De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 7 januari pagina 2

7 januari 1922 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

^ . f f' - .«???- .§ ?? ^T , ?' :\ ?-*?DE AMSTERDAMMER,' WEEKBLAD VOQ'R NEDERLAND 7 Jan. '22. - No. 2324 t Lajit Nederland voor zich zelf doen.wat ' het kan en trachten de ziekte te voorkomen.. en te genezen, door het treffen Van preven-' tieve maatregelen, opdat we niet opgescheept raken mét een blijvend gedeelte" 'werkeloozen, tot groote schade aan'land en volk,. Als uitvoerbare maatregelen noemen wij: I: uitvoering van productieve werken. ' II». Stelselmatige emigratie'iti het groot. llï. . Intensiwering van het bedrijfsleven. f, ' i' l ' M * /: :Ont'ginningen en droogmakerijen in- toet groot en in het klein, moeten worden gesteund door het Rijk, niet alleen omdat het. daardoor direct, zijn eigen werkeloozenzorg vermindert, doch omdat deze werken automatisch mér ' wark blijven veroorzaken in lengte van dagen, zopdat zij van on bereken baren invloed zijn op toekomstige werkeloosheid. Ook het graven vair kanalen, die nieuwe streken'openen voor land- en tuinbouw, heeft deze gevolgen. / ¥e b.v. wat het Westerwoldsche kanaal, 19J3 klaargekomen, een . ontzaglijken omkeer heeft gebracht in het gewest van dien ? naam. ' ? Ook de. N. O. lokaalspoor, circa 20 jaar geleden -'aangelegd, heef f een geheele streek . voor ontwikkeling geopend en welvarend gemaakt. Hare ontvangsten die in 1900 ? 150.000.^- waren, zijn in 15 jaar geklommen tot ? 1.172.000,?per jaar (1&15). ?f Het is niet de hoofdzaak om een aantal menschen tijdelijk werk te verschaffen, maar .het werk moet blijvend zijn, en automatisch meer werk veroorzaken. ^et kapitaal,', dat de regeering geeft, als ^ zij- .dergelijke werken steunt, moet dus be schouwd worden.als stimulans of als kataly sator in hét proces van zich zelf uitbreidende werkgelegenheid, evenals het .kapitaal sinds de tachtiger jaren-besteed aan landbouwonderi wijs en ? landbouwvoorlichting, de kataly sator is geweest voor de wereldberoemde ontwikkeling van onzen land- en tuinbouw. Het geven van subsidies voor onnoodig . werk als .b.v. blokjes zagen of 'steenkloppen is echter weggesmeten geld; het werk is vernederend. Er wordt in de goede richting gewerkt door het Dep. v. Arbeid, maar of dit ?' in voldoende mate het geval is en of men in ons land voldoende, aandacht wijdt aan .. de diepe economische perspectieven, en aan de zich samenpakkende wolken aan den horizon, meei.en .wij te mogen betwijfelen. jWen schijnt in Nederland nog algemeen te denken, dat wij deze crisis binnen afzienbaren tijd zullen te boven komen zonder ingrijpende maatregelen. l, t* (Slot volgt) A. G. MÖRZER BRUI N s imiimmiiiiiiiHiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii DE WAARHEIDSLIEFDE VAN HET DEPARTEMENT VAN OORLOG Het -antwoord van den Minister van Oorlog op de drie vragen yan het kamerlid Drion' betreffende bevoorrechting van een lillliiiMmiinniiiHiiiiiii iilliiiiiiiiiiiii nu mi iiniiiiiiiiiiii DE STAATSRECHTELIJKE GROEI VAN HET BRITSCHE RIJK adspirant-yaandrig, Jhr. X, te Utrecht, Wie/i, in strijd met de: bestaande bepalingen, sinds den eersten dag van Zijn eerste-oefeningstijd vergund werd thuis te overnachten, is . zeer gematigd- uitgedrukt onjuist en onbevredigend. Wij zijn de overtuiging toe gedaan, dat deze antwoorden niet door iemand als Minister van Dijk persoonlijk kunnen zijn geformuleerd, doch waarschijn lijk zijn gevloeid uit de pen van een der afdeelingschefs, alhoewel de Minister, zoo hij ze persoonlijk geteekend heeft, daarvoor verantwoordelijk blijft. Wij wenschen thans allereerst, met vermelding van de oorspron kelijke "beslissingen ter zake," het onjuiste der antwoorden aan te toonen. De Minister antwoordt letterlijk: ... .?de tegenwoordige Minister heeft onder dagteekening van 28 October j.l. bepaald, dat bedoelde kaderreservist, thans met groot verlof, bij zijn eerstvplgende opkomst onder de wapenen voor rste-oefening, gedurende 30 dagen in de kazerne zal overnachten, ten einde ook dat gedeelte der opleiding mede te maken, tenzij alsdan de militairgeneeskundige dienst dit voor hem bepaal delijk ongeraden acht". Wij laten nu woordelijk de ministerieele beschikking van 28 October 1921, lic. Afd. no. 129 volgen op het particulier request van den betrokken compagniescommandant, strekkende tot verzoek om te gelasten, den adspirant-vaandrig Jhr. X alsnog 30 dagen binnen de kazerne te doen overnachten. Tot dit particulier request let wel ! zag de betrokken compagniescommandant zich genoodzaakt, toen hoogerhand hem het recht betwistte ter zake langs den militair hiërarchieken weg met den Minister in cor respondentie te treden en deze bevoegdheid toekende aan den regimentscominandant, die zulks had nagelaten. II. Afd. No. 129. ,,De adspirant-vaandrig X zal bij zijne eerstvol gende opkomst onder de wapenen voor eerste-oefening, gedurende 30 dagen in de kazerne overnachten, ten einde te voldoen aan de bestaande ministerieele bepalingen, tenzij alsdan de militair-geneeskundige dienst zulks voor hem bepaaldelijk ongeraden acht. T. z. t. ter uitvoering van deze beslissing het vereischte te verrichten.' 's Gravenhage, 28 October 1921. De Minister voornoemd (get) VAN DIJK. Uit de vergelijking van de beschikking en het antwoord des Ministers blijkt, dat deze onderling verschillen. O.i. is teneinde ook dat gedeelte der opleiding mede te maken" een geheel andere beweegreden dan ten einde te voldoen aan de bestaande minis terieele bepalingen". Een verblijf gedurende n maand in de kazerne staat niet vermeld onder de opleidingseischen" voor adspirant-kaderleden. Wel bestaat (L.O. 1920 No. 91) de ministeri eele beschikking, dat aan militairen in eenige met name genoemde garnizoenen, .bij wijze van proef, na verblijf onder de wapenen van minstens een maand, bij goed gedrag en goede plichtsbetrachting, de gunst kan verleend worden, buiten de kazerne te over nachten. In zijn antwoord betoogt de Minister: Nadat was gebleken, dat, volgens ver klaring van den militair-geneeskundigen dienst te Utrecht voor het tegenwoordige geen bezwaar zou bestaan om bedoelden adspirant-vaandrig in de kazerne te doen overnachten, heeft...." Hoe is zulks gebleken? Niet ingevolge onderzoek op last van den Minister van Oorlog; niet ingevolge onderzoek op last van den Regiments- of Bataljons-commandant; doch op initiatief van den compagnies-commandant, die deze onbillijke vrindjes-bevoorrechting, mm 'cujis roczEioin AU 'VAN DER HOOP' MEUBELBEWARINQEN TRANSPORT MIJ. AMSTERDAM DittluitendV iti TELEF03M h.Tronprtnit 1195 ZUID steunend op geen enkelen medischen grond, in zijn compagnie niet duldde. Wat de clausule voor het tegenwoordige" betreft, citeeren wij hier woordelijk de beslis sing van den chef van het Militair Hospitaal te Utrecht; In antwoord op het hiervoor met rood aange haalde bericht ik u, dat de gezondheidstoestand van den betrokkene geen aanleiding geeft, om hem uit dien hoofde vrijstellingen te verleenen als bedoeld in de Ie alinea van art. 55 van het R. G. D. V. '20". (1) Utrecht, 30 Juli 1921. De Chet van het Militair Hospitaal (g*t.) DE JONG. Waar staat in deze beslissing de clausule voor het tegenwoordige"? Ten slotte zegt de Minister dat de bedoelde kaderreservist thans met groot verlof" is. Jammer, maar waar ! De betrokken compagnies-commandant bond de zaak aan 22 Juli, nadat de adspirant nog geen week onder de wapenen was. Hoogerhand zoowel het regiment als het D. v. O. wisten de zaak zoodanig op de lange baan te schuiven, dat, nadat het Kamerlid Drion twee maal daartoe had aangespoord, de beslissing 28 October werd genomen op een urgent verzoekschrift, 6 Augustus, gedateerd, nadat I October de betrokken adspirant-vaandrig met verlof was vertrokken.2). De Minister is hier niet qnwaarschijnlijk de dupe van een geraffineerde redactie uit de pen van een afdeelingschef, waardoor de Volksvertegenwoordiging onjuist wordt ingelicht. Thans het antwoord op de derde vraag. Het advies van den Compagnies-comman dant op een voorstel tot bevordering van bedoelden adspirant-vaandrig tot korporaal luidde woordelijk als volgt: ,,Als Lid van de Tweede Kamer der StatenQeneraal wist de vader van den adspirant-vaandrig jhr. N. bij den Minister van Oorlog te Bewerkstelli gen dat, zulks met het oog op zijn gezondheidstoe stand, dezen adspirant-vaandrig vergund werd, In afwijking van het daaromtrent bepaalde in punt lo. van L. O. 1920 No. 91, ooX reeds gedurende de eerste maand van zijn eerste oefening, buiten de kazerne te overnachten. Volgens de verklaring van dezen adspirant-vaandrte scheelde hem niets anders dan dat zijn gewicht niet evenredig was met zijn lengte. Na een zeer scherp geneeskundig onderzoek bleek,dat de gezondheidstoestand vanden adspirantvaandrig geen aanleiding gaf, o:n hem uit dien hoofde vrijstellingen te verUenen als bedoeld in de leaünea van art. 55 van het R. O. D. V. '20. Hier is dus sprake van kazernevrees, 't zij bij den adspirant zeltj 't zij bij diens vader. In het eerste geval is de adspi rant m.i ongeschikt voor een rang in het leger, daar, inzonderheid bij mobilisatie, de iegerorganisatie tot 1) Reg'. Geneesk. Dienst in Vredestijd. Art. 55 handelt over het verleenen van bij zondere vrijstellingen. DJ adspirant-vaandrig bewe?rds behept te zijn met de kwaal, dat zijn gewicht niet in evenredigheid was m:t zijn lengte ! 2) Thans heeft de kaderreservist w.-er uit stel om onder de wapenen te komen tot 1923 ! (Studiebelangen). Dj heeren dienen n.l. als 't hun belieft, doch niet op tijdstippen, welke 't meest in het belang zijn hvmner militaire opleiding. gemeenschappeliik verblijf binnen kazernes, kampe menten of kantonnementen noodzaakt; in 'ttweede geval toont de adspirant, als 20-jarig jongtnensch, . weinig flinkheid en zelfstandigheid, door te dulden, dat hij aldus op bijzondere wijze bevoorrecht wordt boven ranggenopten; en bestaan dezerzijds, uft hoofde ?an dit gebleken 'gemis aan flinkheid en zelfstandig heid, bezwaren,. hem voor te dragen tot .benoeming in eenigen rang in het leger. Daar hij z.elf nimmer het kazerneleven practisch medeleefde en doormaakte, kan hii als meerdere de toestanden, waarin, zijn laaer geplaatsten zich bevinden, niet voldoende oordeel kundig beoordeden." Uit dit advjes blijkt zonneklaar, (Jat dit niet uitsluitend steunde op het feit dat den adspirant-vaandrig was vergund ge worden buiten de kazerne te overnachten." Integendeel: dit advies steunde uitsluitend op de overweging: Vormt die adspirantvaandrig het juiste hout, waaruit in het legerstelsel-Van Dijk aanvoerders (verlofskader)worden gesneden?"Ondanks dit advies werd de adsp.-vaandrig denzelfden dag nog bevorderd tot korporaal ! Zulks is niet meer ongedaan te maken. Wat zien wij verder? Hier acht de kapitein belast met de instructie" den betrokkene (candidaat in de rechten !) geschikt omdat hij voldoende cijfertjes behaalt op een snertexamentje. voor korporaal. Deze kapitein weet zelfs niet, dat de adspirant tegen alle bepalingen in thuis overnacht!' De kapitein belast met de administratie" acht dienzelfden betrokkene ongeschikt, omdat in hem geen aanvoerder" schuilt, dus z.i. geen stap gedaan mag worden in de richting van bevordering tot Verlofsofficier. Een der onderofficieren-instructeurs noemde den betrokkene een sulletje"! Zie hier nu een prachtig voorbeeld van de groote be zwaren, verbonden aan het stelsel Pop van Dijk van twee kapiteins voor n oefeningseenheid: n voor de instructie en n voor de administratie ! Wat zien we nog meer? Dat de Minister in zijn antwoord zijn eigen le'gerstelsel ver loochent, daar hij zich kan vereenigen met de handelwijze van den regiments-commandant" . De Minister had diplomatiek gehan deld door zulks te denken, doch hij had het niet onnoodig ;?moeten uitspreken ! Hij keurt dus deze selectie voor benoeming tot verlofs-aanvoerder niet goed? En toch staat of valt zijn legerstelsel met deug delijke vorming en opleiding van den ver lofsofficier ! Hij erkent in zijn antwoord met de clausule ten einde ook dat gedeelte der opleiding mede te maken", dat de opleiding onvol doende was, mitsdien de adspirant nog niet geschikt" was voor aanvoerder. Toch kan hij zich vereenigen met de handelwijze van den regiments-commandant"?? Hier staat men voor een onbegrijpelijke inconse quentie ! Zeiden wij te veel, door het antwoord des Ministers onjuist en onbevredigend te noemen Mag de Volksvertegenwoordiging zich door zoo'n antwoord met een kluitje in 't riet laten sturen? In stede van waardeering te vinden worden de daden en woorden van den compagnies commandant, die zijn plicht deed, verkeerd uitgelegd en verdraaid. Een hoofdofficier kenmerkte den betrokken compagnies-commandant, zoon van een gep. generaal ! wegens diens afkeurens waardig verzet tegen deze onrechtvaardige vrindjesbevoorrechting door ex-Minister Pop als gedegenereerd" ja ! van sommige hoofd-officieren loope"n de horloges ook wel eens achter bij.... den polsslag des tijds ! De Volksvertegenwoordiging berechte deze zaak met een luchtje". Utrecht, 31 December 1921. W. O. D F. B A S Kapitein der Artillerie. REIZEN IN 1922 Derde klasse gaan we reizen, Tweede is voor ons gedaan; HopggedQpten en bepelsden Kunnen nu nog tweede gaan. Onze brave Kamerleden Zitten enkel eerste klas, Met een halven Rockefeller, Een valuta-gok-piejas. Voortaan zijn de houten derde .Altijd over, overvol, Dan begint 't gaatjes-zoeken ? En-het reizigers-gesol. Rustig loopen we te wachten Tot die derde zijn gevuld, Keurig reizen we dan tweede, Waar men ons gedwongen duldt. Om 't ons aangenaam te maken Nemen we in de coup Tegen stooten, horten, schokken Onze eigen kussens mee. Kwartjes-vinders gaan we kennen En we zien dat in den trein Heel wat eerste-klasse-lieden Gladde Klav'ren-Aasjes-zijn. . Tusschen metselaars en stokers Zit een heertjen met 'n boord, ? Dat toch vindt, dat zijn persoontje Bij die ruwe lui niet hoort. Aan-de chefs en de beambten Vraagt hij met een zoeten lach Of hij, om zich wel te voelen, ,, Dei de-Vrouwen" reizen mag. Iedereen heeft recht op reizen, Ook: al is hij schraal bij kas, Om dat mogelijk te maken Krijgen we ook vierde klas. J. H. S P E E N H O F F iiiiiiiiiiiiuiiiiiiimiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiuiiiiiiiiiiMlliiiHM UMIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIE AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAVENHAGÈ, TILBUR», LEEUWAEDEN, OISTERWUK, UDENHOUT, LOCHEM en BOBCULQ. Agentschappen in Indifi: BATAY1A, SOEBABATA, 8EMABANG, BANDOENG, MEDA5 M WELTEVREDEN. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM imiiiiiMiiii MIIIIIII in n iiiniiiiiMMiiiti IIIIIIIH iiiiiiiimiiimMMmmiiimiiitmiiiiuiiimiMi IIIM i IIIM iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii I Ierland wordt ? zoo moet men althans hopen een Vrijstaat, die zonder inmenging . van anderen zichzelf zal besturen en in het Rijk op gelijken voet zal komen te staan met de overige leden van het Gemeenebest der Britsche naties. Menigeen heeft zich wellicht bij het lezen van deze oplossing, thans aan het lersche vraagstuk gegeven, een oogenblik afgevraagd, hoe dat Rijk of Gemeenebest eigenlijk in elkaar zit, welke staatsrechtelijke organisatie het Imperium en .zijn onderdeelen feitelijk bezit. Door in korte trekken den his.torischen roman der werkelijkheid als ik het zoo eens mag uitdrukken te schetsen, waarin de ontwik kelingsgeschiedenis van Grooter Britannië te lezen valt en die men zou kunnen noemen: Van koloniale gebieden tot zelfstandige leden der Britsche Gemeenschap," hoop ik het antwoord op de vraag in kwestie te kunnen' geven. Om het constitutioneele recht vanEngeland en evenzoo, ja vooral, om dat van het Rijk der Britten te leeren kennen, moet men niet in de eerste plaats het geschreven, doch ? het ongeschreven recht nagaan. Het- zijn 'vooral de precedenten, de in de praktijk van het léven ontstaande conventions, die tot de vormingen de vervorming der Britsche staats instellingen leiden. Wil men het interessante staatsrecht, hetwelk den huldigen gang van zaken in het Empire beheerscht, kunnen bevatten, dan is men dus in hoofdzaak aange wezen op de historie, ook, ja in menig opzicht zelfs speciaal,' van den jongsten tijd. Als uitgangspunt moet hier dienst doen de afscheiding der Amerikaansche kolonies. Daar in toch was een geduchte waarschuwing voor de heeren in Londen gelegen, wat ze niet moesten doen, wilden ze de overzeesche ge westen voor Engeland behouden. Kolonisten aan de andere zijde van den Oceaan, als het ware van Engeland uit, de wet voorschrijven, is een onmogelijkheid. Daarvoor gevoelen dergelijke menschen zich uit den aard der 'zaak veel te onafhankelijk, daarvoor zijn er te groote verschillen tu'sschén wat het Engelsche belang en dat der bewoners van de kolonie eischt, daarvoor tenslotte ontbreekt het in het moederland te zeer aan het noodige inzicht omtrent datgene, wat in overeen stemming met de locale behoeften is. Zoo ziet men tegenwoordig in Downingstreet de zaken wel in, doch anderhalve eeuw geleden was men daar gp dit punt nog totaal verblind en begreep b.v. niet, dat, terwijl de kolonisten zelf eigen vertegenwoordigende lichamen in het leven hadden geroepen, het opleggen van belastingen geen zaak was, die buiten die colleges om, eventueel zelfs tegen hun wil in, door het Parlement van Westminster kon worden tot stand gebracht. Het gevolg van deze bedenkelijke politiek, van het niet willen erkennen, dat de kolo niale parlementen op hun gebied de gelijken en niet de ondergeschikten van het Engelsche Parlement waren, bleef niet uit. In 1776 roe pen de kolonies haar onafhankelijkheid uit, zeven jaar later moet Engeland die erkennen. De les was hard, doch blijkbaar nog niet hard genoeg. Immers, van een meer toegevende staatkunde tegenover het verdere koloniale bezit valt nog niets te bespeuren. Integendeel, degenen, die beweerden, dat het gebeurde in Amerika had aangetoond, dat men daar aan vankelijk de teugels al veel te veel los had gelaten, wisten gedaan te krijgen, dat men voortaan in Londen nog minder ver ging. En zoo is er dan in Engelschejkoloniesöf heelemaal geen' sprake meer van representatieve licha men in welk geval alles van Downingstreet uit gedirigeerd wordt - of er bestaan nog wel zulke colleges, maar die komen dan voort durend in botsing met het uitvoerend gezag. dat trouwens ook op wetgevend gebied medespreekt; bij welke botsingen het niet aan de vertegenwoordigende vergaderingen verant woordelijk zijnde uitvoerend bewind ten slotte door/.et wat het Colonial Office in het moederland dicteert. Er is een tweede ernstige waarschuwing noodig om eindelijk de wending tot stand te brengen, die als de eerste stap op den langen weg naar het ontstaan der Dominions in hun huidige positie te beschouwen is. Wan neer in de Canadeesche provincies, 1) waar wel vertegenwoordigende lichamen bestonden, doch de ministerieele verantwoordelijkheid ook al len oenen mak' ontbrak, een ernstige opstand is uitgebroken, stuurt de Engelsche regeering Lord Durham er op uit (1838) om eens poolshoogte te gaan nemen en verslag van zijn bevindingen uit te brengen. Wt'lnu, dit verslag, het beroemde urham-Rapport, hield een scherpe aanklacht in tegen het tot dien gehuldigde beginsel in het koloniale stelsel, hetwelk wilde,dat kolonies niets anders dan provincies waren, in alle opzichten af hankelijk van en onderworpen aan den Koning en het Parlement van Engeland. lt may fairly-be said that the natural state ofgovernment in all these Colonies is that of collision between the executive and the representative body. In all of t hem the administration of pu blic affairs is habitually confided to those who do not cooperate harmoniously with the popular branch of the legislature." Aldus teekende Durham de staatsrechtelijke ver houdingen, welke hij aantrof, en veroordeelde. Want daaraan was voor een groot deel de chaos en de onrust in de kolonies toe te schrij ven, waar ondanks het bestaan van vertegen woordigende lichamen, de bevolking haar verlangens toch niet kon doorzetten, aange zien het uitvoerend gezag in handen was van ?menschen, die niet met de wenschen der af gevaardigden, doch met die van de Engelsche Regeering rekening hielden. Aan het systeem der niet-verantwoordelijke executieve moest een einde komen; het behoorde plaats te maken voor een stelsel, waarin onderscheid gemaakt zou worden tusschen Rijksaangelegenheden, die onder de volledige controle yan het Engelsche Gouvernement moesten blijven, en plaatselijke aangelegenheden, zonder eenige reserve in den vervolge aan de wetgevende vergadering(en) in de kolonie ter behartiging op te dragen. Voor de laatst genoemde kategorie zou dan een uitvoerende macht, politiek verantwoordelijk tegenover de door de inwoners der kolonie gekozen afge vaardigden, als -besturend orgaan optreden, met het gevolg, dat op die manier de taak en het wezen van den Gouverneur tweeledig werd. Wat de zgn. interne zaken der kolonie betreft, had hij zich te gedragen als een consti tutioneel monarch, welke zich richt naar wat het parlement en het daarin steun vindende kabinet wenscht, doch zoodra het omonder werpen van Rijksbelang ging moest hij optre den als de man, die in dienst staat van de Regeering in Londen en aan haar verant woordelijk is. Wat Durham dus met kracht bepleitte, was het in het leven roepen van een beperkte zelfregeering der kolonies. In onze dagen kan men zulk een, slechts vooreen gedeelte van de zaken waarbij de kolonie betrokken is, verantwoor delijk bestuur, van niet zeer groote beteekenis achten, in de eerste helft van de negentiende eeuw schrok, op een kleine groep radicalen na, heel Engeland op van de revolutionaire neigingen door Lord Durham in zijn rapport aan den dag gelegd. Zeven jaar lang heeft het Ministerie van Koloniën te Londen zich tegen elke poging om de hier vermelde beginselen ook maareenigszins in praktijk te brengen met hand en tand verzet. Totdat, gelukkig voor Engeland, in 1846 eindelijk een man aan het hoofd van dit departement kwam te staan, die begreep, dat, wilde men een ramp als die van 1776 vermijden, de invoering van het zgn. Responsible Government in de kolonies drin gend noodzakelijk was. Aan Lord Grey als Staatssecretaris van Koloniën en Lord lgin als Gouverneur-Generaal is het te danken, dat tusschen 1847 en 1854 deze bestuursvorm in Canada vasten bodem verwierf en ook elders toepassing vond. Het spreekt intusschen vanzelf, dat met de aanvaarding van dit systeem terstond bij de uitwerking de vraag aan de orde kwam, wat tot de competentie van het Parlement in Westminster en wat tot die van de koloniale volksvertegenwoordiging zou behooren. Of schoon daar somwijlen wel op aangedrongen is, heeft men er zich steeds voor gewacht, die scheidingslijnen nauwkeurig te trekken en in wetsbepalingen te omschrijven. 2) Dienten gevolge kon zich, dank zij deze zoo geheel en al met het wezen van het Engelsche staats recht in overeenstemming zijnde soepelheid. veel gemakkelijker en op vee! gelukkiger wijze de staatsinrichting van het Britsche Rijk overeenkomstig de eisenen der praktijk ontwikkelen, dan het geval geweest zou zijn, indien alles militairement in wetsartikelen was vastgelegd. Wat Durham en andere vooruitstrevende tijdgenooten van hem ten dezen verkondigden, leek allesbehalve op de autonomie, die nu den Dominions eigen is, ja zelfs nog zeer weinig op de autonomie, die ze binnen dertig jaar na de publicatie van het Durham-rapport verwerven zouden. De beschikking over de publieke domeinen, de staatsregelingen der kolonies, haar handels politiek en ten slotte haar verhoudingen tot het buitenland, ziet daar een viertal punten te welker aanzien zij, volgens het oordeel van Durham, volkomen aan'het Kabinet in Downingstreet onderworpen waren. De opzet was dus niets anders dan het toe kennen van een vrij beperkt zelfbestuur, zij het ook, dat Disraeli hierin reeds aanleiding vond om in 1852 in een brief aan Lord Malmess bury te voorspellen these wretched coloniewill all be independent in a few years, and are a millstone around our necks." Deze profetie was wel in een ietwat overdreven woordenkeus gesteld en werd ook niet ten volle bewaarheid. Want daargelaten, dat die onafhankelijkheid 3), waaraan Dizzy na tuurlijk dacht, op het huidige oogenblik nog niet door de kolonies verworven is, en van een molensteen in dit verband heelemaal niet gesproken kan worden, moet er bovendien op gewezen worden, dat de or.afhankelijkheid, zooals de Dominions haar thans bezitten, niet in zulk een snel tempo bereikt werd als de verontwaardigde briefschrijver van 1852 aankondigde. Ten aanzien van de eerstge noemde drie punten, door Durham nog als essentieele Rijksaangelegcnheden beschouwd, ging de emancipatie der overzeesche gebieden intnsschen dit valt niet te ontkennen snel in haar werk. Kort na 1£50 liet Downing street de kolonies ten opzichte van punt n vrijelijk haar gang gaan, in 1865 kwam vast te staan, dat de koloniale parlementen het recht hadden de staatsregelingen te wijzi gen en in 185') was het Canada, dat de be voegdheid opeischte, sinds dien door Londen geëerbiedigd, (zoodat in minder dan twintig jaar na dien Canada en de meeste Australi sche kolonies zich de vrijheid veroorloofden beschermende slagboomen tegen het moeder land op te zetten) zelf in volkomen onafhan kelijkheid over zijn handelspolitiek te beslis sen 4). Zonder dat een en ander in geschreven rechtsregelen werd samengevat, had zich der halve nog voor 1870 de Constitutie van het Britsche Rijk aldus gewijzigd, dat, dank zij eenige staatsrechtelijke conventions de Domi nions, behalve ten opzichte van de verhou dingen tot het buitenland 5), in plaats van een beperkte, een zeer uitgebreide autonomie bezaten. Ziet daar de niet geringe vruchten van de toekenning van Responsible Govern ment, en vooral van de toekenning, niet gewrongen in een keurslijf van wettelijke voorschriften omtrent hetgeen wel en hetgeen niet aan de kolonies vrij zal staan, zonder bemoeiingen van het moederland te regelen. Weldra komt nu, als uitvloeisel van den parlementairen regeeringsvorm, door de Britsche gewesten genoten, het besef naar voren, dat zij als het ware zelfstandige naties zijn 6). En hand in hand met dit gevoel, dat er natuurlijk toe leidt steeds met meer zorg vuldigheid tegen inmenging van Londen te waken, neemt tegelijkertijd het verlangen toe nu ook rrjee te mogen praten over allerlei Rijksaangelcgenheden, over zaken, die het wel en wee van het heele Imperium raken. Geen subordinatie meer, doch coördinatie, dit is de richting, welke het, nadat de in voering van het Responsible Government daartoe de gelegenheid in het leven had geroep'en, thans uitgaat en die zich het eerst zeer duidelijk openbaart in de Koloniale Conferentie, die in 1887, het jubileumsjaar van Koningin Victoria, te Londen bijeenkomt. DR. E. VAN R' A A i. T E 1) In de overeenkomst tusschen Lloyd George c.s.en de afgevaardigden van Sinn Fein, te Londen geteekend, wordt vooral Canada als prototype voor de toekomstige lersche staatsregelingen de positie van Ierland binnen het Rijk op den voorgrond geplaatst. In deze en een volgende bijdrage zal blijken, dat inderdaad Canada als Dominion een zeer belangrijke historie achter den rug heeft en zich in menig opzicht nog van de andere Dominions onderscheidt. De voornaamste factoren, die daartoe meewerkten, zijn wel de ligging van Canada - n.l. buurstaat van de Vereenigde Staten en de aard der be volking, waarin de Britten steeds met het Fransche, dus uit den aard der zaak zich losser van Engeland voelende, element reke ning moesten houden. 2) Een markant voorbeeld, zooals er zich heel veel later,nl. in 1921, nog een zal voordoen van de voorkeur, die de Britten aan het onge schreven, soepele recht toekennen. 3) Velen hebben met hem ten on rechte onafhankelijke Dominions vereen zelvigd met zich geheel en al van het Britsche rijk losscheurendu Dominions. 4) Zie hierover uitvoeriger: The British Comtnon Wealth of Nations, door H. Duncan Hall. blz. 32?35. 5) Althans wat de internationale staat kunde betreft; in tarief- en immigratieaangelegenheden konden de Dominions hun eigen inzichten wel volgen. 6) Een symptoom daarvan mag men on getwijfeld zien in de vereeniging der Cana deesche provirjcies tot de Dominion van Ca nada in het jaar 1867; in het ontstaan van het Australische Gemeenebest, waartoe in 1883 de eerste stappen ondernomen werden.en dat in 1900 tot stand kwam; in de geboorte der Unie van Zuid-Afrika (1909).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl