De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 24 december pagina 3

24 december 1921 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

24 Dec. '21. No. 2322 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Lenzerheide en Lenzerheidsee (GRAUBÜNDEN ZWITSERLAND) 1500 M. b.d. Zee. Zonn. Sportpl. v. d. len Rang. Veel sneeuw. Beste ski-gebied van geheel Zwitserland. Prosp. b. d. "Hotels: Kurhaus, Schweizerhof, Park (Waldheim, Valbella, Lenzerheidsee). Spoors Mosterd WA spoörjr_ Culemborq m EENIGE SPECIALITEIT m il KRIMPVRUE i S| GEZONDHEIDS- |S §f ONDERGQEDEREN |g B| Nederlandsch Fabrikaat |o it«L'TRlcOTHUlSi || R EG. B REESTRAAT, 35 |g TEL. 5O66 N. ^j§ IN 1922 behoort in elke hulskamer een der volgende kalenders: R. W. TRINE-KALENDER motto's uit zijne werken verzameld door Chr. Doorman. MORGENOROETEN motto's in vier talen, uitgezocht door Therese Hoven. Schilden naar ontwerpen van AndréVlaanderen Prijs per stuk f2.25. Verkrijgbaar in eiken Boekhandel en bij den uitgever, W. HILARIUS Wzn., te ALMELO. ENZ. LUXE- EN VRACHTAUTO'S B ENZ & Cie., Amsteldijk 10, Amsterdam. iiiiiiiiini ttn iniiMiniiiiiiiiituiiiiiiiiiiHiiiiiitiminiiimiiiiiiiiiiiii-iiiiHiiiiiihiiiMiiiiiiiiiiiiim^ CHENARD&WALCKER N A S H M. A, N. Automobiel»en Vrachtwagens N. V. Automobiel Mij. BET CENTRUM" Parkstraat 91a - 's-Gravanhage Tel. Haag 3569 Motor- en Zeiljachten TE KOOP, in diverse grootten en prijzen. Lijst van in commissie staande vaar tuigen gratis en franco toegezonden. BlNGHAft & LUGT AFD. JACHT AGENTUUR Slepersvest 1 Rotterdam Fi. 20 LEIDSCHESTRAAT 22 AMSTERDAM; TELEFOON N. 5812 HEMDEN MAAR MAAT K UNSTHAND WEVEN. Geïllustreerde Handleiding ten gebruike van school en traii vooi het aanleeren der technieken van Kunst- en Spoelweven op den handweefstoel, door ELIS. M. ROGGE en LODI8E H. WLLDT. ffecart /LM. Uitga»&n VA»HOSJOMA& W».MHDOBI». AM*m 'Snilschnlt RltKIS BHU Zilfond. 99 Cint fr. Ia den Boekh. en na postw. bi] R1ËNTS BALT, Haag. Mond. en schrift, ond. Dit is de DUIDELIJKSTE Stenografie IIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIHMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllllflIlllllltlllllllllMliniMIIIIIIIIIIIHlIIIMIIIIIIIIIIIItlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll RUSSISCHE CRITICI 1) De groote Russische critici zijn over het algemeen belangrijker voor de kennis van literatuur en leven van hun tijd, dan bij voorbeeld de Nederlandsche. En wel omdat de laatsten meestal subjectief sympathieën en antipathieën koesteren, (o, dikwijls on bewust) terwijl de Russen juist van groote historische beteekenis zijn door hun opgaan in de stroomingen van den tijd, waarfti zij werken. Zij beoordeelen zelden alleen aesthetisch. maar altijd met het oog op den zin, dien het beoordeelde werk voor het leven heeft. Zooals ook trouwens de literatuur zelve in Rusland stelling neemt tegenover de groote problemen. Bjelinski's essay over kritiek van 1842 verdient heden ten dage nog de yolle aandacht van hen die zich dagelijks, wekelijks of maandelijks met kritiek bezig houden: Velen verstaan onder critiek of wel de veroordeeling van een af ander ver schijnsel/ of wel het constateëren van het ^goede en "slechte ervan: de domste 'manier van kritiek oefenen! Men kan niets goed vinden of afbreken op grond van persoon lijken willekeur, het onmiddellijke gevoel of de zoogen, individueele overtuiging; een oordeel is onderworpen aan de rede, niet aan individuen; er moet beoordeeld worden in naam der volstrekte rede, niet in naam der eigen persoonlijkheid. Uitdrukkingen als: het bevalt me, het bevalt me niet, kunnen dienen, als men het heeft over eten, wijn, jachthonden. Maar in zaken van kunst, wetenschap, geschiedenis doet ieder ikheidje, dat eigenmachtig krachtens zijn persoonlijk gevoel of inzicht met meeningen aankomt, denken aan den ongelukkige in het krank zinnigengesticht, die met een papieren kroon op het hoofd majesteitelijk regeert over een fantastisch volk, vonnist en gratie verleent.. Kritiek oefenen is: inde enkele verschijnselen de algemeene wetten der rede opsporen, en de mate vaststellen van den levenden samen hang tusschen het verschijnsel en zijn ide aalbeeld. Kritiek heeft altijd analoog aan de verschijnselen te zijn, het bewustzijn der werkelijkheid. Zoo zijn Boileau en Batteux het klare bewustzijn van wat bij Corneille en Racine verschijnsel is. Hier heeft de kunst de kritiek niet in het leven geroepen, noch omgekeerd. Maar beide zijn ze een product van eenzelfden tijdgeest. Kritiek is wijsgeerig bewustzijn, Kunst intuïtief bewustzijn". Dit is niet alleen Bjelinski's standpunt, maar Dobroljoebov en Pissarev, zelfs Herzen als critici van hun tijd, oordeelen zoo. En dit des te gereeder, omdat ook de kunst zelve volgens Bjelinski: oordeel, analyse der maatschappij" wil zijn. Een kunstwerk is dood, als het het leven schildert alleen ter wille van de schildering (een veroordee ling dus van de l'art pour l'art-leuze !). Er moet een machtige subjectieve beweeggrond aan ten grondslag liggen, die zijn oorsprong heeft in de heerschen.de gedachte van den tijd. Het vergankelijke in kunstwerken is dan ook niet een tekortkoming van den scheppenden kunstenaar, maar een fout van den tijd, waarin hij schreef! Wat wij niet meer kunnen waardeeren in kunst van vroeger, is niet de vorm, die ons aesthetisch mishaagt, maar de inhoud, die voor ons geen beteekenis meer heeft. Toen Bjelinski eens een redenaar had hooren zeggen: Het menschelijk scheppen is een on onderbroken pogen de oneindige idee der schoonheid te verwerkelijken" kon hij niet nalaten te antwoorden, dat schoonheid niet alles is, al begint alle kunstbewustzijn met liefde tot de schoonheid. Maar stil blijven staan hierbij, is een eenzijdige kunstopvatting. (Vergelijk in dit verband eens de theorieën der tachtigers: Schoonheid, o gij, wier naam geheiligd zij !) Schoonheid zonder redelijken inhoud, zonMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiimii UIT DE VLUCHTELINGE" VAN TAGORE (geautoriseerde vertaling van DR. FREDERIK VAN EEDEN) 1. Eindeloos verscheiden in de ooverdadige waereld, zijt Gij, Vrouwe van Veelvuldige Pracht. Uw pad is bestrooid met lichten en uw aanraking doorheeft de bloemen; uw sleepend gewaad veegt de warreling van een dans onder de sterren en uw klank-rijke muziek wordt van ontelbare waerelden terug gekaatst in sterrenbeelden en kleuren. Enkel en allén in de ongepeilde stilte der ziel, zijt Gij, Vrouwe van Stilte en Een zaamheid, een vizioen, doortrild van licht, een eenzame lotus, bloeyend op den stengel van liefde. 2. Achter het verroest ijzeren traliewerk van het raam aan den ooverkant zit een meisje, met donker, rustig gelaat, als een boot, die gestrand is op een zandbank, wanneer, in den zoomer, de rivier laag is. Ik keer tot mijn kamer weer nadat mijn dagwerk is verricht, en mijn vermoeide oogen worden tot haar getrokken. Zij komt me voor als een meer, welks duister, verlaten water het maanlicht om zoomt. Zij heeft slechts haar venster tot vrijheid: daar ontmoet het morgenlicht haar gepeins en langs zijn stralen rijzen haar donkere oogen, als verlooren sterren naar hunnen heemel terug. 3. Ik herinner mij den dag. IIIIIIMIUIIIIIIHIIIIIMDIMIIIIIIIIIMIimi '""M PflR FUM DU MflRSUIS DE CMR/=\BM De zware reegenstorm vergaat in grillige rustpoozen, hernieuwde windvlagen verschrik ken hem uit een eerste rust. Ik neem mijn speeltuig op. Doelloos raak ik de snaren aan, totdat, zonder dat ik het weet, de muziek dien storm zijn krank zinnige cadans ontleent. Ik zie haar gestalte, als zij van haar arbeid wegsluipt, stil staat aan mijn deur en rnet 'aarzelende stappen teruggaat. Weer komt zij, staat buiten teegen den muur geleund, dan treedt zij langzaam de kamer binnen en gaat zitten. Het hoofd geboogen, beweegt ze haar naald in stilte; maar spoedig staakt zij haar werk en ziet uit het venster, door de reegen heen, naar de vage boomenrij. Slechts dit nuurvaneenreegenachtigen namiddag, gevuld met schaduwen, en zang en stilte. 4. Terwijl zij in het rijtuig stapte, wendde zij haar hoofd om en wierp me een haastigen afscheidsblik toe. Dit was haar laatste gave aan mij. Maar waar kan ik die bewaren, veilig voor de uuren, die haar met voeten zullen treeden? Moet de avond deezen straal van smart wegvagen, zooals hij het de laatste vtuirflikkering der ondergaande zon zal doen? Moet ze worden weggewasschen door den reegen, zooals de stuifmeel-schat van bloemen met gebrooken harten? Laat kooninklijke gloorie en de weelde der rijken aan den dood ! Maar moogen tranen de herinnering niet frisch houden van een blik, geworpen door een passievol oogenblik? Geef mij haar te bewaren", zeide mijn zang; Ik raak nimmer aan eens koonings gloorie, noch aan de weelde der rijken, maar deeze kleine dingen behooren voor altijd aan mij." 5. Gij geeft uzelf aan mij gelijk een bloem, die bloeit in den nacht, wiens nabijheid bekend is aan den dauw, die van haar druipt, aan den geur, dien zij door de duisternis spreidt, zooals de eerste schreeden der Lente bekend zijn aan de knoppen, die de twijgen doen zwellen. Gij beukt mijn denken als golven bij vloed en mijn hart verdrinkt in opkoomende zangen. Mijn hart wist van uw komst, zooals de nacht de nadering van den dageraad gevoelt. De wolken staan in vlammen en mijn heemel der historisch verband met de werkelijkheid is zinloos. Dergelijke denkbeelden verheft Bjelinski en tallooze volgelingen met hem tot een dogma, waaraan zij zonder aanzien des persoons de letterkundige produkten toetsen. Niet meer romantisme en dweperij, maar liberalisme en realiteit zijn de leuze dezer zapadniki (Westerlingen). Zoo kon het ge beuren, dat een Bjelinski den oud geworden en in godsdienstwaan versomberden Gogolj een hatelijk en onverdiend vijandige af straffing toediende in zijn beruchten brief aan Gogolj", waarin hij den grooten schrijver van Revisor en Doode Zielen verwijt het oude terug te willen en niet langer een re alist te zijn. * * * Een gelijksoortige geestesgesteldheid spreekt uit het werk van Dobroljoebov, van wiens hand een mooi opstel Wanneer breekt de dag aan?" afrekent met Toergenjef en al zijn halve helden, 'zijn Hamletfiguren en daadlooze droomers.,. ' Ook hij noemt het hoofdwerk der literaire kritiek: de verschijnselen der werkelijkheid, die aanleiding hebben gegeven tot een of ander kunstwerk, nader bestudeeren. Toer genjef is ongetwijfeld een realist in dien zin, dat de nieuwe denkbeelden, die tusschen 1840?'60 opgeld deden, in zijn boeken tot uiting komen. Zijn Bazarof, Roedin, Lawretski zijn er de dragers van en dat waardeert Dobroljoebov ook. Maar wat hij hun verwijt is, dat zij zich boven hun omgeving, boven de werkelijkheid plaatsten; zulke menschen kon de nieuwe tijd (na 1860) niet meer ge bruiken. Men moest mannen hebben, die de realiteit aandurfden, zooals zij was, mannen van de daad en niet van het woord. Niet langer de strijd met de eigen onmacht, maar met de maatschappij en haar eischen verlangt de kritikus. Helaas heeft hij zijn zin niet gekregen. En dat konden D. en de zijnen ook weten, indien zij zich wat minder hadden verdiept in de zegeningen", die uit het westen kwamen: de Rus is nu eenmaal geen man van de daad, hij is en blijft een prater en een droomer, hij raakt wel een oogenblik in vlam voor een idee, maar een hardnekkige, taaie strijd is niet zijn werk. Daarom behouden Tosrgenjef's boeken, ten spijt van deze typische kritiek, en juist in het licht ervan, hun Russisch-cultureele waarde. Het is bekend, dat bij Toergenjef de vrouwen sterker karakters zijn en sneller tot de daad bereid dan de mannen. Maar als Dobroljoebov dien wil tot energisch handelen heeft erkend in Helena Stachova (uit: Aan den Vooravond) Iaat hij er typisch, maar eenigszins bitter op volgen; Helene is een uitzondering: de werkelijkheid kan den schrijver geen materiaal geleverd hebben. In onze maatschappij begint pas langza merhand de wensch te ontwaken: echt aan het werk te gaan en de mooie praatjes en doode vormen aan den kant te doen. Het kunstwerk draagt dan ook het stem pel van die halfheid. Helena verlangt naar daden, maar wat kan Toergenjef haar laten doen? Practisch is dat onmogelijk!" Dmitrij Pissarev schrijft in 1864 een groot essay over Realisten. Het volk is arm en dom: geestelijke krachten moeten gemobiliseerd worden, ten bate van de behoeften der maatschappij. Er moet ge werkt worden: de natuur is geen tempel, maar een werkplaats en de mensch een ar beider er in. Het realisme in de kunst nu heeft de taak, het volk te verrijken en te verlich ten. Scherper nog dan Bjelinski breekt hij den staf over aesthetische kritiek. Aes thetisch gevoel is traditie, gewoonte, gees telijke onmacht, achterlijkheid ! Realisme, analyse, kritiek, vooruitgang zijn het tegen deel ! De aestheticus komt nooit verder dan: wordt vol van een grooten, oopenbarenden vloed. 6. Ik stond op het punt van heen te gaan; nog immer sprak zij niet. Maar, door een ligte huivering, voelde ik hoe haar ver langende armen zeggen wilden: O neen, nog niet !" Ik heb dikwijls gehoord hoe haar stncekende handen in een aanraking spraken; hoewel zij niet wisten, wat zij zeiden. Ik heb deeze armen stamelend gekend, wanneer, hadden zij het niet gedaan, zij tot jeugd's bloemenkrans rond mijn hals geworden zouden zijn. Hun kleine gebaren keeren in herinnering weer in de verborgenheid van stille uuren, als verraders oopenbaren ze mij speelsche dingen, die zij voor mij verborgen had ge houden. 7. Mijn zangen zijn als bijen : zij volgen door door de lucht een geurig spoor een herin nering van u, om rond uw schuchterheid te zoemen, begeerig naar haar verborgen schat. Als de frischheid van den dageraad kwijnt in de zon, als in den namiddag de lucht van zwaarte laag hangt en het woud stil is, keeren mijn zangen huiswaarts, hun trage vleugelen bestooven met goud. 8. Ik geloof, dat ge mij in een vizioen bezocht hadt, vór wij elkaar ontmoetten, gelijk een voorsmaak van April, vór de lente tot bloem ontlook. Dat vizioen moet wel gekoomen zijn toen alles in den geur van den sal bloesem baadde; toen de scheemerglans der rivier haar geele zandbanken omzoomde, en de vage geluiden van een zoomernamiddag samensmolten; ja, en lachte het niet en ontvlood me op andere oogenblikken in meenigen nameloozen glans? Ik denk, dat ik verbijsterd stil zal staan, als we, na onze volgende geboorte, elkaar iiimiiitlljlimil lllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilllillililllliilllllllllllllllltillliii Grand Hotel Fünckler HAARLEM ?:? LE MEILLEUR RESTAURANT EN VILLE -:ooit ontmoeten zullen, wandelend in het licht van een verre waereld. Ik zal die donkere oogen dan als morgen sterren kennen, en toch zal ik voelen, dat ze eens behoorden aan een vergeeten avondheemel uit een voorig leeven. Ik zal weeten, dat de betoovering van uw gelaat niet geheel zijn eigene is, maar dat zij het hartstochtelijk licht heeft gestoolen, dat in mijn oogen was bij een ontmoeting buiten herinnering en toen van mijn liefde een mysterie gaarde, dat nu zijn oorsprong heeft vergeeten. 10. Leg uw luit neer, mijn lief, en laat uw armen vrij om mij te omhelzen. Laat uw aanraking mijn oovervloeyend hart tot mijns lichaams uiterste grenzen brengen. Buig niet uw hals en wendt uw aangezicht af, maar offer mij een kus, die, gelijk een geur, lang in een knop geslooten was. Verstik dit oogenblik niet onder ijdele woorden, maar laat onze harten trillen in een stroom van stilte, vagend alle gedachten naar een onbeperkte verrukking. Gij hebt me groot gemaakt door uw liefde, hoewel ik slechts een onder de veelen ben, drijvend op den gewoonen stroom, schomme lend in de wisselvallige gunsten der waereld. (jij hebt me een zeetel gegeeven daar waar dichters van alle tijden hun schatting brengen, en minnaars met onsterfelijke namen elkander oover de eeuwen heen groeten. Haastig gaan de menschen mij voorbij op de markt, zonder ooit te bemerken, hoe mijn lichaam door uw liefkoozing eedeier werd en hoe ik uw kus in me draag, zooals de zon in haar baan het vuur van de heemelsche aanraking draagt en voor altijd schijnt. 12. Als een korzelig kind, dat zijn speelgoed van zich stoot, schudt mijn hart vandaag zijn hoofd bij iederen zin, die ik opper, en zegt: Neen, deeze niet!" Maar de woorden, in de groote smart om hun vaagheid, spooken in mijn geest, als dooiende wolken, zweevend oover heuve len, wachtend op een moogelijk vlaagje wind om hen van hun reegen te verlossen. Staakt toch uw vruchtelooze poogingen, mijn ziel, want de stilte zal haar eigen muziek in donker rijpen. dit vind ik mooi \ De realist onderzoekt ook dit vinden". Zelfs Bjelinski is voor Pissarev nog een aestheticus, bij wien echter de idee der menschelijke solidariteit langzaam rijpte onder de aesthetische school. Voor de ware realist is die solidariteit een wet en een uitgangspunt. De menschen hebben elkaar noodig en hun arbeid. Maar alleen de denkende arbeider is een realist. Niet nog de werkman-met-de-materie. Maar de geestelijke arbeider: de natuuronderzoeker en de dichter. Beiden moeten zij onzen horizon verruimen. Wij lezen om de grenzen onzer ervaring uit te breiden. Wie dat niet kan, is geen schrijver en moet liever schoenlapper worden. De dichter moet echter diep liefhebben of haten en ons vergezichten openen in den zin des levens en der maat schappij. Zoo komt Pissarev dus heel dicht bij wat ook onze tijd noodig heeft na de schoonheids-uitbundighedcn van een jeugdig tachtigerdom, dat alleen maar aesthetisch wilde zijn. Russische critici zijn in waren zin leiders van hun volk en geen beleedigde of beleedigende penne-koninkjes. ARNOLD SAALBORN. i) Naar aanleiding van een pas verschenen werk: Russische Kritiker", Ausgewahlte Schriften. Mit einer Einleitung von Efraïm Frisch. Drei Masken Verlag, München. iiiiniiHiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiitiiiiiiimiiiiiiiii SPAAHSOH, ENGELSOH, FRANS O H, D UIT S OH eto. Berlilz-School Hooi>ongi*moM 4-B1 U. 3286 Pract Onderwijs door bultenl. Leeraren Mijn leeven is vandaag als een klooster gedurende een tijd van boete, waar de lente bevreesd is zich te roeren, of te fluisteren. Dit is niet de tijd, mijn lief.voor u om langs mijn poort te gaan; bij de gedachte slechts aan uw enkel bellen, aantinkelend van het pad, voelen de echos van mijn tuin zich beschaamd. Weet, dat de zangen van morgen vandaag in knop zijn, en dat zij, zagen ze u langs zich heenen gaan, trachten zouden hun onrijpe harten oopen te breeken. Vanwaar brengt gij deeze onrust, mijn lief? Laat mijn hart het uwe beroeren en de smart uit uw stilte kussen. De nacht heeft uit haar diepte dit kleine uur omhoog geworpen, opdat liefde binnen deeze muuren een nieuwe waereld zal bouwen, om verlicht te worden door deeze enkele lamp. Voor muziek hebben we slechts n enkele fluit, op welke ons beider paar lippen om beurten moet speelen voor kroon slechts n krans van bloemen, om mijn haar te sieren nadat ik hem op uw voorhoofd heb geplaatst. Met den sluyer, gerukt van mijn borst, zal ik ons bed op den vloer spreiden; en n kus en n slaap van verrukking zal onze kleine, onbegrensde waereld vullen. IPADOX VARMOND LCVtCT Dt/VLPLANCU INZEEP !<.CP"CN TUD ALLE HOUTCON^TPUCTlEy ? . ? AUX ' LANDHUIZEN /CHOOLCEBOUWEN JACHTHUIZEN ZIEKENHUIZEN INLICHTINGEN OP AANVPAAC

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl