Historisch Archief 1877-1940
^ . f f' - .«???- .§ ?? ^T , ?' :\
?-*?DE AMSTERDAMMER,' WEEKBLAD VOQ'R NEDERLAND
7 Jan. '22. - No. 2324
t Lajit Nederland voor zich zelf doen.wat '
het kan en trachten de ziekte te voorkomen..
en te genezen, door het treffen Van preven-'
tieve maatregelen, opdat we niet opgescheept
raken mét een blijvend gedeelte"
'werkeloozen, tot groote schade aan'land en volk,.
Als uitvoerbare maatregelen noemen wij:
I: uitvoering van productieve werken.
' II». Stelselmatige emigratie'iti het groot.
llï. . Intensiwering van het bedrijfsleven.
f, '
i'
l '
M *
/:
:Ont'ginningen en droogmakerijen in- toet
groot en in het klein, moeten worden gesteund
door het Rijk, niet alleen omdat het. daardoor
direct, zijn eigen werkeloozenzorg vermindert,
doch omdat deze werken automatisch mér
' wark blijven veroorzaken in lengte van dagen,
zopdat zij van on bereken baren invloed zijn
op toekomstige werkeloosheid. Ook het graven
vair kanalen, die nieuwe streken'openen voor
land- en tuinbouw, heeft deze gevolgen. /
¥e b.v. wat het Westerwoldsche kanaal,
19J3 klaargekomen, een . ontzaglijken
omkeer heeft gebracht in het gewest van dien
? naam. ' ?
Ook de. N. O. lokaalspoor, circa 20 jaar
geleden -'aangelegd, heef f een geheele streek
. voor ontwikkeling geopend en welvarend
gemaakt. Hare ontvangsten die in 1900
? 150.000.^- waren, zijn in 15 jaar geklommen
tot ? 1.172.000,?per jaar (1&15).
?f Het is niet de hoofdzaak om een aantal
menschen tijdelijk werk te verschaffen, maar
.het werk moet blijvend zijn, en automatisch
meer werk veroorzaken.
^et kapitaal,', dat de regeering geeft, als
^ zij- .dergelijke werken steunt, moet dus be
schouwd worden.als stimulans of als kataly
sator in hét proces van zich zelf uitbreidende
werkgelegenheid, evenals het .kapitaal sinds
de tachtiger jaren-besteed aan
landbouwonderi wijs en ? landbouwvoorlichting, de kataly
sator is geweest voor de wereldberoemde
ontwikkeling van onzen land- en tuinbouw.
Het geven van subsidies voor onnoodig
. werk als .b.v. blokjes zagen of 'steenkloppen
is echter weggesmeten geld; het werk is
vernederend.
Er wordt in de goede richting gewerkt
door het Dep. v. Arbeid, maar of dit
?' in voldoende mate het geval is en of men
in ons land voldoende, aandacht wijdt aan
.. de diepe economische perspectieven, en aan
de zich samenpakkende wolken aan den
horizon, meei.en .wij te mogen betwijfelen.
jWen schijnt in Nederland nog algemeen
te denken, dat wij deze crisis binnen
afzienbaren tijd zullen te boven komen zonder
ingrijpende maatregelen.
l,
t*
(Slot volgt)
A. G. MÖRZER BRUI N s
imiimmiiiiiiiHiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
DE WAARHEIDSLIEFDE VAN
HET DEPARTEMENT VAN
OORLOG
Het -antwoord van den Minister van
Oorlog op de drie vragen yan het kamerlid
Drion' betreffende bevoorrechting van een
lillliiiMmiinniiiHiiiiiii iilliiiiiiiiiiiii nu mi iiniiiiiiiiiiii
DE STAATSRECHTELIJKE
GROEI VAN HET BRITSCHE
RIJK
adspirant-yaandrig, Jhr. X, te Utrecht, Wie/i,
in strijd met de: bestaande bepalingen, sinds
den eersten dag van Zijn eerste-oefeningstijd
vergund werd thuis te overnachten, is .
zeer gematigd- uitgedrukt onjuist en
onbevredigend. Wij zijn de overtuiging toe
gedaan, dat deze antwoorden niet door
iemand als Minister van Dijk persoonlijk
kunnen zijn geformuleerd, doch waarschijn
lijk zijn gevloeid uit de pen van een der
afdeelingschefs, alhoewel de Minister, zoo
hij ze persoonlijk geteekend heeft, daarvoor
verantwoordelijk blijft. Wij wenschen thans
allereerst, met vermelding van de oorspron
kelijke "beslissingen ter zake," het onjuiste
der antwoorden aan te toonen.
De Minister antwoordt letterlijk:
... .?de tegenwoordige Minister heeft onder
dagteekening van 28 October j.l. bepaald,
dat bedoelde kaderreservist, thans met groot
verlof, bij zijn eerstvplgende opkomst onder
de wapenen voor rste-oefening, gedurende
30 dagen in de kazerne zal overnachten,
ten einde ook dat gedeelte der opleiding
mede te maken, tenzij alsdan de
militairgeneeskundige dienst dit voor hem bepaal
delijk ongeraden acht".
Wij laten nu woordelijk de ministerieele
beschikking van 28 October 1921, lic.
Afd. no. 129 volgen op het particulier request
van den betrokken compagniescommandant,
strekkende tot verzoek om te gelasten, den
adspirant-vaandrig Jhr. X alsnog 30 dagen
binnen de kazerne te doen overnachten.
Tot dit particulier request let wel ! zag
de betrokken compagniescommandant zich
genoodzaakt, toen hoogerhand hem het
recht betwistte ter zake langs den militair
hiërarchieken weg met den Minister in cor
respondentie te treden en deze bevoegdheid
toekende aan den regimentscominandant,
die zulks had nagelaten.
II. Afd. No. 129.
,,De adspirant-vaandrig X zal bij zijne eerstvol
gende opkomst onder de wapenen voor
eerste-oefening, gedurende 30 dagen in de kazerne overnachten,
ten einde te voldoen aan de bestaande ministerieele
bepalingen, tenzij alsdan de militair-geneeskundige
dienst zulks voor hem bepaaldelijk ongeraden acht.
T. z. t. ter uitvoering van deze beslissing het
vereischte te verrichten.'
's Gravenhage, 28 October 1921.
De Minister voornoemd
(get) VAN DIJK.
Uit de vergelijking van de beschikking
en het antwoord des Ministers blijkt, dat deze
onderling verschillen. O.i. is teneinde ook
dat gedeelte der opleiding mede te maken"
een geheel andere beweegreden dan ten
einde te voldoen aan de bestaande minis
terieele bepalingen".
Een verblijf gedurende n maand in de
kazerne staat niet vermeld onder de
opleidingseischen" voor adspirant-kaderleden.
Wel bestaat (L.O. 1920 No. 91) de ministeri
eele beschikking, dat aan militairen in eenige
met name genoemde garnizoenen, .bij wijze
van proef, na verblijf onder de wapenen
van minstens een maand, bij goed gedrag
en goede plichtsbetrachting, de gunst kan
verleend worden, buiten de kazerne te over
nachten.
In zijn antwoord betoogt de Minister:
Nadat was gebleken, dat, volgens ver
klaring van den militair-geneeskundigen
dienst te Utrecht voor het tegenwoordige
geen bezwaar zou bestaan om bedoelden
adspirant-vaandrig in de kazerne te doen
overnachten, heeft...."
Hoe is zulks gebleken? Niet ingevolge
onderzoek op last van den Minister van Oorlog;
niet ingevolge onderzoek op last van den
Regiments- of Bataljons-commandant; doch
op initiatief van den compagnies-commandant,
die deze onbillijke vrindjes-bevoorrechting,
mm
'cujis roczEioin
AU
'VAN DER HOOP'
MEUBELBEWARINQEN TRANSPORT MIJ.
AMSTERDAM
DittluitendV
iti
TELEF03M
h.Tronprtnit
1195 ZUID
steunend op geen enkelen medischen grond,
in zijn compagnie niet duldde.
Wat de clausule voor het tegenwoordige"
betreft, citeeren wij hier woordelijk de beslis
sing van den chef van het Militair Hospitaal
te Utrecht;
In antwoord op het hiervoor met rood aange
haalde bericht ik u, dat de gezondheidstoestand van
den betrokkene geen aanleiding geeft, om hem uit
dien hoofde vrijstellingen te verleenen als bedoeld
in de Ie alinea van art. 55 van het R. G. D. V.
'20". (1)
Utrecht, 30 Juli 1921.
De Chet van het Militair Hospitaal
(g*t.) DE JONG.
Waar staat in deze beslissing de clausule
voor het tegenwoordige"?
Ten slotte zegt de Minister dat de bedoelde
kaderreservist thans met groot verlof" is.
Jammer, maar waar !
De betrokken compagnies-commandant
bond de zaak aan 22 Juli, nadat de adspirant
nog geen week onder de wapenen was.
Hoogerhand zoowel het regiment als het D. v. O.
wisten de zaak zoodanig op de lange baan te
schuiven, dat, nadat het Kamerlid Drion twee
maal daartoe had aangespoord, de beslissing
28 October werd genomen op een urgent
verzoekschrift, 6 Augustus, gedateerd, nadat
I October de betrokken adspirant-vaandrig
met verlof was vertrokken.2).
De Minister is hier niet qnwaarschijnlijk
de dupe van een geraffineerde redactie uit
de pen van een afdeelingschef, waardoor
de Volksvertegenwoordiging onjuist wordt
ingelicht.
Thans het antwoord op de derde vraag.
Het advies van den Compagnies-comman
dant op een voorstel tot bevordering van
bedoelden adspirant-vaandrig tot korporaal
luidde woordelijk als volgt:
,,Als Lid van de Tweede Kamer der
StatenQeneraal wist de vader van den adspirant-vaandrig
jhr. N. bij den Minister van Oorlog te Bewerkstelli
gen dat, zulks met het oog op zijn gezondheidstoe
stand, dezen adspirant-vaandrig vergund werd, In
afwijking van het daaromtrent bepaalde in punt lo.
van L. O. 1920 No. 91, ooX reeds gedurende de
eerste maand van zijn eerste oefening, buiten de
kazerne te overnachten. Volgens de verklaring van
dezen adspirant-vaandrte scheelde hem niets anders
dan dat zijn gewicht niet evenredig was met zijn
lengte. Na een zeer scherp geneeskundig onderzoek
bleek,dat de gezondheidstoestand vanden
adspirantvaandrig geen aanleiding gaf, o:n hem uit dien hoofde
vrijstellingen te verUenen als bedoeld in de leaünea
van art. 55 van het R. O. D. V. '20. Hier is dus
sprake van kazernevrees, 't zij bij den adspirant zeltj
't zij bij diens vader. In het eerste geval is de adspi
rant m.i ongeschikt voor een rang in het leger, daar,
inzonderheid bij mobilisatie, de iegerorganisatie tot
1) Reg'. Geneesk. Dienst in Vredestijd.
Art. 55 handelt over het verleenen van bij
zondere vrijstellingen. DJ adspirant-vaandrig
bewe?rds behept te zijn met de kwaal, dat
zijn gewicht niet in evenredigheid was m:t
zijn lengte !
2) Thans heeft de kaderreservist w.-er uit
stel om onder de wapenen te komen tot 1923 !
(Studiebelangen). Dj heeren dienen n.l. als
't hun belieft, doch niet op tijdstippen, welke
't meest in het belang zijn hvmner militaire
opleiding.
gemeenschappeliik verblijf binnen kazernes, kampe
menten of kantonnementen noodzaakt; in 'ttweede
geval toont de adspirant, als 20-jarig jongtnensch, .
weinig flinkheid en zelfstandigheid, door te dulden,
dat hij aldus op bijzondere wijze bevoorrecht wordt
boven ranggenopten; en bestaan dezerzijds, uft hoofde
?an dit gebleken 'gemis aan flinkheid en zelfstandig
heid, bezwaren,. hem voor te dragen tot .benoeming
in eenigen rang in het leger. Daar hij z.elf nimmer
het kazerneleven practisch medeleefde en doormaakte,
kan hii als meerdere de toestanden, waarin, zijn laaer
geplaatsten zich bevinden, niet voldoende oordeel
kundig beoordeden."
Uit dit advjes blijkt zonneklaar, (Jat dit
niet uitsluitend steunde op het feit dat
den adspirant-vaandrig was vergund ge
worden buiten de kazerne te overnachten."
Integendeel: dit advies steunde uitsluitend
op de overweging: Vormt die
adspirantvaandrig het juiste hout, waaruit in het
legerstelsel-Van Dijk aanvoerders
(verlofskader)worden gesneden?"Ondanks dit advies
werd de adsp.-vaandrig denzelfden dag nog
bevorderd tot korporaal ! Zulks is niet
meer ongedaan te maken.
Wat zien wij verder? Hier acht de kapitein
belast met de instructie" den betrokkene
(candidaat in de rechten !) geschikt omdat
hij voldoende cijfertjes behaalt op een
snertexamentje. voor korporaal. Deze kapitein
weet zelfs niet, dat de adspirant tegen
alle bepalingen in thuis overnacht!'
De kapitein belast met de administratie"
acht dienzelfden betrokkene ongeschikt, omdat
in hem geen aanvoerder" schuilt, dus z.i.
geen stap gedaan mag worden in de richting
van bevordering tot Verlofsofficier. Een
der onderofficieren-instructeurs noemde den
betrokkene een sulletje"! Zie hier nu
een prachtig voorbeeld van de groote be
zwaren, verbonden aan het stelsel Pop
van Dijk van twee kapiteins voor n
oefeningseenheid: n voor de instructie
en n voor de administratie !
Wat zien we nog meer? Dat de Minister
in zijn antwoord zijn eigen le'gerstelsel ver
loochent, daar hij zich kan vereenigen met
de handelwijze van den
regiments-commandant" . De Minister had diplomatiek gehan
deld door zulks te denken, doch hij had het
niet onnoodig ;?moeten uitspreken !
Hij keurt dus deze selectie voor benoeming
tot verlofs-aanvoerder niet goed? En toch
staat of valt zijn legerstelsel met deug
delijke vorming en opleiding van den ver
lofsofficier !
Hij erkent in zijn antwoord met de clausule
ten einde ook dat gedeelte der opleiding
mede te maken", dat de opleiding onvol
doende was, mitsdien de adspirant nog
niet geschikt" was voor aanvoerder. Toch kan
hij zich vereenigen met de handelwijze
van den regiments-commandant"?? Hier
staat men voor een onbegrijpelijke inconse
quentie !
Zeiden wij te veel, door het antwoord
des Ministers onjuist en onbevredigend
te noemen Mag de Volksvertegenwoordiging
zich door zoo'n antwoord met een kluitje
in 't riet laten sturen?
In stede van waardeering te vinden worden
de daden en woorden van den compagnies
commandant, die zijn plicht deed, verkeerd
uitgelegd en verdraaid.
Een hoofdofficier kenmerkte den betrokken
compagnies-commandant, zoon van een
gep. generaal ! wegens diens afkeurens
waardig verzet tegen deze onrechtvaardige
vrindjesbevoorrechting door ex-Minister
Pop als gedegenereerd" ja ! van
sommige hoofd-officieren loope"n de horloges
ook wel eens achter bij.... den polsslag
des tijds !
De Volksvertegenwoordiging berechte deze
zaak met een luchtje".
Utrecht, 31 December 1921.
W. O. D F. B A S
Kapitein der Artillerie.
REIZEN IN 1922
Derde klasse gaan we reizen,
Tweede is voor ons gedaan;
HopggedQpten en bepelsden
Kunnen nu nog tweede gaan.
Onze brave Kamerleden
Zitten enkel eerste klas,
Met een halven Rockefeller,
Een valuta-gok-piejas.
Voortaan zijn de houten derde
.Altijd over, overvol,
Dan begint 't gaatjes-zoeken
? En-het reizigers-gesol.
Rustig loopen we te wachten
Tot die derde zijn gevuld,
Keurig reizen we dan tweede,
Waar men ons gedwongen duldt.
Om 't ons aangenaam te maken
Nemen we in de coup
Tegen stooten, horten, schokken
Onze eigen kussens mee.
Kwartjes-vinders gaan we kennen
En we zien dat in den trein
Heel wat eerste-klasse-lieden
Gladde Klav'ren-Aasjes-zijn. .
Tusschen metselaars en stokers
Zit een heertjen met 'n boord, ?
Dat toch vindt, dat zijn persoontje
Bij die ruwe lui niet hoort.
Aan-de chefs en de beambten
Vraagt hij met een zoeten lach
Of hij, om zich wel te voelen,
,, Dei de-Vrouwen" reizen mag.
Iedereen heeft recht op reizen,
Ook: al is hij schraal bij kas,
Om dat mogelijk te maken
Krijgen we ook vierde klas.
J. H. S P E E N H O F F
iiiiiiiiiiiiuiiiiiiimiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiuiiiiiiiiiiMlliiiHM
UMIE BANK
voor NEDERLAND en KOLONIE
AMSTERDAM
en ROTTERDAM
Agentschappen in Nederland:
's-GRAVENHAGÈ, TILBUR»,
LEEUWAEDEN, OISTERWUK,
UDENHOUT, LOCHEM en BOBCULQ.
Agentschappen in Indifi:
BATAY1A, SOEBABATA,
8EMABANG, BANDOENG, MEDA5 M
WELTEVREDEN.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM imiiiiiMiiii
MIIIIIII in n iiiniiiiiMMiiiti IIIIIIIH iiiiiiiimiiimMMmmiiimiiitmiiiiuiiimiMi
IIIM i IIIM iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
I
Ierland wordt ? zoo moet men althans
hopen een Vrijstaat, die zonder inmenging
. van anderen zichzelf zal besturen en in het
Rijk op gelijken voet zal komen te staan met
de overige leden van het Gemeenebest der
Britsche naties.
Menigeen heeft zich wellicht bij het lezen
van deze oplossing, thans aan het lersche
vraagstuk gegeven, een oogenblik afgevraagd,
hoe dat Rijk of Gemeenebest eigenlijk in
elkaar zit, welke staatsrechtelijke organisatie
het Imperium en .zijn onderdeelen feitelijk
bezit.
Door in korte trekken den his.torischen roman
der werkelijkheid als ik het zoo eens mag
uitdrukken te schetsen, waarin de ontwik
kelingsgeschiedenis van Grooter Britannië
te lezen valt en die men zou kunnen noemen:
Van koloniale gebieden tot zelfstandige
leden der Britsche Gemeenschap," hoop ik
het antwoord op de vraag in kwestie te kunnen'
geven. Om het constitutioneele recht
vanEngeland en evenzoo, ja vooral, om dat van het
Rijk der Britten te leeren kennen, moet men
niet in de eerste plaats het geschreven, doch
? het ongeschreven recht nagaan. Het- zijn
'vooral de precedenten, de in de praktijk van
het léven ontstaande conventions, die tot de
vormingen de vervorming der Britsche staats
instellingen leiden. Wil men het interessante
staatsrecht, hetwelk den huldigen gang van
zaken in het Empire beheerscht, kunnen
bevatten, dan is men dus in hoofdzaak aange
wezen op de historie, ook, ja in menig opzicht
zelfs speciaal,' van den jongsten tijd.
Als uitgangspunt moet hier dienst doen de
afscheiding der Amerikaansche kolonies. Daar
in toch was een geduchte waarschuwing voor
de heeren in Londen gelegen, wat ze niet
moesten doen, wilden ze de overzeesche ge
westen voor Engeland behouden. Kolonisten
aan de andere zijde van den Oceaan, als het
ware van Engeland uit, de wet voorschrijven,
is een onmogelijkheid. Daarvoor gevoelen
dergelijke menschen zich uit den aard der
'zaak veel te onafhankelijk, daarvoor zijn er
te groote verschillen tu'sschén wat het
Engelsche belang en dat der bewoners van de
kolonie eischt, daarvoor tenslotte ontbreekt
het in het moederland te zeer aan het noodige
inzicht omtrent datgene, wat in overeen
stemming met de locale behoeften is.
Zoo ziet men tegenwoordig in
Downingstreet de zaken wel in, doch anderhalve eeuw
geleden was men daar gp dit punt nog totaal
verblind en begreep b.v. niet, dat, terwijl de
kolonisten zelf eigen vertegenwoordigende
lichamen in het leven hadden geroepen, het
opleggen van belastingen geen zaak was, die
buiten die colleges om, eventueel zelfs tegen
hun wil in, door het Parlement van
Westminster kon worden tot stand gebracht.
Het gevolg van deze bedenkelijke politiek,
van het niet willen erkennen, dat de kolo
niale parlementen op hun gebied de gelijken
en niet de ondergeschikten van het Engelsche
Parlement waren, bleef niet uit. In 1776 roe
pen de kolonies haar onafhankelijkheid uit,
zeven jaar later moet Engeland die erkennen.
De les was hard, doch blijkbaar nog niet hard
genoeg. Immers, van een meer toegevende
staatkunde tegenover het verdere koloniale
bezit valt nog niets te bespeuren. Integendeel,
degenen, die beweerden, dat het gebeurde in
Amerika had aangetoond, dat men daar aan
vankelijk de teugels al veel te veel los had
gelaten, wisten gedaan te krijgen, dat men
voortaan in Londen nog minder ver ging. En
zoo is er dan in Engelschejkoloniesöf heelemaal
geen' sprake meer van representatieve licha
men in welk geval alles van Downingstreet
uit gedirigeerd wordt - of er bestaan nog
wel zulke colleges, maar die komen dan voort
durend in botsing met het uitvoerend gezag.
dat trouwens ook op wetgevend gebied
medespreekt; bij welke botsingen het niet aan de
vertegenwoordigende vergaderingen verant
woordelijk zijnde uitvoerend bewind ten
slotte door/.et wat het Colonial Office in het
moederland dicteert.
Er is een tweede ernstige waarschuwing
noodig om eindelijk de wending tot stand te
brengen, die als de eerste stap op den langen
weg naar het ontstaan der Dominions in
hun huidige positie te beschouwen is. Wan
neer in de Canadeesche provincies, 1) waar
wel vertegenwoordigende lichamen bestonden,
doch de ministerieele verantwoordelijkheid
ook al len oenen mak' ontbrak, een ernstige
opstand is uitgebroken, stuurt de Engelsche
regeering Lord Durham er op uit (1838) om
eens poolshoogte te gaan nemen en verslag
van zijn bevindingen uit te brengen. Wt'lnu,
dit verslag, het beroemde urham-Rapport,
hield een scherpe aanklacht in tegen het tot
dien gehuldigde beginsel in het koloniale
stelsel, hetwelk wilde,dat kolonies niets anders
dan provincies waren, in alle opzichten af
hankelijk van en onderworpen aan den Koning
en het Parlement van Engeland. lt may
fairly-be said that the natural state
ofgovernment in all these Colonies is that of collision
between the executive and the representative
body. In all of t hem the administration of pu
blic affairs is habitually confided to those who
do not cooperate harmoniously with the
popular branch of the legislature." Aldus
teekende Durham de staatsrechtelijke ver
houdingen, welke hij aantrof, en veroordeelde.
Want daaraan was voor een groot deel de
chaos en de onrust in de kolonies toe te schrij
ven, waar ondanks het bestaan van vertegen
woordigende lichamen, de bevolking haar
verlangens toch niet kon doorzetten, aange
zien het uitvoerend gezag in handen was van
?menschen, die niet met de wenschen der af
gevaardigden, doch met die van de Engelsche
Regeering rekening hielden. Aan het systeem
der niet-verantwoordelijke executieve moest
een einde komen; het behoorde plaats te
maken voor een stelsel, waarin onderscheid
gemaakt zou worden tusschen
Rijksaangelegenheden, die onder de volledige controle
yan het Engelsche Gouvernement moesten
blijven, en plaatselijke aangelegenheden,
zonder eenige reserve in den vervolge aan de
wetgevende vergadering(en) in de kolonie ter
behartiging op te dragen. Voor de laatst
genoemde kategorie zou dan een uitvoerende
macht, politiek verantwoordelijk tegenover
de door de inwoners der kolonie gekozen afge
vaardigden, als -besturend orgaan optreden,
met het gevolg, dat op die manier de taak en
het wezen van den Gouverneur tweeledig
werd. Wat de zgn. interne zaken der kolonie
betreft, had hij zich te gedragen als een consti
tutioneel monarch, welke zich richt naar wat
het parlement en het daarin steun vindende
kabinet wenscht, doch zoodra het omonder
werpen van Rijksbelang ging moest hij optre
den als de man, die in dienst staat van de
Regeering in Londen en aan haar verant
woordelijk is.
Wat Durham dus met kracht bepleitte, was
het in het leven roepen van een beperkte
zelfregeering der kolonies. In onze dagen kan men
zulk een, slechts vooreen gedeelte van de zaken
waarbij de kolonie betrokken is, verantwoor
delijk bestuur, van niet zeer groote beteekenis
achten, in de eerste helft van de negentiende
eeuw schrok, op een kleine groep radicalen na,
heel Engeland op van de revolutionaire
neigingen door Lord Durham in zijn rapport
aan den dag gelegd. Zeven jaar lang heeft het
Ministerie van Koloniën te Londen zich tegen
elke poging om de hier vermelde beginselen
ook maareenigszins in praktijk te brengen met
hand en tand verzet. Totdat, gelukkig voor
Engeland, in 1846 eindelijk een man aan het
hoofd van dit departement kwam te staan, die
begreep, dat, wilde men een ramp als die van
1776 vermijden, de invoering van het zgn.
Responsible Government in de kolonies drin
gend noodzakelijk was. Aan Lord Grey als
Staatssecretaris van Koloniën en Lord lgin
als Gouverneur-Generaal is het te danken,
dat tusschen 1847 en 1854 deze bestuursvorm
in Canada vasten bodem verwierf en ook elders
toepassing vond.
Het spreekt intusschen vanzelf, dat met de
aanvaarding van dit systeem terstond bij de
uitwerking de vraag aan de orde kwam, wat
tot de competentie van het Parlement in
Westminster en wat tot die van de koloniale
volksvertegenwoordiging zou behooren. Of
schoon daar somwijlen wel op aangedrongen
is, heeft men er zich steeds voor gewacht, die
scheidingslijnen nauwkeurig te trekken en
in wetsbepalingen te omschrijven. 2) Dienten
gevolge kon zich, dank zij deze zoo geheel en
al met het wezen van het Engelsche staats
recht in overeenstemming zijnde soepelheid.
veel gemakkelijker en op vee! gelukkiger
wijze de staatsinrichting van het Britsche
Rijk overeenkomstig de eisenen der praktijk
ontwikkelen, dan het geval geweest zou zijn,
indien alles militairement in wetsartikelen
was vastgelegd. Wat Durham en andere
vooruitstrevende tijdgenooten van hem ten
dezen verkondigden, leek allesbehalve op de
autonomie, die nu den Dominions eigen is,
ja zelfs nog zeer weinig op de autonomie,
die ze binnen dertig jaar na de publicatie
van het Durham-rapport verwerven zouden.
De beschikking over de publieke domeinen,
de staatsregelingen der kolonies, haar handels
politiek en ten slotte haar verhoudingen tot
het buitenland, ziet daar een viertal punten
te welker aanzien zij, volgens het oordeel
van Durham, volkomen aan'het Kabinet
in Downingstreet onderworpen waren.
De opzet was dus niets anders dan het toe
kennen van een vrij beperkt zelfbestuur, zij
het ook, dat Disraeli hierin reeds aanleiding
vond om in 1852 in een brief aan Lord Malmess
bury te voorspellen these wretched
coloniewill all be independent in a few years, and
are a millstone around our necks." Deze
profetie was wel in een ietwat overdreven
woordenkeus gesteld en werd ook niet ten
volle bewaarheid. Want daargelaten, dat die
onafhankelijkheid 3), waaraan Dizzy na
tuurlijk dacht, op het huidige oogenblik
nog niet door de kolonies verworven is, en
van een molensteen in dit verband heelemaal
niet gesproken kan worden, moet er bovendien
op gewezen worden, dat de or.afhankelijkheid,
zooals de Dominions haar thans bezitten,
niet in zulk een snel tempo bereikt werd als
de verontwaardigde briefschrijver van 1852
aankondigde. Ten aanzien van de eerstge
noemde drie punten, door Durham nog als
essentieele Rijksaangelegcnheden beschouwd,
ging de emancipatie der overzeesche gebieden
intnsschen dit valt niet te ontkennen
snel in haar werk. Kort na 1£50 liet Downing
street de kolonies ten opzichte van punt n
vrijelijk haar gang gaan, in 1865 kwam vast
te staan, dat de koloniale parlementen het
recht hadden de staatsregelingen te wijzi
gen en in 185') was het Canada, dat de be
voegdheid opeischte, sinds dien door Londen
geëerbiedigd, (zoodat in minder dan twintig
jaar na dien Canada en de meeste Australi
sche kolonies zich de vrijheid veroorloofden
beschermende slagboomen tegen het moeder
land op te zetten) zelf in volkomen onafhan
kelijkheid over zijn handelspolitiek te beslis
sen 4). Zonder dat een en ander in geschreven
rechtsregelen werd samengevat, had zich der
halve nog voor 1870 de Constitutie van het
Britsche Rijk aldus gewijzigd, dat, dank zij
eenige staatsrechtelijke conventions de Domi
nions, behalve ten opzichte van de verhou
dingen tot het buitenland 5), in plaats van
een beperkte, een zeer uitgebreide autonomie
bezaten. Ziet daar de niet geringe vruchten
van de toekenning van Responsible Govern
ment, en vooral van de toekenning, niet
gewrongen in een keurslijf van wettelijke
voorschriften omtrent hetgeen wel en hetgeen
niet aan de kolonies vrij zal staan, zonder
bemoeiingen van het moederland te regelen.
Weldra komt nu, als uitvloeisel van den
parlementairen regeeringsvorm, door de
Britsche gewesten genoten, het besef naar
voren, dat zij als het ware zelfstandige naties
zijn 6). En hand in hand met dit gevoel, dat
er natuurlijk toe leidt steeds met meer zorg
vuldigheid tegen inmenging van Londen te
waken, neemt tegelijkertijd het verlangen
toe nu ook rrjee te mogen praten over allerlei
Rijksaangelcgenheden, over zaken, die het
wel en wee van het heele Imperium raken.
Geen subordinatie meer, doch coördinatie,
dit is de richting, welke het, nadat de in
voering van het Responsible Government
daartoe de gelegenheid in het leven had
geroep'en, thans uitgaat en die zich het eerst
zeer duidelijk openbaart in de Koloniale
Conferentie, die in 1887, het jubileumsjaar
van Koningin Victoria, te Londen bijeenkomt.
DR. E. VAN R' A A i. T E
1) In de overeenkomst tusschen Lloyd
George c.s.en de afgevaardigden van Sinn Fein,
te Londen geteekend, wordt vooral Canada
als prototype voor de toekomstige lersche
staatsregelingen de positie van Ierland binnen
het Rijk op den voorgrond geplaatst.
In deze en een volgende bijdrage zal blijken,
dat inderdaad Canada als Dominion een zeer
belangrijke historie achter den rug heeft en
zich in menig opzicht nog van de andere
Dominions onderscheidt. De voornaamste
factoren, die daartoe meewerkten, zijn wel de
ligging van Canada - n.l. buurstaat van
de Vereenigde Staten en de aard der be
volking, waarin de Britten steeds met het
Fransche, dus uit den aard der zaak zich
losser van Engeland voelende, element reke
ning moesten houden.
2) Een markant voorbeeld, zooals er zich
heel veel later,nl. in 1921, nog een zal voordoen
van de voorkeur, die de Britten aan het onge
schreven, soepele recht toekennen.
3) Velen hebben met hem ten on
rechte onafhankelijke Dominions vereen
zelvigd met zich geheel en al van het Britsche
rijk losscheurendu Dominions.
4) Zie hierover uitvoeriger: The British
Comtnon Wealth of Nations, door H. Duncan
Hall. blz. 32?35.
5) Althans wat de internationale staat
kunde betreft; in tarief- en
immigratieaangelegenheden konden de Dominions hun eigen
inzichten wel volgen.
6) Een symptoom daarvan mag men on
getwijfeld zien in de vereeniging der Cana
deesche provirjcies tot de Dominion van Ca
nada in het jaar 1867; in het ontstaan van het
Australische Gemeenebest, waartoe in 1883
de eerste stappen ondernomen werden.en dat
in 1900 tot stand kwam; in de geboorte der
Unie van Zuid-Afrika (1909).