Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
3 Dec. '21. - No. 2319
EEN INDISCHE KUNSTAVOND
Ten bate der Kunstnijveren van Oost
en West-lndië.
(Met teekeningen voor De Amsterdammer''
van den schrijver)
De gelukkige bezitter van goede oude
Indische kunstnijverheid hoort menigmaal
van deskundige zijde de waarschuwing :
wees er maar heel zuinig op, want deze
dingen zijn bijna niet meer te krijgen, ze
worden heel weinig meer gemaakt." Dit
geldt niet alleen weefwerk of bamboesnijwerk,
maar bijna alle uitingen van werkelijk goede
Indische kunst. Hetgeen tegenwoordig aan
de markt wordt gebracht, kan zeker niet
den toets der vergelijking met het oude
doorstaan.
Het comitédat bovenbedoelden kunst
avond op 25 November te 's-Gravenhage
had voorbereid, waarvan mevr. O. van
Berensteyn-Tromp presidente was, had zich
dan ook ten doel gesteld, een eventueel
batig saldo te bestemmen om in Indië,
door het aankoopen van grondstoffen en
het doen van bestellingen aan kunstnijveren,
de goede Indische kunstnijverheid in stand
te helpen houden.
Er was veel belangstelling voor het doel.
Dat bleek ook op den avond zelf. De groote
zaal van den Dierentuin was geheel bezet
'en de eerste aanraking met het oosten was
wel het zien van gracieuse jonge
meisjesfiguurtjes in prachtige sarong' en
badjoekoeroeng gekleed, d\e als programmaver
koopsters fungeerden.
Een gezellig, feestelijk geroezemoes vulde
de, groote ruimte, toen plotseling alles ver
stomde door eenige sonore, zware
gongslagen van achter het gesloten scherm.
Onmiddellijk daarop viel een zachte
mysterieuse gamelan-melodie in, op het programma
vermeld als Javaansch welkomstlied. Bij
het opgaan van het scherm werden we ver
rast door een uitnemend in toon gehouden
interieur van een Javaansche pendopo, een
suggestief tooneel, waarin ons in zes achter
eenvolgende nummers getoond werd, hoe
een voorname Javaansche familie haar gasten
ontvangt en den avond met muziek en dans
doorbrengt.
Onder de fijn-trillende, zwaar gongende,
onze ziel in beroering brengende
gamelanmuziek, vertoonden Indische jongelui twee
dansen. De eerste, Prang Tjakil", was een
strijddans, uitgevoerd door een boeto of
demon Tjakil en een Ksatria (ridder). Prachtig
werd het ruw-hartstochtelijke van den demon
uitgebeeld, die telkens met nieuwe sluwe
streken, aanvallen en boosaardigheid af
kwam op de serene, hooge, vyaardfge figuur
van den ridder. Wanneer de atanval te heftig
werd, was n handbeweging of n wuiven
met de slippen der danskleeding voldoende
om den demon te doen terugwijken.
De dans werd afgewisseld door een samen
spraak tusschen beiden, waarin uitstekend
getypeerd werd het lage, gemeene
eenerzijds, het hooge, kalme, beheerschte ander
zijds. Hoe prachtig volgehouden was deze
vorstelijk-verheven houding in de ridder
figuur ! Heftiger wordt de strijd, krijschender
de kreten van den demon, totdat tenslotte
het den ridder bedreigende zwaard door dezen
gegrepen wordt en den boozen geest treft.
Mevr. G. van Beresteyn?Tromp
Presidente van het voorbereidings-comit
Hoe wónder-mooi en expressief wordt in
dezen strijddans uitgebeeld de worsteling tus
schen het hoogere en het - lagere in elke
menschenziel! Ook de danskleedij is van een
sublieme schoonheid, zoowel in kleur als in
lijn. Zij is versierd met symbolen die op den
dans betrekking hebben. En dan de
verrukkelijk-rythmische bewegingen der fijne, slanke
Javaansche lichamen ! Wat is dit alles toch
van een groote geestelijke voornaamheid.
De Kelono-dans was niet zoo expressief
en sterk als we dien wel eens door anderen
zagen uitgevoerd. Toch treft telkens weer de
sierlijkheid van dit gebarenspel des ijdelen
konings.
Het Javaansche orkest, de gamelan, onder
leiding van R. Soerjo Winoto, hier geheel
bestaande uit slaginstrumenten, begeleidde
de dansers. Bij een bepaalden dans behoort
een bepaalde gamelan. Een vreemde muziek,
die gamelan; nooit barst zij in juichtonen
los, zij blijft altijd deftig en voornaam. Wij
kunnen deze muziek niet \begrijpen als we
ons niet.geheel open stellen voor dien
klankenstroom in mineur.
Wanneer men echter zoo hier en daar
de opmerkingen van het publiek beluistert,
dan treft ons telkens' weer, hoe weinig deze
heerlijke kunstuitingen hier nog begrepen
en doorvoeld worden. Daarom is een derge
lijke avond zoo bijzonder goed, omdat het
den Westerling in de gelegenheid stelt het
Oosten beter te leeren begrijpen.
Na de pauze gaf de heer W. J. Giel een voor
dracht, toegelicht door- licht- en trilbeelden,
welwillend afgestaan door den heer Mullens
en het Koloniaal Instituut. Vertoond werden
beelden over de batikkunst op Java, de
suiker-cultuur, de Visscherij in de
Preangerregentschappen, een Dajak-dorp op Borne.o
en de kunst bij de Karo-bataks.
Het is zeker te verwachten dat dit goed
geslaagde feest er het zijne toe zal hebben
bijgedragen belangstelling op ruime schaal
voor de Indische kunst en kunstnijverheid
te wekken. Vooral In dezen tijd is het begrijpen
van de Indische cultuur voor ieder Neder
lander belangrijk. . J. D. R o s
DE CAPRICES VAN JAN PUBLIEK
T tekening j$w; dt Amsterdammer" van Gearge
\onck
Illlllllllllllllllllllllllllll
Gamelanspelers
Op den voorgrond de Indische dichter Noto Soeroto
SAMENSMELTING
(Ingezonden)
De post-chèque-en-giro-dienst, die lang
zamerhand vasten voet begint te krijgen in de
postale praktijk van ons volk, vraagt reeds
om uitbreiding van kantoorruimte. Zooals
het bij dergelijke gelegenheden in dezen tijd
van bezuiniging meer gaat, ziet men daarbij
om naar vermijding van de geweldige kosten.
die rijksgebouwen en hun uitbreiding plegen
te verslinden. En ofschoon het daarvoor in dit
: geval nu wel te laat zal zijn, doet zich naar
aanleiding hiervan toch de vraag gelden, of
deze nieuwe tak van dienst niet te combineeren
zou zijn met een veel oudere en algemeen be
kende: de rijks-post-spaarbank.
Wanneer iemand zijn overgespaarde gul
dens of centen aan de R.-P.-S. toevertrouwt,
is daartoe ten postkantpre een vrij omslachtige
inschrijverij noodig, die tot resultaat heeft,
dat het bedrag op z'n boekje verschijnt door
middel van een meer of minder overdadig
met lijm bestreken reepje papier. Voor
rentebijschrijving, moet het boekje eens per jaar
worden opgezonden, al of niet tegen afgifte
van een rec.u, en dikwijls eerst na een her
innering vanuit Amsterdam. Alles uit admini
stratief oogpunt even omslachtig als kostbaar.
Bij den cheque- en girodienst is dit veel
eenvoudiger. Een formulier in triplo wordt
door den ambtenaar afgestempeld, en de zaak
is in orde. De rentevergoeding is hier wat
minder (2 pCt. over ronde sommen van / 100,
zoo lang het geld ter beschikking is van het
rijk), maar vindt automatisch plaats door
bijschrijving op de rekening.
Bij vergelijking van het n met het ander
rijst nu in leekenverstand de vraag, of voor
de R.-P.-S. nu zutk'een groot gebouw met
zulk een staf van ambtenaren noodig is naast
een dergelijke uitrusting voor den cheque- en
giro-dienst. V|at zojj eenvoudiger zijn dan
bijv. de rertfe Var)1 feat laatstgenoemd bedrijf
te verhooge|i?tot,2.<)4<pCt. enalle houders van
spaarbankboekjes een rekening te openen?
Zij zouden dan hun spaarpenningen sneller
en eenvoudiger kunnen brengen en halen, zij
zouden nooit herinnerd behoeven te worden
aan de rente-bijschfijving, en de loketten der
postkantoren zouden bevrijd worden van een
tijdroovend deel publiek.
Hiertegen valt aan te voeren, dat de groote
kapitaal-reserve van de R.-P.-S., waaraan de
staatsgarantie van de inleggelden vastzit,
overgeschreven zou moeten worden op den
cheque- en. giro-dienst. En ten tweede, dat
2.64 pCt. een te hooge rentevoet is voor dade
lijk opvraagbaar geld. Het is te betwijfelen
of het eerste bezwaar onoverkomelijk is. Het
tweede zal zich practisch niet zoo sterk doen
gelden, omdat een groot deel van het gestorte
geld even rustig zal blijven als het thans bij
de R.-P.-S. doet. In ieder geval kunnen boven
staande opmerkingen haar nut hebben als
inleiding van een plan, dat bij nadere uit
werking in technische bijzonderheden kan
leiden tot een niet geringe bezuiniging in de
postale administratie.
Rijswijk (Z.-H.). P. L. L. Pos T
Elk denkbeeld om door combinatie van
geheel of gedeeltelijk aan elkander evenwijdig
loopende administratiën tot vereenvoudiging
en kostenbesparing te geraken verdient altijd,
maar zeker onder de tegenwoordige omstan
digheden ernstige overweging. Daarom
verleenen wij gaarne plaatsing aan het boven
staande, al moet daarbij dadelijk opgemerkt
worden, dat in de practijk minder overeen
komst tusschen de beide instellingen bestaat
dan oppervlakkig schijnt. Zoowel de
Rijksppstspaarbank als de post-chèque en
girodienst treden als depositie-bank op tot het
in ontvangst nemen van gelden van het pu
bliek, die behoudens enkele restrictiën
ten allen tijde dadelijk opvorderbaar zijn.
Bij beide is de Staat voor de richtige terug
betaling der gestorte gelden verantwoordelijk
en wordt eene matige rente vergoed op het
saldo-te-goed. Tot zoover gaat de overeen
komst, maar in karakter zijn beide admi
nistratiën geheel verschillend, hetgeen er toe
leidt, dat hare clientèle niet op dezelfde wijze
kan behandeld worden.
Bij de Rijkspostspaarbank komen de
inlagen bij kleine bedragen binnen, blijven daar
voor een groot deel gedurende jaren gedepo
neerd en, ofschoon in theorie dadelijk
opvorderbare deposito's zijnde, heeft de prac
tijk van meer dan 40 jaren geleerd, dat zij
voor het meerendeel als deposito's op langen
termijn kunnen beschouwd worden. Met dezen
feitelijken toestand rekening houdende, kan
verreweg het grootste deel van de inlagen der
Rijkspostspaarbank dan ook in fondsen van
een meer permanent karakter belegd worden,
die eene hoogere rente afwerpen dan wanneer
een groot percentage liquide moest gehouden
worden en daardoor eene gemiddelde lagere
rente zoude geven. Dientengevolge kan de
Rijkspostspaarbank eene hoogere rente aan
hare inleggers aanbieden dan gewone depo
sito-banken en is het. zelfs de vraag of de
tegenwoordige rentevergoeding van 2.64 pCt.
met het oog op het veel hoogere rendement
van hare eigene beleggingen niet veeleer te
laag is.
De stortingen bij den Post-chèque en
girodienst hebben daarentegen niet enkel in
theorie, maar ook in de practijk meer het
karakter van deposito's op korten termijn. In
den regel worden de rekeningen daar ge
opend met het deponeeren van een betrek
kelijk groot bedrag, waaraan bijna dagelijks
voor het doen van betalingen meer of minder
groote sommen onttrokken worden, om dan,
wanneer het saldo bijna geheel uitgeput
is, weder door een groote storting aangevuld
te worden. Daar is het een voortdurend va
et vient en zijn het gestadig wisselende reke
ningen en heeft men niet, als bij de
Rijkspost-Spaarbank te doen met een kern van
gedurende jaren sluimerende rekeningen,
die telkens al is het met kleine bedragen
aangroeien, maar waar slechts zelden iets
afgaat. In verband daarmede moet de
giroen cheque-dienst een ruimere kas houden
en een grooter deel zijner ge'den in dadelijk
realiseerbare waarden beleggen, waardoor
hij een gemiddeld lagere rente trekt en zelf
geene hoogere rente kan vergoeden dan de
gewone deposito-banken. Eene gelijkstelling
van de rentevergoeding bij beide instellingen
als de geachte inzender beoogt komt
ons dan ook niet juist voor. De gemeentelijke
giro-dienst van Amsterdam vergoedt wel is
waar zelfs eene hoogere rente, nml. 3 pet.,
maar dit is m.i. een der meest bedenkelijke
zijden van dezen dienst, nml. dat de gemeen
te ter verkrijging van goedkoop kasgeld
de eerste eisenen uit het oog verliest, die
aan een voorzichtig beheer van een bank
met groote dadelijk opeischbare vorderingen
gesteld moeten worden. Ook aard en ka
rakter van de clientèle der beide instellingen
maakt eene verschillende behandeling der
rekeningen wenschelijk. Quod licet Jovi non
licet bovi. Waar de cliënten van den
girodienst, gewend aan het hebben en bijhouden
van eene bankrekening, genoegen kunnen
nemen met de eenvoudige wijze van behan
deling bij dezen dienst, vorderen de duizenden
inleggers tot kleine bedragen bij de
postspaarbank zeer terecht een ontvangstbewijs
voor elke afzonderlijke storting. Dat de
behandeling daardoor iets omslachtiger en
eenigszins meer tijdroovend wordt is niet
te verhelpen, maar het komt me voor, dat
de inzender lichtelijk overdrijft en de wijze
van boeking op de spaarbankboekjes zoo
eenvoud,g is, als maar vereenigbaar met de
eisenen van accuratesse en voorzichtigheid.
Komt mij daarom eene volledige samen
smelting van de beide takken van dienst
niet aanbevelenswaardig voor, toch zoude
er in die richting wel iets te doen zijn om
tot bezuiniging te geraken. En in dat op
zicht verdient het wellicht overweging den
beleggingsdienst niet alleen van deze twee
administratiën, maar ook van andere groote
Rijks-administratiën (als
Rijksverzekeringsbank, pensioenfondsen en derg.) in eene
hand te vereenigen. Daardoor zoude beper
king van personeel verkregen worden en
bovendien dat deze administratiën, die thans
bij hare beleggingen vaak rnet elkaar in con
currentie komen, door onderlinge samen
werking en overleg de belegging hafer gelden
op meer voordeelige voorwaarden zouden
kunnen doen geschieden.
Indien mijne memorie mij geen parten
speelt, is daarop reeds vroeger door anderen
de aandacht gevestigd, maar het kan in elk
geval geen kwaad er nogmaals op te wijzen.
J. D. S A N T i L n A N o
HET EXPRESSIONISME EN WIJ
Ge kent de geschiedenis van de vrouw, die
driemaal een wensch mocht doen? Zoo
ongeveer is het mij te moede bij mijn eerste
expressionistische vervulling, ons gebracht
door het Schouwtooneel". Inderdaad, bij
den aanvang van het seizoen had ik dezen
lichtvaardigen wensch gewaagd. In de eerste
plaats omdat wij naar onzen landaard in
den regel behooren tot de laatsten, die alleen
in het evangelie de eersten zullen zijn, in de
tweede omdat deze strooming mij een uitweg
leek, misschien een weg, voor de geestdrift
onzer zich afscheidende jongste
tooneelgezelschappen. Het repertoire" was in
Nederland veelal ten gevolge der moeilijke
oeconomische omstandigheden altijd meer
een ding van het toeval dan een toonbeeld
van overtuiging of een openbaring van,
naar bevestiging verlangende, dramatische ge
voelens. Max Reinhardt moest ons Strindberg
komen ontdekken; die andere groote uit de
noordelijke landen, Knut Hamsun, bleef inmid
dels voor ons tooneel een gesloten boek; tien
jaar nadat de grap in Europa erledigt" is,
worden wij verblijd met onze eerste
Chinoiserie" en vór dat de kampioenen van hel
Expressionisme" den laatsten adem
uilblazen, halen wij er nog juist een over de
grens. En de verrassing daarbij is wel, dat dit
buitensporige niet werd gekweekt in een
duister lokaaltje waar de gemeenschap op
keukenstoelen zit en bloedjongc apostelen
zich het laatste lood vleesch van het lijf
spelen, maar dat het het eerwaardig Schouw
tooneel was hetwelk dit rood-geletterd pamflet
slingerde au sein de la familie. Expressi
onistische Tooneclkunst !" Alsof Vadertje
Langbeen onverhoeds zijn grooten snavel
had opengedaan om de revolutie uit te
roepen. Vrijheid ! l^a y est.
En wat is het nu eigenlijk ? Het expres
sionisme is de logica van het onlogische",
heeft een Duitscher, Walter Rheiner, bondig
opgelost. Maar met deze paradox zijn we
er nog niet. Expressionisme is een slagwoord,
dat alles omvat waarvoor men in onzen
tijd geen naam vindt. Voor den een
houdt het een geloofsbelijdenis in, voor
den ander is het de exploitatie op groote
schaal van het aloud kunstenaars-geheim.
Wat er ons nieuw" aan toeschijnt, raakt
voor mij louter den vorm, en wanneer er
sprake kan zijn van invloed" op de ont
wikkeling van ons'tooneel, dan reikt deze
niet tot het wezen" der dramatische kunst,
maar bepaalt zich tot den algemeenen
speeltrant. Naar den geest is expressionistische
tooneclkunst zoo oud als de wereld. Zooals
de muziek, die niet anders dan expressio
nistisch kan zijn, zoo rijst ook het ideale
drama de muziek van woord en gebaar
hoog boven onze aanschouwing uit, zoo
bestaat er eenvoudig geen waarachtig kunst
werk, waarvan niet de compositie, bewust
of onbewust, in transpositie overgaat. Wat
waren op ons tooneel de werkelijk bui
tengewone" voorstellingen, anders dan ex
pressionistische, d.w.z. boven de logica van
den dag uitgestegen, in de regionen der
hoogere'1 gevoels- en gedachtenwereld tast
baar geworden visioenen? Wat is een inder
daad vervulde rol" anders dan het monu
mentaal beeld der intensiefste gewaarwording?
Zelfs in wat men dan, als tegenstelling tot
dit expressionisme nog gaarne impressionisme
noemt, doelend op cfë' dichter bij de natuur ge
bleven, zich meer in het aanschouwelijk détail
vindende en soms verliezende kunst eener vori
ge generatie, is veel' meer expressionisme, veel
meer symbool .veel.meer mysterie dan de opper
vlakkige aanschouwer meent. Sophokles was
ik blijf nu bij den geestelijken inhoud
van het woord expressionist, en een
voorbeeld van, laten we dan zeggen, streng
doorgevoerd expressionisme was indertijd
dat doodeenvoudig tooneelstukje van Ina
Boudier?Bakker Verleden", dat gestalte
gaf aan n enkel ? overmachtig gevoel: de
vertwijfeling van den gewezen dief, die
zoodra er maar een speld in huis is weg ge
raakt, zoekt als een speurhond in de oogen
van die hem het liefst zijn, naar de
schuwverborgen achterdocht. Zoomin als mon
sieur Jourdain" wist dat hij proza" sprak,
zoomin wisten Sophokles en Ina
BoudierBakker, dat ze expressionisme schreven,
en ik betwijfel of ze met hun ontdekking
zoo gevleid zouden zijn als hij met de zijne.
Bij de zich thans noemende expressio
nisten" echter weet de linkerhand terdege wat
de rechter doet, de inspiratie, voor zoover
aanwezig, wordt hier dienstbaar gemaakt
aan den bewusten wil: het zoo maar
dadelijk verondersteld visioen te toonen
in zijn sterksten staat. Waar men terstond
op het uiterste aanstevent, daar is het
begrijpelijk, dat ook de uiterste middelen
worden beproefd. De oorlog en zijn gevolgen
rakelden met de grootere gevoelens, ook de
grootere effecten op en het reeds vór 1914,
uit altijd gereed verlangen naar vernieuwing
geboren expressionisme vond /.oowel in het eene
als in het andere zijn gading. Doch ook het
hedendaagsch publiek leest daarvan ik
wil. niet altijd-op de .bioscoop vallen al
in zijn courant. Om gelijken tred te houden,
om in een stuk van drie bedrijven stijging
te krijgen moet de expressionist, die groot"
opzette, hoe langer hoe meer opbieden.
Zijn talent bleek intusschen en daarop
komt het ten slotte toch nog aan niet
beduidender dan dat van den gemiddelden
impressionist, bij aanmerkelijk hooger pre
tenties, en de nederige kans te slagen in het
kleine (in het détail) werd voor hem gering.
Noch de groote gevoelens, noch de groote
effecten, zijn talrijk. En waar ieder op zijn
beurt naar het beproefd hevigste" greep,
werd zelfs dit hevigste al ras chabloon".
Zoo zeker als in den goeden ouden tijd op
den derden moordenaar van rechts", kunnen
wij in deze nieuwe kunst rekenen op: den
tweeden soldaat, den vijfden matroos, de
Vrouw, den Ongenoemde", en den, voor
de apotheose bewaarden Anarchist". En
geen expressionist, die zich respecteert,
doet het meer zonder het paardenmiddel
van een licht achterdoek met het silhouet
van tenminste n galg, of het kopstuk
van de guillotine, met het zakkend mes
Het expressionisme in Duitschland ligt m.i.
op sterven aan zijn uitgeputte chablonen. On
der de versleten draden komt de holheid van
vele groote gevoelens, die niet ieder schrijver
in staat is om te doorleven, laat staan te
verheffen tot het plan waarop ze behooren,
te voorschijn. Van elk sentiment heeft men
allengs de explosie meegemaakt en meer
dan zich laten opknoopen voor de vrijheid"
kan men ook al niet.
Gaat met dit echec het innigst ideaal
van het Expressionisme" verloren? Immers
neen, dat wat er altijd was, de erkenning
van een hoogere realiteit dan die waarin
de dag ons gevangen houdt, blijft, ook al
trapt men er geen open deuren voor in.
Het opzettelijk, overladen, grof beeid, dat
het expressionisme biedt, het is in elk geval
ontleend aan déze realiteit en het is....
ostentatief duidelijk. Tusschen het gelijk"
en het hooger gelijk" wankelen wij. Het
impressionisme bond ons aan het eerste,
het expressionisme zou, als het zijn zin kreeg,
de natuur verkrachten om het tweede, de
logica van het onlogische" grondig te bewijzen.
Het menschelijk instinct verliest ook in den
hoogsten droom, ten bate der metaphisische
verwezenlijking, zijn gezonden zin voor
de gewone, de physieke werkelijkheid niet,
doch evenmin verdraagt de verbeelding.
in den schouwburg, waar de ontvankelijk
heid wordt verhoogd, de armoede van het
alledaagsche. Onbewust hunkert het geheele
publiek, schoon het zich klampt aan het
naast-voor-de-hand liggende,naar: het visioen.
Het expressionistisch voorbeeld, dat dit visioen
als een legkaart demonstreert, zal het zich
daarvan wellicht bewust maken. Als uiterste
middel tot een meer bewogen, langs eenvoudige
wegen tot de synthese gebrachte speelkunst,
tot een zoo beknopt en zoo expressief mogelijk
zich-uiten, kan het streven ongetwijfeld
zijn nut hebben. De, laat het zijn, kunst
matige versterking van het rhythme, ver
levendigt de aandacht, op de wijze van de
liturgie. Om de groote dramaturgie in haar
vlucht te kunnen volgen, wordt deze ge
spannen aandacht vereischt. Wat het geheim
is van den grooten kunstenaar, wat in het
droomspel van den ingewikkelden, dieperen
geest niet onmiddellijk te benaderen is,
dat draagt het jonge Duitschland zur
Schau". En deze ten-toonstelling van andere
dan de algemeen begrepen tooneelwaarden,
deze bewust-making, waarbij men de kunst
en de kunstenaars gemakkelijk in de kaart
kijkt, heeft de beteekenis van een openbare
les. Tot het wezen der tooneelkunst staat ze
als de gymnastiek van een Dalcrose-klasse
tot den dans van [sadora Duncan.
TOP N A E i-- F