Historisch Archief 1877-1940
S°.
Zaterdag 17 December
A".
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. G. W. KERN K A MP
Redacteuren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSüN
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
j Prijs per No. f 0.25. Per half jaar f 6 50. Abonn. loopen per jaar | | Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam ] [ Advertcntiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten
INHOUD: l, Naar aanleiding van de grond
wetsherziening, door Prof. Dr. G. W.
Kernkamp.?Tijdgenooten: Lucien Daudet, door
Dr. W. G. C. Byvanck. Over de situatie
in Rusland, door graaf Perovsky. 2. Vrij
heid" in Holland, teekening van Jordaan.
Amerik. toestanden in 1921, door Jhr. J. C.
C. Sandberg. Krekelzang, door J. H.
Speenhoff. De belangstelling voor
Hollandsche boeken, door A. B. van Tienhoven.
S.Spreekzaal.?De Vluchtelingen'^anTagore,
door Dr. Fred. van Eeden. 5. Voor Vrou
wen: Idealen en Werkelijkheid, door Elis. M.
Rogge. Bijkomstigheden, door Annie
Salomons. Van alles wat. Uit de Na
tuur: Valuta, door Jac. P. Thijsse. 7. De
salon d'Automne 1921, door Conrad Kickert.
Dramatische Kroniek, door Top Naeff.
8. Boekbespreking, door Prof. Dr. H. Brug
mans en Dr. Th. H. van Oppenraay.
Norman Angel!, teekening van B. van Vlij
men. Een middel tegen dronkenschap,
teekening van George van Raemdonck.
Financiën en Economie,door J.D.Santilhano.
Waarom niet?, door F. de Sinclair, met
teekeningen van Is. van Mens. 10. Uit
het Kladschrift van Jantje. Ruize-Rijmen,
Charivaria, Prijsvraag en buitenl. humor,
door Charivarius. Muziek in de Hoofdstad,
door H. J. den Hertog.
SchilderkunstKroniek, door H. Inhoud van tijdschriften.
11. Een burgemeesterstafel in de toekomst,
teekening van Joh. Braakensiek. 't
Schietgat en Rymkronyck, door Melis Stoke.
Omslag: Schaakrubriek, door Dr. A. G.
Olland.
Bijvoegsel: De lersche kwestie opgelost,
teekening van Joh. Braakensiek.
NAAR AANLEIDING VAN DE
GRONDWETSHERZIENING
Het is wel jammer, dat de juristen
niet meer op stellingen kunnen promo
veeren, want wat zouden ze, op zoek
naar stellingen over Nederlandsen
Staatsrecht, kunnen grasduinen in de
debatten van de Tweede Kamer over
de grondwetsherziening! En straks
moet de Eerste haar zegje ook nog
zeggen !
Over alle mogelijke onderwerpen:
afschaffing van de Eerste Kamer, in
voering van het referendum, vermeer
dering van het aantal leden der Tweede
Kamer, de wijze, waarop een grondwets
herziening tot stand moet komen en
tal van verwante vraagstukken zouden
zij hier het pro en contra gereed vinden.
En aan verrassingen zou het niet
ontbreken: zij zouden het referendum
bestreden vinden door den heer
Troelstra, den leider der parti', die van den
beginne af dit punt op haar programma
had staan en het dan ook opnam in het
ontwerp tot herziening der grondwet,
dat haar Kamerfractie in 1910 in
diende; zij konden de verdediging er
van hooren bij monde van een
vrijliberaal, tegenwoordig lid van den
Vrijheidsbond, den heer Visser van
IJzendoorn.
Zij zouden van ditzelfde Kamerlid
het meest afdoende betoog kunnen
lezen, waarom de Eerste Kamer moet
worden afgeschaft, en door een ander
lid van den Vrijheidsbond, den heer
Drion, den lof van dit instituut hooren
zingen.
Zij zouden, alwee'r door den heer
Visser van IJzendoorn, kunnen hooren
uiteenzetten dat democratie niet een
absoluut begrip is, maar beteekent: een
regeering in overeenstemming met den
wil des volks, dien men heeft te aan
vaarden, ook al acht men hem ver
keerd, en zich dan door den heer
Troelstra laten verzekeren, dat het
juist de ware democratie is, het volk
niet in de gelegenheid te stellen zijn
oordeel over een wet uit te spreken,
omdat het dan dikwijls zou ingaan tegen
wat de partij van den heer Troelstra
voor de werkelijke democratische rich
ting houdt.
Zij zouden de overheersching van de
meerderheid door de minderheid
wat anders toch hield het
regeeringsvoorstel in, dat bij een referendum over
grondwetsherziening een meerderheid
van 2/3 der uitgebrachte stemmen
eischte, en dus aan ruim 1/3 van de kiezers,
die daarbij hunne stem uitbrachten, het
recht toekende de herziening tegen te
houden? zij zouden deze overheer
sching kunnen hooren verdedigen door
minister Ruys de Beerenbrouck, den
zelfden, die in November 1918 ons volk
heeft opgeroepen om zich te verzetten
tegen de dictatuur van de minder
heid".
Zij zouden maar het lijstje is al
lang genoeg; zij zouden zich met nog
verschillende andere voorbeelden er
van kunnen overtuigen, dat de wereld
nog altijd op haar kop staat, en dat
dien ten gevolge ook sommige politici
nog altijd geen vasten grond onder de
voeten hebben.
En daarom is het ten slotte tocli
maar niet jammer, dat het aantal
jeugdige juristen, die uit de Hande
lingen" stellingen zullen peuren, zoozeer
beperkt is, want de generatie, die nu
opkomt, neigt alevel reeds tot pessi
misme.
Minister Ruys de Beerenbrouck had
toch wel gelijk, toen hij bij de algemeene
beschouwingen over deze grondwets
herziening de beteekenis ervan zooveel
mogelijk trachtte te verkleinen.
Zij is op nog minder uitgeloopen clan
zich toen reeds liet aanzien; de eenige
verbetering, die wat beduidt, is in het
hoofdstuk over de troonopvolging aan
gebracht; zoo men niet let op détails,
is de rest nagenoeg ongewijzigd ge
bleven; alleen heeft men kans gezien,
de Eerste Kamer, die reeds niet veel
reden van bestaan had, tot een vol
komen overbodig instituut te maken,
immers tot een college, dat op nage
noeg dezelfde politieke basis is
opgetrok?iimiiiiiiiiimiiiitimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiliiii
iiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiifii
LUCIEN DAUDET
II
Een oude liefde van mij zijn de
Seinekaden. De lijn van het water met zijn illu
minatie van vroolijke lichtjes aan beide
oevers blijft altoos het accompagnement
van mijn herinneringen aan het telkens
hernieuwd verblijf in Parijs.
Hoe dikwijls is het niet geweest dat vrien
den, ver nu en heel ver mij na een
gezelligen avond, onder de vertrouwde ge
sprekken der tweezaamheid, naar mijn tijde
lijke woning terugbrachten. Dien avond ging
ik alleen met mijn overleggingen langs de
stil lichtende rivier. Zij wilden zich niet tot
eenigen vorm van gedachten schikken.
De scherp brullende tonen van den
negersaxophoon een rechten b r u i t e u r
in den engen bar der clubbijeenkomsten
van de jongeren, schetterden door mijn brein
heen en dreven al wat gedaante wou worden
op de vlucht.
Wel had ik mijn pas gemaakte kennissen
in hun luidruchtige vergadering pogen te
zeggen dat hun zwarte levenmaker mij nog
het duidelijkst schreeuwende symbool van
hun poëtisch streven zou worden; maar wat
ik had gezegd en wat vriendelijk werd afge
weerd door een: Nous sommes jeu
nes! keerde zich tegen mijzelf. De brutaal
gewilde klank van de zoo graag zich
overbruisend toonende jeugd daverde alle klaar
heid van gedachten in wilden wirwar rond
dooreen.
Op mijn kamer wachtte mij volgens zijn
belofte een pakje van mijn nieuwen vriend
Lucien.
Een klein boekje, in maagdelijk blanken
omslag met deftig-eenvoudigen titel E v
id e n c e s vertoonde zich.
Vanzelfsprekendheden moest
ik, bij het opslaan van de bladzijden, den titel
wel vertalen. Het waren kort geformuleerde
levensbeschouwingen en zij schenen mij een
vervolg en een aanvulling van het gesprek
vau. den vorigen dag.
Het zoeken van de oprechtheid tegenover
zichzelf was het hoofdmotief.
Het komen tot klaarheid over zichzelf,
het niet anders en niet meer verlangen dan
klaarheid, van de rest der menschcn, en dat
voorgesteld als vanzelfsprekend, wanneer men
er zijn aandacht aan wou geven! Zoo blonken
mij titel en inhoud van het handige geschriftje
bij een eersten ooginslag tegen:
,,REGEL".
Liefs genoeg.
Moois genoeg.
Men komt bij niemand meer met
suikerkaarten aandragen.
Laat eerst zien wat in je zakken zit, geef
terug wat je niet toebehoort. Bij het schrijven
komt geen muziek te pas: geen zelfstandig
naamwoord m bémol, en bij het
componeeren zoek niet naar kleur: de notenbalk
is geen palet, en bij het schilderen vergeet
de literatuur: maak het kobolt niet gevoelvol,
dat verbleekt het zoo.
Onthoud van een gehecle bladzijde alleen
de woorden die samen den zin uitmaken:
dan gaat zij leven. En merk, na de lectuur
van alle gedichten over de bloemen van alle
landen en tijden, wanneer ge uit die parfu
merie- en confiseurs-winkel bent opgedoken.
dat het eenige gedicht over bloemen een boek
is van de firma Bolle dat heet: De.
buitenman en zijn bloemen van den kouden grond''.
En zoo voort.
Beu ik begonnen niet de bekeulenis van.
ken als de Tweede Kamer en waarin de
politieke partijen naar dezelfde even
redigheid zullen zijn vertegenwoordigd.
De eenige veranderingen, die er in de
wijze van verkiezing der Eerste Kamer
kwamen, hadden de strekking haar
nog meer op de Tweede te doen ge
lijken.
Is het wonder, dat in de zeven weken,
gedurende welke de Kamer zich nu
met de grondwetsherziening bezig houdt,
de belangstelling daarvoor, die reeds
bij den aanvang der beraadslagingen
niet heeft willen branden, gaandeweg
geheel is uitgedoofd? Buiten de Kamer,
maar ook daarbinnen; toen gisteren
avond het debat over de al of niet af
schaffing van den stemplicht werd
voortgezet, waren er twintig leden
present.
De zeven weken" doen intusschen
aan de Kamer onrecht. Zij heeft in
dien tijd zich nog met andere onder
werpen moeten bezig houden dan met
de grondwetsherziening: enkele hoofd
stukken van de begrooting werden door
haar geëntameerd; zij deed de pensioen
wetten af, maakte een begin met de
behandeling van het wetsontwerp tot
nieuwe regeling van den dienstplicht
en werd ondertusschen nog in beslag
genomen door een interpellatie over
maatregelen tot bestrijding van de
werkloosheid en ondersteuning van
vverklooze arbeiders.
De Kamerleden behooren dus nog
niet tot de werkloozen; zij hebben veel
arbeid te verrichten; maar het praten
vormt een te groot deel daarvan; velen
hunner zijn te goede Nederlanders, dan
dat zij de nationale ondeugd der breed
sprakigheid zouden willen verloochenen.
De heer Schaper, die in dit opzicht
geen goed vaderlander is en daaraan
het recht ontleent zijn medeleden de
les te lezen, heeft in de Kamer verteld,
dat hij iemand, die bij een begrafenis
twintig minuten aan het woord was
geweest, zijne rede hoorde besluiten
met de woorden: gij, dierbare doode,
ligt hier, en wij staan hier sprakeloos".
Zózijn Hollanders, zelfs bij een
graf".
Inderdaad. Maar dezelfde soort van
sprakeloosheid pleegt velen hunner ook
te bevangen in een vergadering.
Spraakzaam zijn de meeste Hollan
ders niet; maar wat ze doen, doen ze
dan ook goed, en als zij eenmaal van
wal zijn gestoken, blijven ze lang in
liet ruime sop. Ze hebben een aarzeling
te overwinnen om het begin, maar
maken u tureluursch door de tienmaal
grooter moeite, die liet hun kost om
het einde te vinden.
Breedsprakig zijn ook vele Kamer
leden. Niet alleen dat zij onnoodig veel
woorden gebruiken om hunne gedach
ten te uiten, maar zij herhalen zich
zelf gedurig, ja zij herhalen ook wat
reeds door anderen is gezegd, die zich
misschien dan zelf reeds aan gelijke
fout hadden schuldig gemaakt. Wie de
debatten over de grondwetsherziening
doorleest, vindt telkens weer dezelfde
argumenten pro en contra. Is het dan
noodig, dat over belangrijke onderwer
pen steeds een spreker van elke partij
het woord voert? En soms brengt een
partij twee of drie sprekers in het vuur.
Hoezeer zouden de debatten aan pittig
heid winnen, indien iemand liever zijn
tong afbeet dan te herhalen wat reeds
betoogd werd !
Daarom, omdat de hebbelijkheid
maar onhebbelijkheid is het juister
woord der breedsprakigheid velen
onzer eigen is, en deze eigenschap welig
schijnt te tieren in de atmosfeer der
Kamer, mag men zich erover verheu
gen, dat het aantal Kamerleden niet
vermeerderd is tot 200, zooals door de
sociaal-democratische fractie werd voor
gesteld, of tot 150, zooals de Vrijheids
bond wenschte.
De heer Troelstra noemde dit amen
dement zijner fractie het belangrijkste,
dat bij deze grondwetsherziening was
ingediend. Van de verdubbeling van
het aantal Kamerleden verwachtte hij
een versterking van de positie van het
Parlement, dat beter en vlugger zijne
taak zou kunnen verrichten, omdat
het voornaamste wetgevende werk
voortaan zou worden gedaan door com
missies, uit deskundige leden bestaande.
Met groote meerderheid zijn beide
amendementen verworpen. Naar onze
meening terecht. Bij een getal van 200
of 150 Kamerleden zou de breedspra
kigheid nog hinderlijker worden; en de
voordeden, die de heer Troelstra van
een uitbreiding van het aantal hoopte,
zouden uitblijven. Zooals de heer
Marchant opmerkte: de zelfstandigheid der
leden van het Nederlandsche Parlement
is te groot, dan dat zij het werk, en
daarmede allen invloed zouden willen
overdragen aan commissies; het in
stituut der zelfstandige commissies van
rapporteurs, dat vroeger bestond, is
om die reden dan ook verdwenen.
En het aantal deskundigen zou door
een verdubbeling van het aantal Ka
merleden niet worden verdubbeld. Die
deskundigen zijn er wel in de partijen,
maar zij zijn niet hier, in de Kamer".
Zoo is het. Elke partij telt onder hare
leden genoeg mannen, die, zoo zij Ka
merlid waren, van deskundige voor
lichting bij belangrijke onderwerpen
van wetgeving zouden kunnen dienen.
Maar zij wenschen zich gewoonlijk niet
beschikbaar te stellen voor het Kamer
lidmaatschap. En wat de heer
Marchant er niet bij zei de enkelen, die
het Kamerlidmaatschap misschien niet
zouden verwerpen, komen daarvoor
dikwijls niet in aanmerking, omdat zij
zich niet verdienstelijk hebben gemaakt
voor de partij als bestuurslid van een
kiesvereeniging of als spreker op poli
tieke vergaderingen.
De verhooging van de vergoeding,
die de Kamerleden ontvangen (/ 5000
in plaats van / 3000) zal hen, die men
het liefst in de Kamer zou zien, niet ver
lokken. Tegen die verhooging valt niet
het minste in te brengen; wie zijne taak
als Kamerlid behoorlijk verricht, ver
dient deze vergoeding dubbel en dwars.
Zij zou echter nog veel hooger moeten
worden gesteld, indien men de voor het
Kamerlidmaatschap meest geschikte
Nederlanders tot het aanvaarden daar
van wilde overhalen; maar dan zou men
het ambt ook nog veel begeerlijker
maken voor de categorie van Neder
landers, die men er liever buiten zou
houden, nl. voor hen, die alleen voor
hunne partij verdienstelijke mannen
zijn.
En het geneesmiddel zou dan ver
moedelijk erger blijken te zijn dan de
kwaal. ^t
K E R N K A M P*g
imiillliimitiiliitiiiiiiiiiiiiiiimliliimiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiii iiiiuiiiiiilliiti
OVER DE SITUATIE
IN RUSLAND
Ik verliet Rusland drie of vier maanden na
de eerste Revolutie en vestigde me te
Christiania, in Noorwegen. In September 1917 kwa
men twee nieuwe russische ambassadeurs,
als zoodanig aangewezen door de
revolutionnaire voorloopige regeering, door Christiania
op weg naar hunne respectieve posten. Een
van hen was Maklakoff, een wel bekend
advocaat en lid van de Doema," die:; de
voorloopige regeering naar Parijs zond; de
ander een minder bekende persoonlijkheid
Stakhovitch, vroeger lid van den Rijksraad,
die door de voorloopige regeering benoe'md was
tot gouverneur-generaal van Finland, toen
nog een russische provincie, en later door
dezelfde regeering naar Madrid gezonden werd.
Ik vroeg Maklakoff, \vat hij van den toe
stand in Rusland dacht. ,,\Ve zulieii zeer
waarschijnlijk een bolsjewistische regeering
krijgen," was het antwoord van den nieuwen
ambassadeur, maar langer dan 14 dagni /al
die niet duren."
Sedert heeft de geschiedenis geleerd, hot
zeer Maklakoff zich hierin vergiste. Meer dan
vier jaren zijn verloopen sedert de tweede
ruspische revolutie van 8 November H>f7
en het einde van het régime van Lenin schijnt
verder dan ooit verwijderd.
Ik haat het Bolsjewisme. Ik beu een libe
raal monarchist, zonder eenig punt van con
tact met Trotzkyisme en Leninisme. Ik wensen
van ganscher harte de omverwerping van het
russisch communisme. Maar ik vrees, dat het
;ille kansen voor een langen levensduur bezit.
Waarom? Omdat het Bolsjewisme, als
politiek en sociaal régime, mij bij uitstek
geschikt lijkt voor een natie, wier
intcllectueele en moreele ontwikkeling op een peil
staat als die van het russische volk.
De massa van het russische volk had reeds
lang allen die boven hen stonden gehaat.
Ik geloof, dat er een tijd was, dat er onder hen
een oprechte toewijding aan den troon van den
Tsaar bestond (deze tijd ligt reeds ver achter
ons). Maar haat tegen degenen, die den troon
omringden, bestond er steeds: haat tegen de
aristocratie, tegen de rijke bourgeoisie,^tegen
de welgestelde en goedgekleede klassen
Lenin's programma heeft de russische me
nigte in staat gesteld dezen haat naar harte
lust te bevredigen. Vervolgens: het eigendoms
begrip is altijd bizonder duister geweest onder
de lage klassen van het russische volk tenzij
het hun eigen bezit gold. Lenin en cont'raters
hebben den russischen boer cu arbeider de
gelegenheid gegeven ook deze gevoelens te
bevredigen. Sociaal gesproken is de uitwer
king van de russische revolutie voornamelijk
geweest: de totale berooving van de e
entklasse de overeenkomstige verrijking van
de andere. Ue heeren" uit vroeger dagen zijn
nu u iiimiiiiiiMiiiiililililiiiiiilllliiiimiHiimiii iiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiii
mijn oude liefde voor de Sïine-kaden, ik
mag toch een andere oude liefde niet vergeten
door de jaren tot een heftig dringende, maar
zwijgende passie geworden, om in een boek,
in een menschenleven de enkele woorden
af te lezen en het bijzondere gevoel te ont
raadselen die boek en mensen tot iets eigens
van schepping maken. Op het verhaaltje en
de avonturen komt het dan niet aan.
Pie anecdoten t n gemengde berichten
zijn als een diplomatiek geheimschrift; voor
den man die het wil ontcijferen, hebben de
uitvoerige mededeeiingen geen belang, hij
legt eenvoudig het diplomatieke rooster op
het papier dat het onbeteekeuende bedekt
en door de openingen van het carton den zin
van de boodschap naar voren laat springen.
Een enkele phrase soms die het geheim
vertelt !
Heel dikwijls heeft mensen en auteur
echter niets eigens te zeggen: hij kent zelf
zijn geheim niet, of het i? sinds lang gemeen
goed geworden.
De wereld uu wil altoos veel waar voor
z'u geld, en de menschen worden bij massa's
van het onnoodige voorzien. Kauwt dat,
en herkauwt het, tut ge allen smaak verliest !
Maar.
Maar wat gebeurde er. toen ik daar op
mijn kamer laat in den avond de Evideiices,
de Vanzelfsprekendheden, van Lucien Daudet
in handen natu?
Misschien wat ontevreden met mijzelf
over het doellooze van mijn door
schettermtiziek gebroken gedachten, maakte ik een
praatje met het boek, en zie het antwoordde
mij eu ging voort ie antwoorden in pittiger,
gedrongener vorm dan ik in mijn taal vermag
weer te geven. Had mijn geest een
verfrissching noodig, hier kwam mij het recept:
,,Neem een glas water, doe r r een theele
peltje kinadruppels in: dat geeft toon aan 't
geste!, verdrijft de koorts en in n slok
drinkt men hi't op. De hitterneid geeft je
den «maak terug/'
Het was de bittere opwekkende drank
die iemand tot zich zelf terug brengt.
Waarom thans in de eenzaamheid niet
verder geluisterd en voor mijn geest niet den
man opgeroepen, die voor weinige uren met
zijn kalme voornaamheid mij in den roezigcn
gedruischvollen bar ontving. Maar die nu
gevraagd wordt te verschijnen in de omgeving
van zijn eigen persoonlijkheid !
De twee broeders Léou eu Lucien, burger
zoons, beiden in gezelschap vau de hoogste
vorstelijke personages !
Léon met zijn Zuidelijken drang naar
buiten eu met zijn strijdïustigen,
fantazievolleu geest schaart zich naast den afstam
meling van het eeuwenoude Fransen
koningsgeslacht en ziet hem reeds in zijn verbeelding
koning. Ik gevoelde," zegt hij, toen ik
tegenover den koninklijken man stond, dat
het hem maar n woord had te kosten en
ik wierp mij, voor hem, blindelings deu zeke
ren dood te gemot-1."
Zoo'n woord teekent de uitbundigheid
van zijn aard en zijn behoefte aan actie;
hij beweegt zich op natuurlijke wijs in het
a vont ure us onwaarschijnlijke.
Lucien, daartegenover, zoekt de nabijheid
van een keizerin die een van de grootste
namen uit de wereldgeschiedenis draagt
eu ht'iisch op haar tijd deu schepter heeft
gevoerd. Maar dat alles, wat aan Keizerin
Eugénie, gemalin van Napoleon 111, groot
heid heeft gegeven, ligt in het verleden, en
wat haar hoop zou hebben kunnen schenken
voor de toekomst, de busttniming van haar
zoon, Louis Napoléon, is wreed afgesloten
geworden door het Lot. Het leven voor haa.i
is niet m f t-r dan een schijn en ecu herinnering,
een at'schijnscl van vroeger. Met manmoedige
gelatenheid wordt het geduid. Die haar
omringen houden als zij zelf, edel, de illusie
op, De werkelijkheid is voorbijgegaan.
Actie is alleen in de gedachte overgebleven.
Ue jongs 11- der Daudets heeft het Icvon
in Farnborough Hill, de plaats der balling
schap van de gewezen keizerin, in zich opge
nomen.
Hij beschreef het in zijn boek L ' lm p
ratrice Eugénie. Gevaarlijke taak,
nu zij zelf, de keizerin, het nog in ha den zou
krijgen en het zou lezen !
De schoonheid die eenmaal in haar gratie
het wonder van Europa was geweest, had de
zeventig gepasseerd, raakte aan de tachtig,
ging naar de negentig toe. De bloei en de bloem
waren heengegaan en vergeten, mochten toch
niet geheel worden vergeten; scherpe lijnen
waren in de plaats gekomen. Maar ook ge
groefde trekken hebben hun schoons, even
als een scherp oordeel de plaats kan vervullen
van liefde en gevoel ten behoeve van wie
bescherming en raad komen zoeken.
Want een heerscheres over haar omgeving
wilde de keizerin zijn. Co m p re n d re
was haar de\ ies; c o m p r e n e z-v o u s les
u n s les a u t r e s, haar spreuk.
Vreemd moest het zijn voor den jongen
man om uit de sfeer van eerbied en willigen
dwang in de zeifgcrechtigdheid en de
eigenwilligheid van het gewone leven te treden,
telkens wér. Het was een staat van val
uit de prinsen-illusie die geen grond had, in
een wezenlijkheid die hij zich niet verwaar
digde t u erkennen. Wrevel en hardheid
maakten zich van hem meester, ook tegen
zichzelf. Hij trok zich terug in zijn verstand.
T o u t e la d i g n i t de ! ' h o m m e
est en sa pensee", zegt Pascal.
,, l n t c l l i s> e n c e, ton v r a i b i e u,
ton s e u l b i e n, et u'a p p a r t e
n a u t q u : a t o i." lees ik in E vide
nc e s !
Want het is met het verstand dat hij zich
ophoudt in het leven.
Hij denkt er niet aan het te veroveren,
hij wil er zich alleen in handhaven en er deu
bitteren echten smaak vau proeven.
\V. . C. B Y v A N c K