De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 31 december pagina 1

31 december 1921 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

W 8323 Zaterdag 31 December A°. 1981 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van Prof. Dr. O. W. KERN K A MP iedaotcnren: Prof. Dr. H. BRUGMANS, Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. J. A. VAN HAMEL, Dr. G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF l PiU« per No. f 0.25. Per half jaar f 6 50. Abonn. loopen per jaar | | Rcdqptie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam | | Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent disposHiekosten | De Prijsverlaging Met l Januari a.s. wordt de prijs van ons blad belangrijk verlaagd. Tot dasverre was de prijs f 6.8 O per halQaar, dus f 13. per jaar. Met den nieuwen jaar gang wordt de pr|js teruggebracht tot flO.?per jaar bij vooruitbe taling te voldoen. Wij zullen in de eerste dagen van Januari over f 1O.?beschikken zonder verdere kosten. De Uitgevers VAN HOLKEMA <S WARENDORF. HtmiMMIIIIHIIIHIItlllllllllHlllllllllllltllll lfiMi IIIII1IIIIIIIIIIII INHOUD: 1. Bericht. Bij het scheiden van het Jaar, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp. Tijdgehooten : Lucien Daudet, door Dr. W. G. C. Byvanck. 2. Bij van Hamei's heengaan uit de redactie, door Mr. E. S. Orobio de Castro Jr. Tal contra Bolland, door Ds. K. Vos. Krekelzang, door J. H. Speenhoff. Het Haagsche Circumlocutiekantoor, door Prof. Dr. H. Brugmans. 3. Europeesche spraakverwar ring, door Dr. E. Slijper. Uit de Vluchte'inge van Tagore, door Dr. Fred. van Eeden. 5. Voor Vrouwen (redactrice Elis. M. Rogge): Bijkomstigheden, door Annie Salomons. Nieuwjaar, door H. met teekening van Herm. IJzerdraat. Een zeventigjarige, door L. Koch. Uit de Natuur: Takjes, door Jac. P. Thijsse. 7. Een eeuw in het Mauritshuis, door Prof. Dr. W. Martin. Boekbespreking, door 'Julia Frank. 8. Schilderkunstkroniek, door Plasschaert. Vrijheid", teekeningen van B. van Vlijmen. Financiën en Eco nomie: Bezuiniging en zaakkundig beheer, door J. D. Santilhano. Dramatische Kroniek, door Top Naeff. 10. Uit het Kladschrift van Jantje. Ruize-rijmen, Prijsvraag, Charivaria en Buitenlandsche humor, door Charivarius. Caricaturen van Tijdgenooten : Willem Mengelberg, door E- P- Kleine Verhalen, door Andreas Latzke. 11. Troelstra's nieuwjaarsdroom, teekening van Johan Braakensiek. _ Sylvester-souper, teekening van Jordaan. Muziek in de Hoofdstad, door H. J. den Hertog. Rijmkronyck en Schietgat, door Melis Stoke. 12. Het Spoorwegmuseum te Utrecht, door J. H. Goud»_ Omslag: Feuilleton: De doofstomme barbier, door Ada Christina. Bijvoegsel: Bij den overgang van het jaar, teekening van Joh. Braakensiek. BERICHT Tot ons leedwezen heeft de heer mr. J. A. van Hamel zich genood zaakt gezien voor het lidmaatschap der redactie te bedanken, daar zijne bezigheden hem niet meer veroorloven de daaraan verbonden werkzaamheden te verrichten. Bij zijn uittreden uit onzen kring betuigen wij hem onzen hartelijken dank voor de groote, door ons zeer gewaardeerde diensten, die hij aan ;,de Amsterdammer" heeft bewezen in de jaren, toen hij leiding gaf aan de redactie. Het is ons aangenaam te kunnen berichten, dat met l Januari a.s. de opengevallen plaats in de redactie zal worden ingenomen door mevr. ,Van Rhijn-Naeff (Top Naeff). REDACTIE EN UITGEVERS iimiiiiiiiiiimiimimiiitiimiiiiimiiiimiiHimiM BIJ HET SCHEIDEN VAN HET JAAR Het oude jaar eindigt, zooals som mige feuilletons afbreken: op een span nend moment. De wereldgebeurtenissen bekomme ren zich niet om de tijdsindeeling; zij zorgen er nietvoor,dateenverwikkeling hare ontknoopirig heeft gevonden vór het sluiten van den jaarkring; elk schei dend jaar draagt een onafgewerkte taak aan zijn opvolger over. Maar niet altijd was een werkstuk, dat uit handen moest worden gegeven, zoo dicht bij de voltooiing als thans. Hoe weinig had liet gescheeld, of 1921 had nog zelf den sluitsteen gelegd van het brug-gewelf, dat de kloof tusschen Engeland en Ierland moet over spannen ! Het is niet geschied. Zelfs blijft het onzeker, of het straks gebeuren zal. De Dail Eireann heeft haar zitting tot de eerste week van het nieuwe jaar ver daagd. Maar zal in de volgy/ide bijeen komst het door de vertegenwoordigers van de Engelsche regeering en van Sinn Fein geteekende accoord wor den aangenomen of verworpen? Nog een andere mogelijkheid blijft over. Tusschen de onverzoenlijken, die iiiiiiiiiiiii uu iiiiiiiiiiiiiitiiinii minimin uu eiken band met Engeland willen ver breken en hen, die 'de overeenkomst ongewijzigd willen aanvaarden, staat een derde partij, die aanstoot neemt aan de formuleering van den eed van trouw en deze door een andere wil vervangen. Weet zij haar haan koning te doen kraaien, dan komt er dus een tegenvoorstel en wordt alles weer op losse schroeven gezet. Maar men kent de verhouding-van de getalsterkte dezer groepen niet. Wel hebbeneenige van de in Sinn Fein voor aanstaande figuren hunne persoonlijke meening reeds geuit, maar niemand weet hoe talrijk hun gevolg is; de mogelijkheid is niet uitgesloten, dat de voorstanders van de aanneming van het accoord de beide andere groepen tezamen in de minderheid laten. En zelfs indien dit niet zoo ware, zou daarmede de zaak niet zijn afgeloopen. Juist wanneer slechts een geringe meer derheid der vertegenwoordigers van het lersche volk besluit tot aannemen of verwerpen, is er reden te meer, deze beslissing door het volk in zijn geheel te doen bekrachtigen. In Engeland behoefde voor dit doel geen ontbinding van het Lager Huis te volgen; m$t overgroote meerderheid hebben beide Huizen hunne goedkeuring gehecht aan de overeenkomst; niemand durft be weren, dat deN uitspraak van de kiezers anders zou luiden. Maar in Ierland zijn er redenen te over om in laatste instantie door het volk zelf te doen uitmaken, of er ja of neen zal worden gezegd op Engeland's aanbod. Wat er echter ook gebeure, in 1921 zal de beslissing niet meer vallen. Aan 1922 blijft het overgelaten, aan het werk van zijn voorganger de laatste hand te leggen ? of het ongedaan te maken. De lersche quaestie is wel een kapi tale post op de lijst van ongedane zaken, die het nieuwe jaar moet over nemen, maar nog niet de voornaamste. Er zijn andere onafgewerkte gebou wen, die 1922 onder de kap moet brengen: zal hij de vlag kunnen hijschen op de nok van de conferentie te Wash ington? Er staan andere schepen op stapel, die 1922 moet laten af loopen: zal de herziening der schadeloosstelling en in het algemeen die van de economische bepalingen van den vrede van Versailies door hem vlot worden gemaakt? Aan Washington en aan de confe rentie van Engelsche en Franschc mi nisters en mannen van zaken, die straks te Parijs zal bijeenkomen ter voor bereiding van de beslissing van den Oppersten Raad, zitten voor het wereld gebeuren belangrijker gevolgen vast dan aan de oplossing der lersche quaestie. Hoewel ook de armen van deze laatste verder grijpen dan het gebied alleen van Engeland en Ierland. Maar al moge er verschil zijn in rang van beteekenis, de drie vraagstukken zijn tot een gemeenschappelijken noe mer terug te brengen. Bij elk daarvan wordt, hetzij ter beslechting van nationale veeten, hetzij bij een botsing van nationale belangen, de oplossing gezocht niet door geweld, maar door overleg, niet door oplegging van den wil van den machtigeren aan den zwakkeren, maar door wederzijdsche concessies. In hoeverre dit reeds nu zal gelukken, moet nog worden afgewacht. Van de conferentie te Washington kennen wij met zekerheid nog slechts enkele resultaten: de afspraak ter be perking van den vlootbouw en de over eenkomst tusschen de vier groote mo gendheden, die bezittingen in den Stillen Oceaan hebben, om onderlinge geschillen, die hare macht in dit gedeelte van de wereld betreffen, gezamenlijk te bespreken en, zoo mogelijk, te vereffenen. Het is een eerste stap op den lan gen en moeilijken weg naar een betere toekomst. Wat er zal geschieden, indien het niet gelukt het geschil bij te leggen, wordt nog in het midden gelaten; een verplichting om het door arbitrale uit spraak te beëindigen, ontbreekt in het verdrag. Wel houdt het de bepaling in, dat de vier mogendheden het agres sief optreden van een andere te keer zullen gaan met the most efficiënt measures". Dit laatste riekt naar kruitdamp; maar voorloopig is het gevaar niet groot, dat een andere mogendheid dan de vier contractanten zich in den Stillen Oceaan zal willen doen gelden; dit risico op oorlog kan men aanvaarden, wanneer het dreigender gevaar van een oorlog tusschen Japan en de Vereenigde Staten door het totstandkomen van het viervoudig verbond is afgewend. De conferentie te Washington duurt intusschen nog voort. Over het netelig ste punt: het opheffen van de bezet ting van Chineesch gebied door de groote mogendheden, en vooral: over de beperking van Japan's expansie in Oost-Azië,moetde beslissing nog vallen zoo er althans eene wordt genomen. Men moet zich niet voorstellen, dat door de besprekingen te Washington een aantal internationale quaesties voor goed zullen worden opgelost. Maar zij hebben althans tot eenige praktische resultaten geleid, en tot resultaten, waarover zich een iederjmoet verheugen, die den oorlog als regelaar in laatste instantie van de internationale ver houdingen verfoeit. Kan van Washington in dit opzicht een invloed ten goede uitgaan, van niet minder verstrekkende gevolgen zou het zijn, indien in de volgende weken de onderhandelingen over het economisch herstel met gunstigen uitslag werden bekroond. Duitschland's verzoek tot opschor ting van de termijnen, waarop het een deel van de schadeloosstelling zal moe ten betalen, is de naaste aanleiding tot de aanstaande economische conferentie te Parijs. Maar niet alleen over een aan IMiitschland te verleenen uitstel van betaling zal daar worden gesproken. Het vraagstuk van de regeling der schadevergoeding is een onderdeel ge worden van de vraag, hoe de economi sche crisis, die alle landen teistert, kan worden bezworen. Die crisis heeft niet alleen het besef versterkt, dat verschillende financieeie en economische bepalingen van het verdrag van Versailies haar doel voorbijschieten, maar tevens de overtui ging ingebrand, dat alleen door samen werking van allen, door het onderge schikt maken van tijdelijke belangen aan blijvende, van nationale aan ge meenschappelijke, de verloren welvaart kan worden heroverd. Ook te Parijs zal het nog wel niet gelukken, de definitieve middelen voor het economisch herstel te vinden; maar zoowel voor Parijs als voor Washington geldt, dat het een keerpunt ten goede kan worden, een keerpunt, waar de leiders der volken zich afwenden van den weg, die voert naar bestendiging van nationalen wedijver in politieke en economische macht, en waar zij de nieuwe richting van onderlinge sa menwerking inslaan. Hoe verbijsterend de gebeurtenissen van dezen tijd nog dikwijls mogen zijn, hoe vaak het ook schijnt, dat zoomin de regeeringen als de volken iets geleerd hebben van de lessen, die de oorlog hun heeft toegediend, hen heeft doen gevoelen aan hun lijf en hun ziel, toch leeft overal, in miïlioenen ongekende harten, de overtuiging, dat het anders kan v/orden en moet worden dan het was; dat het rijk van den booze hier op aarde niet bestendig is; dat uit den chaos, waarin de wereld thans nog verkeert, een betere toekomst zal wor den geboren; een toekomst, waarin het eigenbelang der volkeren-individuen zal hebben te wijken voor dat van de ge meenschap der natiën, en dit gemeen schapsbelang de organen heeft gescha pen, die het voorzijne heilzame werking behoeft. En ook indien dit een illusie mocht blijken te zijn, ja zelfs indien men nu reeds wist, dat dit ideaal nimmer zal worden verwezenlijkt, dan nog be hoefde die voorkennis niemand te weerhouden, zich in dienst van deze idee te stellen. Want de molen van deze wereld zou door de vang loopen, indien de vaart van het eigenbelang niet gestuit werd door de tegenkracht van de gemeenschapsidee zoo goed als deze laatste op hol zou slaan, wanneer haar de rem van het egoïsme niet werd aangelegd. K E R N K A M P IIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIINIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIII IIIIIIIII1IIIIIII Illlllllllllllllllllliiiiiiiiiiiillllllllllllllllllll iiiimiMiiimiiiiiimiiiiiiiii iiiiiniiiimiiiiii iiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii / TjybGENQOf EN > LUCIEN DAUDET IV Een oud woord in een oude taal komt me m den zin, nu ik nog altoos die dingies van Lucien Daudet, Eyidences en Nouvelle Dimension voor me zie liggen. Het woord zegtIndividuum est ineffabile. Wat getrouw in de landstaal overgezet, beduidt: 'n mensen is nooit uitgesproken over 'n mensch; maar hij moet iets eigens hebben. Waarom? Omdat de menschen niet een legkaart van eigenschappen zijn, blokjes, ieder op zijn plaats precies passend aan de andere blokjes. Neen, wat men noemt zijn eigenschappen, is een heel bewegelijk, eigenmachtig bezit voor den mensch; het zijn op- en neer klim mende gevoelens die op tijd in hun tegendeel kunnen omslaan. Wanneer men in de stemming van sommige of van vele oogenblikken zich verlaten en eenzaam gevoelt, dan kan datzelfde gevoel, en juist in het moment als alles je dreigt te ontgaan, worden tot een bewustzijn van de kern der eigen persoonlijkheid die men in geen geval wil opgeven. Of in andere omstan digheden tot een soort van voldoening in de beperking die ons is opgelegd. Bijvoorbeeld: men leeft,"afgescheiden van zijn gewone omgeving, buiten "aanraking met het dagelijksch geestelijk verkeer als ' een monnik in zijn cel. Zoo bezit de militair aan het front of vlak achter het front ook die gerustheid van het etnzarne leven. Hij heeft misschien maar een enkel boek kunnen mee nemen; zoo'n boek, bij schaarsch schijnsel van licht gelezen, wordt iets veel intiemer? voor hem dan het ooit zou zijn geweest: het zijn niet letters meer die hij ziet, de ziel van de woorden gaat tot zijn ziel spreken. Dan is er de exaltatie van de eenzaamheid, zooals: Een weg vol gevaren is afgelegd, op het krijgsterrein heeft ieder oogenblik het laatste kunnen zijn; maar men heeft de hoogte be reikt, waar, voor korten tijd, veiligheid ver zekerd schijnt. Met een gevoel van bevrijding kijkt men van het plateau at' op de vlakte en de zich strekkende linies der loopgraven en de geordende bedrijvigheid der manschappen, allen uit de verte klein als mieren. L£n men krijgt de voorstelling van een wereld buiten zich, niet meer van individuen met hun aparte neigingen, maar van massa's die hun instinctmatigen weg af loopen. Dat is geen neerzien op de wereld. Hij, dien wij volgen, denkt er in dit moment van be vrijding niet aan. Op de hoogte houdt hij overzicht over hel leven: de menschen hebben er niet ieder zijn eigen doel, zij meenen wel zoo, en zij zijn maar middelen in den strijd van het leven: daarin zijn zij allen gelijk; hun lotsbestemming is de dood. Ook daarin gelijkheid. Er bestaat dus een band tusschen mensch en mensch. Die band dient vat't gehouden. Tegen al wat er ons van af wil brengen in. Hier heeft de verbeelding een woord mee te spreken; meer, zij moet onze gedachten sturen. Ons gevoel heeft behoefte aan verbeel ding. Wij mogen onze gelijken niet verlaten, nu wij het leed van de een/aamheid hebben ondervonden. Wie hard is, weiger dien niet uw meegevoel, want zonder er van bewust te' zijn, heeft hij misschien uw liefde noodig. Wie u bestolen heeft geef dien ook uw hart; zegïu dan niets, dat zoo uw verbeelding zich waarlijk een voor stelling maakte van zijn ongeluk, gij zelf wellicht blozen zoudt van schaamte? Wie n alleen hebben gelaten, wie n kwaad hebben gedaan, hun handeling moet gij leeren be grijpen, en uw blijdschap zal groot zijn omdat ge hebt vergeven, maar nog grooter omdat ge hebt begrepen. Op deze hoogte te kunnen blijven in het dagelijksch leven ! Niet uit trots, maar als een gewetenszaak. Om onderscheid te kunnen maken in den levensstrijd waar men is aan den kant van het leven, en waar aan den kant van den dood ! Zoo gaat in zijn opwinding het verlangen uit van den eenzame naar zijn gelijken. Zal die schromende gevoelige wiens hart op te hoogte zou willen blijven wonen, zonder zijn hooghartigheid op te geven, den invloed kunnen weerstaan van de gewone wereld als hij er bij het einde van den oorlog in terug keert? Het boekje hlvidenccs, door zijn handig formaat geschikt als een gids, moreele of immoreele, in de straten der wereldstad, geeft het antwoord. Dadelijk, met. het eerste hoofdstuk. In die straten ziet hij de vrouwen en mannen weer die hij heeft gekend, sommigen reeds op de schoolbanken, anderen naast wie hij is gegaan op rijper leeftijd. Zij zijn al toos voor hem anders geweest. Als hij nu naar hen toeging, zouden zij niet begrijpen, wat hem dreef om hun tegemoet te komen. Hun blik zou u halt! toeroepen. Zij den ken dat ge hun geen goed hart toedraagt omdat er vroeger wel eens oueenigheid is geweest. Zij weten niet dat het groote ver schil is: tusschen leven en dood, en zij hechten waarde aan hun gevoelens alsof het levensqnaesties waren. Zij hebben hun vaste meeningen, als stond er iets vast in den wisse lenden tijd, en moest men niet als een kind zijn oogen open houden voor de indrukken van iedere minuut. Maar zij zijn oud gewor den, en terwijl gij zelf oud zijt geweest in uw jeugd, wilt ge thans naar uw jeugd terug. Daar ontmoet ge nu uzelf in een spiegel op den hoek van een straat. Ten minste ge moet dat zijn : zoo ongeveer stelt ge u voor dat ge zijt. In geen vijf jaar hebt ge u zelf gezien (de vijf jaren van den oorlog, in Kakhi costuuin). Het valt u niet mee bij nader toe treden. Hij is ook een onbekende, gij moetju zelf aan hem voorstellen, zooals men het doet bij den stat'. |i ,** lieue is er toch geweest op uw weg door de stad wier oogen op u rustten zooals twee handen sluiten op twee vriendenhanden en een eenige stem hebt ge gehoord, in een taal alleen voor u te verstaan. Hangen er geen vlaggen in de straat, en wordt de lucht niet luw als uw bloed? Maar opeens schiet u te binnen dat een blik van het oog aan het toeval kan zijn te danken en een stem de echo kan wezen van veel talen. Men dient verdacht te zijn op den tijd dat die eenige blik zal zijn als aile andere en die eenige stem het geluid zal hebben van alle andere stemmen. Waarom heeft de straat nu een grijs aan zien voor me gekregen, vol gebouwen? Rij tuigen reden er, menschen gingen voorbij. Ik destilleer nog enkele gedachten uit den moreelen gids door de Farijsche straten. Alles bestaat louter met betrekking tot ons zelf. De menschen zoeken hun geluk, alsot het bestaan hun dat verschuldigd was. Dat is de eenige drijfveer van hun leven. Zij zoe ken het geluk op allerlei wijs, onder allerlei namen; en wezenlijkheid is er niet in het najagen van de schim. Het geluk is alleen in de erkenning door het verstand dat er geen geluk bestaat. Op die wij/.e slechts is harmonie mogelijk tusschen onze gedachten, onze gevoelens en onze zin tuigen. De gedachte zegt: Bij iederen wensch die u niet wordt gegund in het oogenblik van uw verlangen, weet wel dat de overttiigin der onmogelijkheid van zijn volledige vervulling u alleen behoedt voor het gevoel vun ongeluk en u bevrijdt. Neem aan wat u toekomt. Het uur dat gij hoort slaan, dat is al heel veel. Wie nog meer vraagt begaat een onvoor zichtigheid." CSecn liefde, geen haat, want.... Zoo zou men kunnen voortgaan uit het boek te putten. En men ergere zich niet te zeer aan dat terug trekken van de heele wereld in de passiviteit van het eigen ik. In die manier hebben de groote maxime-schrijvers van Frankrijk bijna allen gedacht en geschreven. Om niet over Moiitaigne te spreken, lees La Rochefoucauld na: zóheet het bij hen over het leven in 't algemeen, over liefde en haat. Daar ik geen verhandeling schrijf, citeer ik Is dan de gevoelsverbcelding,geboren op de hoogt e, de verheffingen de op winding in d e echt eeenzaamheid van het oorlogsgevaar, geheel te loor gegaan bij de terugkomst in de maat schappelijke wereld? Ik geloof het niet, ook in dit sceptische, nuchtere hoekje van Vanzelfsprekendheden. Stemmen spreken daarin die niet uit zich zelf luid spreken, maar schuchter vragen om gewekt te worden, stemmen in den nacht op nachtelijke gangen, wanneer men terug gaat iu het eigen leven, stemmen van het instinctieve leven wanneer de zon hun aan schijn aan de dingen heeft weergegeven iu den bloei van het natuurleven, en men hun samenwerking aanschouwt op een afstand buiten zich als van een hoogte. . . . Een nieuw boek van Daudet: Les yeux neiifs ! W. G. C. B Y v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl