De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1921 31 december pagina 5

31 december 1921 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

31 Dec. '21. - No. 2323 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND NIEUWJAAR Teekening voor de Amsterdammer" van Hermina Yzerdraat BIJKOMSTIGHEDEN VII w Er is geen ramp zoo groot, of de andere menschen. weten er tenslotte nog wel wat profijt en vertier uit te slaan. En ik zeg dit tenslotte" hier niet als een stoplap, want dit is juist het tragische van het geval: dat in het eerste lan van het medelijden, er wezenlijk veel echte opofferingszin, veel nobele drang tot helpen tot uiting komt, maar dat, wanneer die edele gevoelens tenminste geleid worden in de richting, die op een liefdadigheids,uitvoering" uitloopt, slechts een heel enkele, de sterke en de eerzuchtlooze, er iets gaéf van weet te houden tot het einde. Wie een beetje illusie over de menschheid wil bewaren, doet het beste zich nooit met zulk hulpbetoon in te laten; want nergens wordt pijnlijkergedemonstreerd,hoe de schoon ste opzet van menschenliefde tot benepen ijverzucht verloopt, hoe- onze zwakheid wel in staat is het verhevene te denken, maar in de werkelijkheid er slechts een karikatuur van weet te geven, dan in.de vele vertooningen ten bate ", waarbij tenslotte de ijdelheid derexecutanten, en vooral der diverse vaderen en moederen dikwijls het meeste gebaat" blijken. Ijdelheid gevaarlijkste en onontkomenlijkste aller verkeerdheden, die de menschelijke energie op het on-sociale richt, en de samenhang niets doet tellen, als het eigen ik zich maar breed maken kan ! Hoe moeten de comités, die in den nood van Rusland hulp wenschen te verleenen er deze weken mee te stellen hebben gehad, als ik, die maar n middag, n demonstratie er van meemaakte, er al met zoo'n geknauwd hart vandaan kwam. Daar was in de verte een groot land in bittere, reëele ellende; en hier, in de verstikkend-warme zaal, kwam de ne kleine man na de andere houterig een stukje op de viool strijken, of met het pathos en de gebaren van een hysterische juffrouw een lied declameeren; en of de onvermoeibaar-opgewekte conf rencière, Antoinette van Dijk, nu al verzekerde, dat het programma veel te overladen was, «n dat de menschen om zes uur nog niet naar huis zouden kunnen, onverminderd bleef de stroom van kinderen, die getuigen wilden, aanhouden, en geen enkele peuter, en zelfs geen enkele pa en ma, scheen te bedenken, dat de onderneming er voor het oogenblik wel eens meer bij gebaat zou kunnen zijn, als dat versje, dat Pa" zelf gemaakt had, of dat allerliefste stukje op de piano maar werd ingeslikt. Hier is nog een kindje, dat graag iets wilde opzeggen", was mevrouw Van Dijk's telkens herhaalde referein, terwijl haar lachen de mond een grimas trok. ,,Haar vader zit in het comité", voegde zij er eens, menschkundig, bij Daar was in de verte een groot land in bitter^ ej.lende.... en tq^h kwam het bijna tot een katastrophe achter de schermen, doordat op het programma de naam van het . danseresje was weggevallen! De conf rencière, die, steeds charmant lachend, hem wel vijf keer de zaal inriep, en toen, om 't geval nog een beetje aan te dikken, ook nog eens vertelde, hoe de mevrouw heette, die zou begeleiden en de meneer, die de blaadjes zou omslaan, liet ons niet in twijfel, of ze Salomo's woord, dat alles ijdelheid was" dezen middag, in anderen zin, van minuut tot minuut had ondervonden, maar ik dacht meer dan ooit: Waarom waren het niet allemaal anonymi? Waarom heette de heele onderneming niet ,;Door kinderen voor kinderen", en was daar dan alles mee gezegd? Daar was in de' verte een groot land in bittere ellende.... ja, even werd het ons werkelijkheid, toen het kinderkoortje van Samenwerking ', door een klein orkestje begeleid, met verrassend begrip en echt gevoel het eenvoudige lied van Jacoba Mossel zong, waarbij hun leidster Rosy Wertheim ont roerend klagende muziek had geschreven: Er drong uit de verte een kreet tot ons door, Een kreet, van honger en pijn; 't Zijn stemmen van kind'ren, in bitteren nood, Ze klagen, ze jamm'ren, ze schreeuwen om (brood, 't Zijn kind'ren, kind'ren als wij. Voor een Nieuwjaars-bruidje dingen .... De krans is rondgevlochten van de dagen van dit jaar en zachtjes neergelegd bij de herinne ringen. Een leven lang nog zal hij zoet en bitter geuren naar de vreugde, en het lief en leed, gemen geld door elkaar,.... De geur blijft om ons hangen, soms, in stille uren, zwaar van diep verlangen naar voorbij'e Er is geen uur om 't nu te scheiden van wat komen moet, Een lichte morgen komt ons weer tot daden dwingen, en 't Nieuwe Jaar, getooid met jonge hoop en levensmoed bindt in de nieuwe krans de eerste bloemenal, en in den stoet der dagen voegt het zich, voortspoedend, als het menschenbloed zoolang het leeft naar 't land van de herinneringen.... De fluiten pijpen op den lichten^tred van jeugd en kracht; Hoort ! hoe in de violen de verlangens zingen.. Zoo komt en keert de stoet zoolang het blijde leven lacht, en krans na krans wordt tot den grooten keten aangebracht die ons omsluiten zal.... bij 't wijken van den levensnacht der stervelingen .. H. MiiiiiiiiiiiiMimiifiiiiiiiiiiiit iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiii Hun oogen zijn dof en hun wangen zijn bleek, Zij kunnen niet gaan en niet staan. Elk dier heeft een schuilplaats je veilig en zacht En weet. wel een plek, waar zijn voedsel hem (wacht; Wat hebben de Russische kind'ren misdaan, Dat ze sterven den hongerdood?" Als onze hersens toen niet al zoo murwgebeukt waren geweest, door de warmte, de verveling en de vermoeienis, dan zou er wel een sterker bewogenheid door de zaal zijn gegaan, dan nu uit kwam in het korte applaus; dan zouden we ons een oogenblik hebben gerealiseerd: Al zitten we hier dan ook in een soort onwezenlijke moderne hel, benauwd, duister en zonder eind, die andere hei daar in Rusland is werkelijkheid, en wat we daar door die muziek hooren k.agen en schreien, is een echo van het leed, dat duizenden daar jammeren doet." Maar nu komt natuurlijk weer de practijk en zegt: Het is nu eenmaal niet te loochenen, dat er een bepaalde kategorie van menschen bestaat, wien men het beste met fancy fairs en liefdadighe.dsvoorstellingen het geld uit den zak klopt.... Daar moet men toch reke ning mee houden; 't gaat ons toch maar om het goe.e doel". Maar dan zou ik toch n ding bescheiden lijk in overweging willen geven: Onthoud u bij de jeugd van alle solisterij ! De ijdelheid begint pas goed op te schieten, als het om ik", ik-a'leen" gaat. Zoolang het wij" blijft, is het kind veel beminnelijker verdiept in het werk, vergeet lichter zijn eigen figuur, en leert, door zich aan te passen en zich toch verantwoordelijk te voelen, iets wat hem verder zijn heele leven te pas komt. Het jeugdige viool-ensemble, het boven genoemde koortje van Samenwerking" en vooral ook ,,de mond-accordeonclub van Ons Huis-Wittenburg" gaven ons hiervan boeiende en roerende voorbeelden: zooals die pittige, bleeke schooiertjes uit Wittenburg met hun bemodderde jasjes en ernstige ge zichten er op los stonden te blazen, lieten ze ons eerst weer echt aan Rusland denken; want ook deze kinderen kwamen veel te kort, en het deed pijn zich duidelijk te maken, dat ze toch welgedane O.W.ertjes zouden lijken, als wc ze naast hun Russische jaargenootjes zetten.... maar toen dachten we, hoeveel bijeenkomsten in alle stilte, zonder eenige glorie of opsnijerij er bij deze club" en bij het koortje" al jaren lang, week aan week, zijn voorafgegaan, voor het, zoo's ne keer, en als 't ware toevallig, tot een uitvoering komt in een groote zaal. Nee, dit werk, volks huiswerk, voor kinderen, door kinderen, waar niemand bewonderend naar komt kijken, en dat maar ongemerkt doorgaat, dat is toch niet pour la galerie", daar werken leider of leidster en de jeugd samen, zonder dat er iets anders te oogsten valt, dan het wezen lijkste goed dezer wereld: wederzijdsch ver trouwen en genegenheid, en ontwikkeling van aller mogelijkheden. En met deze troostende gedachte stond ik, bijna verzoend met de vier-uuuuren lange kwelling, om half zeven weer op straat. ANNIE/SALOMÜNS TAKJES De Kaspische wilg heeft reeds de slaapmutsjes van zijn bloeiknoppen afgeworpen, zijn nieuwe jaar is begonnen voor den kortsten dag. Op hetzelfde oogenblik waren mijn eiken bezig met de voortzetting en voltooiing van hun afgebroken herfstwerk. Ze waren onder den invloed van het droge en zonnige jaar een beetje laat begonnen met de maatregelen voor het vallen der bladeren. Toen heeft de vorst ze verrast en zoo kwam het dan, dat we tusschen tien en twintig December d eikeblaren in massa's zagen afvallen precies zoo als ze het een maand vroeger hadden behooren te doen.Nu staan ze heelemaal kaal en kunnen we volop genieten van hun aardige spran kelende vertakkingen onderhoudenden knopstand. Dat is een van de vreugden van den winter, om te zien, hoe de boomen zijn ge bouwd en hoe elk zijn eigen vorm en stand van knoppen heeft. Ik kan u aanraden, om eens een heelen winter door een paar uur per week er aan te besteden, om takjes te teekenen met al de bijzonderheden, die er met het onge wapend oog van dichtbij aan te zien zijn. Doet ge net in kleuren, dan wordt het genot nog grooter, want de verscheidenheid en fraaiheid is ongelooflijk groot. Je wordt op school meest al reeds vergast op de kastanjeknop, misschien ook op een heele kastanjetwijg en dat is dan ook werkelijk een zeer prachtig, duidelijk en indrukwekkend voorwerp, met zijn eindknoppen en zijknoppen en slapende knoppen, litteekens van afgevallen bladeren en bloeistelen, litteekens van afgevallen knopschub ben, die den grens aangeven van den aanwas van elk jaar. Dan zijn er nog ademhalings openingen in de schors en ook nog de knop schubben zelf,verschillend in aantal en grootte, kleuren struktuur. Dat alles is bij de kastanje niet alleen duidelijk maar ook mooi. Maar als we dat eenmaal bij de kastanje gezien heb ben, dan moeten beuk, eik, populier, els, esch, ahorn, iep, linde, hazelaar en al de anderen ook eens aan de beurt komen en die blijken dan niet alleen even mooi te zijn, maar ieder voor zich weer nieuwe bevindingen en pro blemen mee te brengen. En wanneer ge nu eens zoo'n takkencursus hebtdoorgemaakt.dan krijgt de wandeling in bosch of park weer nieu we bekoring. Het lijkt zoo op 't eerste gezicht Mej. M. W. MAGLAINE PONT 1852^1 Januari?1922. Geboren in Hasselt (Overijsel) heeft Mej. Maclaine Pont aan het Overijselsche, naar wij nieenen, geen stof ontleend voor haar werken, haar literaire werken, en aan haar geboorte plaats niets anders dan haar pseudoniem, D. van Hasseld, waaronder zij in het begin van haar letterkundig werken schreef. Haar letterkundig werken, want ook heeft zij een maatschappelijk werken gekend: tot Augustus 1918, toen zij om gezondheids redenen ontslag moest nemen, had zij de leiding van de Christelijke Opleidingsschool voor Meisjes aan de Heldringgestichten te Zetten, over welke gestichten /.ij meermalen geschreven heeft: in 1902 in Eigen Haard" en in een afzonderlijk uitgegeven werkje, in het Tijdschrift voor Armenzorg en Kinder bescherming" van Juli 1907 over De vijftig jarige Ambtsvervulling van Ds. H. Pierson", in dat tijdschrift van April 1908 een artikel: Een Wandelingdoor de Heldringgestichten". Als schrijfster koos zij, voor haar vele his torische romans, novellen, studiën soms de stof aan de geschiedenis van Gelderland (?De Geschiedenis van twee Middagpreeken" (1896); een episode uit de belegering van Nijmegen in het jaar 1702), meest uit de geschiedenis van Holland. De Poorterszoon van Hoorn" (1895); Elisabeth Blaeu" (1899); Een Alkmaarsche Burgemeestersdochter" (1903); Op de Grenzen der Middeleeuwen (Het Leven van Jacoba van Beieren)" (1914); De Kinderen van Batenburg" (1918) enz.) De Poorterszoon van Hoorn" genoot de eer, toen het eerst in Eigen Haard", en ook toen het later afzonderlijk, verscheen, geïllustreerd te zijn door niemand minder dan door Charles Rochussen, toen redacteur voor het illustratieve gedeelte van dat tijd schrift. Bij de helpster Ds. van Pierson als hoedanig zij voor velen in den lande een zegenrijken arbeid heeft verricht en door velen van die velen thans bij haar zeventigsten verjaardag ongetwijfeld in dankbare herinnering zal worden herdacht en bij de volgster uan Mevrouw Bosboom-Toussaint die zij goed gekend heeft in 1891, bij den dood van Bosboom, wijdde zij het echt paar een gedachteniswoord zullen wij niet langer stilstaan. De reden waarom wij de gelegenheid aangrijpen hier eenige woorden over Me juffrouw Maclaine Pont neer te schrijven, vindt zijn oorzaak daarin, dat zij ook de schrijfster is van een boekje, dat in 1884 als Nr. 149 van de Guldens Editie" ver scheen en tot titel had Sprookjes in Waarheid en Verbeelding". Het bevatte herdrukken van artikelen die van 1878 tot en met 1882 bij tusschenpoozen in Eigen Wit Uzeren Ledikanten 90 MET MATRAS x 190 PI. 19.50 IMIIIIIIIIIIIIII iiiimimmiii iiiiimimii.Niii Haard" aan dit tijdschrift heeft zij zeer geregeld meegewerkt hadden gestaan en waarvan de eerste vier, in jaargang 1878, niet onder haar naam maar onder haar pseudoniemD. van Hasseld waren opgenomen. In 1879 maakte zij bekend wie zich achter dat pseudoniem ook reeds in 1877, met een schetsje Oudejaarsavond" verborgen had gehouden. Waar in het Hollandsch zoo weinig over sprookjes bestaat, is het boekje dubbel welkom. Het bevat artikelen waarin op popullaire wijze wordt verklaard, dat sprookjes "ook nog met een ander dan met een kinderoog kunnen gelezen en beschouwd worden. Zij liet zien hoe al de sprookjes een mystischen achtergrond hebben, hoe ze wortelen in de oud-Oermaansche mythologie, dat ze nog iets anders zijn dan kinderiectuur alleen. Achtereenvolgens behandelde zij: Klein Duimpje", Roodkapje en Vrouw Holle", Blauwbaard", Breedvoet, Breedduim, Breedlip", De Rattenvanger van Hamelen", De Schoone Slaapster", De drie Aard mannetjes in het Woud", Sint Nicolaas in de Noordsche Sage", Het Sprookje van de Jeneverbes", Fortunates", De Kristal len Kogel". Had Hildebrand dit boekje gekend toen hij in 1837 zijn Gidsartikel Vooruitgang" schreef, hij had misschien nog mér over zijn Moeder de Gans geklaagd, en Geel in zijn Voor rede van Onderzoek en Phantasie" had Hildebrand misschien nog harder onder handen genomen, of.... de voorrede, ziende hoe sprookjes beschouwd konden worden, geheel ongeschreven gelaten of onuitgegeven, zooals Hildebrand zijn antwoord, dat hij voor Geel klaar had, onuitgegeven gelaten heeft. Wel zijn er meer populaire artikelen over sprookjes geschreven - maar een boekje, waarin de bekendste sprookjes door een draad aan elkander verbonden worden, bestaat er, gelooven wij, in het Hollandsch, althans beter, niet. In De Vrouwen haar Huis" van November 1919 verscheen over Mejuffrouw Maclaine Pont een artikel van Geertruida Carelsen, waarbij een groot portret was gevoegd naar een teekening van Mevrouw E. L". H. Woutersen-Van Doesburgh. L. K o c H miiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiim OUDJAAR Het is Oudjaar, mijn kind; en in jou jonge leven, Dat weet van weinig smart en veel van blijden lach, Is wat voor velen met herinn'ring is doorweven, Een kommerlooze, vreugdevolle winter dag. Je weet nog niet van 't leed, dat velen moeten dragen, En dat op Oudjaarsdag nog des te feller schrijnt; Je weet nog niet, wat tal van zwakken droevig vragen, Als langzaam 't oude jaar in 't somber niet verdwijnt. En hoor 'k je zonn'gen lach, die heel het huis doet schellen, En 't juichend kinderlied, dat weerklinkt in mijn ziel, Dan wenselijk op Oud jaar, da t vriend'l ij k licht moog' vallen In ieder menschenhart, waar zelden licht in viel. A. K i- H i N?v. D. L E ij \ wel peuterwerk, maar bij slot van rekening verruimt het uw horizon. Hoe mooi sluit een knop het twijgje af, bij de linde even goed als bij de kastanje, maar toch op een andere manier. Zie ook eens, hoe de els het doet en let er ook eens op, dat in parken en tuinen een paar vreemde gasten ronddwalen, bij wie het einde van den tak niet door een mooien goed gedijden knop wordt afgesloten, maar waar het schijnt te verloopen ineen nietig en verward getrommel. Alleen als we het takje van nabij bekijken, zien we, dat het eindstuk toch wel vasten vorm heeft en er ook wel uitziet, alsof het nog levensvatbaar is, al zoudt ge vreezen, dat het bij de eerste de beste vorst toch bezwijken moest. Het zijn namelijk drie of vier dicht ineengevouwen blaadjes, juist zooals die in iederen knop te vinden zijn, doch we vinden hier heelemaal geen gewone dakpansgewijze over elkaar sluitende knopschubben, gevoerd met haartjes, luchtdicht sluitend gemaakt met vernis, zooals we die bij zoovele andere hoornen vinden, die beschutting behoeven tegen verdroging en koude. Is deze boom dan afkomstig uit een klimaat met milde winters? Ook al niet, want het is de Kaukasische Vleugelnoot, Pterocarya fraxinifolia, afkomstig uit de Kaukasuslanden, Armenië, West Pcrzië en daar is het 's winters nog heel wat kouder dan bij ons. We zien hier weer voor de zooveelste maal, dat we de verschijnselen in het planten- en dierenleven niet tot eenvoudi ge formules kunnen terugbrengen. Intusschen heeft deze naakte knop nog wel eenige beschutting en wel een fijn, poederig bruin laagje. Als je dat afschraapt en onder het microscoop bekijkt, dan blijkt het voorname lijk te bestaan uit aardig gevormde schubben, wel wat herinnerend aan die van onzen ge wonen duindoorn, die tusschen twee haakjes ook naakte knoppen heeft. Eenige tientallen jaren geleden was de vleugelnoot nog al in trek. In Artis en in het Vondelpark vindt ge zware boomen van deze soort en/>ok het Amstelveld is er mee beplant. Hijjgroeit overal met plezier, zoowel in onze droge duintuintjes, als in het natte Vondelpark, waar hij zeer kunstig werkt met zijn wijd uitgespreide wortels. Daar kunt ge ook zien, hoe hij over vloedig wortelopslag maakt. Als je een Vleugelnoot echt geheel aan zichzelf overlaat,verwordt hij vrij spoedig tot een veelstammig struweel. Eigenlijk is het een struik. Inwendig vertoont hij ook nog tal van bijzonderheden o.a. groote luchtvakken in zijn merg. Wanneer we nu gaan zoeken, dan vinden we nog heel wat struiken en boomen met naakte knoppen. Eén ervan heb ik nog even geteckend, dat is de Wollige Sneeuwbal, Viburnum lantana, een verwant van onze Gel de rsche Roos. Deze struik geeft ook in den m !T3 lk !, winter zijn bloemknoppen te zien, losjes gehuld in geplooide schutblaadjes en daarom heen staat dan heel mooi gekruld en gebogen het bovenste bladpaar. Ook de zijknoppen zijn geheel onbedekt. Het jonge takje ziet er wit wollig uit, doordat het bedekt is met witte sterharen, die we later ook aan de bladeren vinden.De struik waar ik dit takje van plukte, droeg nog een groot aantal gave bladeren en in het bosch weet ik een jong exemplaar te staan, dat nog al zijn bladeren heeft behouden en er misschien in slaagt, om er nog een paar te bewaren tegen den tijd, dat de nieuwe zich ontplooien. Die is dus aardig onderweg, om hier tot een altijd groene heester te worden, wat natuurlijk ook wel te verwachten is van een plant, die er onbedekte knoppen op na kan houden. Deze wollige sneeuwbal is bij ons niet bepaald inheemsch, maar hij zou het kunnen zijn, want 't is een Europeesche plant met een groot gebied. Waar de bosschcn met rust gelaten worden, zien we hem dan ook gemakkelijk verwilderen, daar zijn zaden uit gestrooid worden door de vogels en daar ben ik heel blij om. De Kaukasische vleugelnoot verwildert wel, maar verspreidt zich niet. II I J S S E va iiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiMM i N.V. Koninklijke Kweekerij l gVlOERHEIM"! te DEDEMSVAART | levert boven 10 Gulden l FRANCO j i station van Bestemming. [ lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllIlM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl