De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 10 december pagina 1

10 december 1921 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

JT. 8380 Zaterdag 10 December A°. 1921 D E AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN KAMP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6 50. Abonn. loopen per jaar Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiên f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten Schilderijententoonstellingen van de Amsterdammer" Het weekblad ,,de Amsterdammer" zal in 1922 twee tentoonstellingen van schilderijen en teekeningen houden, waar de abonné's kosteloos toegang hebben. De eeiste expositie, van 15 Maart 15 April, omvat schilder- en teekenwerk (maar voornamelijk het eerste) van den Vlaamschen kunstenaar Felix Timmermans. De tweede expo sitie zal doen zien: Schilderijen ver vaardigd door teekenaars van het blad. Hiervoor werd inzending toegezegd door: Johan Braakensiek, Jantje (Felix Hess), L. J. Jordaan, Prof. J. H. Jurres, Is. van Mens, Martin Monnickendam, George van Raemdonck, Felix Timmer mans en B. van Vlijmen. De laatstgenoemde tentoonstelling, die uitteraard omvangrijker zal worden dan de Timmermans-expositie, is ge durende de maand Juni geopend. Het gemeentebestuur van Amster dam stelde de benoodigde ruimte in het Stedelijke Museum ter beschikking. IIIIH1HIHIHII1I INHOUD: 1. De kloof overbrugd, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp. Tijdgenooten: Lucien Daudet, door Dr. W. O. C. Byvanck. 2. Briand te Washington, teekening van Jordaan.?Frankrijk en Rusland, door H .Dunlop. Krekelzang, door J. H. Speenhoff. De derde Intern. Arbeidsconferentie, door Dr. B. de Jong van Beek en Donk. 3. Nadere regeling van den dienstplicht, door A. J. v. d. Flier. Een Standaard werk, door Dr. Fred. van Eeden. 5. Voor Vrouwen (red. Elis. M. Rogge): Bijkomstigheden, door Annie Salomons. Van Vrou welijk doen en denken, door E. C. v. d. M. Tegen Kerstmis, door Geertr. Carelsen. Wandelingen in Rome, teekening van A. Homan v. d. Heyden. Uit de Natuur: Eucalyptus, door Jac. P. Thijsse. 7. Gustave Flaubert, door W. Markus-Poels. In het Mauritshuis, door M. Dramatische Kroniek, door Top Naeff. 8. Boekbespreking, door H. Middendorp. Meisjesboeken. Veiling bij Fred. Muller, door H. De Kunstrijders, teekeningen van B. van Vlijmen. Won derlijke geschiedenissen der stof, door Dr. W. van Bemmelen, met teekeningen van Is. van Mens. 9. Op den Econ. Uitkijk: Ongevallenverzekering, door Jhr. Mr. H. Smissaert. 10. Uit hetKladschr. v.Jantje. Ruize-Rijmen; Oplossing Prijsvraag, Charivaria en buitenl. humor, door Charivarius. An English Officer's adventurcs in Holland. 11. Bij de 32e vergadering over de gemeentebegrooting, teekening van [oh. Braakensiek. 't Schietgat, door Melis Stoke. Fred. J. Roeske, door H. J. den Hertog. Omslag: Royal Auction Bridge, door Bridger, Bijvoegsel: De Duitsche schadeloosstelling, teekening van Joh. Braakensiek. DE KLOOF OVERBRUGD Wanneer von Tirpitz in zijne ,,Erinnerungen" gewaagt van de onder handelingen, die Duitschland en Enge land gevoerd hebben over de beperking van den vlootbouw en dit onderwerp hem wederom de gelegenheid biedt, iiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiHMiiimii LUCIEN DAUDET I. De broeder van Léon Daudet, tien jaar jonger. Toen ik hem weerom zag in Parijs, was het misschien bijna een kwart eeuw geleden dat ik hem had gezien. Na den dood van den vader, Alphonse Daudet, kwam de familie voor afleiding van haar verdriet naar Holland; natuurlijk sloot ik mij meer bij Léon aan, den vriend van jaren her. Lucien bleef voor mij niet meer dan een plaatje. Een mooi plaatje. In een van zijn verhalen, Le prince des cravates, wordt de hoofdpersoon, bij zijn be zoek op een Engelsch landgoed, door de dame van het huis a fascinating boy genoemd. Zonder dat ik nu wil beginnen met een gelijke nis te zoeken tusschen den held der novelle' en Lucien, meen ik toch dat de jonge man ge durende zijn herhaald verblijf in Engeland zulk een benaming van zich zichzelf meermalen zal hebben opgevangen. Want er ging een wondere aantrekkingskracht van hem uit, vooral voor vrouwen van iets ouderen leef tijd. Een aantrekking die echter niet dadelijk werd beantwoord. Want hij had van nature het terughoudende over zich van een die be stemd schijnt veel te worden aangehaald. Een uiterst gevoelige hoogheid van persoon. Hij behoort tot de aristrokratische tak der fami lie, zei iemand die hem na bestond; blauw bloed in de aderen. Keurig van houding en zeker kieskeurig. Neen, wonder was ze niet, toen ik later zijn vertelling las van Le prince des cravates, zich minachtend uit te laten over de wijze, waarop de buitenlandsche poli tiek van het Duitsche Rijk werd geleid, met name door Bethmann Hollweg, vertelt hij daarbij de volgende anecdote. Een Amerikaan, die persoonlijk be kend was met de voornaamste staats lieden zoowel van Engeland als van Duitschland, zei eens tot een Duitschen admiraal: als ik mij voorstel, dat deze mannen met elkaar aan het onderhande len geraken, dan zal het me verwon deren, als ten slotte Potsdam nog in het bezit van de Duitschers blijft." In het land der blinden is noog koning. Een overwinning op de Duitsche diplomatie stempelde de Engelsche nog niet met het merk der voortreffelijk heid. De staatsmanskunst der leiders van het Britsche Rijk is wel op zwaar der proef gesteld. Maar ook die heeft zij meestal met glans doorstaan, dank zij de ervaring van eeuwen, waaruit zij haar richtsnoer kon trekken. Voor heeter vuur dan voor de onder handelingen met de vertegenwoordi gers van Sinn Fein zijn de Engelsche staatslieden zelden geplaatst. Het gold hier de beslechting van een veete, die sinds menschenheugenis tusschen twee volken had bestaan en die mettertijd dieper en dieper was ingevreten. Vooral in de laatste jaren scheen de kans op een vergelijk geringer dan ooit. Sinn Fein heesch de leus van de lersche re publiek en zweepte zijne aanhangers op tot een fanatisme, dat den hongerdood niet vreesde, maar ook niet terugschrok voor sluipmoord, in den meest weerzinwekkenden vorm, op zijne tegenstan ders. Met systematisch gepleegd geweld sloegen die terug. De verschrikkingen van den burgeroorlog teisterden Ierland. Toen de hartstochten het felst op laaiden, bezon de Engelsche regeering zich en bood zij een wapenstilstand en onderhandelingen aan. Het aanvaarden van dat aanbod door Sinn Fein scheen de belofte in te houden, dat de Ieren den eisch van volstrekte onafhankelijk heid lieten varen; zij wisten vooruit, dat die nooit zou worden ingewilligd; alleen door openlijken oorlog zouden zij zich los van Engeland kunnen maken. Maar geruimen tijd vlotten de onder handelingen niet, de Valera logenstrafte den roep, die van hem uiting, dat hij beter diplomaat dan strateeg was; misschien ook was hij de geesten niet meester,die hij zelf had wakker gemaakt; misschien ook was het hoogste staats manskunst, die hem de besprekingen deed rekken, opdat, in de gunstige atmosfeer van den wapenstilstand, de hartstochten zich zouden leggen en de rede zich gehoor kon verwerven. Hoe dat zij, niet de Valera, maar Arthur Griffith werd de leider der lersche gedelegeerden, die met de vertegenwoordigers der Engelsche re geering in raadskamer kwamen te zitten voor de definitieve beslissing over het lersche vraagstuk. Ook nu hokte het vergelijk. Lloyd George kon niet naar Washington gaan; welke gewich tige belangen van het Britsche Rijk daar ook op het spel stonden, zwaarden woog hem het volbrengen van de taak, de lersche wonde te heelen. Nu of nooit; Engeland had zijn hoogste bod gedaan; werd dat verworpen, dan moesten de wapenen het pleit beslechten; Engeland zou dien strijd winnen, maar voor geruimen tijd er door belemmerd worden in zijne vrijheid van beweging, die het zoo dringend noodig had, en voor wie weet hoe lang in Ierland zijn meest trefbare plek aan zijne vijanden blijven aanbieden. Nog op het laatste oogenblik scheen er een kink in den kabel te zijn. Toen kwam eensklaps het bericht: in den vroegen morgen van den 6den Decembei is de overeenkomst tusschen de ver tegenwoordigers der Britsche regeering en de delegatie van Sinn Fein onderteekend. Een tijding, die schalt door de geheele wereld. Bij het vergelijk, dat getroffen werd, krijgt de lersche Vrijstaat" in de gemeenschap van naties, die het Brit sche Rijk vormt,denrangvaneendomi nion naast Canada, Australië, NieuwZeeland en Zuid-Afrika. Door een eigen parlement en een daaraan verantwoor delijke regeering zal het voortaan zich zelf besturen. Niet van alle dominions zijn de betrekkingen tot het moederland geheel gelijk. De lersche Vrijstaat komt tot de Britsche regeering in dezelfde ver houding te staan als Canada. Dat wil zeggen: het formeele hoofd van de regeering is de door de Engelsche Kroon benoemde Gouverneur-Generaal, die in den lerschen Vrijstaat dezelfde positie inneemt als in Engeland de Koning; hij vormt het ministerie, dat zich echter alleen kan handhaven, indien het door de meerderheid van het Parlement wordt gesteund. In naam staat de Gouverneur-Generaal aan het hoofd van het uitvoerend gezag; in.werkelijk heid berust dit bij het ministerie. De Gouverneur-Generaal kan zijn veto uitspreken tegen een door het Par lement aangenomen wet; dit veto kan door de Britsche regeering worden vernietigd. Heeft de Gouverneur-Gene raal een wet bekrachtigd, dan kan diezelfde regeering, mits binnen een tijdsveiloop van twee jaar, deze met haar veto treffen. Eindelijk kan de Gouverneur-Generaal de beslissing over de bekrachtiging van een wet terstond aan de Britsche regeering overlaten. De bedoeling van het veto-recht is: een wet te kunnen vernietigen, waardoor schade wordt berokkend aan de be langen van het Britsche Rijk, of door de aanneming waarvan het Parlement van het dominion de macht heeft overschreden, die het krachtens de wet, waarbij het dominion werd ge sticht, mag uitoefenen. Zeer zelden slechts hebben in Canada de Gouver neur-Generaal of de Britsche regeering van het recht van veto gebruik gemaakt. De Britsche strijdkrachten zullen in vredestijd de controle behouden van de lersche marinehavens; bij oorlogs gevaar of in tijd van oorlog zal Enge land de beschikking over die havens en andere hulpmiddelen kunnen op?eischen. Aan Ulster blijft de keuze, of het wil opgaan in den lerschen Vrijstaat, dan wel of het daarbuiten wil blijven; zoo het tot dit laatste besluit, behoudt het een eigen regeering en parlement; de grens tusschen Noord-Ierland en den lerschen Vrijstaat zal dan nader worden vastgesteld. Ziedaar de voornaamste bepalingen van de overeenkomst. Daaruit blijkt, dat Sinn Fein heeft toegegeven op het cardinale punt. Een volkomen onafhankelijke repu bliek zal Ierland niet worden. In den vorm heeft Engeland con cessies gedaan: Ierland zal voortaan ,,de lersche Vrijstaat" heeten. Ook op het netelige punt van het zweren van trouw aan den Koning is het den Ieren gemakkelijk gemaakt te doen, wat zij zeiden nooit te zullen doen. De parlementsleden van den lerschen Vrijstaat zullen niet alleen aan de constitutie van dezen staat, maar ook aan Koning George en zijne wettige opvolgers den eed van trouw moeten afleggen, echter niet krachtens de onmiddellijke betrekking van onder daan tot souverein, maar middellijk, krachtens de gemeenschap van Ierland met Groot-Brittannië en de groep van naties, die het Britsche Rijk vormt. Een gemediatiseerde" eed dus ! Maar een prachtige vondst: de voor Ierland aannemelijke formule omsluit den door Engeland gewenschten eed van trouw, een eed immers, die naar waarheid alleen kan worden afgelegd door wie Ierland niet los willen maken uit het verband met het Britsche Rijk. Op een ander wezenlijk punt heeft En geland voet bij stuk gehouden: het heeft de militaire waarborgen verkregen, die het voor zijne veiligheid noodig achtte; de Engelsche marine blijft de lersche wateren en havens beheerschen. Daar entegen zal de lersche Vrijstaat een eigen militaire weermacht mogen op richten, mits niet grooter, naar ver houding, dan die van Groot-Brittannië. Overigens verkrijgt Ierland volkomen zelfregeering, ook op financieel gebied; het zal echter een deel van de Engelsche schuld en van het bedrag der oorlogs pensioenen moeten overnemen. De grootte van dit aandeel zal, indien daaromtrent geen overeenstemming wordt verkregen, door een arbiter worden vastgesteld, gelijk ook enkele andere regelingen aan arbitrale uit spraak zullen worden onderworpen. Ten opzichte van Ulster heeft Sinn Fein den eisch van n- en ondeel baarheid van Ierland niet kunnen hand haven. Ulster heeft de beschikking over zijn eigen lot in handen gekregen. Maar hoe ook de stemming in Ulster moge zijn ten opzichte van het getroffen vergelijk, die overeenkomst kan door Ulster niet ongedaan worden gemaakt, al zal het bij de uitvoering van enkele bepalingen daarvan zijne medewerking moeten verkenen; of het daarbij tegen stribbelt of niet, de lersche Vrijstaat zal verrijzen, hetzij met inbegrip van, hetzij zonder Ulster. Dat wil zeggen: die lersche Vrijstaat zal in het leven worden geroepen, als het Britsche Parlement en de Dail Eireann het Sinn-Feinsche Par lement-?de overeenkomst goedkeuren. De delegatie van Sinn Fein heeft beloofd dit aan hare lastgevers te zullen aanraden. Zonder oppositie zal de Dail Eireann het accoord niet aan nemen; in deze vergadering zitten te veel fanatici, dan dat er niet een poging zou worden gedaan om de strijdleus: een vrije lersche republiek ! ongerept te houden. Maar indien zij het al aan durfde, het vergelijk niet te bekrach tigen, dan zou zij toch aan het lersche volk de gelegenheid moeten geven, zich daarover uit te spreken; men mag vertrouwen, dat een plebisciet ten gulste van het accoord zou uitvallen; de extremisten . hebben thans onder het lersche volk vermoedelijk minder aanhang, dan uit hun getalssterkte in de Dail Eireann zou kunnen worden afgeleid. Het Engelsche volk zal niet behoeven te worden geraadpleegd; een ontbinding van het Engelsche Parlement wegens de verwerping van het accoord" zal zeker niet noodig zijn; het zal dit met groote meerderheid aannemen. Er zijn ongetwijfeld tal van conservatieven, die de overeenkomst als een capitulatie met de vervloekte rebellen" zullen beschouwen; maar tegenhouden kunnen zij haar niet. Of het lersche volk, dat in den strijd voor zijne vrijheid zooveel volharding heeft getoond, ook de eigenschappen bezit om een goed gebruik te maken van de thans te verkrijgen rechten, zal de toekomst leeren. Maar zelfs al zou het daarin falen, het zal zijn lot ge williger dragen, wanneer het dit aan zich zelf heeft te wijten, dan wanneer het Engeland daarvoor aansprakelijk kan stellen. De beslechting van de lersche quaestie zal een mijlpaal blijven in de geschiede nis van Engeland. Het is bekend, dat Koning George, voor zooverre dat in zijn vermogen stond, het sluiten van een vergelijk heeft bevorderd. Maar aan Lloyd George komt de volle eer daarvan toe. Zooals in den oorlog, heeft hij ook nu taai volgehouden, totdat het doel was bereikt. Een nieuwe aanspraak op den titel van den groot sten staatsman, dien het Engelsche volk heeft gehad, behoefde hij niet; maar het moet hem toch tot bizondere voldoening strekken, wanneer straks, dank zij vooral zijn beleid, de kloof, die eeuwenlang tusschen Engeland en Ierland heeft gegaapt, zal worden overbrugd. KERN K A M P iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiii iiiiiiimiiiimiiiiimiifiJiiiiiiii l'ilMIIIIMIIMItlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIII IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIMIIIIII de gedachte die bij mij opkwam dat nooit mijn dassen zich zouden wagen in het licht der zijne. Daarom ging ik er niet dan met eenige aarzeling toe over, nadat ik had ge hoord van zijn positie onder het jongste ge slacht van prozaschrijvers, om hem te noodigen tot hernieuwde kennismaking. Zij werd met groote bereidwilligheid aange nomen, de uitnoodiging. Daar zaten wij tegenover elkander in het hooge welverlichte vertrek met het oog op den vroolijken Seine-oever,|twee planeten, twee dwaalsterren die elkander boven het lucht ruim passeerden en die gebruik maakten van het oogenblik van het voorbijgaan, om even, ieder in haar eigen taal, elkander te begroeten. Of was er toch nog eenige nadere verstand houding gebleven, ondanks de twintig of meer jaren van het elkaar niet zien en van het niet weten van elkaar? Er was tusschen ons, van den kant van Lucien, de ervaring van het Parijsche wereldsche leven, van den salon van princesse Mathilde, van het verblijf .telken jare op Farnborough Hill of Cap St. Martin in de omgeving van ex-keizerin Eugénie, en dan niet te vergeten: de ervaring van den oorlog en van het zoeken, met zijn kunstgenooten naar een nieuwen vorm van de kunst. Wat er aan den anderen kant tusschen ons lag dat was het geregelde leven van den burger, maar heel oneigenlijk een dwaalster te noemen. Want hij sukkelde voort op het eenmaal voor hem getrokken burgerlijk spoor. Van tijd tot tijd slechts een zijwegje. Een heel enkele maal. De jaren waren voorbijgegaan, ae trekken van het knappe, edele gezicht tegenover mij waren gebleven. De tijd had de bloem van het gelaat weggestreken, de wezenlijke lijnen kwamen aan den dag. De houding en de lenig heid van beweging was ongebogen en onge broken bewaard. De jeugd was nog over, maar aan die jeugdigheid zou ik geen datum weten te geven. De terughouding van vroeger sprak nog even onder de gemakkelijkheid der manieren, ook de gevoeligheid en het zelfbewustzijn kon men nog aflezen onder den volmaakten toon van eenvoud van het gesprek. Het geheel, om mijn indruk samen te vatten, was ver soberd geworden. Daarom niet minder aantrekkelijk. Oude tijden werden eerst opgehaald, zij dien den slechts tot overgang. Waarom vroeg mij Lucien, stooten wij het geslacht dat ons direct i»voorgegaan af, en moeten wij, zonder het te willen, onze voorliefde erkennen voor wat veel verder afstaat. Zoudt ge gelooven, dat ik, die met Barrès heb gedweept, zijn romans moeilijk meer kan laten gelden en mij liever houd aan zulke ouderwetsche dingen als Feuillet of Cherbuliez heeft voortgebracht. Neen, Barrès en de anderen hebben afgedaan. Met een voornaam gebaar: Non, tont cela n e conipte plus." De goede verstandhouding, was mijn op merking, waarin een kind tot zijn grootvader staat zal toch wel, ten minste voor een deel, daarop berusten dat het werk van het oudere geslacht den groei en de inspanning tot groei van het jongere niet meer kan hinderen. Op de deugden wordt dan gelet, zooals men meu bels van een smaakloozen tijd, wanneer ze in ons bezit zijn, kan prijzen om hun soliditeit en hun comfort. Tusschen zoons en vaders bestaat altoos rivaliteit. De vaders zitten hun in den weg, als men dit zoo mag uitdrukken. Wat ik zeide, ging niet erg diep, erkende Lucien. En wat ik antwoordde, was een banaliteit, luidde mijn bekentenis. Er stond mij voor den geest wat mij hier dertig jaar geleden over kwam op mijn pelgrimstocht. Toen waarschuw den wij de menschen die zich verzekerd achten van hun plaats in de literarische wereld, om mij toch niet te laten vangen door de bewe ging van de jongeren, die thans de oude ren zijn :,,Croyez-nons, zeiden zij van Barrès, Jules Renard enz, tont cela exestf pas.'' Ik vind u menschelijker, gij laat ten minste aan de ouderen die u niet langer bevallen hun bestaan, al plaatst ge hen in een soort van purgatorio, nu ge niet langer met hen hebt te rekenen. Maar wij zoeken en strijden, niet het minst tegen ons zelf. Wij doen ons best ons eigen werk op een ruimer plan te brengen, beter gefundeerd dan wat de voorgangers gaven, zeide Lucien met een hoogheid die hem wel stond. Kunnen wij dan blijven bin nen de kaders door hen getrokken en die ons niets anders toonen dan conventie? Wij streven naar het schoone, natuurlijk; maar wat wij als harmonie gevoelen is waar schijnlijk een wanklank van tegenstrijdig heid voor wie gewoon zijn aan het gewone. Wat wij willen, dat is in de eerste plaats op rechtheid tegenover ons zelf. Al de formules die ons omringen, formules van taal, van gebruikelijke redelijkheid en van gebruikelijke kennis dienen te worden onderzocht en tot klaarheid gebracht. Geen verwarring van de dingen met elkander. Geen kunst in onze kunst, de materie waarin wij werken zuiver vór ons; herleid tot de primitieve qualiteiten en ont daan van alle lagen daarover gelegd in den loop der tijden. Wij zelf rein tegenover het wezen der dingen ! Een lichte gloed kwam over zijn wangen. De rechte hervormers zijt gij, wierp ik in 't midden, gij verlangt uw geloof, dat is: de drang tot uw handelen, zuiver te houden van alle middelaars en bemiddelaars. Wat 'n menschen tusschen mij en God ! zegt Rousseau; gij wilt direct voor uw werk staan. Men heeft wel een overeenkomst gezocht tusschen de literatuur van een tijdperk en zijn schilderkunst, zoo vervolgde Lucien den gang van zijn ideeën, voor ons, de jongeren, is eerder de muziek een voorbeeld. Wel te verstaan de nieuwste muziek die komt na Uebussy en na Ravel, de muziek die men heeft genoemd van de school der zes." Les six," behooren tot ons, of behooren wij tot hen? Die muziek ziet niet op tegen het primi tieve geluid van een kermis of tegen het ge raas waar een wilde volkstam uit de bosschen het meehoudt. Dat is de chaos, waaruit zij zich op haar tijd verheft. Zoo hebben wij ook het reclame-achtige en het opzichtige, het grof geestige in de literatuur. Maar dan, evenals de muziek al wat overbodig en tech nisch gecompliceerd is, weet op zij te zetten, om in de uiterste eenvoud en klaarheid, de muzikale phrase te omlijnen, zoo verdwijnt m ons woord al het onnutte en sentimenteele, om den zin in zijn eigen duidelijkheid aan het licht te brengen.... Maar morgen hebben wij onze gewone bij eenkomst in de rue*** tusschen vijf en zeven. Daar zal ik u bij onze menschen introduceeren. Het locaal van den bar is klein en ge woonlijk overvol. Laat dit u niet afschrik ken. Ik zal het oog houden op uw komst, et je m' elancerai a cotre rencontre. " Hoe vol en hoe eng zij was, de verzamel plaats van de school die een nieuw proza zou brengen aan Frankrijk! Lucien was zijn woord getrouw, hij loodste mij binnen en bezorgde mij zelfs nog een zit plaats, waar, geloof ik uit gebrek aan ruimte de meerderheid moest blijven staan. Was er veel kennis te maken? Ik zag er Choctean, vermaard om zijn excentriek the ater, Jacques Porel en zijn vrouw, anderen nog wier gezicht onder de sigarettenrook, maar half gezien en wier naam in 't geheel niet werd gehoord onder het oorverdoovend ge bulder op een piano, begeleid door een neger met een tamboerijn. Was de pianist vermoeid, dan blies de neger op een saxophoon, onver zettelijk. Wat zegt ge van onze manier om alle disputen over kunst onmogelijk te maken?" vroeg mij Porel. Een geniale vondst !" trachtte ik te antwoorden tegen de schette ring in. Zoo werd ik ingegenialiseerd in de jongste beweging. W. G. C. B v v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl