De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 31 december pagina 2

31 december 1921 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 31 Dec. '21. No. 3323 S VRAAOTi SI-FA-KO S IQARE H Hoi voornmmmmto Sorlomork J. A. VAN HAMEL (naar het door W. Marisjbzn. geschilderd portret) BIJ VAN HAMEL'S HEENGAAN UIT DE RED ACT J E Zeven jaar geleden klopte van Hamel bij mij aan om met hem de Groene te bemannen en nu geroepen wordende hem bij zijn heen gaan uit te luiden, geel ik er gaarne gehoor aan, omdat ik als ingewijde beter van hem getuigen kan dan een der andere redactieleden, in zooverre ik door mijn intiem verkeer met hem kijk had op de binnenzijde van zijn streven en actie als leider van het Weekblad. Als leider. Niet in naam, maar werkelijk. Want van meet af is het zijn wil, dat zijn gedachte om een meervoudige redactie samen te stellen zal uitgevoerd worden in dier voege, dat van een opperheerschappij geen sprake zal zijn. Uit practischen zin, waarvan hij spoedig in alles blijk zal geven, oordeelt hij arbeidsverdeeling noodig, maar van eenige rang-orde wil hij niet weten. Deze frissche opvatting blijkt uitstekend te werken. Er is dadelijk een gevoel van kameraadschap, een besef dat de geheele in houd van het Weekblad ons aangaat. Er zijn wel eens kleine strubbelingen, omdat de res sorten niet precies zijn afgebakend. Ook blijkt, als wij aan den slag gaan, dat er n moet zijn die stuurt en als hoofd naar buiten optreedt, maar de toon die was ingezet blijft hangen en deze geest is een goed begin op een tijdstip dat vogels van diverse pluimage voor 't eerst samenkomen. Trouwens gezelligheid en camaraderie zijn van Hamel's stokpaard. Hij staat er op,datde wekelijksche vergaderingen bij hem aan huis worden gehouden en zomers zitten wij in 't koepeltje dat in den tuin uitsteekt, rondom, knie aan knie, zoodat Braakensiek nauwelijks plaats heeft voor zijn breed wit papier op zijn schopt. Heel knus. Af en toe maken wij uit stapjes en 't is alweer van Hamel die het plan ?lanceert van de teas in 't Trianon, waar een wijde kring van medewerkers en kunstzinnigen bijeenkomt, 't Was altijd een van zijn .idealen een milieu te scheppen en uit die gedachte kwam ook voort, dat hij den stoot gaf aan de Vaderlandsche Club. Wel zag hij in, dat een warmtebron" als de Fransche salon in onze killere en kleinere samenleving niet wel mogelijk was, maar hij geloofde in eene hoogere werkzaamheid als gevolg van een verhooging van temperatuur, die de genooten moeten opsteken aan een haard van gezellig heid en conspiratie. Heel impulsief had hij altijd nieuwe zetten. Op de vergaderingen waren wij in afwachting wat er nu weer zou komen. Daarbij had hij iin hooge mate journalistieke flair door zijn vlugheid van geest, zijn raak inzicht, zijn speurzin en bump of locality. Niet wars van avon tuur, onverschrokken en als 't moest niet bang voor een krommen sprong, jaagde hij gaarne op wat pakken kon. En al werden enkele knaleffecten van de Groene uit die imiMiliiitmiumtiHiilimiiiiiimimii tllltHHHHltlMHMllfHIIIMIIlHIHIl jaren niet algemeen bewonderd, zijn motief was de menigte voor zijn geloofsartikelen en idealen te winnen. De Groene moest en zou zijn actueel en levendig en voorop. Bij het ontwerpen der wekelijksche platen waren het zijn belezen heid, combinatievermogen, zin voor humor die telkens ons vlot brachten, als wij vast zaten. Hij schudde van alles uit een onuitputtelijke mouw en 't leek of kennis en begrip hem waren aangewaaid. Ook in zijn hoofdartikelen, van week tot week bijkans onafgebroken al die jaren, was hij origineel, baanbrekend, los van beweging. Men had er menigmaal den pik op. Naar Hollandschen aard viel men over bijkomstigheden en was uit ergernis blind voor den rijken en vruchtbaren inhoud. Sinds de stroom van zijn leaders voorbij is, hoorik metjvoldoening telkens ook in den anti-van-Hamel-hoek de erkenning, dat zijn woord toch altijd insloeg. Man van de daad en van rustelooze activi teit, werd hij. dikwijls aangezien voor iemand die bovenal zich zelf zocht te propageeren. Ik weet beter. Gevoelig voor waardeering haakt hij naaf populariteit, maar niet ten koste van overtuiging of beginselen; wanneer hij in vuur raakt voor een belang, dan acht hij de gevolgen voor zich zelf niet. Er is hem ook wel verweten gemis aan lijn en levensstijl. Ik zelf heb bij tijd en wijlen in hem gemist wijsgeerig inzicht, wereldbesef dieper gaande dan 't sociaal en politiek aspect der vele vragen, die hij met groot gemak han teerde. Hij zal glimlachen dit lezende. Wij hebben 't er menigmaal over gehad. Ik merkte dan dat 't veld der wijsbegeerte hem al evenmin vreemd was. Maar onze vaar wateren bleven gescheiden. Eigenlijk was be spiegeling hem niet naar den zin. Hij was eer denker en werker, van ongemeene taaiheid en ijver, voor een concreet doel niet dee lend .mijn geloof, dat hoog geestelijk beraad ook levensgevoel en houding bepaalt. . Maar met dat al toonde hij hoe, ook zonder diepe geestelijke wortelen, beginselen vast en stellig kunnen zijn. De vrijzinnige gedachte was hem heilig en hij droeg haar het leven in en streed voor haar op waarlijk liberale wijze. Van een figuur als van v. Hamel maakt men zich niet met enkele losse trekken af, en dit afscheidswoord is te kort om een beeld te geven van zijn veelzijdige gedaante, 't Is mij er ook maar om te doen hem weer voor den geest te roepen van de velen aan en om de Groene die hem noode zullen missen, nu hij uit de Redactie treedt om zijn taak te Genève. 't Is onze hartelijke wensch, dat 't hem in zijn nieuwe sfeer goed moge gaan en hij moge beloond worden met loon naar werken. E. S. O R O B I O DE C A S T R O J R. TAL CONTRA HOLLAND Een onzer geleerdste rabbijnen is de heer Justus Tal, die niet alleen onder zijn geloofsgenooten hoog aangeschreven staat, maar ook onder protestantsche theologen,ook bij mij. Daarom vind ik het dubbel jammer, dat Tal een open brief tot prof. Bolland heeft gericht, waarvan de inhoud schade toebrengt aan den wetenschappelijker! naam van den rabbijn. Wanneer prof. Bolland niet ernstig ziek lag, zou ik er niet over denken om deze op merkingen te publiceeren. Immers dan zou Tal zijn antwoord reeds hebben of binnen kort krijgen en daardoor begrijpen, dat^hij zich leelijk vergaloppeerd heeft. Uit particuliere correspondentie van vroe ger weet de rabbijn, dat ik niet alleen hem persoonlijk goedgezind ben, maar ook anti semitisch geschrijf afkeur. Ik voeg erbij: in de twee uitvoerige besprekingen, die ik in twee bladen heb gewijd aan Bollands tijdrede, heb ik zijn aanval onomwonden afgekeurd en de waardeloosheid ervan betoogd. Maar als deze opmerkingen niet worden ge maakt, gaat zich bij een ondeskundig publiek een onware legende over Bolland vormen. En zullen velen misschien meenen, dat Tal een geharnasten aanval op den hoogleeraar heeft gedaan, terwijl hij inderdaad met een blikken kindersabeltje gehakt heeft 1). Het ernstige van het geval is: onze rabbijn, dien ik onvoorwaardelijk beschouw als te goeder trouw, heeft zich een strijdmethode veroorloofd, die op leeken indruk maken kan, maar waardeloos is en die door hem niet zou zijn toegepast, indien hij, vórdat hij ging schrijven, eerst gevraagd had, wie Bol land is. Als hij dat onderzocht had, zou hij hebben gemerkt, dat circa een kwart eeuw geleden diezelfde strijdmethode is toegepast door een ander tegen Bolland, en dat die andere daarop zoo'n wetenschappelijk pak slaag heeft gekregen, dat dit aan Tal allen lust zou hebben benomen om die methode weer toe te passen. Ik aarzel niet om die methode te kwalificeeren als ontoelaatbaar. De heer Tal moet het althans uit n mond vernemen, dat zijn methode niet deugt. Toen prof. Bolland nauwe lijks in Leiden was, schreef hij een brochure, gedocumenteerd door vele citaten, waarin hij de Roomsche kerk en de pauselijke macht aanviel. Schrijvende voor leeken liet hij na, wat gewoonte bij hem was, wanneer hij voor wetenschappelijke menschen schreef, n.\. hij gaf niet aan den voet der bladzijden de bewijsplaatsen op, waar hij zijn citaten had gevonden. Hij wilde allen geleerdheidsvertoon vermijden. Daarop werd Bolland aangevallen door Schaepman, die hem verweet, dat hij zijn wetenschap had gestolen van Karl Hase ! Hij drukte een aantal citaten uit Bolland's boekje af naast citaten uit Hase. Dommer aanval kon niet geschieden, want daarmede erkende Schaepman, dat bij den in protes tantsche kringen hoog aangeschreven Hase een aantal der door Bolland aangevoerde bewijzen reeds voorkwamen, dus.... dat Bolland gelijk had ! Maar de Leidsche hoogleeraar antwoordde met een uitvoerigen brief, waarin hij met de stukken bswees, dat zijn kennis van het vraagstuk veel en veel uitgebreider was dan die van Hase. Nu is het van alge mee ne bekendheid (alleen de rabbijn Tal blijkt dat niet te weten), dat Bolland een reusachtige belezenheid paart aan een formidabel geheugen, dat hij in Njderland een van de grootste (zoo niet de grootste) taaigeleerden is, zoodat hij ten volle de taalkennis bezit om het Hebrecuwsch der betrokken Talrnud-plaatsen te verstaan. Bolland heeft reeds mér dan een kwart eeuw geleden, toen hij nog in Indië woonde, een wetenschappelijk werk over het historisch-kritisch onderzoek van het Oude Testament geschreven, waarin hij zich aanhanger van de Kuenen-Wellhausenhypothese toonde. 2) Voorts bezit hij een bi bliotheek, die zeer omvangrijk is. Wie nu poogt zijn lezers wijs te maken, dat Bolland niet veel weet, kan slechts op onkundigen indruk maken. Maar wie wat weet van Bollands werk, oordeelt dit pogen van Tal ronduit gezegd: potsierlijk. De Leidsche hoogleeraar steekt in kennis en wetenschap zoo verre boven den Utree!.tschen rabbijn uit, dat het komiek is, als wij Tal een paar malen melodramatisch hooren uitroepen: dat weet gij niet ! Zeker, liet is best mogelijk, dat op eenig onbeteekenend onderdeel de rabbijn iets weet, wat de hoogleeraar niet wist. Maar zoo iets triomfantelijk hem voor te houden, is op het onnoozele af naïef. Is op dit punt bij den Utrechtenaar een tekort aan zelfkennis, ernstiger is, dat ook hij te Schaepmanniaansche strijdmethode heeft toegepast. Ditmaal heeft Boüand een antiKoninklijke Meubelt ia n spot l-Maatschap p ij DEGRUYTER&Co. OEN HAAG AMSTERDAM ARNHEM Internationale Verhuizingen semiet Fritsch nageschreven ! Ook nu worden citaten van beiden naast elkaar afgedrukt. Dat deze op elkaar lijken, spreekt waarlijk wel van zelf, maar daarmede is volstrekt niet bewezen, dat Bolland uit Fritsch Vertaald heeft. Doch de methode zelf kwetst den man, die haar gebruikt. Want terwijl protestanten, wanneer zij het fel-antisemitisch boek van Fritsch lezen, allicht zullen twijfelen, (omdat zij hem niet kennen) of deze Duitscher wel geed citeert, vervalt deze twijfel aan Fritsch, betrouwbaarheid, nu het blijkt, dat Bolland in een aantal gevallen eenstemmig met den Duitscher is. Want wij weten, dat Bolland zoo serieus arbeidt, dat hij elk citaat, dat hij bij een schrijver vindt, eerst controleert in het oorspronkelijke, vórdat hij het gebruikt. Dat beteekent: indien Bolland door middel van Fritsch eenige bedenkelijke citaten heeft leeren kennen, heeft hij den oorspronkelijken tekst in de Talmud geraadpleegd en zich er van overtuigd, dat Fritsch juist geciteerd heeft. ' Door de meedeeling van Tal, dat Bolland overeenstemt met Fritsch, heeft hij dit resul taat verwekt, dat nu in protestantsche kringen de geloofwaardigheid van Fritsch veel grooter geworden is. Wie echter de brochure van den rabbijn leest, zal ontdekken, dat hij volstrekt niet ontkent, dat de door Bolland aangehaalde citaten niet in de Talmud (of in 't Oud Testa ment) staan, maar dat zij anders moeten worden uitgelegd ! Nu zal ik niet een poging doen om de uitlegging van Bolland te verde digen, omdat dit inderdaad er weinig op aan komt, wanneer men maar scherp leest, wat de uitlegging van Tal is. Hier heeft hij zich zoo geducht in zijn vingers gesneden, dat het maar beter is, als hij een volgende maal aan een ander een debat over de waarde der Joodsche moraal overlaat. Immers wat was het allervoornaamste in Bollands aanval? De beschuldiging, dat een Jood aan een gooi wat hij verloren heeft niet eens weergeven mag. Tal bestrijdt blz. 13?16 den Leidenaar uitvoerig om te betoogen, dat die gooi niet is de niet-Jood, maar een mis dadiger. En hij vertaalt dan zelf uit Sjoelgan aroech: Men mag het zelfs niet teruggeven, omdat men daar misdadigers in het doen van misdaden mee steunt." Nu wil ik (alhoewel ik inderdaad sterk betwijfel, of Tal's uitlegging van gooi de juiste is) aannemen, dat hij, al thans wat deze plaats betreft, gooi terecht met misdadiger vertaalt. Welnu, dan ant woord ik daarop : De zedeleeraar, die het ver biedt, dat men het door een misdadiger ver lorene, dat diens eigendom is, aan dien man teruggeeft, staat moreel-laag en is inderdaad zelf geen eerlijk man. En de Jood, die dat ver lorene behoudt, is kortweg gezegd: een dief. Waarom heeft Tal niet de wijste partij ge kozen en nagelaten om met een gewrongen redeneering een Talmudplaats.die onverdedig baar is, toch te verdedigen? Want ongetwijfeld houd ik hemzelf voor een man, die moreel hooger dan die Talmudische schrijver staat. Dat wordt veroorzaakt door het feit, dat onze rabbijnen bevangen zijn rnet een overdreven eerbied voor wat vele eeuwen geleden door die Talmudische schrijvers is geieeraard. Er is slechts n wijze, waarop verdediging tegen Bolland mogelijk is: Het ronduit zeggen, dat het absoluut zonder de minste beteekenis is, wanneer een citaat uit het verre verleden wordt aangehaald, omdat dit citaat hoogstens kan bewijzen, hoe men zich in vroeger eeuwen gedroeg, maar volstrekt niet bewijst, hoe men zich thans gedraagt. Dat Bolland heeft nage laten uit geschriften van 20e eeuwsche Nederlandsche Joden eenig bewijs bij te brengen, dat de hedendaagsche rabbijnen een zedeleer verkondigen, die lager dan de Christelijke zou staan. n dat men dan toch niet moet vragen, naar wat een idealistische zedeleer voorschrijft, die door geen enkel Christen feitelijk wordt nageleefd, maar wel moet vragen naar de zedelijke gedragingen der menschen. Niet een leer, maar het leven beslist. Wat het levensgedrag betreft: dat van de meeste christenen is geen haar beter dan dat van de Joden. Terwijl ik herhaal, wat ik reeds elders heb geschreven: Wat prof. Bolland over de Joden gezegd heeft, betreur ik onvoorwaardelijk," voeg ik het aan Justus Tal toe: Gij hebt uw naam (Just«s de rechtvaardige) oneer aangedaan door het schrijven van dezen open brief, waarin grofheid van toon het gebrek aan bewijskracht moet bedekken en iiiiiiniiiiiitiiiiiiiiiiiiii IIIIIH IIIIMII HET HAAGSCHE CIRCUMLOCUTIEKANTOOR Een ieder herinnert zich de geestige beschrij ving, die Dickens in een van zijn minst bekende romans geeft van wat hij noemt het Circumlocutiekantoor. Hij bedoelt daarmede de Londensche regeeringsbureaux, die alleen bestaan in en om zich zelf, maar verder geen redelijk doel ter wereld hebben. Het Circumlocutiekantoor beschrijft onnoeinlijk veel papier; er worden geregeld stukken overgeschreven met geenander doel dan om ze nog eens weer over te schrijven; de documen ten volgen zoo een voorgeschreven weg van het eene bureau naar het andere, zoodat zij ten slofte bij den oorspronkelijken steller weer terecht komen,om daarnaten bate van de retroacta of van het antecedent in de archieven te worden opgeborgen. Niemand heeft ooit vernomen, dat er eenig openbaar belang werd gediend door den noesten ijver der heeren van het Circumlocutiekantoor; zij zelf misten daarvan evenzeer de overtuiging. Maar niettemin ging het werk van jaar tot jaar door, omdat het nu eenmaal altijd zoo was geweest en het daarom wel goed zou zijn. Er was eigenlijk maar n redelijk bezwaar: het Circumlocatiekantoor, hoe voor treffelijk het ook was door traditie en werk methode, was zeer kostbaar. Uit dien hoofde werd er wel eens oyer geklaagd; maar de bedillers werden gemakkelijk op zijde ge schoven met de opmerking, dat het altijd zoo was geweest en dat het Circumlocutie kantoor dus wel een goed instituut moest zijn... CADILLAC Hit MaeslBfstuk dtr Antolechniek Importeur: K. LAMDEWEER, UTRECHT Aan het Londensche Circumlocutiekantoor wordt men tegenwoordig van zelf herinnerd door het rapport der commissie-Rink over de werkwijze der regeeringsbureaux in Den Haag. Het schijnt hier en daar nog al indruk te hebben gemaakt, buiten Den Haag. Maar voor wie eenigszins rnet de Haagsche verhoudingen bekend is, is het rapport in het geheel geen onthulling. Mijn herinne ringen gaan twintig jaar terug, maar /.ij komen geheel met de ervaringen der com missie overeen. Den hoofdarnbtenaar, die een document laat overmaken, omdat het woord accoord tegen de geheiligde traditie in met twee k's was geschreven, kennen wij even goed als den ambtenaar, die kladden in het net schrijft, opdat daarnaar weer een minuut kan worden gemaakt. Wie herinnert zich niet, dat de gewichtige beschikking, waarmede aan een officier van het Haagsche garnizoen vergunning werd verleend om na vier uur des namiddags in politiek door de Haagsche straten te wandelen, niet minder dan 24 maal moest worden overgeschreven, eer zij rechtskracht kon hebben en aan alle betrokken autoriteiten bekend kon zijn? Wij kennen nog zeer goed de rapporten, die door ijverige ambtenaren werden opgesteld, die hoogstens door de hooge re n werden gelezen, maar waaraan geen enkel tastbaar of zichtbaar gevolg werd gegund. Evenmin onbekend waren de ambtenaren, die soms zonder het van elkander te weten, met lof felijke toewijding hetzelfde werk verrichtten. Ook was het toen algemeen bekend, dat het om den ambtenaar, die om half tien kwam, te spreken, niet geraden was vór elf uur aan het departement naar 's mans aanwezig heid navraag te doen. Zulke dingen kan men nu nalezen in het rapport-Rink. Zij zijn duidelijk en zij zijn ergerlijk. Een andere vraag is of er wat aan is te doen. Die vraag is gemakkelijker te stellen dan te beantwoorden. Want het verschijnsel is vrij gecompliceerd; in zijn oorzaken is het bovendien zeer moeilijk aan te tasten. Vooreerst is de deftige Haagsche sfeer niet bevorderlijk voor een vlugge wijze van afdoen van zaken. Wij hebben hier bovendien met een Haagsche traditie te doen, die niet zoo gemakkelijk is te vervvrikken. Er is zelfs familietraditie: de vader hoofd commies, de oudste zoon commies, de jongste zoon adjunct-commies - dat zijn wel Haagsche verschijnselen. Het is waarlijk niet toevallig, dat de enkele rijksinstelling, waar goed, ving en oordeelkundig wordt gewerkt, is de postspaarbank, die opzettelijk buiten den Haagschen invloed in Amsterdam is gevestigd. Hier werkt natuurlijk de suggestie van den naarstigen arbeid der groote handels stad. Maar nog iets anders werkt de Haagsche bedachtzame werkmethode in de hand. Naar mate de Tweede Kamer meer en meer de leiding der /aken poogde aan /.ich te trekken, naarmate de mlnisterieele verantwoordelijk heid ontaardde tot het parlementaire stelsel, werd het ministerambt van minder betee kenis. Krachtige kabinetten zijn even zeld zaam geworden als sterke ministers. En naar de wet der politieke zwaartekracht werd, naarmate de minister zwakker werd, het departement sterker. De ministers, in den regel politieke en geen administratieve groot heden, kennen het departement weinig of niet; maar zij hebben het dagelijks noodig en geraken dus in een zekere afhankelijkheid van hun ondergeschikten. Zoo zien wij ook hier het onbedoelde gevolg optreden, dat 7.00 dikwijls alle berekeningen en voorspel lingen in de war stuurt; naarmate de demo cratie en haar organen zich broeder maken, stijgt ook de macht der bureaucratie. Mis schien zegt dit laatste woord nog wel te veel; er is in den regel minder sprake van een streven naar overheersching dan van een neiging om de zaken in het oude, soms wel beproefde spoor te houden. Maar in ieder geval de macht der bureaux schijnt de noodwendige schaduw te zijn van de volksR' geering. Is daaraan nu niets te doen? Uit het voorIllll IIIIIIIIIIMII TRIPLE SEC. Importépar SCHMITZ & Co..Utrecht afgaande blijkt reeds, dat wij hier met een verschijnsel hebben te doen, dat inherent is aan de tegenwoordige verhoudingen. Wie zal hier ingrijpen? De minister, die afhankelijk is van zijn ambtenaren en die misschien de volgende week demissionair is? Hij zal er zich wel voor wachten zijn geregelde medewerkers tot rebellie of althans tot lijdelijk verzet te prikkelen. De Kamer? Hoe lang liggen de tijden achter ons, toen de Kamer naar het voorbeeld der oude Staten aan de regeering de noodige gelden toestond voor 's lands bestuur en nauwlettend toe zicht hield op het besteden der penningen der contribiiabelen ! De rollen van regeering en Kamer zijn geheel omgekeerd. Het is tegen woordig de Kamer, die steeds aandringt op verhooging van de tractementen der ambtenaren en op het benoemen van nieuwe functionarissen; de eenige remmende kracht is nog hij de ministers te vinden. En als de Kamer in dit opzicht een oogenblik van zelfbezinning heeft, dan zorgen de vakvereenigingen der ambtenaren er wel voor, dat hun belangen weer worden ter hand genomen; de vakvereeniging is immers onfeilbaar en haar wenschen zijn veelal wetten. De ambte naren, die natuurlijk allen tevens kiezers zijn, weten hun invloed in dezen op doel treffende wijze ten eigen bate te gebruiken. Dat is natuurlijk hun recht. Maar daar tegenover staat de plicht van den staat zich tegen al te overdadige eisenen te verdedigen en van zijn ambtenaren in den meest volledigeu zin de striktste plichtsvervulling te eisenen. Door welk staatsorgaan zal die plicht worden ter hand genomen? De Kamer staat te veel onder den invloed der belang hebbenden; het is bovendien een illusie te meenen, dat een door algemeen kiesrecht gekozen Kamer juist uit uitnemende kenners van de staatshuishouding zon bestaan. Een krachtig minister kan natuurlijk wel heel veel doen; maar ministers, die de zweep er over willen leggen, zijn zeldzaam. Waaraan wij vooral behoefte hebben, niet alleen in de ambtenaarszaken, is een politiek zelf standig staatsorgaan, dat staat boven de partijen en dat dus voor de belangen van den staat als zoodanig kan opkomen. Wij denken NA HET KERSTFEEST. Vele passende geschenken Bracht de Kerstboom ieder mee: Allen hadden wat te plukken, Velen stelde hij tevreê. Amsterdam kreeg 'n verrassing. Onverwacht en ook van pas, Want een groot voordeelig saldo Bracht hij in de schrale kas. v. d. Horst kreeg tot zijn vreugde Nog een tweede speelverbod; v. d. Lugt, na al zijn sprotjes, Weer een fijne mazzel"-sprot. Wijnkoop kreeg na al zijn praten Ook eens voor een keer zijn zin, En een vroolijk ansichtkaartje Van zijn kameraad Lenin. Ruys, de zwoegende minister, Kreeg van niemand op zijn kop; Vriend ter Hall: revue-gegevens, En voor Nap een ,,reuze"-mop. Rotterdam kwam hij verrassen Met verhooging van de vracht, En een wethouders-benoeming Waar hij Heykoop mee bedacht. Duizend nieuwe abonneetjes Bood hij onzen Groene" an En het Leven" kreeg een rebus Waar men niet van slapen kan. Broekhuys gaf hij 'n ontwerp je Voor een nieuwe Landbouwbank; Sirnon B.: van onze filmers Hunnen weigemeenden dank. H ey er mans: een eigen schouwburg In de Panoramazaal; Voor het kikker-Damterreintje: d'Eerste sterke dennepaal. Iedereen kreeg zoo het zijne Naar zijn wensch en zijn belang, En hij gaf den Krekelzanger Dezen weigemeenden zang. J. H. SPEENHOFF llllllllllllmlIlllllllllllllllmlIlimltlllllllllllllimlIlmlIIIIMIIIIIIItMIlml gij hebt aan de zaak van het Jodendom schade toegebracht door dit onwaardig stuk te publiceeren. K- V o s Middelstum 1) Zijn aanval op alle Christentheologen, dus op alle predikanten, op blz. 12, is natuurlijk een zin, waarvoor Tal zich in zijn hart schaamt. 1) Blz. 12 van den Open brief bewijst, dat Tal dit boek kent, dus weet dat Bolland het Hebreeuwsch wel verstaat. 1111 i immuun IIIIIH imiiiiiliilllllilltllllliimiiiliMllM UNIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIE* AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAVENHAGE, TILBURG LEEUWARDEN, OISTERWUKj UDENHOUT, LOCHEM en BORCULQ. Agentschappen in Indië: BATAVIA, SOERABAYA, SEMA RANG, BANDOENG* MEDAR e WELTEVREDEN. IIMIIIIMtlllllMtlllltllMlllllltlllltlt daarbij aan een lichaam als de Engelsche Treasury, dat de geheele administratie der staatsfinancién heeft en als zoodanig zelfs boven de rninisterieele departementen staat; een rekenkamer, maar met tienmaal meer gezag dan het Nederlandsche lichaam van dien naam. dat wel van goeden wille is, maar waarvan de adviezen door de ministers vrij geregeld worden ter zijde gelegd. Het klinkt niet zeer democratisch, maar toch zal het er op den duur van moeten komen; anders gaat in den politieken strijd het staatsbestuur zelf te gronde; anders wordt tusschen de staatkundige partijen de staat zelf doodgedrukt. Men ziet, dat de zaak van het Haagsche Circumlocutiekantoor nog van veel wijder strekking is dan de werkwijze van de ambte naren. De Haagsche euvels zijn grootendeels het gevolg van de tegenwoordige staatkundige verhoudingen. Daarom zal dat alles zoo blij ven, zoolang wij geen meer gezond staat kundig leven krijgen, zoolang het belang van den staat niet gaat boven dat der politieke partijen, der kiezers en der ambtenaren. In de provincie circuleert het volgende raadsel: Wat is het naarste in Nederland ? Antwoord: Een Hagenaar, Een ambtenaar, Aan een lessenaar! Dat is natuurlijk een aardigheid. Maar dat velen in den lande zoo denken, weten wij bij ervaring. Men houde zich dus in den Haag voor gewaarschuwd. Want er zijn ook nog heel wat kiezers, meer dan men soms denkt, die het staatsbelang boven alles stellen en die van de Haagsche werk methoden niets moeten hebben. H. B R u G M A N s levensverzekering Maatschappij H A A R L E M" Wllsonspleln H DE VOORDEELiaSTE TARIEVEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl