Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
24 Dec. '21. - No. 2322
KERSTMUZIEK
FANTASIE VAN EEN WINTERAVOND.
DE GELE MANTEL"
(opgevoerd door ,,De Haghespelers in 't Voorhout")
Teekeningen voor de Amsterdammer" van B. van Vlijmen
Aan de Bohemers".
Midden in eert hooge donkere kerk, die onge
twijfeld gevuld is met een luisterende menigte,
zitten, vlak voor het orgel, vier muzikanten
en spelen een kwartet van Schubert. In het
gouden wuivende licht van de enkele kaarsen,
die naast hun lezenaars zijn.gezet, gaan hun
strijkstokken als felwitte flitsen of dansen
luchtigjes bij de pizzicatos. Het scherzo is
ingezet als een bruiloftsdans, maar ijler en
lichter, vél ijler en lichter, en nu verdroomt
het geheel bij gebrek aan levenskracht of
uit sympathie voor hoogere sferen. De koppen
der spelers vallen opzij en het licht vluchtigt
over hun onbewogen trekken. En de kerk
is zoo stil en licht-in-zwart en zoover droomt
het sharefispel alle levenden weg, dat het al
\ geen werkelijkheid meer is.
Toen werden de zielen der spelers in den
Hemel opgenomen en hun lichamen
ver-strakten tot de starheid van hun
onbespeelde violen.
En het werd Kerstnacht, veel honderden
jaren late'r, en de kerk, zonder eenig begrip
van tijd, staat daar droornerig leeg met veel
banken en stoelen, en de vier beelden der
muzikanten dragen koperen platen met hun
name.n erop.
Ze is een bezienswaardigheid, deze oude
kapel, en de koster, die de zware hoofddeuren
met veel lawijt van rammelende sleutels
en schurende scharnieren heeft opengemaakt,
.gaat het zooveeiste dozijn bezoekers vooraf.
Hij wrijft zich knusjes in de handen en is
een en al woordqnrijkheid.
De koster. Nou, u treft het nog nét, dat ,
'ik nóg niet eten ben. Vanavond is er jmmers
dienst, vanwege de Kerstmis, en dan magge
d'r na zessen geen bezoekers meer in.
De Miss (met den gids) : Is this
Her companion: Ycs, it is. A very
picturesque old building.
The Miss: Baedeker tells But after
all they are sómuch the same, these old
churches.
Een andere bezoeker: Daar hei je nou de
beelden van die vier componisten, of violis
ten, wat waren het
Een dame (tot den koster): Kunt u ook
zeggen, is er niet een typische legende aan
verbonden?
De koster: Ja, ja, dame Zoo dalijk
zal ik het allemaal vertellen Als de dames
en heeren zoo goed willen zijn even in een
kringetje te gaan staan.... Zó, ja, dan kunt
u allemaal zien. Deze vier beelden, die u
hier dan ziet, zijn de zoogenaamde
mirakelbeelden. Ze werden in negentienhonderd
een en twintig door een onbekend beeldhou
wer gemaakt en op Kerstmis van dat jaar
aan de gemeente geleverd en dadelijk door
den toenmaligen kerkeraad op deze zelfde
plaats opgesteld.... hm, hm.... Het volks
geloof is echter
The Miss: What does hèteil?
The companion: People thinks there's
been a wonder here
The Miss: Ah yes it 's al! the same
De koster: Het volksgeloof is echter,
zooals ik zei, dat op een zekere Kerstmis,
'dat hier een dienst werd gehouden en deze
muzikanten er bij speelden, plotseling hun
zielen werden weggenomen door een engel,
die in levenden lijve verscheen, en dat hun
lichamen terzelfder tijd versteenden....
Een opgewonden meneer: Mag ik er misschien
nog iets bijvoegen?.... Ik ben de directeur
van het Oudheidkundig museum, en zoo ben
ik in staat u er nog een pikante bijzonderheid
bij te vertellen Allereerst zegt men,
dat wat ze op dat gewichtige oogenblik
speelden muziek van een zekeren Schubert
moet zijn geweest, waaraan een magische
kracht wordt toegeschreven, en verder gaat
de legende, dat al wie hier op Kerstnacht
naakt zou durven komen (ik vraag u excuus,
maar het staat aldus in de overlevering,
die zich onder de handschriften van mijn
Sara Heybloni
Albert van Dalsum
Lily Bouwmeester
Anton Verheycn
iiiiiiiiiiiiimiMiiiiMiiiiiii.iiiitiiiiiiMiinmiiiiiiitiii
Tilly
iiiiiiiiiimmiiii '
Lus
IIIIIHIIIIIlUt IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHII
museum bevindt) in staat zou zijn hen nog
eens hetzelfde te hooren spelen. Dat vond
ik aardig u er even bij te vertellen....
Dank u, hm hm.... (Hij is een keurig mensch
en bovendien een geleerde, en zoo kucht hij
geaffecteerd-autoritair in zijn zakdoek en
trekt zich onder de menschcn terug).
The Miss: What's it hètells?
The companion: One can still hear the
music they played here in old times
Tlie Miss: Di'dn't I teil you? It's all the
same with these old cathedrals.
De koster: Willen de dames en heeren nog
de sacristie zien? Daar is tevens de uitgang.
The Miss: No, no.... Not in the tower..
The companion: There is no tower....
He'il show you the way out.
Ze gaan weg en laten de kapel in het
schemerlicht van twee wuivende gouden
kaarsvlammen. De twaalfde bezoeker echter,
die een jong dichtertje is zonder eenigen
naam of aanzien, aarzelt bij de deur, en trekt
zich dan schielijk en ongemerkt in een van
de liooge banken terug. En zoo stil en
lichtin-zwart wordt weer de kapel, die daar al
eeuwen en eeuwen droomde, van Kerstmis
tot Kerstmis, in een zalige onbewustheid
van den tijd, en zoo licht en hoopvol is het
hart van den dichter, die niets ter wereld
bezit en dus gemakkelijk de stof kan ont
vluchten, dat het al geen werkelijkheid
meer was.
En het wuivende licht van de kaarsen
speelde over de trekken der muzikanten,
die zich ontspanden, en over de violen, die
gingen leven, en als voor eeuwen deinden de
Paul de Groot
illliiiiiiiiiiiililliiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii uiimiilimiiiiliiiimiiiiiiiliiiiiiii
witte stokken weer en dansten op de pizzi
catos en het werd heel even weer een dans,
schoon ijler en lichter.
Toen kwam de koster terug en schrok zich een
ongeluk bij het zien van dien stillen bezoeker
in de bank. Hij was bijna zoo onchristelijk
aan een spookverschijning te denken, maar
gelukkig wendde het gelukzalig gezicht van
den jongen man zich vragend naar hem toe,
en zoo vond hij moed om te zeggen: Hm,
hm 't Is sluiten, meneer....
Maar de jonge man gaf geen antwoord en
stond niet op, hij keek door den koster heen,
en, gedragen door het spel van de vier stecnen
muzikanten, voelde hij zich licht als een
levenlooze.
Hm, zei de koster
Ziet u, er is dienst vanavond.... Wat
Illllllllt iillllMIIIIIIIIIillllimil
WONDERLIJKE
GESCHIEDENISSEN DER STOF
(Vervolg van pagina S)
Een harde spotlach kwam er op zijn gelaat.
Een tijdje zweeg hij, daarna streek hij eens
door zijn dun, grijs haar en sprak halfluid
verder : Formules, klare uitingen der alles
omvattende logica van de mathesis ! Hoe
volkomen is hun beschrijving der natuur
wetten ; daarbuiten weten wij niets !"
i Aether ! wereldaether ! ! Mijn hemel, hoe
lang hebt ge al door de breinen der menschen
rondgespookt. Hoog tijd wordt het eindelijk
u uit uw schijnleven te verbannen ! Als een
ledige huls werp ik u weg, als een
bedriegelijk droombeeld laat ik u in het Niet ver
dwijnen, 'nu de ? dagklaarte mijner mathe
matische beschrijving opgegaan is !"
'n Zelfgenoegzame trek kwam over zijn
gelaat en opstaande ging hij naar den haard
en vlijde zich in een gemakkelijken stoel.
't Was stil in het studeervertrek ; ver lag
het van de straat en uit de tuinen en velden,
waarop het uitzicht gaf, kwam geen geluid.
Niets ook bewoog er zich, enkel de
vlammetjes in den haard, die nauw merkbaar op
en neer deinden en de dunblauwe rook van
' de sigaar, die in teer buigende slierten opsteeg
en wegkringelde in zich oplossende wolkjes.
Naar hen keek met strakken blik het beeld
'- van een goeroe, een Indischen leeraar, dat
? op .den schoorsteenmantel stond. Heel hoog
Was zijn voorhoofd, teeken van zijn hooge
'wijsheid, en peinzend was hij neergezeten
?; op een lotoskussen, de beenen gekruist
'?onder zich. Opgeheven hield hij de rechter
hand, als ware hij bezig zijn leeringen te
ver.kondigen.
' Waning had het beeld zelf uit Voor-Indie
.' medegebracht; lange jaren was het al geleden ;
.T: maar, toch waren het .eveneens lange jaren
..;?, geweest, die hij in het. verre Oosten had
doorleefd en alles wat aan de wanden van
-v-zijn studeerkamer was aangebracht, sprak
- van dat levenstijdperk van den bewoner,
"..hetgeen voor hem immer het gewichtigste
:Vwas gebleven.
Hij vestigde zijn blikken op het beeld en
'^geleidelijk gaf hij zich over aan herinneringen
i van diepzinnige gesprekken met wijze
Brah'*'rf;anén... i'n .heilige tempelhal(snfi..ver weg,
' aan de- oevers va« den Ganget Buiten was
'zengende hitte uit een gloeienden hemel
'- neergedaald, maai* 'in den tempel was het
'kóei geweest, en hij had er gesproken over
de. stof dezer wereld en de aethcrische stof
van hoogere werelden.
Maar de herinneringen vervloden, als
werden zij weggedragen door de teere
rookkringen van de allengs uitdoovende sigaar.
Waning, die met zijn gedachten weer
terugkeerde uit verten van verleden naar
de dingen rondom hem, zag
naast het beeld een vaas slaan,
die een bundel reukstokies
borg. Hij stak er eenige aan
en opnieuw stegen wankelend
tengere rookzuiltjes op, nu een
exquisen reuk verspreidend.
Een geur zófijn,dat hij meen
de te voelen, dat ze tot in zijn
brein doordrong en een won- r
derdadigen invloed op zijn ge- '
dachten vermocht uit te oefe- ' .
tien.
De ijle rookwolkjes gleden '
in langzaam schommelende
bochten langs een wit porse
leinen l\wan Yin beeldje. Ge
huld in lang gewaad, dat van
haar hoofd en schouders af
daalde, stond, daar de moeder
der barmhartigheid niet den
mi 1den glimlach op de lippen,
en van zóbrooze teerheid was
het blanke porselein, waarin
zich haar goddelijkheid had be
lichaamd, dat het nauwelijks
meer stof kon genoemd worden.
Edoch andere figuren trok
ken Waning's aandacht,
waja.ng poppen van wonderlijke
vreemdheid ! Met haar
langneuzige maskergezichten, haar
hooge versierde haarwrongcn,
bizarre lijnen en overmatig
lange stokarmen, met haar helle
kleuren en gouden randen,
schenen ze tegen den wand
haar drama's vol strijd en avon
tuur op te voeren.
Geslagen uit goudleer waren
sommige, andere, de golek's,
gesneden uit hout en omhuld
door klecding van gebatikte
doeken. En weer dwaalde
Waning's gepeins af naar verre
kusten en zat hij weer neer
voor het geheimzinnig verlichte
doek, waarop de schimmen zich
bewogen, hoorde hij de zange
rig verhalende stem van den
dalang, en uit de verte kwam
door den zwoelen. stillen
nacht de eindelooze rythmenstoet van de
gamclang. De groote waaiertakken der palmen
boven zijn hoofd weerkaatsten in glimmende
strepen het maanlicht ; als een open zee was
de wijde, weldadige nachthemel, hoog boven
hem en de maan gleed over hare cvene welving
als een zwaan van glanzende blankheid.
?'/**,
-'V
.waaruit het stil opwasemde van Wecken damp.
Maar verder dwaalde zijn oog langs den
kamerwand. Over zijden doeken, waar
OudChina in kostelijke kleuren de muziek van
ziin schoonheidsdronkcn ziel voor het oog
vërzienlijkt had. Langs lakwerk, waar uit
diepe zwartheid de gouden draken te voor
schijn kwamen, als eenmaal in legendarischen
tijd zij kropen uit hun gruwe
lijke holen.
Daarna bleef de blik van den
ouden doctor hangen aan een
schrikwekkende tronie, het
vrccselijke oorlogsmasker van
* ' een Alfoer, dat omgeven was
door boog met pijlen, een schild
H versierd iret diermotieven,
kra<4|; Ie n kettingen en kunstig met
snijwerk versierde kalkbusscn.
Onverpoosd warrelde de rie
kende rook op uit de dunne
reuksteugels en de fijne, maar
toch intense geuring vulde de
stille ruimte van het vertrek,
waardoor nu doolden de denk
beelden, die het gepeins van
zijn bewoner had opgeroepen
en die gekomen waren langs
onbekende banen uit de myste
rieuze verten van het Oosten
naar die kamer, die lag
tusschen de kille nachtvelden der
sneeuw.
Verder nog dwaalden de blik
ken van den ouden man langs
de kamerwanden ; van de wilde
krijgstronie kwamen ze bij de
ernstige denkgezichten van Wes
terlingen, bij Kepplcr, den
veelgeplaagde, maar nimmer weife
lende aan zijn droomen over de
verhevene orde en schoonheid
van God's schepping, bij
Huyghens, den scherpzinnige, bij
Faraday, den vindingrijke.
Eindelijk daalde zijn blik
weer af tot het blad papier be
dekt met formules, dat daar,
volgeschreven door zijn hand,
neerlag op het groene laken van
zijn schrijftafel. En datgene,
wat hij al had willen verdrij
ven door harde woorden, nu,
na dien rondgang van zijn
begrijpende blikken langs de
wanden van zijn kamer, waar
bij de herinneringen waren
meegewandeld als een aangroeiende
stoet, nu terwijl de wonder
lijke geuren van het Oosten zijn
zegt u?
Maar de jongen zei niets. Toen werd de
koster boos en tikte dien vreemden indringer
op zijnlschóuder.
Komlmeneer.l'Ik kan hier niet eeuwig
op u wachten
Maar de jongen ging niet weg, en toen de
koster hem nog eens, hardhandiger, op zijn
schouder klopte, gaf hij hem alleen een
oorveeg, en keek toen weer in de ruimte.
De dienaar der kerk was hierdoor z
verschrikt, dat hij, bevende over al zijn
leden, eerst niet wist wat te doen. Het liefst
had hij zijn toevlucht gezocht bij den dominee
en den kerkeraad zelf, maar omdat dat zeker
te lang zou duren, en hier spoedig raad moest
worden geschaft, haalde hij de eenige levende
ziel die in de nabijheid was, om als hulp en
getuige te-"dienen. Maar toen hij, in gezel
schap van de ouwe stok-doove stoovezetster
uit de sacristie terug kwam, stond de vreemde
rechtop in zijn bank, met zijn hand wijzend
in de richting van,de beelden:
Hoort! zei ie verheerlijkt, hoort, ze spelen
nog!
Toen wist de koster, dat ie met een gek
te doen had, een, die door den geest van de
legende was bezeten, en dat ie zachtzinniger
op moest treden.
Hij is niet wel, zei ie tot de'stoovezetster.
Maar die wees op haar ooren, dat ze hem
niet verstond.
Meneer is ziek, zei ie toen veel harder.
Muziek?, o ja, zei de ouwe vrouw, en
lachte geheimzinnig, ja, ja, ben je d'r nou
k achter? Ze spelen alle jaren. Zoo oud ik
ben, heb ik ze met Kerstmis gehoord. Wat
zeg je?
Maar de koster had niets gezegd, ten
minste niet iets wat je in een kerk nóg es
zegt. Hij was al weg, en luidde verwoed de
klokken.
Bim, bam, bim, bam, luidden de klokken.
En de oude doove vrouw en de jonge
dwaas waren alleen in het schip, waar bij
het wuivende licht van de twee gouden vlam
men nog steeds speelden de vier steerien
muzikanten voor al wie het maar hooren
kon, toen, eeuwen hierna, precies als in het
jaar onzes Heereu negentienhonderd een
en twintig.
J o n. C. P. A L B E R T s
Financiën en Economie
Op den Economischen Uitkijk
Ongevallenverzekering.
(H. Slot).
Zooals ik in mijn vorige beschouwing reeds
zeide: de groote uitbreiding, die nu gegeven
is aan het begrip verzekeringsplichtig be
drijf", geeft ook een groote uitbreiding aan
den kring belangstellenden en belanghebben
den en dus aan de kans, dat met succes
wordt aangedrongen op een juiste en billijke
toepassing van de wet of ruimer nog
op een herziening van de wettelijke regeling.
Juist nu zijn er enkele punten, die de aan
dacht verdienen en die ik juist nu hier ter
sprake bieng, omdat er thans meer lieden zijn
dan vroeger, wier belangen bij deze zaken
zijn betrokken. Het betreft hier eenige
wijzigingen, die de Regeering ter wille van
bezuiniging voorstelt. Alen moet n.l. weten,
dat volgens den oorspronkelijke!! opzet de
Staat zich belastte met de helft der salarissen
van de ambtenaren der
Rijksverzckeringsbank. Dit geschiedde, omdat men in deze
wettelijke regeling van ongevallenverzeke
ring ten deele ook een algemeen belang zag,
voor de behartiging waarvan het Rijk we!
iets mocht bijdragen. Later werd die bijdrage
beperkt tot ten hoogste l millioen gulden.
De Regeering stelt nu voor, deze regeling
te doen vervallen, waardoor dus de beamb
ten-salarissen ten volle ten laste der
Rijksbank zullen komen. Hierbij valt op te merken
ziel meedroegen naar de geheimzinnige regio
nen van andere werkelijkheden, nu was de
twijfel aan zijn eigen uitspraken in zijn den
ken opgerezen.
Door een onbewusten aandrang gedreven
stak hij nog eenige reukstengels aan ; ze
waren uit een bundel, dien hij vele jaren
geleden van een ouden Brahmaan in een ver
vallen tempeJ had gekocht en nog steeds niet
had aangebroken.
Een rook met opvallend anderen geur
steeg op; intens en bedwelmend vond hij
hem, maar hij miste, geboeid door zijn ge
peins, de kracht om de stokjes weer uit
te dooven. "??;?
Twijfelende vragen rezen weer in hern op. <,?.*
Zijn mijn formules genoeg om de wereld te d^
beschrijven? Is het voldoende om al wat r.
stoffelijk gebeuren heet door mathematische
symbolentaal uit te drukken? Is het nutte- '-?
looze waan om een wereldaether, of zelfs
stijgende reeksen van aethers aan te nemen?"
Hij richtte het hoofd op en keek weer naar
de beelden, die onbewegelijk stonden boven
de deinende vlammcntongen in den haard en
naast den stillekens opwarrelenden, riekenden
rook. Hij zag ook de wonderlijke
wajangfiguren en de strenge denkgezichten. Geen
geluid verbrak de stilte, die gevuld was met
herinneringen en met gedachten, die rond
gingen om de oude lamp in onzichtbare en
toch voor hem zienlijke rijen.
Wonderlijk werd het Waning te moede ;
was het werkelijkheid of waan al wat hij als
het wezen van de stoffelijke wetten in formu
les had trachten vast te leggen?
Waan is het, mijn zoon !" hoorde hij op
eenmaal een diepe stem van den schoor
steenmantel tot hem spreken.
Nauw verwonderd want ganschclijk
bevangen geworden was zijn geest door de
atmospheer der kamer, die doordrongen
was door zinbegoochelende geuren keek
hij op naar den wijzen Brahmaan en hij ont
waarde dat zijn lippen zich bewogen.
Waan is het te gelooven, dat dorre
formuletaal, sprekende in de leege symbolen der
stoffelijke maten, in staat zou zijn volledig
te beschrijven het ware wezen der werkelijk
heid ! Niet zonder de beelden waaronder die
werkelijkheid zich aan U vertoont, zult gij
haar kunnen begrijpen ! Zijt gij alreeds ver
geten, mijn zoon, wat mijn wijze broeders U
in de tempels van den hoogheiligen Brahma
hebben geleerd : hoe de onmetelijke, ledige
gjimte, de Khü, gevuld is niet de fijne, alles
doordringende actherische stof, de iikiisja,
(Wordt vervolgd op pag. 13.)