De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 17 december pagina 1

17 december 1921 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

S°. Zaterdag 17 December A". DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN K A MP Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSüN UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF j Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6 50. Abonn. loopen per jaar | | Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam ] [ Advertcntiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten INHOUD: l, Naar aanleiding van de grond wetsherziening, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp.?Tijdgenooten: Lucien Daudet, door Dr. W. G. C. Byvanck. Over de situatie in Rusland, door graaf Perovsky. 2. Vrij heid" in Holland, teekening van Jordaan. Amerik. toestanden in 1921, door Jhr. J. C. C. Sandberg. Krekelzang, door J. H. Speenhoff. De belangstelling voor Hollandsche boeken, door A. B. van Tienhoven. S.Spreekzaal.?De Vluchtelingen'^anTagore, door Dr. Fred. van Eeden. 5. Voor Vrou wen: Idealen en Werkelijkheid, door Elis. M. Rogge. Bijkomstigheden, door Annie Salomons. Van alles wat. Uit de Na tuur: Valuta, door Jac. P. Thijsse. 7. De salon d'Automne 1921, door Conrad Kickert. Dramatische Kroniek, door Top Naeff. 8. Boekbespreking, door Prof. Dr. H. Brug mans en Dr. Th. H. van Oppenraay. Norman Angel!, teekening van B. van Vlij men. Een middel tegen dronkenschap, teekening van George van Raemdonck. Financiën en Economie,door J.D.Santilhano. Waarom niet?, door F. de Sinclair, met teekeningen van Is. van Mens. 10. Uit het Kladschrift van Jantje. Ruize-Rijmen, Charivaria, Prijsvraag en buitenl. humor, door Charivarius. Muziek in de Hoofdstad, door H. J. den Hertog. SchilderkunstKroniek, door H. Inhoud van tijdschriften. 11. Een burgemeesterstafel in de toekomst, teekening van Joh. Braakensiek. 't Schietgat en Rymkronyck, door Melis Stoke. Omslag: Schaakrubriek, door Dr. A. G. Olland. Bijvoegsel: De lersche kwestie opgelost, teekening van Joh. Braakensiek. NAAR AANLEIDING VAN DE GRONDWETSHERZIENING Het is wel jammer, dat de juristen niet meer op stellingen kunnen promo veeren, want wat zouden ze, op zoek naar stellingen over Nederlandsen Staatsrecht, kunnen grasduinen in de debatten van de Tweede Kamer over de grondwetsherziening! En straks moet de Eerste haar zegje ook nog zeggen ! Over alle mogelijke onderwerpen: afschaffing van de Eerste Kamer, in voering van het referendum, vermeer dering van het aantal leden der Tweede Kamer, de wijze, waarop een grondwets herziening tot stand moet komen en tal van verwante vraagstukken zouden zij hier het pro en contra gereed vinden. En aan verrassingen zou het niet ontbreken: zij zouden het referendum bestreden vinden door den heer Troelstra, den leider der parti', die van den beginne af dit punt op haar programma had staan en het dan ook opnam in het ontwerp tot herziening der grondwet, dat haar Kamerfractie in 1910 in diende; zij konden de verdediging er van hooren bij monde van een vrijliberaal, tegenwoordig lid van den Vrijheidsbond, den heer Visser van IJzendoorn. Zij zouden van ditzelfde Kamerlid het meest afdoende betoog kunnen lezen, waarom de Eerste Kamer moet worden afgeschaft, en door een ander lid van den Vrijheidsbond, den heer Drion, den lof van dit instituut hooren zingen. Zij zouden, alwee'r door den heer Visser van IJzendoorn, kunnen hooren uiteenzetten dat democratie niet een absoluut begrip is, maar beteekent: een regeering in overeenstemming met den wil des volks, dien men heeft te aan vaarden, ook al acht men hem ver keerd, en zich dan door den heer Troelstra laten verzekeren, dat het juist de ware democratie is, het volk niet in de gelegenheid te stellen zijn oordeel over een wet uit te spreken, omdat het dan dikwijls zou ingaan tegen wat de partij van den heer Troelstra voor de werkelijke democratische rich ting houdt. Zij zouden de overheersching van de meerderheid door de minderheid wat anders toch hield het regeeringsvoorstel in, dat bij een referendum over grondwetsherziening een meerderheid van 2/3 der uitgebrachte stemmen eischte, en dus aan ruim 1/3 van de kiezers, die daarbij hunne stem uitbrachten, het recht toekende de herziening tegen te houden? zij zouden deze overheer sching kunnen hooren verdedigen door minister Ruys de Beerenbrouck, den zelfden, die in November 1918 ons volk heeft opgeroepen om zich te verzetten tegen de dictatuur van de minder heid". Zij zouden maar het lijstje is al lang genoeg; zij zouden zich met nog verschillende andere voorbeelden er van kunnen overtuigen, dat de wereld nog altijd op haar kop staat, en dat dien ten gevolge ook sommige politici nog altijd geen vasten grond onder de voeten hebben. En daarom is het ten slotte tocli maar niet jammer, dat het aantal jeugdige juristen, die uit de Hande lingen" stellingen zullen peuren, zoozeer beperkt is, want de generatie, die nu opkomt, neigt alevel reeds tot pessi misme. Minister Ruys de Beerenbrouck had toch wel gelijk, toen hij bij de algemeene beschouwingen over deze grondwets herziening de beteekenis ervan zooveel mogelijk trachtte te verkleinen. Zij is op nog minder uitgeloopen clan zich toen reeds liet aanzien; de eenige verbetering, die wat beduidt, is in het hoofdstuk over de troonopvolging aan gebracht; zoo men niet let op détails, is de rest nagenoeg ongewijzigd ge bleven; alleen heeft men kans gezien, de Eerste Kamer, die reeds niet veel reden van bestaan had, tot een vol komen overbodig instituut te maken, immers tot een college, dat op nage noeg dezelfde politieke basis is opgetrok?iimiiiiiiiiimiiiitimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiliiii iiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiifii LUCIEN DAUDET II Een oude liefde van mij zijn de Seinekaden. De lijn van het water met zijn illu minatie van vroolijke lichtjes aan beide oevers blijft altoos het accompagnement van mijn herinneringen aan het telkens hernieuwd verblijf in Parijs. Hoe dikwijls is het niet geweest dat vrien den, ver nu en heel ver mij na een gezelligen avond, onder de vertrouwde ge sprekken der tweezaamheid, naar mijn tijde lijke woning terugbrachten. Dien avond ging ik alleen met mijn overleggingen langs de stil lichtende rivier. Zij wilden zich niet tot eenigen vorm van gedachten schikken. De scherp brullende tonen van den negersaxophoon een rechten b r u i t e u r in den engen bar der clubbijeenkomsten van de jongeren, schetterden door mijn brein heen en dreven al wat gedaante wou worden op de vlucht. Wel had ik mijn pas gemaakte kennissen in hun luidruchtige vergadering pogen te zeggen dat hun zwarte levenmaker mij nog het duidelijkst schreeuwende symbool van hun poëtisch streven zou worden; maar wat ik had gezegd en wat vriendelijk werd afge weerd door een: Nous sommes jeu nes! keerde zich tegen mijzelf. De brutaal gewilde klank van de zoo graag zich overbruisend toonende jeugd daverde alle klaar heid van gedachten in wilden wirwar rond dooreen. Op mijn kamer wachtte mij volgens zijn belofte een pakje van mijn nieuwen vriend Lucien. Een klein boekje, in maagdelijk blanken omslag met deftig-eenvoudigen titel E v id e n c e s vertoonde zich. Vanzelfsprekendheden moest ik, bij het opslaan van de bladzijden, den titel wel vertalen. Het waren kort geformuleerde levensbeschouwingen en zij schenen mij een vervolg en een aanvulling van het gesprek vau. den vorigen dag. Het zoeken van de oprechtheid tegenover zichzelf was het hoofdmotief. Het komen tot klaarheid over zichzelf, het niet anders en niet meer verlangen dan klaarheid, van de rest der menschcn, en dat voorgesteld als vanzelfsprekend, wanneer men er zijn aandacht aan wou geven! Zoo blonken mij titel en inhoud van het handige geschriftje bij een eersten ooginslag tegen: ,,REGEL". Liefs genoeg. Moois genoeg. Men komt bij niemand meer met suikerkaarten aandragen. Laat eerst zien wat in je zakken zit, geef terug wat je niet toebehoort. Bij het schrijven komt geen muziek te pas: geen zelfstandig naamwoord m bémol, en bij het componeeren zoek niet naar kleur: de notenbalk is geen palet, en bij het schilderen vergeet de literatuur: maak het kobolt niet gevoelvol, dat verbleekt het zoo. Onthoud van een gehecle bladzijde alleen de woorden die samen den zin uitmaken: dan gaat zij leven. En merk, na de lectuur van alle gedichten over de bloemen van alle landen en tijden, wanneer ge uit die parfu merie- en confiseurs-winkel bent opgedoken. dat het eenige gedicht over bloemen een boek is van de firma Bolle dat heet: De. buitenman en zijn bloemen van den kouden grond''. En zoo voort. Beu ik begonnen niet de bekeulenis van. ken als de Tweede Kamer en waarin de politieke partijen naar dezelfde even redigheid zullen zijn vertegenwoordigd. De eenige veranderingen, die er in de wijze van verkiezing der Eerste Kamer kwamen, hadden de strekking haar nog meer op de Tweede te doen ge lijken. Is het wonder, dat in de zeven weken, gedurende welke de Kamer zich nu met de grondwetsherziening bezig houdt, de belangstelling daarvoor, die reeds bij den aanvang der beraadslagingen niet heeft willen branden, gaandeweg geheel is uitgedoofd? Buiten de Kamer, maar ook daarbinnen; toen gisteren avond het debat over de al of niet af schaffing van den stemplicht werd voortgezet, waren er twintig leden present. De zeven weken" doen intusschen aan de Kamer onrecht. Zij heeft in dien tijd zich nog met andere onder werpen moeten bezig houden dan met de grondwetsherziening: enkele hoofd stukken van de begrooting werden door haar geëntameerd; zij deed de pensioen wetten af, maakte een begin met de behandeling van het wetsontwerp tot nieuwe regeling van den dienstplicht en werd ondertusschen nog in beslag genomen door een interpellatie over maatregelen tot bestrijding van de werkloosheid en ondersteuning van vverklooze arbeiders. De Kamerleden behooren dus nog niet tot de werkloozen; zij hebben veel arbeid te verrichten; maar het praten vormt een te groot deel daarvan; velen hunner zijn te goede Nederlanders, dan dat zij de nationale ondeugd der breed sprakigheid zouden willen verloochenen. De heer Schaper, die in dit opzicht geen goed vaderlander is en daaraan het recht ontleent zijn medeleden de les te lezen, heeft in de Kamer verteld, dat hij iemand, die bij een begrafenis twintig minuten aan het woord was geweest, zijne rede hoorde besluiten met de woorden: gij, dierbare doode, ligt hier, en wij staan hier sprakeloos". Zózijn Hollanders, zelfs bij een graf". Inderdaad. Maar dezelfde soort van sprakeloosheid pleegt velen hunner ook te bevangen in een vergadering. Spraakzaam zijn de meeste Hollan ders niet; maar wat ze doen, doen ze dan ook goed, en als zij eenmaal van wal zijn gestoken, blijven ze lang in liet ruime sop. Ze hebben een aarzeling te overwinnen om het begin, maar maken u tureluursch door de tienmaal grooter moeite, die liet hun kost om het einde te vinden. Breedsprakig zijn ook vele Kamer leden. Niet alleen dat zij onnoodig veel woorden gebruiken om hunne gedach ten te uiten, maar zij herhalen zich zelf gedurig, ja zij herhalen ook wat reeds door anderen is gezegd, die zich misschien dan zelf reeds aan gelijke fout hadden schuldig gemaakt. Wie de debatten over de grondwetsherziening doorleest, vindt telkens weer dezelfde argumenten pro en contra. Is het dan noodig, dat over belangrijke onderwer pen steeds een spreker van elke partij het woord voert? En soms brengt een partij twee of drie sprekers in het vuur. Hoezeer zouden de debatten aan pittig heid winnen, indien iemand liever zijn tong afbeet dan te herhalen wat reeds betoogd werd ! Daarom, omdat de hebbelijkheid maar onhebbelijkheid is het juister woord der breedsprakigheid velen onzer eigen is, en deze eigenschap welig schijnt te tieren in de atmosfeer der Kamer, mag men zich erover verheu gen, dat het aantal Kamerleden niet vermeerderd is tot 200, zooals door de sociaal-democratische fractie werd voor gesteld, of tot 150, zooals de Vrijheids bond wenschte. De heer Troelstra noemde dit amen dement zijner fractie het belangrijkste, dat bij deze grondwetsherziening was ingediend. Van de verdubbeling van het aantal Kamerleden verwachtte hij een versterking van de positie van het Parlement, dat beter en vlugger zijne taak zou kunnen verrichten, omdat het voornaamste wetgevende werk voortaan zou worden gedaan door com missies, uit deskundige leden bestaande. Met groote meerderheid zijn beide amendementen verworpen. Naar onze meening terecht. Bij een getal van 200 of 150 Kamerleden zou de breedspra kigheid nog hinderlijker worden; en de voordeden, die de heer Troelstra van een uitbreiding van het aantal hoopte, zouden uitblijven. Zooals de heer Marchant opmerkte: de zelfstandigheid der leden van het Nederlandsche Parlement is te groot, dan dat zij het werk, en daarmede allen invloed zouden willen overdragen aan commissies; het in stituut der zelfstandige commissies van rapporteurs, dat vroeger bestond, is om die reden dan ook verdwenen. En het aantal deskundigen zou door een verdubbeling van het aantal Ka merleden niet worden verdubbeld. Die deskundigen zijn er wel in de partijen, maar zij zijn niet hier, in de Kamer". Zoo is het. Elke partij telt onder hare leden genoeg mannen, die, zoo zij Ka merlid waren, van deskundige voor lichting bij belangrijke onderwerpen van wetgeving zouden kunnen dienen. Maar zij wenschen zich gewoonlijk niet beschikbaar te stellen voor het Kamer lidmaatschap. En wat de heer Marchant er niet bij zei de enkelen, die het Kamerlidmaatschap misschien niet zouden verwerpen, komen daarvoor dikwijls niet in aanmerking, omdat zij zich niet verdienstelijk hebben gemaakt voor de partij als bestuurslid van een kiesvereeniging of als spreker op poli tieke vergaderingen. De verhooging van de vergoeding, die de Kamerleden ontvangen (/ 5000 in plaats van / 3000) zal hen, die men het liefst in de Kamer zou zien, niet ver lokken. Tegen die verhooging valt niet het minste in te brengen; wie zijne taak als Kamerlid behoorlijk verricht, ver dient deze vergoeding dubbel en dwars. Zij zou echter nog veel hooger moeten worden gesteld, indien men de voor het Kamerlidmaatschap meest geschikte Nederlanders tot het aanvaarden daar van wilde overhalen; maar dan zou men het ambt ook nog veel begeerlijker maken voor de categorie van Neder landers, die men er liever buiten zou houden, nl. voor hen, die alleen voor hunne partij verdienstelijke mannen zijn. En het geneesmiddel zou dan ver moedelijk erger blijken te zijn dan de kwaal. ^t K E R N K A M P*g imiillliimitiiliitiiiiiiiiiiiiiiimliliimiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiii iiiiuiiiiiilliiti OVER DE SITUATIE IN RUSLAND Ik verliet Rusland drie of vier maanden na de eerste Revolutie en vestigde me te Christiania, in Noorwegen. In September 1917 kwa men twee nieuwe russische ambassadeurs, als zoodanig aangewezen door de revolutionnaire voorloopige regeering, door Christiania op weg naar hunne respectieve posten. Een van hen was Maklakoff, een wel bekend advocaat en lid van de Doema," die:; de voorloopige regeering naar Parijs zond; de ander een minder bekende persoonlijkheid Stakhovitch, vroeger lid van den Rijksraad, die door de voorloopige regeering benoe'md was tot gouverneur-generaal van Finland, toen nog een russische provincie, en later door dezelfde regeering naar Madrid gezonden werd. Ik vroeg Maklakoff, \vat hij van den toe stand in Rusland dacht. ,,\Ve zulieii zeer waarschijnlijk een bolsjewistische regeering krijgen," was het antwoord van den nieuwen ambassadeur, maar langer dan 14 dagni /al die niet duren." Sedert heeft de geschiedenis geleerd, hot zeer Maklakoff zich hierin vergiste. Meer dan vier jaren zijn verloopen sedert de tweede ruspische revolutie van 8 November H>f7 en het einde van het régime van Lenin schijnt verder dan ooit verwijderd. Ik haat het Bolsjewisme. Ik beu een libe raal monarchist, zonder eenig punt van con tact met Trotzkyisme en Leninisme. Ik wensen van ganscher harte de omverwerping van het russisch communisme. Maar ik vrees, dat het ;ille kansen voor een langen levensduur bezit. Waarom? Omdat het Bolsjewisme, als politiek en sociaal régime, mij bij uitstek geschikt lijkt voor een natie, wier intcllectueele en moreele ontwikkeling op een peil staat als die van het russische volk. De massa van het russische volk had reeds lang allen die boven hen stonden gehaat. Ik geloof, dat er een tijd was, dat er onder hen een oprechte toewijding aan den troon van den Tsaar bestond (deze tijd ligt reeds ver achter ons). Maar haat tegen degenen, die den troon omringden, bestond er steeds: haat tegen de aristocratie, tegen de rijke bourgeoisie,^tegen de welgestelde en goedgekleede klassen Lenin's programma heeft de russische me nigte in staat gesteld dezen haat naar harte lust te bevredigen. Vervolgens: het eigendoms begrip is altijd bizonder duister geweest onder de lage klassen van het russische volk tenzij het hun eigen bezit gold. Lenin en cont'raters hebben den russischen boer cu arbeider de gelegenheid gegeven ook deze gevoelens te bevredigen. Sociaal gesproken is de uitwer king van de russische revolutie voornamelijk geweest: de totale berooving van de e entklasse de overeenkomstige verrijking van de andere. Ue heeren" uit vroeger dagen zijn nu u iiimiiiiiiMiiiiililililiiiiiilllliiiimiHiimiii iiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiii mijn oude liefde voor de Sïine-kaden, ik mag toch een andere oude liefde niet vergeten door de jaren tot een heftig dringende, maar zwijgende passie geworden, om in een boek, in een menschenleven de enkele woorden af te lezen en het bijzondere gevoel te ont raadselen die boek en mensen tot iets eigens van schepping maken. Op het verhaaltje en de avonturen komt het dan niet aan. Pie anecdoten t n gemengde berichten zijn als een diplomatiek geheimschrift; voor den man die het wil ontcijferen, hebben de uitvoerige mededeeiingen geen belang, hij legt eenvoudig het diplomatieke rooster op het papier dat het onbeteekeuende bedekt en door de openingen van het carton den zin van de boodschap naar voren laat springen. Een enkele phrase soms die het geheim vertelt ! Heel dikwijls heeft mensen en auteur echter niets eigens te zeggen: hij kent zelf zijn geheim niet, of het i? sinds lang gemeen goed geworden. De wereld uu wil altoos veel waar voor z'u geld, en de menschen worden bij massa's van het onnoodige voorzien. Kauwt dat, en herkauwt het, tut ge allen smaak verliest ! Maar. Maar wat gebeurde er. toen ik daar op mijn kamer laat in den avond de Evideiices, de Vanzelfsprekendheden, van Lucien Daudet in handen natu? Misschien wat ontevreden met mijzelf over het doellooze van mijn door schettermtiziek gebroken gedachten, maakte ik een praatje met het boek, en zie het antwoordde mij eu ging voort ie antwoorden in pittiger, gedrongener vorm dan ik in mijn taal vermag weer te geven. Had mijn geest een verfrissching noodig, hier kwam mij het recept: ,,Neem een glas water, doe r r een theele peltje kinadruppels in: dat geeft toon aan 't geste!, verdrijft de koorts en in n slok drinkt men hi't op. De hitterneid geeft je den «maak terug/' Het was de bittere opwekkende drank die iemand tot zich zelf terug brengt. Waarom thans in de eenzaamheid niet verder geluisterd en voor mijn geest niet den man opgeroepen, die voor weinige uren met zijn kalme voornaamheid mij in den roezigcn gedruischvollen bar ontving. Maar die nu gevraagd wordt te verschijnen in de omgeving van zijn eigen persoonlijkheid ! De twee broeders Léou eu Lucien, burger zoons, beiden in gezelschap vau de hoogste vorstelijke personages ! Léon met zijn Zuidelijken drang naar buiten eu met zijn strijdïustigen, fantazievolleu geest schaart zich naast den afstam meling van het eeuwenoude Fransen koningsgeslacht en ziet hem reeds in zijn verbeelding koning. Ik gevoelde," zegt hij, toen ik tegenover den koninklijken man stond, dat het hem maar n woord had te kosten en ik wierp mij, voor hem, blindelings deu zeke ren dood te gemot-1." Zoo'n woord teekent de uitbundigheid van zijn aard en zijn behoefte aan actie; hij beweegt zich op natuurlijke wijs in het a vont ure us onwaarschijnlijke. Lucien, daartegenover, zoekt de nabijheid van een keizerin die een van de grootste namen uit de wereldgeschiedenis draagt eu ht'iisch op haar tijd deu schepter heeft gevoerd. Maar dat alles, wat aan Keizerin Eugénie, gemalin van Napoleon 111, groot heid heeft gegeven, ligt in het verleden, en wat haar hoop zou hebben kunnen schenken voor de toekomst, de busttniming van haar zoon, Louis Napoléon, is wreed afgesloten geworden door het Lot. Het leven voor haa.i is niet m f t-r dan een schijn en ecu herinnering, een at'schijnscl van vroeger. Met manmoedige gelatenheid wordt het geduid. Die haar omringen houden als zij zelf, edel, de illusie op, De werkelijkheid is voorbijgegaan. Actie is alleen in de gedachte overgebleven. Ue jongs 11- der Daudets heeft het Icvon in Farnborough Hill, de plaats der balling schap van de gewezen keizerin, in zich opge nomen. Hij beschreef het in zijn boek L ' lm p ratrice Eugénie. Gevaarlijke taak, nu zij zelf, de keizerin, het nog in ha den zou krijgen en het zou lezen ! De schoonheid die eenmaal in haar gratie het wonder van Europa was geweest, had de zeventig gepasseerd, raakte aan de tachtig, ging naar de negentig toe. De bloei en de bloem waren heengegaan en vergeten, mochten toch niet geheel worden vergeten; scherpe lijnen waren in de plaats gekomen. Maar ook ge groefde trekken hebben hun schoons, even als een scherp oordeel de plaats kan vervullen van liefde en gevoel ten behoeve van wie bescherming en raad komen zoeken. Want een heerscheres over haar omgeving wilde de keizerin zijn. Co m p re n d re was haar de\ ies; c o m p r e n e z-v o u s les u n s les a u t r e s, haar spreuk. Vreemd moest het zijn voor den jongen man om uit de sfeer van eerbied en willigen dwang in de zeifgcrechtigdheid en de eigenwilligheid van het gewone leven te treden, telkens wér. Het was een staat van val uit de prinsen-illusie die geen grond had, in een wezenlijkheid die hij zich niet verwaar digde t u erkennen. Wrevel en hardheid maakten zich van hem meester, ook tegen zichzelf. Hij trok zich terug in zijn verstand. T o u t e la d i g n i t de ! ' h o m m e est en sa pensee", zegt Pascal. ,, l n t c l l i s> e n c e, ton v r a i b i e u, ton s e u l b i e n, et u'a p p a r t e n a u t q u : a t o i." lees ik in E vide nc e s ! Want het is met het verstand dat hij zich ophoudt in het leven. Hij denkt er niet aan het te veroveren, hij wil er zich alleen in handhaven en er deu bitteren echten smaak vau proeven. \V. . C. B Y v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl