De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 24 december pagina 5

24 december 1921 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

24 Dec. '21. No. 2322 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND TENTOONSTELLING WERKEN VAN THORN PRIKKER BIJKOM STIGHEDEN VI. * Wat me bij tijden zoo pijnlijk kan over vallen, is de gedachte aan de beschamende beunhazerij, waarbij we allemaal bestaan. Wie eenmaal zoo hoog in de maatschap pelijke waardeering is gestegen, dat hij den naam van algemeen ontwikkeld" heeft mee te sleepen, is in dit opzicht reddeloos verloren. Een algemeen ontwikkeld" mensen wordt gecenseerd een oordeel te hebben over de Russische politiek, het verbod van de Vrijheid", de lersche kwestie, Mengelberg, Washington, Montessori, de Volkrenbond, Landru, Christian science, de Wichelroede, Bolland, psycho-analyse, dienstweigering en hongerstaking, Rudolf Steiner, moderne schil derkunst,'astrologie en Tagore, om van meer speciale questies als de Relativitatstheorie van Einstein nog niet eens te spreken. En dan nog eerst de kunstenaars! Er kan"1 geen mooie gevel worden bedreigd, er kan geen spellingverandering worden voorgesteld, er kan geen onderwijs worden veranderd of geen .nieuwe schouwburgexploitatie worden beraamd, of musici, beeldhouwers, schilders, bouwmeesters en letterkundigen krijgen een ,, vertrouwe l ij ken brief", waarin ze dringend worden aangemaand toch te protesteeren of toch te getuigen tegen of voor het onder havige geval, waar zij, als kunstenaar, toch de meest bevoegden tot oordeelen zijn te noemen. Zoo circuleeren er steeds petities aangaande de spelling met klinkende namen van beeldhouwers; musici spreken meeningen uit over de beste schouwburgexploitatie en letterkundigen beoordeelen de waarde van een ouden gevel, want tous les arts se tiennent", en men is dan tenminste zeker, dat de onderteekenaars niet door jaloezie of door partijgeest worden gedreven, omdat ze met de kunst, waarover ze zich uitspreken, nooit iets ter wereld te maken hebben gehad.... Als we ieder eens voor onszelf bedenken, hoe dwaas we de meeningen van de meeste buitenstaanders vinden over het gebied, waar wij onszelf expert voelen, een zaken man die een artist over ,,zaken-doen" hoort dazen; een huisvrouw, die een man ovei betere exploitatie van het huishoudelijk bedrijf zijn meening ten beste hoort geven; en als ik van mezelf uitreken: een leek, die, in een paar woorden, een verdienstelijken roman afbreekt, zonder er ook maar eenig begrip van te hebben, hoe moeilijk het al is om een slechten" roman te schrijven, laat staan een goeien ! dan kunnen we daaruit afleiden, hoeveel aanstoot wijzelf geven, als we dat nauwe veldje, dat we wezenlijk vrijwel kennen, verlaten, en de heele wereld tot onzen geestelijken buit verklaren. Maar een andere questie is: zouden we een middel tegen dit euv£l kunnen aanwenden; is er een manier te' bedenken, waarop we ons geweten van den vloek der beunhazerij kunnen zuiveren? Wanneer de Vrijheidsbond of de S. D. A. P. of de vereeniging Voor recht en orde" ons vraagt, ons bij hen aan te sluiten, dan mogen we niet zeggen: ja, ik voel er wel iets voor", en dan verder er ons bij houden geregeld de brochuretjes te lezen, die onze" vereeniging uitgeeft, en de vergaderingen bij te wonen, die zij belegt; neen, we moeten den historischen oorsprong van alle politieke partijen naspeuren, om te weten pp welke fundamenten ze zijn gebouwd, ja, ik vermoed, dat we bij de beschouwingen van Augustinus over den staat zouden moeten beginnen; dat we als we Thomas van Aquino en Hugo de Groot niet kennen, zonder eenig recht ons een oordeel aanmatigen, terwijl Marx, Engels, Dietgen, Kautsky, Quack, (en nog vele anderen, waarvan ik in mijn onwetendheid niet eens de namen ken,) ons zoo vertrouwd moeten zijn, als het kinder gebedje, dat we in onze jeugd hebben geleerd. Als iemand een grapje maakt over Montes sori, dan mogen we feitelijk niet lachen, vórdat we al haar werken hebben gelezen, en bovendien nog de veel uitgebreider lectuur voor-en-tegen haar methode. Als ons een ziekte overvalt, zouden we, voordat we een ,,redelijk" besluit kunnen nemen, eerst een studie moeten maken over allopathie en Decoratief ontwerp voor Oobelinweven De drie ijsheiligen, in Illustraties bij het artikel: Het Gobelin uitgevoerd weefwerk van Thorn Prikker Decoratief ontwerp voor Gobelinwcven iiiniiiiiiiiniiiiiiim iiiiiiiimiiiiiini homoeopathie, over Christian science, gezond-bidden en magnetisme,.... en misschien zouden we, als we nog niet half door den stapel paperassen heen waren, al aan onze, verwaarloosde, kwaal gecrepeerd zijn. Ik ben trouwens bang, dat daar ons heele leven op uitloopen zal: we zullen van de wereld weg moeten, zonder dat we ook maar 1/100 hebben begrepen van alles, wat we toch eigenlijk begrijpen moeten, om werkelijk met oordeel des onderscheids" een keuze te kunnen doen tusschen de vele levens verschijnselen, die zich aan ons voordoen: we kunnen geen gesprek voeren, we kunnen geen krant lezen, we kunnen geen UUT be staan, of we gaan ons te buiten aan een voorkeur en een meening, die eigenlijk niet gefundeerd zijn: hoe durf ik met een gerust hart m'n biefstuk te snijden, als ik niet alle motieven vór en tégen het vegetarisme heb bestudeerd; hoe durf ik m'n stembiljet in de bus doen, hoe durf ik een duitje sturen aan het nederlandsclie leger des. heils; hoe durf ik Spinoza op zij zetten, en Thomas a Kempis lezen? ik kan geen stap verzetten of ik weet, dat ik langs een questie kom, die ik kalmweg negeer. O, gezegende oppervlakkigheid, die ons er toe brengt, niet bleek en uitgeput van het eene boek naar het andere te grijpen, en nog nooit zeker te zijn van ons recht tot oordeelen, maar fleurig en zorgeloos over alles een meening klaar te hebben, van de beste schoencrême af tot Annie Besant toe.... Want is dit maar niet veel beter, dan wanneer we voortdurend weifelend neerzaten, en nooit een klank over onze lippen lieten komen.... Kom, zooveel kwaad kan het ook niet: de ne niet-gefundeerde meening wordt door de tegenovergestelde nietgefundeerde weer opgeheven.... Als we niet allemaal maar voor 't vaderland-weg onze overtuigingen" en principes" ten beste gaven, wat zou er dan van de jours" terecht komen, van de debating-clubs, van de eerste en tweede Kamer, en van de vele commis sies", die in ons land groeien en bloeien? En van deze rubriek, die ik net zoo blij moedig begonnen ben, en waarvan het toch wezenlijk jammer zou zijn, als ik haar nu al stop zette, omdat ik wezenlijk ernst maakte met het wijsgeerig inzicht: ik weet, dat ik niets weet". ANNIE SALOMONS HET WEEFWERK VAN THORN PRIKKER In de zalen van het Museum van Kunst nijverheid te Haarlem is thans tentoonge steld het werk van Johan Thorn Prikker. Voor wien dit werk voor de eerste maal ziet, wordt het tof een openbaring. Bij de eerste schrede in de zaal schijnt diens ont zaglijke arbeid op den beschouwer aan te stormen, de meer dan levensgroote figuren aan den wand zijn van ongekende kracht, men gevoelt er zich heel nietig bij. Wanneer men van de eerste verwondering is bekomen en de oogen van het eene kunst werk dwalen naar het andere, dan zal men zich verbazen over de vele technieken, welke door Prikker gebezigd worden. Want buiten de groote figurale wandbeschilderingen, zijn hier: mozaïeken, ramen van gebrand glas-inlood, inlegwerk en weefwerk. En iedere techniek geeft Prikker wat deze vraagt, waardoor het werk zuiver blijft en juist deze zuiverheid is het, welke de kracht eraan geeft. Het schijnt Prikker een lust, om zich telkens weer in een ander materiaal te uiten en daardoor wellicht blijft zijn arbeid zoo frisch. Wat hij geeft is oprecht, hij verdoezelt geen lijnen en hij. schildert ook geen loodbandjes op het glas waar deze niet gemaakt kunnen worden, het werk ligt open en klaar voor u, het is de spontane uiting van een grooten geest en in zijn eenvoud is het machtig. Het weefwerk van dezen kunstenaar, waar van op de tentoonstelling een uitgevoerd exemplaar en eenige ontwerpen aanwezig zijn, is alleen al een gang naar Haarlem waard. Want is het weven niet een techniek, welke heden ten dage maar weinig door onze vrou wen wordt beoefend? Al is het waar, dat de laatste jaren in dit vak op enkele vooruit strevende scholen onderricht wordt gegeven, terwijl ook op tentoonstellingen wel weefdemonstraties plaats hebben. Maar een werkelijke volkskunst, zooals het vroeger was, is het zeker niet. En dit is jammer, want dat er met weven veel moois te bereiken is, ook in de moderne kunst, daarvan geeft het werk van Thorn Prikker het bewijs ! Op het uitgevoerde wandtapijt dat hier tentoongesteld is, zijn de koppen uitge beeld van de drie ijsheiligen uit den eersten Christentijd: Mamertius, Pancratius en Servatius. Ook hier heeft Prikker juist van het materiaal profijt getrokken, de lijnen en vlakken zijn kantig gehouden, geheel volgens het karakter van het weefwerk. Door de sterke kleuren die hij tegen elkander zet en door het plotseling verspringen van lijnen, weet de ontwerper op die hoekigheid nóg den nadruk te leggen, waardoor ook dit werkstuk zoo pittig is. Het fond is samengesteld uit diep paarse, donker-roode en zacht blauwe tinten; uit de stille koppen, die vaak hunne expressie aan een enkelen lijn of kleurveeg ontleenen, spreekt een heilige ernst. De wereld heeft ons 2()ste eeuwers haast te grof gemaakt om iets te gevoelen van de groot heid van deze wijzen uit de oudheid, doch Prikker tracht ons hier omtrent hen iets hél schoons te vertellen. Bij de ontwerpen zijn o.a. nog voor gobelin een hoekig en kantig gebouwde kop welke zeer sterk van expressie is en verder Sterbende Sonnenblume", prachtig van kleur en sen timent. Men voelt hier de tragiek van de verwelkende schoonheid. Dan is er nog een klein kopje, dat even als de andere ontwerpen met enkele kleuren slechts schetsmatig is aangegeven: het lijkt een meisje met een kapje op, peinzend met de hand aan het hoofd mijmerend over het leven. Zoo weet Thorn Prikker, in ai zijn werk diepere accoorden aan te slaan, in heerlijke samenwerking met zijn vrouw, die zijne ont werpen voor hem met treffende bekwaamheid uitvoert. En zoo ranken thans wondere bloemen" om met van Devssel mee te spreken, in hel mooie Haarleinsche Paviljoen, dat met deze buitengewone expositie weer sterk naar voren komt. Van Kinderen DE BROERTJES. Zij waren de broertjes. Er waren nog vier broertjes en twee zusjes, maar zij waren de broertjes, de ranke kereltjes, die 't leven samen genoten. O, het leven, dat zoo veel wonderlijke dingen voor hen had. Ze liepen 's morgens hollend-stootend de trap af, de hooge trap van 't heele hooge bovenhuis. Ze draafden naar school, maar zagen toch altijd wat wond:rlijks ; er was zooveel, dat ze elkaar moesten wijzen en hun hooge stemmen hoorde je al van ver; daar waren ze weer, de twee broertjes. Geer was de oudste, ook de sterkste, schoon en groot waren z'n oogen, donker, warm donker. Geer was sterk, Geer kon hard loopen, o, veel harder dan Jo. Hij kon hoe pelen, tollen, zoo de tol op z'n hand zetten, ook kon hij vechten, met z'n vuistjes ver dedigen Jo, die een jaar jonger was en ook zwakker. Maar Jo bedacht altijd iets", Jo wist spelletjes, dat ze werden verhalen". Natuurlijk kon Jo iets bedenken, z'n oogen waren zoo, alsof ze alles heel goed opnamen. Zoo leefden de ranke kereltjes, kereltjes van negen en acht jaar samen hun leventje in 't groote gezin, waar nog meer broertjes en zusjes waren. 't Was September en de dagen waren nog zoo mooi, zoo zacht stralend, zoo verlokkend, dat ze naar buiten moesten, de twee broertjes, naar buiten, als ze om vier uur uit school kwamen spelen in de straat. En ze zagen 't niet, ze hoorden 't niet dat moeder voor het raam stond, dat haar hand wenkte, dat ze riep. Ze moesten door 't oudste zusje naar binnen worden gehaald. Jo had wat bedacht, na 't eten naar 't Vondelpark, juist zoo echt als 't donker werd ! Zacht praatte hij er aan tafel over met Geer. En opeens riep Geers harde stem moeder toe of ze na 't eten mochten naar 't park, 't was toch zoo lekker weer ! Moeder, met 't donkere haar, zoo schuin over 't voor hoofd met de grijsbruine oogen, die lachen, is j uist heel bezig met de kleintjes. Ze kijkt even naar buiten, waar de zon nog is. Even dan. Vooral niette laat thuis komen!" Hoe de broertjes schrokten en propten om maar gauw klaar te komen ; hoc vervelend ze 't vonden op iedereen te moeten wachten. Eindelijk mochten ze dan toch opstaan en toen was daar de avond, de avond met zoo al half donker licht. Dat was mooi, dat was geheimzinnig, dat was juist zoo heerlijk voor hun spel. Er gingen nog kinderen mee uit de straat en ze speelden het spel, dat Jo bedacht had. Het was een spel van draven en zich schuil houden, van dapper tegemoet gaan, van springen en duiken en altijd weer ontkomen. Geer was altijd de eerste, hij wakkerde aan en beschermde Jo, die achter hem stond. 150 x 300 Perzische Dessins vanaf f 14.75 J A N V O S K U l L Itnparfépar 8GHSÜTZ & Go., In hun vurig spelen hadden ze gansch ver geten, dat 't al laat was en heel donker. Ze zagen 't opeens hoe zwart de boomen waren. Stil werden ze nu, moe en uitgespeeld. De broertjes liepen met trage stappen naar huis, langzaam liepen ze de hooge trap op. O, wat voelde Geer zich opeens moe, zoo moe, dat hij niet eens meer om 'n boterham zeurde. Dadelijk, zonder dat moeder hoeft te zeggen : Vlug nu naar bed jongens," ging hij naar boven. Nu maar je kleeren gauw van je laten af glijden, wasschen even maar, en dan in je bed, het koele bed. Geer lag er 't eerst in, zalig in elkaar gedoken ; zoo lekker nu dat bed, waar hij anders nooit naar verlangde. Opeens gaat 't door z'n hoofd, vergeten heeft hij, vergeten z'n avondgebedje te zeggen. Ach, nu moet hij er weer uit! Jo, die nog niet klaar is, zegt hij het en dat hij zoo moe is, zoo'n slaap heeft. Jo wil wel wat doen, helpen. O, Geer moe wel slaap hebben, Geer heeft altijd maar geloopen, gehold, aangevuurd. Hij was altijd de eerste. Jo ziet 't weer. Wacht maar, zegt Jo, ik zal 't wel voor je doen." Voor z'n bedje zegt hij nu luid z'n avond gebedje. Als 't uit is zegt hij heel gauw : Dat is voor Geer, lieve Heer" Nog eens zegt hij 't zelfde gebedje en als 't weer uit is : En dit is van mij lieve Heer". Geer slaapt al en tevreden stapt Jo in z'n bedje. O, hoe prachtig slapen de ranke kereltjes nu en waren zij niet de broertjes, die elkaar altijd wisten te helpen? E. T I E R I E- H O G E R 7. E I L. Nieuwe uitgave In een Modern kook- en huis h o u d boek door A. .ter Bruggen?Simonsz biedt de vakbibliotheek van de maatschappij voor goede en goedkoope lectuur ons de nieuwe combinatie van een smakelijk kookboek met een uitvoerige bespreking van huishoudelijk werk, waaronder is begrepen : vlekken uit maken, het opbergen van kleeren en bont, het behandelen van verschillende houtsoorten en soorten van leder, gordijnen enz Een praktisch boek, dat dus menige huisvrouw van dienst kan zijn. E. M. R. imiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiaitii IN HET BOSCH Zullen we toch weer een groen" Kerst feest krijgen? 't Schijnt net te gaan als ver leden jaar, toen het ook in de eerste week van December stevig vroor, ofschoon niet zoo streng als nu. De dooi viel den 7den in en daarna werd het zacht, zelfs zeer zacht, en op Nieuwjaarsdag stonden muur, paarse doovenetels en voorjaarsvroegeling volop in den tuin te bloeien, te midden van jonge kiemplantjes van allerlei soort. Het gaat nu denzelfden kant uit, maar er is n nog al on plezierig verschil. De planten zijn minder tierig, want de grond is te droog. Dat klinkt wel ongelooflijk in December, maar het is werkelijk zoo. De vijvers, die in den zomer ge heel of gedeeltelijk verdroogd zijn, hebben nog altijd weinig of geen water en toen ik onlangs in den tuin wat te spitten had, vloei de het droge zand even akelig van de spade als in het heetst van Augustus. In zulke tijden leeren wij het bosch naar waarde schatten als het oord, waar de onaan gename uitersten worden voorkomen. Als de heete zomerzon de open vlakte blakert en' het schelle licht en warme stof uw oogen teis teren, dan is het in 't bosch, vooral in het loofbosch, koel en rustig en zuiver. De bladeren vangen de zonnestralen op, om ze te laten meewerken tot het vormen van nieuwe bouw stoffen, tot de uitbreiding van het woud. Kletst de plasregen neer, dan geeft het bosch alweer een goede schuilplaats, diezelfde bladeren leiden de waterstroomen in hun val en'als het een goed bosch is, dan wordt dat water al weer op de voordeeligste wijze geborgen en bewaard. De snerpende Noordooster ontmoet in 't bosch de dikke stammen, de stoere takken, de dichte twijgen en daar moet hij aan duwen en buigen, zicherlangsen er door wringen en zoo raakt hij zijn kracht kwijt. In het bosch en zelfs nog op grooten afstand van zijn lijzijde is het luw en warm. En dat is nietalleen,door dat wij in de stille lucht onze eigen lichaamswarmte gemakkelijke r kunne n be houden, maar ook, doordat de kracht", die de wind verloren heeft, in warmte is omgezet, ge weet wel: zoo en.zooveel caloriëenperkilogrammeter. l k wee t niet, of over dit verschijnsel betrouwbare be rekeningen en waarnemingen bekend zijn. Het staat ecnigszins gelijk met de warmtevermeerdcring, die de atmosfeer geniet door de vertraging van den val van regendroppels en sneeuwvlokken en die men zich ook niet zoo heel gering moet voorstellen. Ook zijn van belangde electrische verschijnselen die zich onop houdelijk moeten voordoen langs stam men die, in ons land tot dertig nieter hoog, in verticalen zin den dampkring doorboren. Het al of niet inslaan van den bliksem is hiervan slechtseenalleen staand geval, de rest ontgaat den ge wonen wandelaar. Maar er is nog een ander verschijnsel, dat zich juist dit jaar bijzonder schoon vertoond heeft en dat voor de bosschen en hun omgeving juist nu zeer heilzaam blijkt. Een paar wekengeleden heeft het gerijpt. De waternevel in de lucht, die zich niet tot regen verdichten kon, is ge kristalliseerd tegen vaste voorwerpen en in het bijzonder tegen de twijgen der boomen. Dat hebben wij eenige ochten den achtereen kunnen bewonderen en het trof wel gelukkig, dat op den dag telkens de tem peratuur wat steeg, zoodat de zonnestralen in staat waren de rijplaag te doen vallen en In het Bosch. de boomen dus niet al te zwaarbelast werden. De afgevallen rijp bedekte in het bosch den grond eenige centimeters dik en is eindelijk gesmolten, zoodat de dorre bladeren en de moslaag nu eens goed afdoend bevoch tigd werden. Op wei en akker had het ook wel gerijpt, maar de enkele gras sprietjes, stroowisschcn en aardkluiten kunnen natuurlijk bij lange na zooveel niet vangen als al die duizenden twijgjes naast en boven elkaar. Nog levendiger wordt het, als we nevels krijgen zonder vorst. Ook dan pakken de twijgjes en knoppen de nevelballetjes, er vormt zich een \vaterlaag en al naar de schikking en richting der twijgen krijgen we nu onder den boi:m een regen van dikke druppels of langs takken en stammen u-n stroom van water. Het is een lust nu in het gemengde bosch te dwalen en te zien, hoe iedere boom op zijn eigen manier optreedt als watervang. Onder de eiken en de oude grove dennen suist soms ten formeele regenbui. De fijnspar heeft droppeltjes tusschen alle naalden, die biggelen van tak op tak en zoo langs den omtrek van den kegelvonnigen kroon tot op den grond. Hetmooist van alles zijn de beuken. Die hebbenhoogin hun kruin de takken en knoppen schuin omhoog gericht en nu sijpelt daarlangs het water naar beneden. De kleine wa terloop jcs vercenigen zich niet elkaar en eindelijk gudst langs den hoofdstam een waarlijk indrukwekkende stroom naar beneden, die heldere plassen vormt tusschen de kronkeiwortelseu vandaar overvloeit op de omgeving. Opmij maakt y.co'n beuk dan altijd den indruk van een zeer vernuftige regenniachinc. De duidelijkheid van het geval wordt na tuurlijk verhoogd door den gladden statu, waarlangs de stroom zijn baan neemt. Populieren doen het ook, maar daar verdeelt de stroom zich in de ruige schorsspleten. Iepen en Linden kunnen zoowel droppelen als stroomen. Berken droppelen. Indien er geen bosch was zou de nevel den grond haast niet bevochtigen. Hoe groot de hoeveelheid nevelwater is, die op deze manier door bosch (en tusschen twee haakjes ook door veenmos) wordt gecondenseerd weet ik niet, maar zij vormtstellig een belangrijken en thans zeer welkotnen toeslag op de jaarlijksche regenhoeveellieid. Ook komt er langs de takken nog heel wat dauwwater naar be neden, in de kronen dauwt het meer dan op den boschgrond zelf. Zoo zien wij in het bosch een groot geheel, dat zichzelf vrijwel automatisch de gunstig ste bestaansvoorwaarden weet te verzekeren en meteen een goeden invloed uitoefent op zijn omgeving. De barheid of mildheid van een landstreek is afhankelijk van het be staan van minder of meer bosch. J A c. P. T n i DEDEMSVAART Adviezen Plannen ... Begrootingen Uitvoering , van aanleg of verandering van tuinen Condities op aanvraag.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl