De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 10 december pagina 7

10 december 1921 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

10 Dec. '21. No. 2320 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD V OOR NEDERLAND GUSTAVE FLAUBÉRT 1821?12 December?1921' Het zal 12 December honderd jaar geleden zijn dat ustave Flaubert geboren werd. In Frankrijk en ook hier in Holland wordt deze gelegenheid aangevat om de nagedachte nis te eeren van den man, die in zijn eigen land een nieuwe kunstrichting gebracht heeft «n wiens werk ook op andere litteraturen van grooten invloed is geweest. Toen Flaubert begon te schrijven zijn eerste boek verscheen in 1856 hadden vele van de romantische geesteswendingen in Frankrijk afgedaan. Men was langzamer hand afkeerig geworden van de dichters, zpoals er verscheidene waren onder de roman tici, die hun eigen innerlijk leven boven alles belangrijk vonden, die met wellust al hun geluk maar vooral ook al hun leed in het openbaar vertelden en die de wereld buiten hen, de gewone wereld van het dagelijksch leven, haatten en verachtten uit al hun macht. De belangstelling van de kunste naars zelve was zich langzamerhand naar de buitenwereld gaan keeren. Een schrijver, die tevens schilder is,, Théophile Gautier, houdt niet op, op de waarde der uiterlijke dingen te wijzen: Je suis un homme pour qui Ie monde visible esiste". De vorderingen der wetenschap en vooral de praktische toe passingen van de wetenschap trekken de aanda.cht van den kunstenaar, hij gaat die schoon en gewichtig vinden, hij treedt uit zijn ivoren toren om het veranderde leven te aanschouwen. Een schrijver als Balzac wil niets van zijn persoonlijk gevoelsleven in zijn werk leggen, maar hij wil op een weten schappelijke wijze steunende op de mee ningen van den bioloog Geoffroy Saint Hilaire de menschen, allerlei rnenschen, en hun omgeving beschrijven. Tegen 1850 zien wij telkens romans ver schijnen, die zonder haat en zonder min achting en ook zonder de felheid van een Balzac, het gewone dagelijksch leven nauw keurig willen weergeven en waarvan die van Champfleury wel de belangrijkste zijn. Het is in 1851, dat in de Revue des deux Mondes, naar aanleiding van werk van Champ fleury de naam realisme voor het eerst wordt gebruikt. De kritikus, de heer Rollet, was van oordeel, dat deze nieuwe school niet een groote toekomst beschoren was, immers buitengewone talenten bracht zij niet voort . en zij wilde de zonde alleen maar bestudeeren, zonder dat zij den vurigen wensch had haar te genezen. Het realisme heeft echter een langer en schooner leven gehad dan de heer Rollet heeft voorspeld en in 1856 verschijnt het boek, dat deze kunstrichting zal bepalen: Madame Bovary van Gustave Flaubert. N In dit boek vond men de eigenschappen waaraan men op dat oogenblik in den roman behoefte had. Het bevat een eenvoudige geschiedenis: die van een doktersvrouw, die geen geluk vindt in haar huwelijk. Het milieu is alledaagsch: het toont ons het leven van menschen uit een kleine stad. Verder ? dringt de persoonlijkheid van den schrijver zich niet pp, zijn eigen intieme meeningen deelt hij niet mee, een les wil hij niet geven. .Men zag in Madame Bovary op een schoon e en zuivere wijze aangeduid in welke richting het realisme zich te ontwikkelen had. En 'twintig jaar later als Zola de theorieën van het naturalisme gaat uiteenzetten zal door hem het werk van Flaubert niet alleen realistisch maar zelfs naturalistisch genoemd worden, omdat volgens Zola de schrijver, zich -op een wetenschappelijke wijze docu4rnenteerend, gearbeid heeft. Flaubert zelf echter was boos wanneer men iem bij de een of andere school wilde indeelen en hij schreef aan Maupassant: Comment peut-op donner dans des mots vides de sens comme celui-la: Ie Naturalisme" ! Pourquoi a-t-on délaisséce bon Champfleury avec Ie Réalisme" qui est une ineptie de même calibre, ou plutót la même ineptie". Want Flau bert wil niet opzettelijk de een of andere letter kundige richting uit. Hij wil niet als Gautier het vooral-visueele; hij wil niet als Balzac een wetenschappelijken ondergrond voor zijn werk, hij is niet als Zola een zoeker naar een nieuwe leus. Eigenlijk is er weinig litteratuur" in de werkwijze van Flaubert. Hij werkt om het leven te kunnen blijven volhouden, hij werkt uit een soort zelfbehoud, pour escamoter la vie" zooals een van zijn geliefkoosde uitdruk kingen luidt. En of zijn roman nu speelt in een klein Fransen provinciestadje of in het oude Carthago; of hij zich inleeft in de gevoelens van een oude dienstbode of in die van den Heiligen Antonius, het komt voor hem op het zelfde neer. Vór alles is zijn doel: zich los te maken van zijn eigen gevoelsleven, dat hem veel leed brengt. Zoo is bij Flaubert minder dan bij menig anderen schrijver de kunstenaar te scheiden van den mensen en het is alleen als wij den mensch Flaubert kennen, dat wij tot een be grijpen van den kunstenaar kunnen komen. Hoe is nu die mensch? Flaubert is iemand met een zeer groote nerveuse gevoeligheid, die een zekere kleur geeft aan al zijn denken. Een deur, die kraakt, het gezicht van een bour geois", een dwaas voorstel geven hem hart kloppingen en brengen hem van streek. Er zijn ameublementen, kleuren van kleeren, profils van stoelen, randen van gordijnen, die hem pijn doen. En pijn doen hem ook dikwijls de menschen. Hij is een beetje schuw voor ze. Hij schenkt hun niet gauw zijn vertrouwen, hij is veel te bang dat ze hem met wat ze weten van zijn innerlijk leven later weer leed zullen doen. Hij heeft een groote teederheid voor zijn moeder, voor zijn kleine nichtje, dat hij opvoedt, voor zijn vrienden en voor de zoeken den, die niet weten hoe het leven te aanvaar den. Maar hij houdt niet van menschen, die met hun intieme gevoelens te koop loopen; niet van lyrici als Musset en Lamartine. Hij heeft een haat voor alles wat valsch en ge affecteerd is, heftig haat hij elke imitatie van een groot gevoel of wat maar op een imitatie zou kunnen lijken. Hij heeft een kieschheid, die hem altijd belet heeft aan een vrouw het hof te maken: en disant les phrases po tiques qui me venaient alors aux lèvres, j'avais peur qu'elle ne sedise: Quel charlatan" et la crainte d'eu tre un effectivement m'arr tait". Noch over het leven, noch over de menschen maakt hij zich veel illusies. Hij heeft een felle verbeelding en hij weet dat, waarheen hij zich ook wendt, de werkelijkheid nooit de schoonheid van zijn verbeelding zal naderen. Wij vinden in hem de oude melancolie terug van de romantiek, de mclancolie omdat het reëele leven nooit geeft, wat de droom belooft. Maar dit leed is bij Flaubert doordringender dan bij de romantici, die hun smart uitklagen met een zekere ver voering. Flaubert klaagt niet, maar hij ont leedt zijn melancolie, hij ontleedt die voort durend, hij geeft zich voortdurend reken schap van al zijn gevoelens. Weinig geniet hij van het oogenblik. ,,Je ne suis pas fait pour jouir", schrijft hij aan Louise Colet 11 ne faut pas prendre cette phrase dans un sens terre a terre, mais en sentir l'intensitémétaphysique". Het is door die strenge analyse, dat de melancolie van Flaubert heviger wordt dan die der romantici. Hij bewondert dan ook niet zijn leed, hij heeft er een afschuw van; hij tracht op allerlei manieren er aan te ontsnappen. In zijn jeugd reeds heeft hij daarvoor.een middel gevonden: hij gaat in het dagelijksch leven rollen spelen. Hij speelt bijvoorbeeld, dat hij een kellner is of een journalist uit Nevers en dagen achtereen doet hij alles zooals de kellner of de journa list, dien hij zich verbeeldt te zijn, dat gedaan zou hebben. Hij spreekt, hij beoordeelt het leven op hunne wijze. Toen hij in 1850 met Maxime Ducamp op reis was, speelden «»j «^ \,vii ui uuvivi v oviiuui vviiviv iiiuvwiv.il iutu jTia/wiinc LjuiaiiijJ UJJ icio wao, ojjwiuvu VIIVL ^ijll LWvt IIIIIIIIIIIIIIIHItllllllllllllllllllltllll llllllimillllllllllllllllllllllll"! III umi IIIIIIIIMMIIIIIl , UIIIIIIIIIIU IIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIll'lllll Illlll zij samen, dat zij twee oude wat ziekelijke renteniers waren: Ie père Etienne en Quarafpn; in de brieven aan zijnjmoeder vertelt hij hoe zij deze rollen uitwerken. Maar ook op andere manieren zoekt Flau bert aan zichzelf te ontvluchten: allereerst door zich in te werken in wat anderen hebben gedacht, door te lezen. En ais Mlle Leroyer de Chantepie hem vraagt, hoe zij geluk in het leven moet vinden, dan raadt Flaubert haar: Faites de grandes lectures" Maar niet moet zij lezen zooals de kinderen om zich te amuseeren en niet zooals de eerzuchtigen om zich te ontwikkelen Non, lisez pour vivre". Het schoonste middel echter, dat Flaubert vindt om zich los te maken van zijn eigen persoonlijkheid is het schrijven van zijn romans. Als hij een roman schept, leeft hij maanden en jaren lang in een omgeving, die niet de zijne is. In welke? Weinig komt het er op aan. Hij zal milieus beschrijven wier schoonheid hij bewondert en hij zal gewone burgerlijke milieus beschrijven waar van hij eigenlijk niet houdt maar juist het zich inwerken in de gewoonheid, in de bana liteit van het leven, haalt hem uit zijn eigen persoonlijkheid. Hij leert op deze wijze ge nieten van de dwaasheid en de kleinheid van de menschen. Hij legt zelfs aan: een Dictionnaire des idees regues", waarin hij alle banale zegs- en denkwijzen, die hij tegenkomt, nauwkeurig noteert. Zoo zien wij, dat Flaubert zich met even veel liefde inwerkt in een historisch of in een mystiek als in een eenvoudig alledaagsch onderwerp; dat zijn weelderige verbeelding hem niet belet de werkelijkheid zeer goed te zien en zeer fijn te ontleden en dat hij zijn aanleg tot opmerken en tot het ontleden van anderen bewust ontwikkelt om uit zijn eigen melancolie. weg te vluchten. Al heeft nu echter Flaubert een grooten schroom om iets van zijn innerlijk leven te open baren, toch legt hij in zijn werken neer zijn eigen zoeken naar bevrediging, zijn eigen leed om de illusie, die nooit verwezenlijkt wordt, maar hij doet dat telkens weer in een anderen zoogenaamd objectieven vorm. MadameBovary zoekt een eindeloos geluk,maar zij is bedorven door een romantische op voeding en zij zoekt verkeerd. En dan, Madame Bovary is een vrouw en de vrouwen zegt Flaubert bezien altijd alles dichterlijk. Omdat Emma de menschen, die zij ontmoet, ideali seert vergist ze zich eerst in haar man en dan in haar minnaars. Maar onder haar gebrek aan onderscheidingsvermogen onder haar valschen smaak verbergt zich toch altijd haar zeer werkelijke behoefte aan een ideaal. Eigenlijk heeft zij gehouden noch van Charles, noch van Rodolphe, noch van Léon. Zij heeft in hen gezien de verwezenlijking van haar droom en het is van haar droom alleen, dat zij gehouden heeft. En als zij dat ideaal niet bereikt, dan beschuldigt zij wat buiten haar is: het leven, de anderen. Zij denkt niet na over haar eigen middelmatigheid, zij geeft zich geen rekenschap van het feit, dat zij zich zelf niet kent allén het leven is onmoge lijk voor haar geworden. Rien d'ailleurs ne valait la peine d'une recherche; tout mentait, chaque sourire cachait un baillement d'ennui, chaque joie une malédiction, tout plaisir son dégoüt et les meilleurs baisers ne vous laissaient sur la lèvre qu 'une irr alisable envie d'une voluptéplus haute". Frédéric Moreau, de hoofdpersoon uit l'Education SentimentalCjliegint ook het leven met verheven plannen: hij wil een groote liefde vinden en hij wil worden een groot man. Hij zoekt voorzichtiger dan Emma Bovary. Hij is een man, hij kent de menschen beter dan zij en hij vergist zich niet in hen. Toch slaagt hij niet in het leven. Hij is te slap om tot daden te komen. Hij wordt geen groot kunstenaar, hij wordt geen minister, hij wordt een kleine, een wat minne bourgeois. En in dat laatste boek van Flaubert waaraan hij bezig was, toen de dood hem verraste, zien wij nog eens weer diezelfde idee uitgewerkt: het contrast, dat er is tusschen het menschelijke willen en het menschelijke bereiken. Bouvard en P cuchet zijn twee kantoorklerken, die hun werkIN HET MAURITSHUIS REMBRAN'DT. Portret van zijn zoon Titus, gemerkt en gedateerd 1655. Op doek, hoog 77, breed' 63 cM. In bruikleen tot pi. m. 5 Januari e. k. in het Mauritshuis te 's-Gravenhage. Eigendom van den Earl of Crawford te Londen. Een der innigste, por tretten van den grooten meester, een der schitterendste stalen van zijn manier van werken bovendien. Het is bijzonder goed bewaard en ziet er uit, als kwam het zóvan het atelier van den meester. Dit schilderij Is na 1895 (toen het op de Amsterdamsche Rcmbrandt-tentoonstelling was) niet meer tentoongesteld geworden. W. 11:. 111111111M1111 «iMMiMiniiii iiiiinii iiiiiitmiiiiiiir-mii ? uiterlijke correctheid, zij is het noodzakelijke gevolg van de waarde, die zijn kunst voor zijn leven heeft. Door haar vindt hij geluk; zij is alles voor hem, zijn liefde is zij en zijn gods dienst. Al heeft Flaubert dus niet opzettelijk een nieuwe richting willen scheppen, toch is zijn werk voor velen een voorbeeld ter navolging geworden. Invloed heeft gehad bijvoor beeld op Zola, op Maupassant en op veel . anderen de keuze van zijn realistische on derwerpen, de preciese schildering van het banale leven en zijn systematisch doorge voerde objectiviteit. Invloed heeft gehad zijn behoefte aan een zeer volmaakten stijl, aan een stijl waarin elk woord is overwogen en met een zeker doel wordt gezet op een bepaal de plaats. Die groote zorg voor den stijl vinden wij terug bij Maupassant en ook hoewel op een andere manier bij Edmond en vooral bij Jules de Goncourt. Niet heeft dadelijk invloed gehad dat, wat toch eigenlijk den grond vormt van het werk vaii Flaubert: de behoefte aan analyse, de behoefte om zoo veel mogelijk van het innerlijke leven te laten zien. Bourget, Barrès e.a. zullen later met hun psychologi sche romans in deze richting doorgaan, maar de diepe en warme menschelijkheid van Flau bert zullen zij toch niet bereiken. W. MARKU s?P o E L s kring er aan geven en die geluk trachten te vinden in de wetenschap, in de kunst, in de liefde. Zij probeeren allerlei en niets gelukt hun. Aan het einde van hun wanhopig pogen nemen zij weer hun nuchter kantoorleventje op en zij gaan weer als vroeger copieeren. Ook in boeken als Salammbó, als la Tentation de Saint Antoine vinden wij steeds terug het vruchtelooze zoeken naar een ver geluk. En Flaubert zelf? Hij heeft gewild wat de menschen uit zijn boeken wilden, maar hij gaat niet ten onder als Madame Bovary, hij schikt zich niet in een nederlaag als Frédéric Moreau en Bouvard en Pécuchet. Al vroeg heeft hij begrepen in welke richting hij zijn leven moet sturen: Cherche quelle est bien ta nature et sois.en harmonie avec elle". Hij zelf heeft innerlijke bevrediging en geluk ge vonden in zijn werk en in zijn werk allén. Naar roem en eer streeft hij niet, hij denkt er niet aan een letterkundige school te stichten. Maar met een devote toewijding tracht hij zoo eerlijk en zoo zuiver mogelijk de gevoelens en de milieus, die hij schept, uit te beelden. Hij meent, dat voor elk gevoel, dat hij heeft weer te geven er maar n geheel juiste uit drukking en maar n rythmus bestaan. Nu komt het er op aan, die uitdrukking en dien rythmus te vinden en soms dagen, soms weken lang werkt hij over een paar bladzijden. Die stijlzorg van Flaubert is niet een behoefte aan HUBERT LA ROCHE De Tooneelspeler, door SACHA GUITRV. Hubert Ia Roche als Cyrano. (Teekening van A. Wiesebron-Spier). De tooneelspeler Hubert La Roche heeft n gebrek. Dit is, dat hij zijn plaats in de Hoofdstad verliet. Deze groote kunstenaar, die niet op zijn roem teert, maar met elke rol opnieuw de levende kracht van zijn talent bewijst, behoort, officieel, in den eer sten schouwburg des lands, waarvan hij een steunpilaar en men vergeve mij het jubileumwoord een sieraad was. Veel meer valt er bij de veertig-jarige herdenking van zijn loopbaan, waarbij Noord-Nederland met dankbaarheid voor de helft mag getui gen, eigenlijk niet te zeggen. Het werk van La Roche, in tal van ongelijksoortige rollen, was altijd compleet en sterk, de indruk bleef, tot in het fijnst détail; met het noemen der namen staat in ieders herinnering het monu mentaal beeld overeind. Het was mij immer, wanneer ik 's avonds La Roche had zien spelen, den volgenden morgen een voorrecht daarover te mogen schrijven, de innerlijke gestalte, die mij dan hoe langer hoe duidelijker voor oogen kwam, trek voor trek na te speuren, en zoo mogelijk iets van vast te leggen in woorden. En dit was niet het minst loonend wanneer het een rol gold, waarvoor hij de uiterlijke gestalte niet meebracht en zijn weinig classieken aard geweld moest aandoen. Tot op zekere hoogte kan een werkelijk tooneel speler alie rollen spelen. Nochtans scheen de persoonlijkheid van La Roche, het accent, zoowel van zijn geheele kunstenaarswezen als van zijn stem, menigmaal een beletsel. Zijn Sir Toby" (Driekoningenavond") was, kon geen jonker" zijn; ook voor Falstaff", al telt men den Falstaff der Vroolijke Vrouwtjes" niet onder de groote heeren, miste hij den hoogeren weemoed, het adellijk bezinksel. La Roche als Mephisto", dat leek wel de hachelijkste onderneming. En hoe bracht hij het er af ! Ontegenzeggelijk, een Viaamsche duivel, zooals zijn Cyrano" ook een Viaamsche held was, van andere proporties dan verbeelding en traditie vast stelden, te week van geluid, meer mensch dan geest. Doch in weerwil van dit alles, zómachtig, zóin allen deele beheerscht en aangrijpend van innerlijke vitaliteit, zoo onverzettelijk ten slotte, dat er voor eiken, meer geraffineerden Mephisto na dezen, heel wat komt kijken eer dit oerkrachtig beeld in onze herinnering zal zijn gedekt, de naklank van die gemoedelijke, maar gebiedende stem, vergaan. Marais An tonius...." oogenschijnlijk had La Roche, toen hij met zijn gedrongen gestalte en korten pas naar het gestoelte stapte, alles tegen. Maar toenjhij erop stond, zijn rede inzette, eiken zin vulde, rustig plaatste, elke stilte maakte tot een oogenblik waarin men IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIII iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmi den hartklop van het volk hoorde, met iederen ademtocht de spanning opdreef...! Het verwondert mij altijd eenigszins, dat men in het algemeen de hoogste waarde aan zijn Cyrano" toekent, waar hij deze rol toch slechts voor de helft den Gasconjer", een pronkstuk van dictie, onbetwistbaar vervult, terwijl de lyrische zijde, datgene wat den dichter in dezen mclancholieken gelukzoeker-in-wensch-en-waan, het naast moet hebben gelegen, geheel verloren ging. Dit valt des te eer op, omdat hij in andere rollen juist dit: het onbewust innigste van den kunstenaar, vaak wist te redden. Hoe verruimd, milder-geworden scheen ons het karakter van Isidore Lechat in het oude, harde stuk van Octave Mirbeau: Zaken zijn zaken". Een rol, zoo grof, zoo plat geschreven, ze werd een illusie van mensche lijkheid in de handen van den grooten too neelspeler. En voor mijn speciaal genoegen zou ik daar dan nog gaarne Gustave de Ridder" (?de Winkeldochter") naast zetten, den bijna classieken burgeredelman van Brussel, hetme:doogenloos monument van den geslaagden, verlekkerden, opgekikkerden, van champagne en voldoeningen druipenden mid denstander op het feest ter eere van zijn benoeming tot ridder in de Leopolds-orde. De voorliefde van den jubilaris voor den zeer getalenteerden, maar misdadig oppervlakkigen Parijschen schrijver Sacha Guitry deel ik niet. Wat hij ook in dergelijk ijl werk praesteert alleen al de verschijning in Mijn vader had gelijk!" bewijst, voor wie daaraan nog twijfelt, dat voor een tooneelkunstenaar, die wat te vertellen heeft, de geschreven rol altijd wel een uitgangspunt biedt, een schema; en dat de tooneelrol een nagenoeg zelfstandige schepping kan zijn, van meer beteekenis dik wijls dan de oorspronkelijke schets, die heenscheert, om niet te zeggen heen-floddert over gevoelens, welke, hoc geestig en bevallig ook terzijde geschoven, een zekere, onverganke lijke waarde moeten behouden. Tot dit expe riment leende zich echter deze laatste Sacha" niet bijzonder, en het mocht ook La Roche ditmaal niet gelukken de door het stuk ge stelde slagboomen op te heffen. Om den Tooneelspeler" niet te ver warren met Komediant" hetzij als drama, hetzij als satyre, te maken tot wat het, naar het onderwerp, had kunnen worden : de open baring aan het publiek van de tragiek in het leven van den uitvoerenden kunstenaar, wiens materiaal" bestaat uit levende men schen, wiens inspiratie wordt verstoord, en wiens kunstwerk wordt bedorven door onwil of onmacht van den eersten den besten collega, iiiiHiiiiimmiiiiiiiimiiiiiiiii niiiiifimiiii uu luiuiii mum uu i uiiiiiiiuiiiuiiiii en die met ai zijn idealen, zijn heiligsten ernst oploopt tegen een muur van andcrs-denkenden, had de auteur-acteur zelf zijn kunste naarsideaal hooger moeten houden, niet mogen verraden dat het succes" zelfs den edelststrevende op het tooneel nog boven het stil geluk der innerlijke conceptie gaat. Had hij werkelijk zijn vak" willen eeren, hij zou dit conflict tusschen den verheven drang en de onberekenbare, neerhalende omstandighe den", waarvan een schrijver voor zijn schrijf tafel, een beeldhouwer tegenover zijn klei, geen denkbeeld heeft, tot kern voor zijn stuk hebben genomen, en de liefdesgeschiedenis, die een deel uitmaakt van dezen strijd, van zelf hebben gebracht op een beter plan. Thans bleef liet beuzelpraat. De Tooneelspeler" is vijftig jaar geworden, vroeg-vcrzadigd van het leven niet zijn lusten en lasten, welke hij, toegeeflijk aan elke passie, in betrekkelijk korten tijd heeft uitgeput. Dit is het psycholo gisch moment, waarop de Kunst" tevens retraite" wordt, het tooneel: een klooster voor de laatste hartstochten der verbeelding, de nieuwe rol: narcose. Juist als hij, tot deze conclusie gekomen, met een lofzang op de Muze, de lijfelijke vrouw, die tot op dit oogen blik zijn vriendin" was, met de sans-gêne van het genie van zijn hals heeft geschoven, om de rest van zijn extaze nog slechts te gun nen aan de onschadelijke kleedster" iemand, buiten het publiek, moet er nu een maal zijn om hem aan te hooren wordt er aan de deur van zijn kleedkamer geklopt en valt hem de Vrouw opnieuw in de armen, thans in de gedaante van een zeer jong meisje. Hij herinnert zich een voorgenomen vacanticreisje en heeft er geen bezwaar in nog dit post-scriptum aan zijn wercldsch testament te hangen, nu het zoo valt ook dit lieve kind te verheffen tot zijn wagon-lit. Zooals te voorzien was, laat ook ditmaal de crisis zich niet lang wachten. Het verliefde meisje verbeeldt zich alras dat van deze lustwarande naar het Shakespeare-balcon il n'y a qu'un pas, en de op gefleurde fantasie van haar leermeester meent inderdaad eenige gelijkenis tusschen haar knap gezichtje en zijn aangebeden Muze te speuren. Tot helaas het samenspel voor het publiek", een fiasco, hem tot de werkelijk heid" terugroept. De liefde van den kunstenaar zegt het haar ongezouten, want waarom zou hij een medcmensch ontzien als het de kunst, zijn eerzucht en het applaus geldt, en het meisje dat zich met n slag haar rol" en elke illusie in den man, die haar tusschen de bedrijven tot zijn vrouw maakte, ontnomen ziet, gaat nog dienzelfden avond den weg harer voorgangsters. De komediant is gered. Hij pinkt een traan weg uit zijn linkeroog om zijn volle aandacht weder te kunnen wijden aan ,,de creatie" van zijn rechterwenkbrauwboogje, en de kleedster staat al gereed om hem te hooren fluisteren: maar morgena'vond zal ik het stuk weer spelen voor een volle zaal." Niet waar, dit laatste had Sacha Guitry hem nu niet moeten laten zeggen. We wisten het wel, dat het daarom ging, maar ecnigermate hadden wij toch de illusie willen behouden dat dit, voor den braven burger wreed en ietwat onnoozel spel niet het wer kelijke leven, zijn basis en zijn verontsschuldiging vond in een onbesmetten, overmachtigen drang naar het in verbeeldingskunst volstrekte", dat geen verband houdt met het aantal passagiers in de zaal. Dan zou ongetwijfeld het derde bedrijf: de repetitie, waarbij de kunstenaar, met zijn naakte ziel en getergde zenuwen, kampt tegen: den acteur, die het altijd beter weet, de actrice, die tooneelspelen een handverdraai vindt, den souffleur, die het publiek ver acht," en den changeur, die desnoods de coulissen op zijn hoofd zou laten vallen, indruk hebben gemaakt. Want dit is de strijd, die de tragiek en de poëzie inhoudt van den fanatieken kunstenaarsdroom. En Sacha Guitry, die het klappen van de zweep goed kent en een stuk schreef voor zijn groo ten Vader, had, al ware het alleen om hem, deze poëzie: de onafhankelijkheid van den vrijgeboren kunstenaar, ondanks alle om standigheden, moeten doen beseffen als een, voor den zeepfabrikant misschien bedenke lijk, voorden tooneelspeler" echter volkomen natuurlijk feit. Ook de vertooning van dit blijspel", door het Hofstad-Tooneel, droeg niet bij tot den ernst van het gegeven. Vera Bondam, het jonge meisje, was een bakvisch, had niets van het, voor een kunstenaar even aantrek kelijk vlammetje", noch van het gekreukt en gekrenkt vrouwtje, dat na afloop der comedie vrijwillig haar beschaamden weg gaat omdat ze begrepen heeft dat het roemrijk hart van den tooneelspeler" zich alleen nog maar openen kan voor de dame-uit-de-zaal, die morgen aan zijn kleedkamerdeur komt kloppen, met het compliment van den avond in haar verliefden blik. En Hubert La Roche, in de rol, waarvoor Jan C. de Vos het uiterlijk zou hebben gehad, wist slechts oppervlakkig te boeien door de natuurlijkheid van zijn spel, zonder dat ook hij bij machte bleek de troebele conceptie te zuiveren en te brengen tot waar hij haar stellig graag gehad had, in de regionen der groote passie, die verzoent. TOP NAEFF

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl