Historisch Archief 1877-1940
D E V'A M S T E R D A M M E5R
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. KERN K A-MP .
Redacteuren: H. BRUGMANS, FREDERIK VAN EEDEN, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H.*S.ALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
| Prijs per .jaargang f 10.?bij vooruitbetaling^ "Per No. f 0.25.
Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75. per regel plus 20 cent rijsposittekosten
INHOUD : 1. De vereenvoudigde spelling,.
door Prof.1 Dr. G. W. Kernkamp:
Tijdgenooten: Lucien Daudet, door Dr. W. G.
C. Byvanck. Aanpakken, door A. G.
Mörzer Bruins: 2. De waarheidsliefde van
het Departement van Oorlog, door W. G.
de Bas.?Krekelzang, door J. H. Speenhoff.
..De Staatsrechtelijke groei van het Britsche
Rijk, door Dr. E. van Raalte. 3. Indische
Causerieën: Half-caste", door Mr. H. G.
Koster. 4. Spreekzaal, door rabbijn J.
Tal. 5. Voor Vrouwen (red. Elis. M.
Rogge): Halloween in Californië, door I. E.
Prins-Willekes Macdonald.
Bijkomstigheden, door Annie Salomons. Na Afke's"
dood, door N. van Hichtum. Uit de Na
tuur: Wintérkoning, door Jac. P. Thijsse.
7. Boekbespreking, door Prof. Dr. J. J.
Salverda de Grave en Prof. Dr. H. Brugmans.
Driekoningen in Rusland, teekening van
Patrick Kroon. Nieuwe Fransche Boeken,
door C. Tielrooy-de Gruyter. 8. ^edische
"Kroniek: Hygiënisch Schoolleven, door Dr.
J. L. Sièburgh.?Op den Econ. Uitkijk, door
Jhr. Mr. H. Smissaert. Teekenen eener
gulden toekomst, door George van
Raemdonck.?Het radio-lampje, door G. J.Musze.
10. Uit het Kladschrift van Jantje.
RuizeRijmen, Prijsvraag, Charivaria en Buitenl.
humor, tdoor Charivarius. Inhoud van de '
Januari-Tijdschriftèn-Tentoonstellingstragiek, '
teekeningen van J. W. Bloem.?II. Enge
land en Egypte, teekening van Joh.
Braakensiek. Frankrijk te Washington,
teeke.ning van Jordaan. . Oplossing Puzzles.
Rijm-Kronyck, door Melis Stoke. .?12.
Limb. typen, door Dr. A. Schillings.
. Bijvoegsel: De Vredesconferentie te Cannes,
teekening van Joh. Braakensiek.
VEREENVOUDIGDE SPELLING
Aan tweeërlei spelling waren wij nu
langzamerhand al gewend geraakt.
In verschillende tijdschriften,
weekef dagbladen -worden al lang artikels
in de vereenvoudigde spelling opge
nomen, ook al houden de redactieleden
zich San die van de Vries en te Winkel.
Aanvankelijk werden de lezers nog
gewaarschuwd: ,,in- vereenvoudigde
spelling" stond er boven de artikels
van Kollewijniarien. Dat
waarschuwingssein is geleidelijk weggelaten. Voor
velen was het ook niet meer noodig.
Zij schrikten niet meer van de ver
eenvoudigde". Zij merkten het soms
zelfs niet meer, dat die spelling gevolgd
was, en jiiet de gebruikelijke.
Ten minste zoo is het mij gegaan.
Maar voor menig ander ik denk b.v.
aan onzen geachten medewerker Jantje
is de Kollewijnsche spelling nog een
geduchte steen des aanstoots. Het irri
teert hen als zij lezen: mens, vis,
mannelik, Duits, Pruisies. Zij vinden dat aan
stellerig en onbetamelijk.
Die gevoelskwestie heeft de verbrei
ding van de vereenvoudigde spelling
het meest tegengehouden. Menigeen is
zoo gehecht aan het schriftbeeld, waar
mede hij is opgegroeid, dat hij een in
breuk daarop als iets onaangenaams
gewaar wordt. De nieuwe spelling hin
dert hem bij het lezen, zoowel in de
eigenlijke als de figuurlijke beteekenis
van dat woord.
Maar dat was toch niet de eenige
reden, die velen weerhield om Kollewijn
c.s. te volgen. De gemakzucht is er ook
nog in de wereld. Wanneer, men jaren
lang gewoon is geweest een bepaalde
spelling te gebruiken, kost het moeite
die door een andere te vervangen. Niet
zooveel moeite, maar toch eenige. En
het gemak dient den mensch.
Zoo heeft vermoedelijk menigeen
zich maar aan de oude spelling gehou
den, ook al erkende hij de gegrondheid
van vele argumenten, die door de
Vereenvoudigers" tegen de -spelling
van de Vries en te Winkel werden
aangevoerd.
'Het sterkst stonden zij met hunne
bezwaren tegen tie verkeerde begrip
pen van taal, die bij het onderwijs op
de lagere school dikwijls worden inge
prent, wanneer de kinderen de regels
voor het .gebruik van het mannelijk
en het vrouwelijk geslacht moeten
leeren.
Maar daarmede maakten zij alleen
indruk op wie zelf begrip van taal heb
ben. vEn dit zijn er niet velen.
Een grooter gehoor vonden zij, wan
neer zij verkondigden dat het taalon
derwijs op de lagere school niet tot zijn
recht kon komen, omdat het grooten
deels moest bestaan in het aanleeren
van moeilijke regels over de spelling
en het grammatisch-geslacht, die toch
op den. duur niet onthouden werden.
En menigeen moest hun bijvallen, als
zij de moeilijkheden van de gangbare
spelling en van de gebruikelijke regeling
van-het grammatisch geslacht zógroot
noemden, dat geen beschaafd mensch
het maken van fouten bij het schrijven
kon vermijden, wanneer hij niet tel
kens naar het woordenboek greep. Wat
de meesten natuurlijk niet deden
zoodat zelfs geroutineerde penvoerders,
die zich heetten te houden aan de Vries
en te Winkel, herhaaldelijk tegen dit
stelsel zondigden.
Geleidelijk groeide het aantal van
hen, die de vereenvoudigde spelling
gebruikten. Vooral in de kringen van
het onderwijs. Maar ook daarbuiten.
Van de oud-leerlingen /an H. B. S. en
gymnasia, die zoowel de oude als de
nieuwe spelling hadden geleerd, bleven
velen aan de laatste getrouw.
Toen begreep de regeering, dat zij
zich .moest laten voorlichten over de
wenschelijkheid om de spelling van de
Vries en te.Winkel als de officieele te
handhaven, of haar te doen vervangen
door een vereenvoudigde. Er werd een
staatscommissie benoemd, die rapport
uitbracht. Vervolgens droeg minister
de Visser aan de hoogleeraren Kluyver
en Muller op, een ontwerp samen te
stellen voor de regeling van de spelling
en van het grammatisch geslacht.
Over de strekking van dit Ontwerp
hebben de lezers van dit weekblad het
noodige kunnen vernemen door een
artikel van Dr. R. A. Kollewijn (in
De Amsterdammer van 24 Dec. 11.).
Daaruit kan hun gebleken zijn, dat
de genoemde hoogleeraren zeer dicht
zijn genaderd tot het stelsel, dat naar
Dr. Kollewijn den naam draagt.
In de regels voor het gebruik van e
iiiiiillliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiinn
LUCIEN DAUDET
In zijn romans die tien of twaalf jaren
geleden zijn geschreven : L e c h e m i n
mort, La Fourmilière, is het de
snevenredigheid in de betrekking tot het
leven waarvan Lucien Daudet vertelt. Wat
als hoofdpersoon in die boeken figureert,
want helden van het verhaal kan men hen
bezwaarlijk noemen, omdat er heel weinig
aetiefs in hen is, staat in een scheve ver
houding tot de omgeving. Zij gevoelen zich
emmuurd en het loopt uit op een catastrophe.
In hun doodsangst vinden zij geen ander
middel om aan de omstandigheden waarin
zij zich hebben geplaatst te ontkomen dan
zelfvernietiging in een aanval van blinde
woede. Zij blijven tot aan het bloedig einde
een speelbal van het lot.
Alphonse Daudet heeft eens aan zijn zoon
de opmerking gemaakt dat de Fransche
letterkunde zoo zelden angst en vrees tot
haar onderwerp heeft genomen; zelfs bij een
man als Balzac zijn daarvan weinig sporen
te vinden, evenmin als van den humor die
tot tranen kan roeren. Dickens noemde hij
daarbij als voorbeeld. De romans van Lucien
laten den indruk na van een nachtmerrie.
. Maar in zijn nieuwste bpek zoekt hij
klaarheid.
Les yeux neufs is de titel.
Hier en daar in zijn boeken heeft zijn
herinnering hem het beeld van zijn kinds
heid .voorgespiegeld. Hij heeft zich zien
spelen midden op het zonnige pad, en de
krullende lokken, den omtrek van zijn
gezichtje herkend. Het kind heeft hem toege
lachen, zou het hem wel herkennen? Het weet
immers van niets. Ga maar niet eerder op
hem toe. Wat .coudt ge hem willen en kunnen
zeggen? Waarvoor is hij verantwoordelijk?
Wat zoudt ge zijn rust verstoren !
Zoo heeft liij dan zichzelf toegesproken.
Nu echter gaat hij op hem toe. Hij wil
het leven, zijn leven, bij den oorsprong
grijpen. Hij wil het zien, zooals een kind,
hijzelf, het ziet en heeft gezien.
Wat komt er dan op voor den horizon
van zijn geheugen, wanneer hij tot het begin
terug gaat?
Het zijn: een paar kleurige schimmen op
zonnigen achtergrond, enkele geluiden die
van buiten doordringen, hij zelf in een boozen
bui achterover liggend en kijkend naar het
witte plafond in het zonlicht; moeder zit
bij hem. Zijn moeder ! dat geeft werkelijk
heid aan het beeld in zijn verbeelding.
Dien zomerdag is zijn bewustzijn geboren.
Hij was toen twee jaar oud. Wat daarvoor
ligt, zijn nevelen, is niet. Hij heeft zich later
wel een voorstelling willen maken van wat
is voorafgegaan gedurende de twee jaren,
dat hij er was e/i toch niet was. Prenten uit
illustraties zijn er door hem opgeslagen om
het aanschijn van de wereld en varr de
menschen van dien tijd voor zich te brengen
alsof dat ooit in betrekking tot zijn leven
kon bestaan, of kon hebben bestaan, het
leven van het kind dat met n i e rr w e
oogen uitging om te ontdekken de won
deren van zijn verblijf, om dan in zijn eigen
taal, rnaar voor zich, en in zijn eigen denken,
zijn wereld te gaan opbouwen.
Dien zomerdag is hij geboren, daar begint
zijn kalender, het zonlicht heeft hem tot
bewust leven gewekt in zijn boosheid; moeder
zat bij hem.
Hij gaat rond in zijn onmetelijk domein,
vol mysteries. Daar is de kamer van zijn vader.
Hoe gerust ligt hij op zijn schoot, gewarmd
door zijn groote plaid, wanneer zijn vader hem
verhalen doet, soms angstig genoeg, maar
en o, of ee en oo, gaan zij nagenoeg ge
heel accoord met hem. Ook bij de spel
ling s, in plaats van sch; ook zij willen
voortaan schrijven:.mens, vissen, dage
lijkse, Hollandse, Franse.
Er blijven nog verschille'n over. Maar
deze zijn niet van overwegend belang.
En misschien is er nog eenige toenade
ring tusschen beide partijen mogelijk.
Want voordat Minister de Visser aan
het ontwerp van de heeren Kluyver en
Muller de officieele bekrachtiging ver
leent, zal hij vermoedelijk nog wel
eenige aandacht schenken aan de kri
tiek, die daarop wordt uitgebracht.
In het stadium, waarin de zaak nu is
geraakt, moet men wenschen dat er
zooveel mogelijk overeenstemming komt
tusschen de adviseurs van den Minister
en de voorstanders van wat men tot
dusver de vereenvoudigde spelling
noemde.
,Aan tweeërlei spelling zijn wij ge
wend geraakt. En die zal er ook blijven,
zelfs al werden de heeren Kluyver en
Muller het geheel eens met de aanhan
gers der Vereenvoudigde". Want ook
na de officieele invoering van een ver
eenvoudigde spelling, die de instemming
heeft van deze beide groepen, zullen
een groot aantal menschen de oude
spelling blijven volgen, uit antipathie
tegen de nieuwe, uit gewoonte en ge
makzucht. Eerst geleidelijk zullen zij
in de minderheid komen en ten slotte
geheel verdwijnen.
Maar drieërlei spelling: de oude, die
van Kluyver-Muller en die van Kolle
wijn voor dezen overvloed mogen wij
bewaard blijven. En het schijnt ook
zeer goed mogelijk, dat de
groepKollewijn het met de heeren Kluyver
en Muller eens wordt, indien men van
weerszijden enkele concessies doet, ter
wille van de gewenschte eenheid. Nu
men elkaar zoo dicht is genaderd, kan
ook de laatste stap, die tot de ontmoe
ting leidt, wel gedaan worden. Immers,
belangrijke principieele verschilpunten
bestaan er haast niet meer.
Alleen bij de regeling van het gram
matisch geslacht zal i et moeilijker
vallen, overeenstemming te bereiken.
De heeren Kluyver en Muller willen
een groot aantal woorden nog manlijk,"
houden.
In de eerste plaats: namen van.
manlijke personen; vervolgens namen
van dieren, die f slechts een manlijk
individu aanduiden (stier, hengst) of
voor het vrouwelijk individu een
afleidsel op in naast zich hebben (leeuw,
ezel); ten slotte ook: samenstellingen
met een dezer woorden als tweede lid.
Kollewijn c.s. doen dit niet; zij rich
ten zich bij het schrijven naar het
spreken, en schrijven daarom ook:
aan de heer, van de man.
Ik vrees, dat op dit gebied moeilijk
een accoord zal zijn te treffen. Maar ik
hoop, dat dit wél mogelijk zal blijken
op het volgende.
De heeren Kluyver en Muller willen
n.l. ook bij een aantal-woorden, die
geen namen van manlijke individuen
zijn, maar die voor het gemiddeld
taaigevoel manlijk" zijn, de t manlijke
wat heeft hij te vreezen in dien beschutten
hoek? O, 's avonds in bed, zoolang hij alleen
wakker ligt, dan kan dit wel verschrikkelijk
zijn, als hij denkt dat het behangsel gaat
bewegen en mogelijk monsters op hem toe
komen, maar daar bij vader geniet hij tegelijk
van zijn vrees en van zijn securiteit !
Op een dag dat hij de kamer binnenkomt
is er op het balcon bij de openstaande deur
een vreemde heer bezig aan een opstaand
blank bord; een versdie plek blauw is daarop
aangebracht in een hoek. Vader was vroolijk,
pakte hem in zijn armen en bracht hem bij
de plank. Herken je dat, vadertje?" Zoo
noemde Alphonse hem dikwijls: mon gros père.
Zonder te aarzelen kwam het uit den mond
van het kind: Ja, dat is uw blauwe béret".
Uit zijn romantischer! tijd had de oude
Daudet de gewoonte overgehouden om thuis
met zijn béret rond te gaan.
Papa lachte hartelijk en legt uit dat het
de lucht is, de mijnheer lacht, en ik, geërgerd,
voel me, voor het eerst in mijn leven, ver
legen, nu ik me vergist heb; ik kan daarvoor
geen excuus vinden en schaam me rood over
mijn onhandigheid.
Ieder jaar wanneer we naar buiten gaan
en ik den kleinen salon open doe, waarin
de herinneringen aan mijn vader bijeen
worden bewaard, kijk ik het eerst naar die
poovere schets met haar blauwe lucht en
haar kastanje laan van den Luxembourgtuin
en hoor het lachen van mijn vader, zoo'n
echt vroolijk lachen dat hij uit het Zuiden
naar Parijs had meegebracht."
Er hangt daar in de buurt een portret van
Alphonse Daudet, ongeveer in dezen zelfden
tijd gemaakt, uitvoerig en minutieus als een
gekleurde photographie. Hij zit daarop aan
zijn schrijftafel, naast zijn vrouw, die hij oen
zoo even voltooide bladzijde voorleest. Man
en vrouw zijn beiden nog in hun jeugd,zij
hebben niet" het gezicht dat het kind zich
herinnert. Terwijl zij nog hadden te kampen
en al wat het menschenleven aan leed err
vreugde opbrengt, hadden te ondervinden,
verbuigingsuitgangen handhaven.
D.w.z.: niet voor de leerlingen van
de lagere en de Mulo-school, maar voor
de leerlingen van het Middelbaar en
Voorbereidend hooger onderwijs.
Het maken van dit onderscheid op
zich zelf acht ik reeds verkeerd. Maar
ik behoef daarover, na hetgeen Dr.
Kollewijn en anderen hebben' geschre
ven, niet uit te weiden. Ik zou echter
ook aan de leerlingen van H. B. S.,
gymnasia en lycea de manlijke woorden,
die alleen volgens de traditie manlijk
zijn, willen besparen.
Waarom ik ontleen deze voorbeel
den aan Vereenvoudiging", het or
gaan van de Vereen, tot vereenvou
diging van de schrijftaal zullen:
stoot, slag, loop en gang mnl., maar:
duw, worp, schok, trek vrl. t zijn?
waarom: beuk, eik, ceder mnl. en berk,
den, cipres vrl.? waarom: arm, voet,
mond, nek mnl. en pols, rug, neus vrl?
waarom: kameel, olifant, valk, eland
mnl. en dromedaris, buffel, kalkoen,
baviaan vrl.?
Voor de overgroote meerderheid der
menschen - is dit onderscheid zuiver
willekeurig;- wie het manlijk zijn van
sommige woorden zoogenaamd voe
len," doen dit alleen, omdat bij hen de
op school ingeprente en jarenlang
toegepaste regels van het grammaticaal
geslacht nog nawerken; verreweg de
meesten voelen" het absoluut niet,
maar moeten het woordenboek ervoor
raadplegen.
Elk, die een woord als manlijk"
voelt, behoude de vrijheid er de manlijke
buigingsuitgangen bij te gebruiken,
maar men schrijve het gebruik daarvan
niet voor, tenzij indien men nog de
volle consequentie niet aandurft van
den regel: richt u bij het schrijven naar
het spreken"?bij namen van manlijke
individuen.
Indien de heeren Kluyver en Muller
uit hun Ontwerp de lijst van manlijke
woorden laten vervallen, zullen zij te
gemoet komen aan een bezwaar tegen de
regeling van het grammaticaal geslacht,
dat ook buiten de kringen van de
vereenvoudigers" werd gevoeld; juist
liet eeuwige moeten opzoeken of een
woord manlijk of vrouwlijk is, heeft
menigeen, die zich deze moeite nog
getroostte, doen verlangen dat althans
in dit opzicht de poging der Ver
eenvoudigers" met succes zou worden
bekroond.
En deze concessie van hun kant zgu
misschien ook de Vereeniging tot
vereenvoudiging van onze schrijftaal"
kunnen doen besluiten om harerzijds
iets toe te geven.
Zoodat wij althans voor drieërlei
spelling blijven bewaard.
K E K x K A M P
AANPAKKEN
It is mei sizzen net te dwaen!*)
Er is op het oogenblik een groot aantal
werkeloozen in Europa en in de Vereenigde
Staten en het ziet er voorloopig niet naar uit,
clat dit aantal zal verminderen, maar wei
dat het /.al vermeerderen.
Een van de motievenjvoor deze somber
lijkende voorspelling is, dat het grootste deel
der wereld insolvent is; een andere reden is
de bevolkingstoeneming, die om bij Nederland
te blijven, hier circa 100000 per jaar be
draagt .1). In de Groene" van 13 en 20 Aug.
1.1. is dit vraagstuk nader uitgewerkt 2).
Men hoort tegenwoordig in hoofdzaak
de vragen bespreken:
Hoe kan men werkeloosheid verzachten?
Hoe' kan men werkeloosheid- reglemen
teeren?
De werkeloosheidsverzekering is een van
de voornaamste zorgen van alle regeeringen,
en.zoowel uit Washington, uit Genève, als
uit de bespreking in de Kamers en de pers,
krijgt men den indruk dat dit als hoofdzaak
wordt beschouwd.
Deze vragen zijn echter van .secondair belang.
Het groote politieke vraagstuk dat zoowel
thans, als in.de toekomst alles beheerscht en
zal beheerschen (niet alleen in ons land) is:
Hoe kan uitbreiding der werkgelegenheid
evenredig worden gemaakt aan den bevolkings
aanwas'}"
Wij hebben geen negatieve politiek noodig,
doch wel een positieve.
Blijft onze bevolking zich uitbreiden zooals
nu het geval is, dan zal Nederland over- 50
jaar ruim 14000000 zielen tellen, over 100
jaar 28 millioen, over 200 jaar 110 millioen.
Er is wel niemand die denkt, dat ons landje
zooveel menschen een levensonderhoud kan
verzekeren. Het vraagstuk der werkeloosheid
wordt dus dagelijks dringender. De
werkeloosheidszorg, hoe noodzakelijk en hoe mooi
zij thans ook is ingericht, is slechts een hulp
middel, doch geen geneesmiddel en kan
nooit tot het gewenschte doel: voorkomen of
genezen der werkeloosheid, voeren.
Werkeloosheids-uitkeeringen zijn nuttig bij
tijdelijke crisis, doch een altijddurende
uitkeering aan'een toenemend aantal werkeloozen
is niet alleen economische uitputting of
economische tuberculose, doch ook moreele
achteruitgang der natie.
Zij (uitkeeringen) houden verbruik gaande,
waar geen voortbrengsel tegenover staat
enz." (Verrijn Stuart).
De geest van ons volk is:
Recht op.werk of recht op uitkeering.
Liever werk, mits productief werk."
Het is een verblijdend verschijnsel, dat
juist van onderen af op productief werk wordt
aangedrongen 3) en dat o.a. van onderen af
het Regeeringsvoorstel tot halveering van
het Zuiderzeebudget (begrooting Waterstaat),
sterk werd aangevochten.
In de Vereenigde' Staten wordt van ouderen
af aangedrongen op .de bevaarbaarmaking
van de Miasissippi en zijrivieren, die stelsel
matig, kunstmatig'en kortzichtig onbevaar
baar worden gehouden door de spoorweg
magnaten.
De uitvoering van dit schitterende werk
zou niet alleen direct aiie werkeloosheid in
Amerika doen ophouden, doch blijvend
aan, zich vermeerderende millioenen, een
levensbestaan waarborgen, zou New Or-leans
.tot de voornaamste haven der wereld"maken
en incidenteel den kostprijs der voedingsmid
delen (ók in Europa) belangrijk verlagen 4).
*) Dit schoone Friesche spreekwoord heeft
hier vrij vertaald de beteekenis:
.?Niet kletsen, maar aanpakken".
1) Verrijn Stuart,
Ec. Stat. berichten, l Juni 1921.
2) De Amsterdammer" 13 en 20 Aug.
1021: A. G. Mörzer Bruyns, Storm op
komst".
3) Motie A. B. B. en N. V. V. op 19 Dec.
1921, het Volk 20 Dec. 1921.
Stenhuis in verschillende redevoeringen.
Interpellatie v. d. Tempel. Handelingen
2e Kamer, 29 Nov. 1921.
4) James Lord, Voorz. federatie v. mijn
werkers i/d. Denver Post, 18 Juni 1921.
John H. Bernhard, New rleans as the
worlds greatest port" (New Orleans, Juni
1921).
Tijdschrift Economische Geografie, Febr.
1913.
iiiiiiiiiiiniiiiiiiii iiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiniii uu
zag het kind hen als twee ouden van dagen,
boven het lot verheven, die hun best deden
hem op te vroolijken en voor hem hun gezag
voerenden ernst met vriendelijkheid tem
perden.
Le coeur a peu de ressources", teekent
de auteur van. E v i d e n c e s hierbij aan,
..et tous sus moyens se ressemblent; cette
methode des parents est en sornnie ceile de
tout amoureux, déireur de garden son pres
tige vis a vis de celle qu'il airne: il lui affirrne
qu'll pense a elle seule et que ce qui ne la
concerne pas lui est indifferent. Au moment
on il Ie dit, il Ie croit".
Inderdaad zijn het onbekenden voor elkaar,
het kind «r de menschen die met het kind
verkecren. Wat het zegt, is niet het honderdste
gedeelte van wat er in hem omgaat. Hij heeft
soms een aardig woord; dat wordt bewonderd
door ouderen die gaarne bewonderen, maar
het denkbouwsel waarin hij woont, da:ir raakt
niemand aan, daarin voelt hij zich vrij, dat
is het tegenwicht tegen den dwang waaronder
hij als kind lijdt. ffy
Waaraan denk je, lieveling, vraagt
de moedei'.
Maar moeder, ik denk aan niets, volgt
het antwoord.
En in dat vrije, onbeluisterde, onverant
woorde denken vormen zich de karakter
eigenschappen en de houding tegenover het
leven van later.
Kan het kind het ook als een denken op
vatten, wanneer hij z:ch ongelukkig maakt
over het /.eggen van zijn kindermeid dat zij
niet meer van hem houdt? Hij z:ri dat toch niet
aan zijn moeder gaan vertejlen !
Wat is er ook voor kwaads in gelegen, wan
neer men een stukje zeep door de kamer keilt?
Laat dat al stout zijn, ;!aarom is me:' nog geen
stoute jongen ! En onwillekeurig teekent zijn
gevoel zoo reeds den wet; af, dien zija gedachte
zonder aarzelen zal opgaan, wanneer hij van
iemand die hij aanbidt en die hij niets kwaads
heeft gedaan, moet ondervinden dat men hem
niet meer liefheeft.
Hoe 'n scherpe werking kunnen enkele
.woorden, zonder opzet en eenige bedoeling
gesproken, niet op een kinderbrein maken,
wanneer het vervuld is van zijn gedach
ten en het oor ze toevallig opvangt !
Het is zorner, de familie is buiten. In vroolijke
stemming zet de moeder zich voor de piano,
begint te zingen uit de opera, la Ma
scotte en de vader stemt in. J'aime, bien
mes mottlons", zegt papa. Mama antwoordt
J'aimc micux mes dindons". Kom mee
zingen", wekt de moeder den jongen op;
en hij die de woorden van de muziek
ongeveer verstaat, komt van den canapéaf,
neemt de tang van den schoorsteen, slaat
daarmee den maat, windt /.ich op, gaat aan
't dansen en zingt daarbij uitbundig: j'aime
mes moiitons en de andere wijsjes en is wild
verdiept in zijn rol.
Hoe mooi dat naieve", merkt de vader
aan de moeder op met een teederen blik naar
hun kind.
Dat had het gehoord, en hij had het be
grepen. Neen, hij was niet een van de per
sonen der comedie, hij was niets meer dan
een onnoozel jongetje dat zich aanstelt. Uit
met den pret ! Hij schaamde zich, maar wist
zich in te houden en liet niet merken dat hij
iets ha'd gehoord.
A partir de ce soir la, il.y ent en moi deux
tres, celui qui agit et celui qui dans Ie même
moment se regarde agir. Je peux souffrcr, je
peux tre heureux, ma souffrance ne fera
jamais rire personne, mon bonheur ne fera
jamais 'envie a personne. . . . Mon père ne se
dotita jamais du service qu'il m'avait rendu".
Wat zal ik voortgaan.... Een denkbeeld
is hiermee ten minste gegeven van den rijk
dom en de wijsheid van het boek. Maar nog
niet van deir teeren gloed die over dat kin
derleven ligt :n de intimiteit van het be
roemde ouderlijke huis.
W. O. C. B Y V A N C K