De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 7 januari pagina 7

7 januari 1922 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

/\ 7 Jan. "22. No. 2324 DE AMSTERDAMMER; WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Illustratie ujt: Italië yan Dante tot Tasso" (Uitgave Thietne <& Cle., Zutphen) Boccaccio H. B. COTTERILL M. A., Italië van Dante tot Tasso (1300?1600), bewerkt door dr. P. A. VAN DER LAAN. Zutphen, W. J. Thjeme en Cie, 1921. De opzet van dit werk is zeer origineel. Evenals het eraan voorafgaande deel, Medieval Italy, bevat het een overzicht van Italië's politieke geschiedenis, litteratuur en plastiese kunsten gedurende het behandelde tijdvak, en deze stof is aldus gerangschikt, dat de verschillende steden van Italië telkens op de rij af worden behandeld. Een nadeel van deze inrichting is, zoals de schrijver zelf erkent, dat dezelfde feiten meer dan eens vermeld moeten worden; hij gaat daarin vaak verder dan noodzakelik is; de gevangenneming van Galeazzo Visconti, met zijn zoon en broeders, in de helsene kerkers" te Monza wordt zelfs driemaal medegedeeld. Soms bestaat er tegen strijdigheid tussen de wijze waarop hetzelfde feit wordt verhaald; het overbrengen van bloed van drie, daartoe gekochte, jongens om daardoor het leven van Innocentius VIII te rekken, wordt eerst een operatie," later een slachting" genoemd; Leonardo da Vinci ___jam, volgens de nootj)p p,,,274,.?m,ee| als ëèn Dekwaam speler pp de luit dan als schilder of ingenieur" naar het hof te Milaan, terwijl het op p. 490 heet: Sommigen zeggen, dat 'hij als een bekwaam musicus daarheen was gezpriden , maar er bestaat een brief van ' Leonardo zelf, waarin hij zich aanbeveelt als een bekwaam uitvinder van militaire en andere machines." Ook de scheiding tussen de historie en de kunst die, volgens het plan, scherp is, wordt, zonder dat men altijd ziet waarom, soms uitgewist; indien het al nodig was ? de chronologie van de Venetiaanse architectuur in nauw verband tot die van de politieke gebeurtenissen te brengen, toch . is het hinderlik eerst een zestigtal bladzijden verder de aanvulling 'dier beschouwingen te vinden. Maar deze bezwaren worden opgewogen door veel en gewichtige voordelen; misschien iimiiiiiiniiiiiimimiiii ook was; het moelik, op andere wijze het zo verdeelde Italië van deze eeuwen als n geheel te bespreken. In elk geval krijgt men, bij de lezing, juist omdat voor elk tijd vak de-steden vlak na elkander worden be handeld, een juist begrip van de afstotende en ook van de samenbrengende krachten die het politieke leven beheersten. .De telkens hernieuwde pogingen tot het verkrijgen van eenheid treden in treffend contrast.tot de zucht tot onafhankelikheid en de tegenstrij digheid der belangen van de verschillende delen. En zo is dit boek een yoortreffelik middel ter' oriëntering in de ingewikkelde ver houdingen van het Italië der XlVe, 'XVe en XV Ie eeuw. Het komt mij voor dat de staatkundige geschiedenis de schrijver het meest heeft geboeid, altans dat zijn aanleg hem vooral voor het beschrijven van deze geschikt maakt. Zijri letterkundige beschouwingen hebben iets nuchters en doen' niet altijd recht wedervaren aan de grote mannen die hij behandelt. Ik neem als voorbeeld Petrarca, over wie hij zegt: Men moet toegeven, dat er in het -eerste deel van de Canzoniere zeer veel schophs is, en soms ontmoet men een edele gedachte^ die op waardige wijze is weerge geven, maar er i's ook veel onnpozele overge voeligheid en menig belachelijk gedicht." Zondef twijfel moet men de schrijver prijzen^dat h'ïj geen geestdrift geveinsd heeft waar hij die niet gevoelde, maar wél -niag. men de vraag stellen of hij dan wel de aangewezen man was, om de lezer in te leiden in een ge dachte- en gevoelswereld die hem niet alleen vreemd was, maar waarin zijn rhatt f-offact natuur , hem blijkbaar belette zich voor een ogenblik in te denken. Werkelik hindetlik is zijn nietTbegrijpen van een kunste naar als Lorenzo dé' Medici. Ziehier wat wij hier over hem lezen: Zonder twijfel gaf Lo renzo, den stoot aan de Kaliaansche letter kunde, maar of deze in de juiste richting was, is twijfelachtig. Middelmatige dichters kunnen dikwijls bestaart en bloeien dtfor de gunst der mehschen en courant en. god en, maar de wel dadige invloed van dichterlijke middelma tigheid wordt daardoor zeer zeker niet be wezen. En dat middelmatigheid het hoogste is wat Lorenzo ooit bereikte, zal ieder toegeven, die nauwkeurig de Petrarchiaansch-Platonische sonnetten en canzoni heeft doorge lezen, en'z." Waarschijn lik heeft Lorenzo het bij de schrijver verkorven door zijn Beoni. ' Het letterkundig deel is dus meer te beHuize l. ZQMEIDIIK BI PHi!im(Hiilnit,lil.2aid4l90MliI9li Restaurant & la carte Lunch,Aflernoon-tea,DiDer8 ai Soupers Dagelijks Muziek door het Huls-orkest DRIEKONINGEN TN RUSLAND Teekening voor ,;de Amsterdammer" van Patrick Kroon lllllllllllllltllUm schouwen als een betrouwbare bibliografie dan als een esthetiese beoordeling van wer ken, en deze vooral op het noemen van juiste feiten gerichte methode kenschetst ook het geen over de schilder-, de beeldhouw-, en de bouwkunst wordt gezegd. Met grote erkentelikheid zal men, bij de uitnemende illu straties, de toelichtingen gebruiken, die met ruime hand worden geboden. De vertaling laat zich, niettegenstaande enkele drukfouten, aangenaam lezen. SALVERDA DE QRAVE F. WACHTER. Das Erbe der Cirksena Ein Stuck ostfriessischen Geschichte. und des Kampfes urn die Vorherientiaft in Norddeutschland. Aurch, A. H. F. Dunkmann, 1921 De kundige rijksarchivaris in Oost-Friesland heeft in dit boekje de geschiedenis van zijn land geschetst in staatsrechterlijken zin, sedert in 1744 het oude vorstengeslacht der Cirksensa's met Karel Edzard is uitgestor ven. Over wat hij terecht noemt de erfenis der Cirksena's is heel wat te doen geweest, ook nog voordatN<)ie erfenis nog openkwam. Afgezien van andeVen waren het voorname lijk Brandenburg-Pruisen en Hannover, die elkander Oost-Friesland betwistten; in zoo verre is dit conflict dus een episode in den strijd overde heerschappij over Noord-Duitschland, waarin Pruisen ten slotte overwon en Hannover onderging. Voor beide was het bezit van Oost-Friesland van het grootste belang. Pruisen kreeg daardoor de uitne mende haven van Emden en daardoor een uitweg naar de Noordzee en de verbinding met den wereldhandel. Voor Hannover was Oost-Friesland een zeer gewenschte en tevens zeer natuurlijke afronding van zijn grondge bied. De loop der dingen heeft gewild, dat beide achtereenvolgens Oost-Friesland hebben bezeten. Na den dood van Karel Edzard in 1744 bezette Frederik de Oroote het land; hij maakte gebruik van het recht van opvol ging, dat zijn grootvader reeds in 1694 van den keizer had weten te verkrijgen. Hoewel de koning van Engeland, Oeorge II, als keurvorst van Hannover ook rechten op Oost-Friesland kon doen gelden in 1691 was een erfverbroederingsverdrag tusschen beide staten gesloten heeft hij om redenen van internationale politiek die rechten niet laten gelden. Zoo kwam en bleef Pruisen in het bezit van den Eemsmond. Maar toch niet voor goed. Want Napoleon wierp ook hier alle oude verhoudingen omver. Bij den vrede van SMIT&Co., Tailleurs P.C.HOOFISÏnAAIGe.WscheStfiflen ?nu minimum Illustraties uit: Italië van Dante tot Tasso" (Uitgave Thieme & Cie., Zutphen) Tilsit in 1807 ontnam hij Pruisen zijn geheele gebied ten westen van de Elbe. Oost-Fries land ging voor Pruisen verloren en werd door den keizer aan het koninkrijk Holland ge schonken, waarbij het stellig niet kwalijk paste; Groningen en Oost-Friezen plegen elk ander wonderwel te verstaan. Het land bleef ook behooren tot ons land, toen de zeven Hollandsche departementen in 1810 bij Frankrijk werden ingelijfd. Stellig heeft men den toestand in Oost-Friesland evenals in Nederland als geheel voorloopig beschouwd. Toen Nederland in 1813 zijn zelfstandigheid herwon, heeft niemand er blijkbaar aan gedacht Oost-Friesland bij ons land te be houden; aller oogen en met name die van Willem I waren op België en de vergrooting van hét grondgebied naar het Zuiden gericht. Zoo kwam Oost-Friesland door de besluiten van het Weener congres in 1815aan Hannover, dat het land nog nooit had bezeten, maar er althans oude, verjaarde rechten op had. Pruisen werd tóch al sterk naar het Westen uitgezet, zoodat bij wijze van tegenwicht Hannover deze uitbreiding verwierf. Een halve eeuw is Oost-Friesland Hannoveraansch ge bleven en eigenlijk is het dat nog; want alleen als deel van het koninkrijk Hannover is het land in 1866 ten tweede male aan Pruisen gekomen. Deze staatswisselingen worden nauwkeurigdoordr. Wachter onderzocht en beschreven. Wij mogen hem dankbaar zijn voor zijn zorg vuldig onderzoek; want het gaat hier om een land, dat van ouds door allerlei betrekkingen van politieken en cultureelen aard met het noorden van ons land is verbonden geweest. H. BR u o M A N s Graftombe van Andrea Vendramin lliiiiiii iililiiiiiiiiiitll imiiiiiimiiiiiiiiiiiimiiiiiiimmmiiiiiiiiimmmiiiiiiimmiifiHiiiiiii Lucrezia Borgia 's Gravenhage llllllllllllllllllllllllIlIIMIIIIIIIIltllllllllllllHIIIMIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIililllllllllllllllll NIEUWE FRANSCHE BOEKEN MARCEL SCHWOB, Vies imaginaires. Parijs, Crès, 1921. Herdruk. Marcel Schwob heeft een eigen geschied schrijving bedacht. De geschiedenis, zegt hij, licht ons uitstekend in over de denkbeelden, de werken, de daden van groote mannen, zóvoortreffelijk zelfs, dat ze gemeengoed zijn geworden. Maar, daar heb ik niet genoeg aan. Ik wil ook nog kennen het merkwaardig stel samentreffende kleinigheden, die maken dat Herostratos en Petronius Herostratos en Petronius zijn geworden en geen anderen. Que tel homme.... ait eu coutume de manger a telle heure un blanc de poulet, qu'il ait préféréIe Malvoisie au Chateau-Margaux, voila qui est sans parallèle dans Ie monde." Ik moet dus het meest individueele, het unieke, de vreemdheden zoeken in zijn per soon. De wetenschap klasseert, de kunst deklasseert", zet apart. Dan schrijft hij zijn Vies Imaginaires," een twintigtal illustraties van wat hierboven uiteengezet werd over de volgende onder werpen, ieder met een ondertitel, welke dan den unieken trek aanduidt: Empédocle; Erostrate; Cratès; Septima; Lucrèce; Clodfa; Pétrone; Sufralr; Frate Dolcino; Cecco Angiolieri; Paolo Uccello; Nicolas Loyseleur; Katherine la Dentellière; Alain Ie Gentil; Gabriel Spenser; Pocahontas; Cyril Tourneur; William Fips ; Le Capitaine Kid; Walter Kennedy; Le Major Stede Bonnet; M. M. Burke et Hare. Het boekje omvat dus de heele geschiede nis, van de vroegste tijden tot op heden." En als wij dan zien, dat ieder onderdeel maar een tien, twaalf bladzijden inneemt, dan over denken we met verbazing de ontzaglijke hoeveelheid preciese kennis die hier verwerkt is, en waarvan de quintessens in deze origineele diepkervende portretten vór ons ligt. In1 enkele zinnen zet Schwob het karakteristieke van een tijdperk of een situatie voor ons: Clodius, toujours délicat et imberbe, couchait entre ses soeurs, qu 'on nommaitClodia toutes deux. Elles commencèrent a aller secrètement aux bains avec lui. Elles donnaient un quart d'as aux grands esclaves qui les massaient, puis se Ie faisaient rendre. Clodius tait traite comme ses soeurs, en leur présence. Tels furent leurs plaisirs avant Ie manage." (uit Clodia, matrone impudique.") Schwob's biografen spreken dan ook met ontzag over zijn groote geleerdheid. Paul Léautaud vertelt van hem: Rien dont il ne put parier, clairant tout d'un mot juste, saisissant, inoubliable. Toutes les littératures lui taient familières, depuis les plus reculées jusqu'aux plus récentes, et douéd'une mémoire extraordinaire, il tait de venu quelque chose comme une bibliothèque vivante. Il avait au plus haut degréIe génie de sa race, (hij was jood) ce don de tout pé-, nétrer, de tout analyser, de tout dissocier, pour Ie recomposer et l'affabuler son image. Il pouvait tablir la filiation spirituelle de tous les crivains et rarement il se trompait. Il avait démontétous les livres connus, les livres types, savait de quoi et comment ils sont faits, et il aurait pu les récrire a son tour, semblables jusqu'a l'illusion, peut-être même plus parfaits; certains. de ses contes en sont des preuves blouissantes." Nochtans zijn weinig geleerden zódoor drongen geweest van het feit, dat science sans conscien'ce n' est que ruine de rame." Al die kennis is dan ook volkomen gebruikt, verwerkt voor hooger doeleinden, n.l. voor de kunst. Zij is zoo veel mogelijk verstopt, bijkans weggemoffeld. Zij is hem middel tot dit nige doel: het leven te voelen kloppen, ook in de uithoeken vantijden ruimte.Koortsig doorzoekt hij alle bronnen, waar hij de hand op kan leggen, nooit faalt zijn belangstelling. Dan herschept hij zijn personen, mengsels van fantazie en tastbare kennis. Tout n'est que ?signes, et signes de signes," zegt hij. Als wij nu nagaan, wat bij Schwob het meest op den voorgrond treedt in zijn figuren, dan zien wij dat het is het uitzonderlijke, het argeloos-perverse, het huiveringwekkende, en als wij ook nog vernemen, dat hij op zijn elfde jaar Poe verslindt, dan rijst achter die fantastische menschen de figuur van Schwob voor ons op. En wij bedenken dan hoeveel zij lijkt op die van Baudelaire. Het is eigenlijk een Baudelaire in proza. Nu kan men deze felle belichting van uitzonderlijke avonturen ook in verband brengen met zijn opvatting over wat een kunstwerk moet zijn. Schwob zeide: met twee factoren: de uiterlijke om standigheden en het innerlijk leven, moeten wij rekening houden. Op die oogenblikken, waarin een crisis van de uiterlijke omstandig heden en een innerlijke crisis samenvallen kan men spreken van een avontuur". En het menschelijk leven, opgevat als een reeks van zulke avonturen moet het onderwerp der kunst zijn. Schwob kiest dus bij voorkeur dit paroxysme van hevig leven, als zijnde het eenig belangrijke voor hem, belicht het zoo fel mogelijk, en dan aanschouwen wij, ja, niet de zoetheden des levens, want in zijn onder bewustzijn waren blijkbaar de demonische beelden het sterkst gegrift. Het satanische, het dubbelzinnige, het tragische is wat hem bovenal aantrekt. Als wij nu bovendien weten dat hij, om deze trekken te vinden, behalve in zichzelf, in alle uithoeken van het geschiedenisveld wroet, dan begrijpen we ook, waar om Marcel Schwob niet een schrijver voor de groote massa zijn kan, aangezien genoemde massa, Schwob op zijn geestelijk terrein vol gend, zóaanzienlijk slinkt, dat men niet zoo zeer meer van een massa kan spreken. En zoo zijn wij dan genaderd tot de vraag of de onder werpen, die de schrijver behandelt, dan wel altijd vallen binnen den kring van het alge meen menschelijke? Neem "bijv. eens uit de Vies Imaginaires het stukje, getiteld: M.M. Burke et Hare. Het vertelt hoe twee moorde naars te werk gaan om, op secure wijze, hun slachtoffers te pakken te krijgen. Nu zijn er moordenaars en moordenaars. Als wij gedu rende reeksen van bladzijden over den moord van Raskolnikow lezen, dan zou ik zeggen, zonder den lezer het idee te willen opdringen als zoude deze moord algemeen menschelijk" zijn, dat wij met dezen Raskolnikow wel degelijk kunnen meevoelen. De moorden van de heeren Burke en Hare worden ons anders voorgesteld. Schwob laat ons, met het grootste cynisme, zonder het minste afgrijzen, twee vol maakte kunstenaars in hun vak zien, en dit is juist de kracht, te weten: de komische kracht van het verhaal. Het werk dat de heeren Burke en Hare leveren is in dat genre een kunstwerk en deze fictie is van het begin tot het eind strak volgehouden in het stuk. Sur une petite table, une bouteille de.whiskeyavec trois verres. De régie, M. Burke ne recevait qu'une personne a la fois, jamais la même. Sa fac.on tait d'inviter un passant inconnu a la nuit tombante. Il errait dans les rues pour examiner les visages qui lui donnaient de la curiosité. Quelquefois il choisissait au hasard. Il s'adressait a l'étranger avec toute ia poliMIIIIIIIII iiMiimiilMliimimiiliiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiimiiiimmiiii TIIPLE SEC. COMBIEI" Importópar SCHMITZ & Co..Utrecht Grand *Hotel Fünckler RESTAURANT HAARLEM Fensipn prix-modérés liimiiiiiiiiimiimmmiiiiiiimiimiiiiiimiimiiiiiimimiimmmmiiiii tesse qu'aurait pu y mettre Haroun-Al-Raschid. L'étranger gravissait les six tages du galetas de M. Hare. On lui cédait Ie canapé; on lui offrait du whiskey d'Ecosse a boire. M. Burke Ie questionnait sur les incidents les plus surprenants de son existence ; c'était un couteur insatiable que M. Burke. Le récit tait toujours interrompu par M. Hare, avant Ie point du jour. La forme d'interruption de M. Hare tait invariablement la même et tres impérative. Pour interrompre Ie récit, M. Hare avait coutume de passer derriére Ie canapéet d'appliquer ses deux mains sur la bouche du conteur. Au même moment M. Burke venait s'asseoir sur sa poitrine. Tous deux, en cette position, rêvaient, immobiles, a la fin de l'histoire qu'ils n'cntcndaient jamais". Wij zien dus, dat de onderwerpen van Schwob dikwijls zijn aan den rand van het uitzonde ringsgeval.Nu is dat, waar hetbetreft vage, my thologische of fantastische personen, niet een overwegend bezwaar op voorwaarde dat de schrijver nog werkelijk binnen den rand blijft, zoodat wij hem volgen kunnen. Maar daar, waar hij historische, of althans, voor ons, duidelijker omlijnde figuren aanvat, aan welke hij, naar zijn eigen verbeelding, een leven in blaast, kunnen wij een indruk van willekeur soms niet weghouden; men krijgt dan het gevoel of zijn figuur niet leeft", omdat hij haar zoo verschillend laat zijn van wat het ware leven van die figuur gemaakt had. En concurreeren met het zijnde leven is een hache lijke onderneming, dunkt mij, het geschapene heeft dan allicht iets van een bedenksel, in plaats van iets, dat natuurlijk gegroeid is. Wanneer wij het Satyricon van Petronius lezen, krijgen wij van den schrijvereen zódanigen indruk dat zijnidentificatie met den arbiter elegantiarum van Tacitus, hoezeer ook bestreden, ons geenszins onmogelijk voorkomt: hij moet zeker niet minder verf ijnd geweest zijn. En daar komt Schwob aan met een klein, leelijk man netje, dat erg scheel kijkt, en zijn eigen veel bewogen geschriften, bevattende o.a. veel vulgaire avonturen, op veelbewogen en vul gaire wijze gaat naleven". En zou dat nu de arbiter zijn? Beleef t gij niet iets als een desillusie bij zulk een voorstelling? Het is of ge Baude laire over den prijs van de doperwtjes hoort redeneeren. Marcel Schwob koos een juist uit gangspunt, het meest eigene, den unieken trek in een figuur belichten, maar zijn denk beeld faalt, wanneer hij zegt dat in onze groote mannen de merkwaardigheid zit in hun bij komstige bijzonderheden en niet in het werk. Juist daarin is het unieke, het uitzonderlijke van hen gekristalliseerd, al is het dan ook later gemeengoed geworden. Que tel homme.. ait eu coutume de manger a telle heure un blanc de poulet, qu'il ait préféréIe Malvoisie au Chateau-Margaux, voila qui est sans parallöle dans Ie monde", is wel waar, maar.... het is niet belangrijk, want die bijzonderheden zijn niet bij machte om ons de scheppingen van een geest als b.v. Descartes of Socrates te verklaren. Dit is echter een klein bezwaar. En misschien. is het wel een geestige paradox, geschikt om het onvoldoende van Taine's philosophie te illustreeren. Het verhindert niet dat dit boek is een belangrijke uiting van een diepen geest,. die met de kernachtigheid van een Tacitus tot ons spreekt en waaraan de dood de gelegenheid ontnam ons een groot samenvattend werk te geven, waarin hij zich, hoewel zér verborgen, zooals in al zijn boeken, volledig zou hebben uitgezegd. C. T I E L R O O Y?D E RUYTER. Ontvangen boeken. Van Crès: J.-K- HUYSMANS: Le Drageoir aux Epices, (zijn eerste boek; het doet ouderwetsch aan). R. L. HEENSON: Les Mcsaventures de John Nicholson. G. K. CHESTERTON: La Sphhz et La Croix (Traduit de l'anglais par Charles Grolleau). VOLTAIRE: Candide uu i optimisme, iliustr de trente-sixcompositions.dessinéeset gravées sur bois par Gérard Cochet (mooi, goed geïl lustreerd uitgaafje). ' Van La Renaissance du Livre: CANUDO: Reflets du Feu (boek over den oorlog). JULES BERTAUT: Une amitéromantique, Lettres inédites de George Sand et Roilinat. Editions du Fauconnier. 1O cent Sumatra 1O cent Sigaar

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl