De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 26 november pagina 8

26 november 1921 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR 'N.EDE.RLAND 26 Nov. '21. - No. 23)3 t, i. ! F. DE SINCLAIR (A, H. van der Feen.) i Leugens. Amsterdam z.j. Van Holkema en Warendorf. ? Tóen ik ifi dit nieuwe boek van De Sinclair begonnen was, een half uur nadat het me was toegezonden (deze toevoeging is bedoeld als een critische opmerking over het werk yan De Sinclair in het algemeen), zat ik eventjes verwonderd te kijken. En ik dacht bang: zou hij ernstig geworden zijn? Want de roman begint met een, in zijn soort niet onver dienstelijke, beschrijving van een tuin in Januari, gevolgd door een gesprek van een jonge vrouw en haar zwager, die tuberculeus Is. Het schijnt een gewone" roman te zullen worden, ook nog na het eerste onderhoud van Dr. Gideon Tertolen (ook al zoo'n naam voor een serieuzen roman) en zijn vrouw. Maar als we daar doorheen zijn, komt de echte De Sin clair weer voor den dag; er verschijnt een heele drom personen, die allemaal fijntjes in hun lachwekkend laten en doen getypeerd worden, ook, en dit maakt het boek tot heel goede humoristische kunst, waar zij zich met en tegenover elkander uitleven. Juist dit laatste mist men in sommige latere werken van De Sinclair, in Het noodlot van Lucas Absdale bijvoorbeeld. Ook is in dit nieuwe verhaal de humor zachter getint en van inni ger aard dan vaak bij den schrijver het geval was; die geest is zoo, dat zelfs een ongeneeslijk-zieke jonge man in het humoristisch ver band kon worden opgenomen. Deze beheersching is zeker een groote verdienste, en dit werk behoort dan ook stellig tot het beste, dat De Sinclair schreef, ook al zou men het standpunt van Dr. Tertolen, om de samen leving op een leugenachtige manier tegen te treden, nadat hij het eerst tevergeefs met de waarheid heeft geprobeerd, wat minder vooropgezet wenschen. MARIE SCHMITZ. Het duurzame geluk. I. De schoone zekerheid. 11. Naar nieuwen opgang. Rotterdam 1920. Nijgh en Van Ditmar's Uitgeversmij. De lezing van dezen dubbel-roman heeft mij een beetje triestig gemaakt. Niet omdat het boek op zich-zelf zoo somber zou zijn, maar omdat ik mij tijdens de lezing telkens moest afvragen:,,Waarom werd dit boek eigen lijk geschreven? Waarom werd zooveel moeite volle arbeid, zooveel geduld, zooveel toewijding en inspanning besteed aan dit lange, lange verhaal?" Want met ernst is dit boek we! geschreven. En het werd opgesteld in een overwogen, beheerschte taal, nergens verheven, nergens plat, overal in overeenstemming met het onderwerp. Maar dat onderwerp Ik weet wel, dat het onderwerp nog nooit de waarde van een kunstwerk heeft bepaald en dat het dat ook nooit zal kunnen doen. Zoodra een boek om het onderwerp waarde krijgt, is die waarde een andere dan een zuiver-litteraire. Maar dat Marie Schmitz van haar onder werp niet iets boeiends, iets interessants, iets ontroerends heeft weten te maken, is zeker. Zij heeft, voor mijn gevoel, het onder werp dat zij koos, verkeerd behandeld, want het boek boeit en ontroert mij nergens. Zij beschrijft een aantal menschen, en daaronder twee in het bijzonder, wier levensbeschouwing, wier manier van doen, wier levensuitingen in het algemeen mij totaal onverschillig laten. Dat komt, doordat de schrijfster nergens door de grove stoffelijkheidvan de Ie vensuitingen dier personen heen gedrongen is,nergens het mystie ke element van aller gemeenschappelijk leven heeft aangetoond. Zij heeft het wel geprobeerd, maar het is haar volkomen mislukt. Direct logisch hiermee samenhangend is, dat de figuur van den letterkundige, die ons als een van de hoofdpersonen wordt voorgesteld, .goed is zoolang hij, in zijn uitingen, als een gewoon mensch optreedt: in zijn gesprekken, zijn liefde, zijn materieele beslommeringen. Als ik zeg goed", bedoel ik dit natuurlijk relatief; in hooger-artistieken zin gaat het doen en laten van dezen kunstangehauchten. jongen man mij even weinig aan als het per soonlijke leven van den eersten voorbijganger den besten. Maar volstrekt fout wordt deze man, als hij een kunstenaar moet verbeelden. Hier manifesteert zich duidelijk de onmacht van de schrijfster. Immers, om de figuur die, zij wilde voorstellen, voor ons aannemelijk t maken als kunstenaar, was het wel in de eerste plaats noödig geweest, dat zij het mystieke bestanddeel in de kunstenaarsziel voelbaar had gemaakt. En dit is nergens het geval; deze Lukas had in plaats van letterkun dige evengoed metselaar kunnen zijn, zonder dat zijn gemoedsleven anders zou behoeven te zijn dan nu. In zijn soort, d.i. in de beperktheid van het realistische beschrijven der dingen, heeft het boek inmiddels veel verdienstelijks. De typeering van hoofd- en bijpersonen, zoowel op zich-zelf als in hun zich-uitleven tegenover eikander, is heel vaak volgens de waarheid. Men noemt zulke boeken meestal knap," en dat woord is ook voor dezen roman een passend predicaat, al heeft Marie Schmitz niet de geraffineerde techniek van sommige vrouwelijke collega's tot haar beschikking. Nog niet, tenminste. Maar als zij zich oefent, zal zij die betrekkelijke volmaaktheid wel bereiken. Want wij leven weer in de dagen van kunst door oefening. Ieder, die over een behoorlijk quantum menschenkennis en een draaglijken stijl beschikt, kan romans leeren schrijven, zooals ze tegenwoordig door de critiek vrij algemeen geaccepteerd worden. En waarom zou men de ontleding van een ziel niet evengoed kunnen leeren als die van een lichaam? Ik zie het verschil niet! HERMAN BANG. De vier duivels. (Ver taling van Alice van Nahuys). Amster dam z.j. Van Holkema en Warendorf. De vier duivels",heb ik jaren geleden gezien in de bioscoop. Het was een film, die een heel eind boven de gewone trilprenten-malligheid uitging. Ik las nu kort geleden den kleinen roman, waarnaar die flim bewerkt was, in he-t uitmuntende Nederlandsen van Alice van Nahuys. Het is wel waar, dat het verhaal erg geschikt was om verfilmd te worden. Veel uiterlijk dramatisch effect, veel sensatie, en aan het slot de val van de beide acrobaten uit den nok van het circus.... Toch is in dezen kleinen roman het sensationeele opgevoerd tot kunst, het sentimenteele verinnigd tot werkelijke tragiek. De woorden van den liefdewals, die bij de verrichtingen van de acrobaten wordt ge speeld: Amour, amour, oh, bel oiseau, chante, chante, chante toujours zijn meteen het motief, waarop het heele romannetje werd gecomponeerd, het zachtaandoenlijke, week-beminnelijke verhaaltje, dat als een sprookje een indruk van weemoed en teerheid achterlaat. HERMAN MIDDENDORP iiiimiilliiiiiniHiiiilililii II IIIIIIIIIIIIMIIII Op den Economischen Uitkijk De Mark De journalist, die van dag tot dag" zijn kantteekeningen plaatst bij de wereldgebeur tenissen, is in minder moeilijke positie dan hij, die eenmaal in de veertien dagen te zeggen heeft wat hij op den economischen uitkijk" is gewaar geworden, want het beeld der din gen om ons heen is zoo sterk wisselend, dat men er nooit zeker van is of het aspect zich niet reeds weer heeft gewijzigd, zoodra gij uw kopy aan de redactie van de Groene" hebt toegezonden. Deze verzuchting moest mij van het hart, omdat ik ditmaal iets in het midden wou brengen over de ontstellende economische moeilijkheden, waarin Duitschland verkeert. Huize J. ZOMEIDI1K BUSSINK riiiljmÏMiilNiüil.ZriÉflMN!Ii5. Restaurant a la carte Lunch,Afternoon-te'a.Diners en Soupers Dagelijks muziek door het Huls-orkest HET VERVAL DER COMMUNISTISCHE PARTIJ Teekenlng voor de Amsterdammer" van Oeorge van Raandonck IIIIIIIIIIIIIII3IIIIIIIIIII En nu weet ik wel, dat die moeilijkheden waar lijk niet verdwenen zullen zijn in de tijdruimte tusschen het neerschrijven en het drukken van mijn beschouwingen, maar het kan wel zijn dat de catastrophe", die velen zien aanko men en die toch ook waarlijk niet uitblijven kan, deze beschouwingen achterhaalt. Men kan zeggen dat meer dan iets anders de economische toestand v*an Duitschland de algemeene aandacht i'n heel de wereld tot zich trekt en deze belangstelling is door de scherpe koers-daling van den mark nog inten ser geworden dan' zij reeds was. Sterk en levendig wordt in steeds breeder kringen het besef, dat, als Duitschland valt, dit rijk in zijn val anderen meesleept en dat dus ook het belang dier anderen gemoeid is bij pogingen om dien val te verhoeden. Maar van die po gingen ontwaren wij buiten Duitschland niet veel. Wel wordt daarover gesproken, maar met woorden komt men niet verder en daden laten zich wachten, terwijl juist de toestand zoo kritiek is, dat in wachten een groot ge vaar is gelegen.... De dalende mark.... er zijn zoowaar nog lieden, die daarin een profijt zien voor het land, dat metterdaad zoo zwaar wordt ge teisterd door eene, vroeger als volstrekt on denkbaar verworpen waardedaling van zijn munt. Duitschland met zijn goedkoop geld", zoo redeneeren zij, kan toch maar goed koop produceeren en dus veel uitvoeren, im mers prachtig concurreeren. Ziet maar eens, zoo zeggen zij, hoeveel fabrieksgoederen Duitschland niet hier bij ons op de markt gooit en tot welke prijzen! Het is (zoo ver klaren zij met verkeerd gebruik van het woord) een volslagen dumping van onze Nederlandsche nijverheid ! Natuurlijk loochen ik niet het overbekende en vaststaande feit, dat velerlei Duitsch fabrikaat hier wordt aangeboden en van de hand gezet tot prijzen ver beneden die, waar voor deze goederen in Holland kunnen worden gemaakt. Maar wat ik hier wil aanvoeren en dit feit stelt die geduchte Duitsche concur rentie ten onzent in een geheel ander licht is, dat Duitschland over de negen eerste maan den van dit jaar er geen kans toe zag meer dan 1/10 van heel zijn voortbrenging te plaatsen op buitenlandsche markten, terwijl dit rijk vroeger, voor den oorlog, 46 %, das weinig minder dan de helft zijner productie uitvoerde. Inderdaad werpt in.i. dit feit een geheel ander licht op onze klachten over de Duitsche con currentie. Op zichzelf zijn die klachten daar om niet minder gegrond; klaarblijkelijk is ons land een van die, waar Duitschland nog wel wat van zijn fabrikaat weet te plaatsen (hoewel natuurlijk dit voor onswellicht belang rijk quantum geen rol van betcekenis speelt voor het groot geheel der Duitsche productie). Maar wij moeten ons niet door den schijn laten misleiden en niet uit onze beperkte ervaring de slotsom trekken dat dit, met zijn lage marken zoo goedkoop voortbrengend Duitschland dus zeker wel in dezen tijd en stellig meer dan voorheen op een sterken export zal weten te wijzen. Van bijna de helft in vroeger jaren is het aandeel der uitvoeren in de productie op n tiende gedaald. Niette genstaande dat goedkoope geld" vindt dit Rijk niet dan met moeite over de grenzen af nemers voor wat het kan aanbieden. Waarom ? Omdat het oude woord van Bastiat blijft gelden: les produits s'échangent contre les produits", goederen worden tegen goederen geruild (waarbij men het woord goederen" moet nemen in den ruimen zin van alles, wat het eene land aan het andere in betaling kan geven.) Er kan geen blijvende wanverhouding zijn tusschen invoer en uitvoer. Een land kan niet duurzaam van andere landen koopen, tenzij het aan die (of aan andere) landen ver koopt. En het kan den uitvoer niet handhaven, indien het voor betaling van invoer te arm wordt, want het is genoodzaakt zoo iets als ,een handelsbalans" aan te houden en kan met een onderbalans" niet blijven bestaan. Duitschland nam (ik beroep mij op cijfers, meegedeeld door het lid van den Duitschen Rijksdag, Gothein) vroeger ongeveer 17%, dus zoowat 1,8 van den geheelen wereld-uitvoer imiHiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiïiiiiiiiiiHiiin uiiitii IIIIIIIMI Illllllllllllllllllllll Illllllllllllllllll SAMïNVOEGING VAN GOOISCHE GEMEENTEN Toen den l Mei 1917 Burgemeester Mr. H. Th. 's Jacob in een feestrede het feit her dacht, dat 100 jaren geleden Bussum werd gescheiden van Naarden, om als zelfstandige gemeente een nieuwe toekomst tegemoet te gaan, sprak hij o.a. deze woorden: Kon een moeder-gemeente even gemakkelijk voor een afgedwaalde dochter de armen weer openen, gelijk de vader uit de gelijkenis dit doet tegenover den verloren zoon, dan zou ik u voorstellen te belijden dat Bussum, met name zij, die als de geestelijke vaders der afscheiding moeten aangemerkt worden, wat wild en ondoordacht te werk gingen." En dan luidde het verder: Indien Bussum en Naarden weder tezamen werden gebracht, zouden deze als n geheel een bijzonder krachige gemeente vormen." Deze woorden hebben blijkbaar weer klank gevonden bij de Regeering, getuige het ontwerp van wet, waarbij Naarden en Bussum met ingang van l Januari 1922 wederom tot ne gemeente vereenigd worden. Ik zeg wederom, want van ouds spanden Schout en. Schepenen van Naarden de vier schaar in Klein- of Laag Bussem (aldus ge noemd in tegenstelling met een tweede ge hucht Oud- of Hoog Bussem, hetwelk bestond uit een paar aanzienlijke landhuizen met eenige bijbehoorende kleine woningen), dat, volgens Van Ollefen, in 1795 uit slechts 47 huizen, beter gezegd huisjes, bestond en nog geen 200 inwoners telde. Den 6 Mei 1817 werd het contract vast gesteld, waarbij Bussurn zijn zelfstandigheid kocht voor een, jaarlijks aan Naarden te betalen, som van f 350, welk bedrag tot den huidigen dag werd afgedragen, al moest er een enkele maal de Deurwaarder, Dirk Harshagen, aan te pas komen, gelijk geschiedde p l 5 Januari 1864, toen Naarden's Ontvanger, Een typisch stukje Oud Bussum" aan de Boschlaan. Schrick Thierens, het niet bij de bedreiging liet, tot regterlijke démarches" te zullen overgaan. Wat thans de samenvoeging van Gooische gemeenten betreft, oorspron kelijk deden geruchten de ronde, dat er plannen aanhangig waren, Bussum, Naar den, Blaricum, Laren en Huizen tot n Groot-Bussum te vereenigen. Huizen, dat trouwens een gansch afzonderlijk volksstammetje vormt, viel al spoedig af, terwijl nu bij wetsontwerp de ver eeniging van Blaricum met Laren alsook van Naarden met Bussum voorgesteld wordt. In Blaricum openbaarde zich al aanstonds een krachtig verzet, zó, dat zelfs de Regeeringsge trouwe Burgergestelde vereeniging, de Burgerij heeft zich met overgroote meerderheid van stem men tegen de samenvoeging verklaard terwijl de zooge naamde Buitenwallers" of Parkbewoners voor een groot deel zich niet ongaarne bij Bussum aangesloten zagen, hoewel eer nadeel dan voordeel voor hen uit die samenvoeging kan voortspruiten. Dat menig een hunner liever Bussummer dan Naarder zou heeten, kan wellicht voor rekening van onzen Van Lennep komen, van wien deze .versregels genoeg zaam bekend zijn: Dat Ter Gouw ons verlaten gaat, Dat is maar a! te waar, Dat hij naar 't nare Naarden gaat, Dat 's naarder nog dan naar! M l S E P. E R Terug van Groningen ffiiijiififiijJllliiiifilllllllllifillllllllliiifiilMHJ «MiiiiijuiHujmiiiMfiiiftMft:«fiMfm»fff<i»i»fimi IIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIII> MI1IIIIIIIMMM1 op. In 1913 betrok Duitschland uit Engeland 9,21 millioen ton steenkolen, die een waarde van 180 millioen goudmarken vertegen woordigden. In dat zelfde jaar besteedde Duitschland meer dan 400 millioen goudmar ken aan Engelsche garens en kocht bovendien in Engeland weefgetouwen en spinmachines. Onnoodig te zeggen dat zulke aankoopen niet mogelijk zijn als de mark l Hollandsche cent waard is ! Onnoodig ook te zeggen, dat het niet meer door Duitschland koopen van Engelsche garens, Engelsche kolen en Engelsche machines voor een goed deel de Engelsche werkloosheid verklaart in de fabrieken, de mijnen en de scheepvaart. Lloyd George zoekt naar middelen tot bestrijding van de werkloosheid in zijn land! Hij denkt niet aan de les, die. Gothein geeft aan landen met hooge valuta's: wanneer gij schade lijdt doordat elders de valuta laag is, zorg dan dat ginds een stijging der valuta intreedt." Maar zou een zoo scherpzinnig man als hij den nauwen samenhang der handels- en welvaarts-belangen van de verschillende Europeesche (en buiten.-Europeesche) landen voorbijzien? Ook hij moet toch weten, dat de Duitsche steenkolen, in het land van her komst voor de eigen nijverheid zoo broodnoodig, ter wille der voorgeschreven reparation" door Duitschland geleverd aan België, aan Italië, aan Frankrijk, op die markten de Engelsche kolen verdringen, zoodat de maat regel van die gedwongen levering n Engeland n Duitschland schaadt! Met Duitsche marken kan in Engeland niet veel meer worden gekocht. Dit beteekent voor Duitschland een nadeel, want het had en het heeft behoefte aan die Engelsche goederen. Gevolg van verarming, wordt deze onmogelijk heid zelf weer van verarming een oorzaak. De noodlottige cirkel sluit zich en naarmate dit proces voortgaat, neemt de daling waarlijk catastrophale" afmetingen aan. Maar een bron van verarming is het ook voor Engeland, dat deze voormalige grootafnemer, deze beste klant niet meer bij machte is goederen van over het Kanaal te betrekken. Duitschland nam, zoo zagen wij, voorheen zoo ongeveer het 1/8 van den werelduitvoer op. Tot welke breuk zou dit aandeel thans zijn geslonken, nu het betaalmiddel zoo geweldig is gedaald? Ik weet het niet, maar voor alle vroegere leveranciers van Duitschland beduidt deze vermindering verlies. Duitschland voert minder in en voert minder uit; dit zijn twee symptomen van eenzelfde kwaal: verarming. En dit wreekt zich op heel de wereld. En dit proces gaat voort, steeds sneller.Waarheen? Naar welk bitter einde"? Een Staatsbank roet? En wat zal dat dan beteekenen? Kan dit nog worden verhoed door aanvaarding van het aanbod der Duitsche industrieelen? Zijn die bij machte anders dan tijdelijk het kwaad te verhelpen, of wellicht slechts het te camouf leeren"? Misschien zal de toekomst hierop een ant woord geven eerder dan gij en ik het vermoe den. Zeide ik u niet reeds, dat ik schroomde over deze dingen te schrijven, omdat de feiten mijn beschouwingen zouden kunnen achter halen? Hier zitten wij, gij en ik, als toeschouwers van dit in den letterlijken zin des woords wereldschokkend gebeuren en zien iederen avond in onze courant hoe de mark staat" en schudden ons hoofd en lezen berichtjes over benadeeling van de Nederlandsche nij verheid.... een kwaad voor ons land, zeker, maar toch niet meer dan de deining van de buiten onze grenzen hoogsiaande golven. Ons belang ligt verder en dieper dan de goedkoope Duitsche fabricaten op de Neder landsche markt, want ook wij zijn met aller lei banden gebonden aan het lot der andere, het lot der groote Rijken om ons heen. En wij kunnen slechts hopen op de verlos sende daad, die zal moeten zijn een verwezen lijking van de gedachte, dat de internationale belangen onderling verknocht zijn, zoodat niet meer des eenen voordeel zal worden ge zocht in des anderen nadeel. De economische verbroedering, de eindelijke vrede na den oorlog. Hoever zijn wij nog daarvan af? En langs welke donkere wegen zullen wij dit lichtend doel naderen? SMISSAERT llllllllllllllllllllflIllllllllllllllltlMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIItllllllllllllll SMIT&Co., Tailleurs P. C. HOOFTSIRAAT 66, Engelsche Stoffen liMlllliiiiii ui iiiiiiimiiiiiiiiiiliiiiiiiiuiiiiililiiiliiii lllilllimmmmiiiiiiii iiiiiuiii De oude Kapel te Bussum zooals deze nog bestond in 1828. Misschien deden ook de beruchte keien en meer nog de befaamde gekken" (draaibare toestellen op de schoorsteenen), ja zelfs het bord, dat langen tijd voor het station prijkte met de, voor tweeërlei uitlegging vatbare, aanwijzing Naar Naarden", geen goed aan de reputatie van de oude stad, welke zulk een belangrijke rol speelde in 's Lands Historie. De tegenstanders van samenvoeging van Naarden en Bussum meenen, m.i. terecht, dat de stad een eigen toe komst heeft, waar zij, na verloop van enkele jaren, komt te liggen aan nieuwe verkeerswegen te water en te land. Ook zijn zij van oordeel, dat, zoolang het woord Gemeente" een vereeniging van burgers aanduidt, door dezelfde locale belangen verbonden, Naarden en Buswacht, 60 man sterk, bij eventueeel ~ , samenvoeging, verklaarde unaniem ont- Het logement Sandberg" van Jan Toebaxman m 1813. Sum nooit ne gemeente kunnen vorslag te zullen nemen. Op den achtergrond de Vesting Naarden. Voor de men, daar de belangen der bewoners Wat Naarden en Bussum betreft, ook eerste ophaalbrug staa-t Anna Meurs.die, op last der van het uitgestrekte, bloeiende Forenin het oude vestingstadje wordt een Kozakken, den 29 NT>v. 1813 de vesting opeischt uit sendorp Bussum van zoo geheel ankrachtige actie gevoerd tegen de voor- naam van Alexander, Keizer aller Russen. deren aard zijn dan die van de in woners der oude vestingstad en haar naaste omgeving.Eindelijk beroepen de tegenstanders, m.i. wederom volkomen terecht, zich op de geschiedenis van eeuwen, welke niet gedoogt dat Naarden, welks bodem doorweekt is van bloed en tranen, zijn zelfstandigheid en on afhankelijkheid ooit ofte immer zou moeten prijsgeven. Zoo dan is de samenvoeging voor Naarden's Toekomst in geen enkel opzicht gewenscht; aan het Naarden van Heden kan zij eer nadeel dan voordeel (vooral finantieel) berokkenen, terwijl zij een groote onbülijkheid zou zijn tegenover Naarden's glorieus Verleden. F. W. D R ij v E R Naschrift. De kwestie der samenvoeging is sedert ik het bovenstaande schreef in een nieuw stadium getreden. Niet slechfc gingen er in Bussum stemmen op, die er krachtig voor pleitten, dat vooral ook Huizen met Bussum vereenigd zal worden, maar zelfs werd den 4 November door een aantal in gezetenen van het groote visschersdorp een adres aan Gedeputeerde Staten gericht, hou dende het verzoek dat genoemd college het daarheen moge leiden, dat Huizen wordt op genomen in de combinatie Naarden-Bussum. Ook met het oog op de vervulling van dezen wensen van dr. H. H. van Eijk c.s. heeft reeds Bussum's burgemeester De Bordes, in de Raadsvergadering van 31 October j.l., voorgesteld de nieuwe gemeente eenvoudig Bussum" te noemen, welk voorstel met groote meerderheid werd aangenomen. Gaat de Regeering met een en ander accoord hetgeen ik niet durf veronder stellen dan zal de naam ,,Naarden" voor altijd van de landkaart verdwijnen, waarmee een schandelijk onrecht zal zijn gedaan aan de Historie van Eeuwen! F. W. D.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl