twijgje, verscholen tusschen wortelopslag van een verloopen sering, zoo een,'die op den onvruchtbaren bodem niet meer bloeien wil en zijn achterstand tracht in te halen door uit den wortel maar altijd weer nieuw lot te ontwikkelen. Toen ik nu die sering opruimde, vond ik het roosje en dat heb ik dan toen verder ongemoeid gelaten. Waar het vandaan gekomen was, weet niemand, hoogst waarschijnlijk is het er gezaaid door de merels of door de pestvogels en dan mag het van geluk spreken, dat het 't nu zoover in de wereld heeft kunnen brengen. Meestal komt er in onze streken van de rozenzaailingen weinig terecht, ik heb ze al bij honderden in mijn tuin gehad, maar meestal sneuvelen ze in de droogte van den voorzomer. Deze hageroos dan, botanisch behoort zij eigenlijk tot de hondsroos-groep (Rosa canina) is na het verdwijnen van de sering aan den groei geraakt en maakt thans jaar in jaar uit nieuwe twijgen van allerlei soort, kleintjes voor den bloei en groote voor den groei, sommige uit den stam, andere uit den wortel, sommige lijnrecht een paar meter de hoogte in, andere sierlijk gekromd in cirkels en para bolen, tot ze met haar toppen den grond weer raken. Alle takken zijn bezet met stekels, groot en klein en in allerlei graad van krom ming en ieder keer krijg ik van bezoekers of huisgenooten den min of meer vriendelijken raad om te snoeien, maar ik doe het niet. Dan moeten ze liever maar wat uitkijken en beseffen dat daar een ongehinderde roos staat. Als de grond wat vruchtbaarder was, zou zij nog wel anders om zich heen grijpen. 1 Zij heeft nu nog veel groene bladeren en zal er wel wat door den winter heen halen. Binnenkort gaan ook de knoppen zich weer strekken, want net als haar buurvrouw de kamperfoelie, kent deze roos geen winterrust. Het ontluiken van de knoppen zelf is een van de mooiste gebeurtenissen van het voor jaar. De bloei begint tegenwoordig al in het eind van Mei, en dan is eenige weken lang de struik een koepel yan rose, frisschen bloesem. Voortdurend schuilen en rusten er de vogels en allerlei insecten komen en azen op blad of bloem. Maar de forsche struik kan het verdragen en als de bladwesplarven al eens een twijg kaal knagen, dan zendt hij getroost een paar nieuwe de ruimte in. Sommige knoppen worden in hun ontwikkeling gestuit en veranderen in mooie pluizige mossige, veelkleurige gallen, de bekende bedeguars, of in andere, die ho'utige massa's zijn met kleine stekclpuntjes. Ook op de bladeren zelf kunnen mooie galletjes komen en zoo is de struik den heelen zomer door niet alleen ontroerend schoon door zijn bloei, maar ook onderhoudend en bewonderenswaardig, door Pestvogel en Groenvink al het leven, dat hij aantrekt. Dan, in den herfst gaan de roode bottels kleuren en er ontluiken ook nog wel opnieuw eenige bloemen, die het uithouden tot No vember, maar met haar zachte te:re tinten vreemd aandoen te midden van de fel ge kleurde vruchten. 'In het eerst kijken de vogels er niet naar om; ze hebben genoeg aan de sappiger bessen van vlier en braam en kamperfoelie, taxus, meidoorn en hulst. De zaadetcrs houden ook nog eerst nalezing op de bouwlanden of profiteeren van de kostelijke onkruiden. Maar nu zijn die luilekkerlanden gaandeweg uitverkocht en op een inooien morgen verschijnen de groenvinken, die hier poseeren als de rechtmatige bezitters van de rozenhagen en rozestruiken. Ze plukken haar bottels,wringen ze met hun dikken snavel open, pluizen de kleine dopvruchtjes er uit en kraken die om de zaadjes te bereiken, waarmee ze zich voeden. Je muet al een heel geduldige stoere werker zijn, om zoo aan den kost te komen, inaandic groenvinken hebbjn het er voor over. Als ze zoo noest aan 't werk zijn, kunnen we ze meteen eens goed bewonderen om hun aardigen v'mkenvorm,den dikken vleeschklcurigensnavelen de felle gele en zwarte partijtjes op vleugel en staart, die het effen groengrijze kleed zoo aardig verlevendigen. Intusschen maakt hij een leelijke uitzon dering op den nog al plezierigen regel, dat een vogel de plant, die hem zijn voedsel verschaft, zelf uitzaait Hij morse wel wat en gaat ook wel eens met zijn bottel op een an deren boom of struik zitten, ma;.r ik denk niet, dat dit vee! helpt. Gelukkig is er concurrentie en wel van dik wijls zeer onverwachte zijde. Ik geloof wel, dat ik van deze bijzondere rozestruik zoovee! houd, omdat ik er nu al tien jaar achtereen iederen winter de pestvogels op te zien krijg. Deze week alweer een tweetal en gekker con trast is er niet dan die dikke gewone, een voudige boerschc grosnvink en de ongeloof lijk mooie, vreemdsoortige pestvogels niet hun. lieve geluidjes, zachte manieren en fijne kleuren. De hoofdkleur is mooi roodbruin, zoo is ook de hooge_kuif-,' maar er gaat een zwarte streep door het oog en ook de keel is zwart. De donkere slagpennen hebben geel en witte zoomen en aan de witte uiteinden van de kleine slagpennen zitten fel roode aanhangseltjes, die ook kunnen voorkomen aan den breeden gelen staartzoom. Wij mogen deze vogels, die in de poolstreken broeden, nu wel beschouwen als regelmatige wintergasten, al ziet men ze den cenen winter meer dan den anderen. Ditmaal schijnen er nog al veel te zijn, want ik krijg er veel be richten over. Die pestvogels gaan met de rozebottels wel wat anders om dan de groenvinken. Ze slikken ze stuksgewijze in, want 't is hun niet om de zaden maar om het roode sappig omhulsel te doen en als ze verder trekken, dan strooien ze de onverteerde zaadjes wijd en zijd. De merels doen dat ook en dat zijn dan bij ons wel de meest werkzame rozenzaaiers. Er schijnen dezen winter nog meer merels te zijn dan gewoonlijk en ze vechten met elkaar om een plaatsje. Zoolang het niet vriest, zoe ken ze haar voedsel vooral op den grond, maar daalt de temperatuur weer onder nul, dan zijn spoedig alle bottels van mijn roos ver dwenen en de groenvink moet dan maar zien, dat hij elders nog wat vindt. JAC. P. T n i J s s E miiiiiiiiiiiimiiiiiMMiiiiiiiimiiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiifi l N.V. Koninklijke Kweekerij \ UMOERHEIM"! ! te DEDEMSVAART | l levert boven 10 Gulden \ f FRANCO | | station van Bestemming. f

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl