De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 26 november pagina 7

26 november 1921 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

26 Nov. '21. _ No. 2318 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOft N ED ERL A N D TENTOONSTELLING HET PORT-R E T" (Kunsthandel Goudstikker) Lucas_van_Leyden. Portretje. * Men kan vanrniemand verlangen, dat hij in tachtig exemplaren een volledig overzicht geeft van de portretschilderkunst van Lucas vanLeyden tot en met Le Fauconnier. Waartoe echter een goed gesorteerde kunsthandel met medewerking van eenige particulieren op dit gebied in staat is, dat bewijzen de heeren Goudstikker glansrijk. Lucas' portretje al leen is bijna een unicum. Er zijn eenige zeer goede Italianen, vele zeventiende-eeuwsche Hollanders van uitmuntende kwaliteit; achttiende-eeuwsche Engelschen en Franschen en weinige maar merkwaardige specimens van de potretschilderkunst van 1800. De verschil len zijn, uit den aard der zaak, onder de mo dernen het grootst. Monnickendam sluit zich ?met een vroeg, uitmuntend portret van den heer J. Goudstikker de handen verdienen «en afzonderlijke vermelding nog aan de :zeventiende-eeuwers aan. Breitner vertoont in de schetsmatige beeltenis van een klein meisje Fransche tiistinctie; Joseph Israëls in 'het bekende weemoedige zelfportret met den David en Saul een eigen zoekende en tas tende techniek; van Gogh is fel, hevig, kleur rijk, Manet verfijnd; Isaac Israëls en Jan Key. Portret van Prins Willem I. Sluyters zoeken in raffinement van kleur een moderniteit die het object verraadt; Le Fauconnier gaat in een poging, naar stijl en met een schuchter coloriet op primitieve voorbeelden terug. Ge voelt de portretteerkunst naar allerlei richtingen uiteenvallen; overmaat van individualiteit in visie en fac tuur. Veel anders gaf de zeventiende eeuw in Hol land. Persoonlijkheden genoeg en kwali teiten te over, maar een gemeenschappelijke technische basis; de ondergrond van een voortreffelijk aangeleerd métier; artiesten zeker, maar vakmenschen niet minder, kunst en handwerk vereenigd en het handwerk nog respectabel als de kunst in het gedrang komt. Lucas' portretje vertegenwoordigt een vroegere periode. Het is geen typisch staal ervan; beter in zijn tijd staat Conrad van Creuznach met zijn in alles even zorgvuldig doorgevoerd miniatuur-achtig . portret-inlandschap. Maar Lucas is hier zijn tijd vooruit. Hij versmaadt in dit fijne, coloristisch-deUcate, diep doordringende, eenyoudig-geschilderde portretje alle praal en sierlijkheid; het is een der eerste afbeeldingen van den mensch Terborg. Vrouwenportret. Adriaan Brouwer. Portret. Breitner. Meisjesportret. Martin Monnickendam. Po tret v. d. heer Goudstikker. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMMIIMIIIIIIMItllllll Jlllllllllllllllll J OELOF pITROEN KALVERSTRAAT 1 Amsterdam OPGERICHT 185O TELEFOON 658 N. DEN HAAG - PLAATS 23 firma M. J. 60UDSMIT PAARLPN, BRILLANTEN Goud, Zilver en Horloges en Uitsluitend eerste kwaliteit om den'menschMn zijn soberheid, zoo aangrij pend dat ge er telkens op terug komt. Een zeldzaam portret van Prins Willem I door Adriaen Thomas Key, die eenige tientallen jaren later werkt, heeft minder charme, maar met den Lucas van Leyden de diepe ernst en de niets gering achtende en nietsontziende scherpte van observatie gemeen. 'De heeren Goudstikker gaven deze beide portretten terecht een afzonderlijke plaats. Zij leiden een tijdvak in waarin de kunst van het portret ver boven hun primitieve aanschouwing, zelden boven hun eenvoudige en volmaakte toewijding uitgaat. Onder de zeventien de-eeuwsche portretten zijn talrijke voortreffelijke ook van vroeger bekend. Hun schoonheid is van een ons meer vertrouwde orde: de zachte contouren van een buitengewoon sprekend vrouwenpor tret door van Ravesteijn, de stille ingetogen heid van een vrouwtje van Terborg; de felle hartstocht besloten in een centimeters groote tronie van Adriaen Brouwer; de burgerlijke zelfgenoegzaamheid in een onverbeterlijkgeschilderd portret van Verspronck En het prouveert voor den 18e eeuwschen Raeburn, dat hij, na al dat moois, met een portretvan heel andere kijk en voordracht, nog boeit. Een interessante, veelzijdige tentoonstelling/ H. IIHIIIIItllllllllllllIlIlllllilillllllliillllllllIlilllllllllllllllllllllllllllllllllllll Boekenveiling De firma Burgersdijk en Niermans, Lei den, kondigt eene veiling aan, die belang rijke juridische en geschiedkundige werken bevat, gedeeltelijk afkomstig uit de verzame ling van wijlen prof. Mr. Fockema Andreae. Nieuwe Boeken Van Holkema en Warendorf te Amsterdam bezorgden een nieuwe uitgave van De Die renwereld in woord en beeld, 'tekst van E. H e i m a n s en origineele foto's van A u g. F. W. V o g t. De honderd foto's zijn bui tengewoon fraai; de tekst vult deze af beeldingen goed aan en vertelt verder wetens waardigheden omtrent onze Artisbewoners. Een derde druk van de Navolging van Boeddha, aanhalingen uit de Boeddhistische letterkunde voor eiken dag van het jaar, bijeen gebracht door E r n e s t M. Bonden, met een voorwoord van Sir E d w i n A r n o l d, verscheen bij de uitgeversmaatschappij De Waelburgh" te Blaricum. De vertaling, naar de vierde herziene uitgave,is van Fe l i x Or 11. N. V. A. W. Segboer's uitgeversmaat schappij opent een Ik wü"-serie met Ik wil mij bekwamen voor chauffeur. Vijf hoofd stukken heeft deze brochure : schema van den automobiel; de motor; de onderdeelen van den motor; de o\erige onderdeelen en het rijden. J. H. W. v. d. M e u l e n schreef voor proefvliegtuigenbouwers en voor hen, die het willen worden, een handleiding voor het samenstellen van proefvliegtuigen. De firma Ahrend & Zoon te Amsterdam brengt het boekje in den handel. Bij JE. E. Kluver zag een derde druk van het lees- en prentenboek Janneman, door D. van der M u e I e n, met illustratief, van Louis R a e m a e k e r s, het licht. AUTOBANDEN Time to Re-tire? (Buy Schitterende Kwaliteiten Lage Prijzen - Alom verkrijgbaar VOOR NEDERLAND STADSSCHOUWBURG. La maison de l'Oeuvre: Le Cocumagnifique de Fern. Crommelynck. Van de vreemde kunstenaars, die vór den oorlog ons voor uitheemsche kunst ontvankelijk land plachten te bezoeken, was er geen misschien zoo algemeen, zó, laat ik mogen zeggen, huiselijk bemind als LugnéPoe. Franschman, toegewijd aan alles wat zich van het Boulevard-tooneel onder scheidde, doch niet minder open en bereid voor de cultuur der Germaansche landen, beschouwden wij hem bijna als een der onzen. En toen hij, na lange en bittere af wezigheid, daar weder stond op het tooneel van den Amsterdamschen Schouwburg en vór den aanvang van het spel een oogenblik naar voren trad als mensch, om de oude bekenden in gedachten de hand te drukken, toen vervulde hij daarmede een behoefte van zijn hart zoowel als van het onze. Je n'ai pas changé", zei hij; de avond zou het bevestigen, niets ging verloren, en als altijd zou het samenzijn leiden tot een gewonnen pleit. Och, bij deze verstandhouding, als onder vrienden, die eikaars deugden en gebreken gelijkelijk waardecren, bleek altijd " """"" """" """ '"! " "'"" '"" ' i ??' n .". , i, .?, ,..., JHIMI, .nu alles mogelijk.Met modelvertooningen" kwam LugnéPoe eigenlijk nooit, niet eens opvallend met zijn beste beentje vór; het gebaar: nu zal ik u eens toonen wat Frankrijk, wat Ia Maison de POeuvre" vermag, lag hem ver, en wanneer hij in een stuk de mannelijke hoofdrol zelf vervulde, dan wist hij zijn Joannes Rosmer", zijn Maitre Solnesz", zijn monsieur Lépic" met overleg op den achtergrond te houden, als wilde hij ons herinneren: vanavond is het u en mij te doen om de Rebecca" van La Duse, om het gelukkig optreden uwer begaafde landgenoote Marie Kalff, om den aandoenlijken ,,Poil de Carolte" van mijn lieve vrouw, Susanne Desprès, bekommeren wij ons niet te zeer om de rest. En met uitzondering van hemzelf, van wiens spel wij, in weerwil dezer bescheiden beginselen, immer een gaven indruk behielden, Het dan gemeenlijk deze rest" ook wel een en ander te wenschen; de geschiedenis der Péléas et Mclisande"vertooning indertijd te Rotterdam, begint als een anecdote, Lugnédie, zonder een stuk officieel decor, op het laatste oogenblik van lappen en kisten het Kasteel" in. elkaar flanste,.... doch zij eindigt in een lofz ng aan den kunstenaar.welke met deze middelen en den gerenommeerden Franschen slag, kans zag de broze innigheid van Maeterlinck's jong werk te brengen over een vreemd publiek. Toen het gordijn opging voor Le Cocu magnifique" werden we ook daaraan her innerd. Geen stuk decor niets van den Vlaamschen molen, waarin de drie bedrijven behooren te spelen, geen idee van het uit bundig landschap langs de Leije, geen spoor van Thijl Uilenspiegel, van Breughel noch Pallieter.... En hier leek het negatief wel hachelijk. Want hoe noodzakelijk docht het ons den toeschouwers ook door middel der tooneelinrichting dit werk op een afstand voor te houden, hen onmiddellijk te doen gevoelen: dit is een legende, een Vlaamsche legende, half moraliteit", half clute", ze zit vast aan den grond waarop Cyriel Buysse's boeren vrijen en vechten, en de nonnen als heiligen in haar deurtje staan; en ze werd geschreven door een kunstenaar, die bij de poesjenellen is opgevoed. De auteur veftuimde niets te onzer oriënteering: gelijk de heilige Franciscus van Assi?i zit Stella, de jonge vrouw van den dorps-poëet, tusschen haar bloemen en vogels en praat hun taal; de klerk Estrugo is een poesjenel", die geen twijfel laat, en hoe karakteristiek is de wensen van het Vlaamsen vrouwtje om haar geliefden man te tooien met une cravatte rouge". We zien ze terstond: la jeunesse dorée" van Rousselaere of daarom trent, de zinnelijke jongens met hun Zondagsch hoedje, waaronder de begeerte broeit, en hun vuurrood dasje van plompen toreador. Op het tooneel echter broeide niets, daar zat alleen de klerk om ons te herinneren dat hier geen realiteit bedoeld kon zijn; LugnéPoe, als Brunot, het dichterlijk dorps-factotum, niet jong genoeg voor de rol en te nobel van geluid, had niet getracht naar eenig uiterlijk kenmerk voor dit uitge sproken West-Vlaamsch genie; van den verleidelijken vasten-avond, Ia Kerrresse au loin.... was nauwelijks een aanduiding, h;t spel in de bijrollen, en zelfs in een hoofdrol, beneden het middelmatige. En niettegen staande al dsze, voor Crommelynck's visionnair werk onbetwistbare tekorten, kunnen we niet anders zeggen dan dat we van een kranig stuk een kranige vertooning hebben bijgewoond. Hoe? dat blijft, als altijd, het geheim van LugnéPoe, waarvan wij de ondoorgrondelijkheid zelden sterker hebben PLQIN9EINCJRT. 711 ^ 713 LUGNÉPOE gevoeld dan in het derde bedrijf toen, met behulp van anderhalf masker, een paar mandolines en een streep geel licht, de lugubre zotternij haar schaduw, als van een vervaarlijk grimas, wierp over de zaal. Ongetwijfeld, dit moet, behalve een hoogst dichterlijk ook een krachtig werk zijn. Wat enkele jaren geleden niet Emants' Minne brieven" (N. V. Het Tooneel), een Nederlandsch stuk dat uit dezelfde grondstoffen is opgetrokken als dit Vlaamsche, niet mogelijk bleek: de idee te verlossen uit een nuchtere, en vaak stuitende realiteit, dat gelukte hier onder de ongunstigste omstandigheden. Wij zullen ons wel wach ten dezen Brunot", gelijk Emants' pro fessor", die minnebrieven aan zijn eigen vrouw schrijft om haar op de proef te stel len en zijn ijverzucht" te bevredigen, een geval" te noemen, een ziekte-geval. Brunot draagt het leed van den hartstocht als Atlas de wereld, hij is in zijn primitieven vorm misschien het meest geraffineerd symbool, dat sinds Othello op de planken verscheen. Is dit leed, dat wanstaltig uitgroeit, omdat het nergens eindigen kan, in zijn wezen tragisch? Alleen voor zoover alle passie, we moeten ons hier bepalen tot de Gal lische amour", alle onbeheerschtheid, tragisch is. Crommelynck noemde zijn Cocu magnifique" een farce", en toonde zich, Fransen-schrijvend Vlaming, met deze ge zonde qualificatie een kind van tweeërlei ras, erkennend als wij, noordelijken, dit leed als een pijn, zonder het nochtans, als b.v. Barbusse, te verheffen tot een smart. En dat hij het aldus kon beschouwen, in het licht van een lachenden lentedag, in den rossen gloed van een vastenavondgrap, onwaarschijnlijk, en boven de menschelijke afmetingen, maakt dat wij het in zijn brutali teit aanvaarden, oneindig liever dan Professor's schunnige minnebrieven" in Emants' atmosfeer van jours en tea's, en het evenwicht tusschen de erotische kwellingen en de smart van het mensch-zijn, in de wonderbaarlijke combinatie: cocu-magnifique", volkomen ge troffen gevoelen. Een kunstenaar schreef dit werk voor kunstenaars, in den ruimsten zin; voor hen, die aan hun verbeelding lijden, voor wie het vermoeden" erger, veelzijdiger, is dan het «rgste weten", de slag inderdaad genadig", want bevrijdend. Niets is in de werkelijkheid ooit zoo hevig als wij het ons voorsteMen, de zekerheid, welke ook, die ons in n omsloten realiteit vangt, is mild vergeleken bij den twijfel, waartoe dag en nacht alle deuren openstaan. Brunot is een half-kunstenaar, een rede rijker, een onbeheerscht droomer. Zijn passie voor Stella, zijn jonge, schoone vrouw, vindt geen verheffing in de loos opwindende occupaties van zijn dichterlijken geest terwijl hij aan zijn klerk de minnebrieven dicteert, welke hem door de verliefde, doch weinig geletterde jongelingschap uit den omtrek, tegen betaling worden besteld". Zijn liefde blijft onder deze omstandigheden primitief, als van een dier, en welsprekend boven zijn krachten : Je la porte en mon cocur comme Ie kangourou ses petits dans la poche de son ventre". Op den duur niet voldoende geprikkeld door het bezit alleen, moet hij, als Kandaulus tegenover Gyges, pronken met zijn geluk tegenover het geheele dorp, zijn eigen gevoelens voeden met de ijver zucht van andere mannen, voor wie zij niet minder begeerlijk blijkt dan voor hem. Speelbal van het oogenblik, overschrijdt hij daarbij telkens de grenzen, die het echte lijk slaapvertrek stelt, en op een dag ziet hij in de oogen van Stella's neef Petrus, een zeeman, juist van de reis teruggekeerd, in n omfloersden glimp, het beeld.... dat hij daar in zijn brooddronkenheid zelf net zoo lang had vórgedraaid tot het vatte. Dan keert de kans zich tegen den over moedige, dan is de ordinaire zuster der ordinaire liefde in hem geboren, de jaloezie, die, niet uit het hart maar uit de zinnen voortgekomen, stijgen noch zich verdiepen kan,maar zichuitzet, zwelt en groteske vormen aanneemt, als het deeg in den heetgestookten oven. Thans moet het ergste" geschieden om hem van het nóg ergere (de verbeelding) te verlossen; hij eischt een eisch die weerzinwekkend zou zijn wanneer wij Brunot als een wezenlijk mensch beschouwden dat Stella en Petrus zich in haar kamer zullen afzonderen. Tu es servi" zegt Petrus wanneer hij met Stella van de exe cutie terugkeert, en deze onbevangenheid werkt op den armen Brunot als olie op het vuur. Zij hebben de gelegenheid niet aange grepen. Petrus was het dus niet.... de held harer droomen.... wie dan wel? Het gansche dorp moet eindelijk de revue passee ren om.... de dichterlijke verbeelding terug te brengen tot haar normale proporties. Vergeefs. Ontembaar blijkt deze te koop gedragen burgerman's fantasie. Beklagens waardig, lachverwekkend, magnifique" blijft Ie Cocu". De kleine Stella kent de Liefde. Zij droomt haar jonge droomen, maar altijd is het weer haar beste Brunot, die bij het ontwaken naast haar ligt. Slechts wanneer hij haar een nacht alleen moet laten au milieu du grand lit", geraakt zij met zichzelve in verlegenheid, zij weet dan niet recht waarvan zij heeft gedroomd" terwijl zij den dag verbeidde, die hem haar terugbrengen zal. Zooals zij zijn rederijkerspoëzie voor de echte" houdt, zoo gelooft zij in zijn liefde, zoo begrijpt zij ook zijn ijverzucht als een uitvloeisel daarvan: une jalocsie de coeur. Al moet zij dan, om haar man van den twijfel te genezen", alle man nen van het dorp beurt om beurt ter wille zijn, dit kan voor haar, die zich gebonden weet aan den nen man, we4ke haar maakte tot Vrouw, niet veel anders dan een heilige missie beteekenen; ondoorgrondelijk als de kus waarmede de middeleeuwsche Jonkvrouw den melaatschen ridder genas". Voor Stella omvat Brunot's eisch, hoe bezwaarlijk deze ook in de praktijk moge blijken, de schoonsten aller mannelijke gevoelens, zijn dolle ijver zucht houdt haar in het middelpunt van zijn leven, en dit is het eenige wat een vrouw feitelijk begeert en waarvoor zij het oogenschijnlijk onmenschelijkste verdraagt. Het dorp mag haar beschimpen, de ossendrijver", verontwaardigd over het gedrag van den razenden minnaar, voor n oogenblik deze liefde-voor-den-eerste lokken uit het veilig huis harer innigste overtuiging, haar diepste wezen blijft onaangetast voor hém; zij, die alles gaf, heeft niets meer te geven over, de ossendrijver mag haar nemen, haar ont nemen kan niemand meer iets. Mais puisque je n'ai p u guérir Brunot, même au prix de mon paradis, je n'essaierai plus. Le pre mier sot qui approche avec son sourirc, a mon tour, je Ie chatierai." Subliem zijn de woorden, welke de kleine Stella op den drempel van haar huis spreekt tot den ossendrijver, Ie premier sot, dien zij thans, nu zij begrepen heeft dat de poëzie" van haar man slechts rijmelarij was, zijn ziekte" ongeneeslijk, zijn liefde": de liefde die doodt wil volgen naar zijn hut. Woorden, in schijn tot den ossendrijver gericht, in waarheid bestemd voor den man, die haar lichaam uitdrijft, doch.... al het overige behoudt, haar eenigen Brunot: Prometsmoi, jure-moi, que je pourrai te demeurer fidele." Als legde zij den eed op het altaar af, zówaar, zoo waardig, sprak Madame Regina Camier dit afscheidswoord van den Dichter, die in zijn Stella" voor de Griseldis der liefde, voor de Vrouw, gelijk zij geschapen werd, een schoon monument heeft opgericht. Als la donna adultcra", van Tintoretto stond zij daar tusschen de mannen, naakt in den mantel van den ossendrijver, on schendbaar. Met een minder fijne vrouw in deze rol, zou het stuk niet te spelen zijn. Maar behalve dit, als van een ree-tje fijn in haar wezen, was ook het spel van Madame Camier van zulk een tecdere levendigheid, zoo warm en blank, dat Brunot's vergelijking met doorglocid albast ons bijbleef als het ware woord voor de geheele conceptie. En prachtig was LugnéPoe, al bracht hij er dan het uiterlijk niet voor mee, in de verschrik kelijk gecompliceerde rol van Ie Cocu". Een brok tooneel-analyse, al maar op de grens tusschen het tragisch symbool en de ridicule gestalte, voortdurend in evenwicht, groot, ondanks de wemeling der fijne détails, irreëel, farce. Ik moet mij de voldoening uit deze tooneel-schepping nog een en ander op te halen ontzeggen, het stuk, dat voor ons geheel nieuw was, nam alle ruimte in beslag. Zoowel om zijn diepgang, als om den klaren bouw, om den overvloed van lieve, frissche lyriek, mogen we het met de Vla mingen betreuren, dat Fcrnand Crommelynck Groot-Nederland afvallig werd. TOP N A E F F IPAOOX lllllllflll IIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII LCVCCT W./Vt»LA*C»l»m»K«*TtM T'JW AU.C MeWTC«MST»UCTICS : ?: - AtX LAMDMUIZCM /CMOOLCtBOUVEN JACHTHUIZEN ZIEKENHUIZEN INLICHTINCEN PP AAMVPAAC ,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl