De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 14 januari pagina 1

14 januari 1922 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zaterdag 14 Januari M ««8 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. KERN KAMP Redacteuren: H. BRUGMANS, FREDERIK VAN EEDEN, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF , | Prijs per jaargang f 10. - bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. | Redactie en Administratie : Keizersgracht 333, Amsterdam | Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten INHOUD: 1. Van Beresteyn-Marchant, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp. Tijdgenooten: Nieuwe Tijden, door Dr. W. G. G. Byvanck. Ontwapening, door Prof. Dr. H. Brugmans.?2. J. D.Santilhano, teekening van B. van Vlijmen. Aanpakken, door A. G. Mörzer Bruins. Internationale Samenwerking, door H. Dunlop. Krekel zang, door J. H. Speenhoff. 3. De Con ferentie te Washington en de Monroeleer, door C. Eitje. Spreekzaal, door Ds. KVos. Pro en Contra, door Dr. Fred. van Eeden. 5. Voor Vrouwen (red. Elis. M. Rogge): Bijkomstigheden, door A. Salomons. Intern. Geestverwantschap, door N. Mansfeldt-de Witt Huberts. Uit Kin dermond, door A. H. Elbée. Kleeding van de Maand, teekening van Nettie Heijligers. Kleine Wenken voor den Kantoordienst. Uit de Natuur: Winterkoning, door Jac. P. Thijsse. 7. De lach van Molière, door C. Tielrooy-de Gruyter. Dramatische Kroniek, door Top Naeff. Schilderkunst-Kroniek, door H. Vers, door Mr. F. Pauwels. 8, De Zwerver van Prodnetskoi, teekeningen van B. van Vlijmen. Financiën en Eco nomie: J. D. Santilhano. Vermindering gewensteht, door Paul Sabel. Boekbespre king, door Prof." Dr. J. Prinsen J.Lzn. 10. Uit het Kladschrift van Jantje. RuizeRijmen; Prijsvraag; Charivaria en Buitenl. humor, door Charivarius. Rijmkronyck, door Melis Stoke. II. Het conflict van Beresteyn-Marchant, teekening van Joh. Braakensiek. Onveiligheid, teekening van George vanRaemdonck.?Oplossing Puzzles. 't Schietgat, door Melis Stoke, met teekenin gen van Is. van Mens. Bijvoegsel: De Volkenbond en de Confe renties, teekening van Joh. Braakensiek. VAN j BERESTEYN-MARCHANT Tusschent.de heeren van BereSteyn en Marchant is het'eindelijk spaak geloopen. , . . . , ..-?..*, Eindelijk want het conflict dagteekent: nië,t, van heden of; gisteren. Uit de .eerste, mededeelingen over het bedanken van den heer'van B 'resteyn .als lid der vrijzinnig-democra tische. Kamerfractie kon de buiten wacht nog niet afleiden, dat de. ver standhouding tusschen hem en zijne medeleden' reeds geruimen tijd veel te wenschen had overgelaten. Immers, hij ze.ll noemde, in het schrijven waarbij hij zijn besluit aan het hoofdbestuur zijner partij mede deelde,"aïs reden 'voor'zijn heengaan: de wijze, waarop meer in het bijzonder in.de laatste weken" de heer Marchant tegen hem was opgetreden. De aan gehaalde woorden gaven wel te kennen, dat ook vroeger reeds het optreden" van den heer Marchant door den heer van Beresteyn niet in hooge mate was gewaardeerd, maar legden toch den nadruk op de allerjongste bisbilles. .En het onderschrift, dat de redactie van het off ideële orgaan van den Vrijz.Democr. Bond op het zooeven bedoelde schrijven aan het hoofdbestuur liet volgen, verklaarde uitdrukkelijk, dat het geschil van recenten datum was. De klachten van den heer van Bere steyn zoo kan men den inhoud van dat onderschrift samenvatten vinden alleen haar grond in de houding van iiiiiiiiiliiiiiuiiiimtiiii TJ/DGÈNGÖfÉN:< NIEUWE TIJDEN Maar Terwijl ik mijn best doe in achtereenvolgen de hoofdstukken mijn vriendelijke en mij veel te goed houdende lezers een voorstelling te . geven van het streven en van de gedachten die de hoofden vervullen der jongeren in Frankrijk, zoekend naar een nieuwe expressie vanhetleven,?schiet het me opeens te binnen dat de .wereld tusschen de bedrijven een nieuwe jaarperiode is ingetreden en dat waarlijk ik me wel verplicht mag gevoelen, op onze gees telijke wandeling te zamen, om met een enkel woord mijn nieuwjaarswensch uittespreken. Nieawe tijden ! daarmee is niet genoeg ge zegd, men moest er bijvoegen: ook nieuwe menschen \ Iemand vertelt van zijn tocht door België, hoe hij vlak in de buurt van het geteisterde Zeebrugge voor een cafézat waar do keur van een cosmopolitisch gezelschap, Belgen, En gelschen, Amerikanen, Russen bijeen was om te dansen. De helverlichte ramen toonden de vroolijk zich bewegende groepen. Daarbuiten met het gezicht gewend naar de somber gol vende zee bevonden zich de oudere gasten; een vader, zij n dochter vriendelijk toe knikkend die tot de dansende paren behoorde, maakte tegen zijn buurman met melancholisch ge laten stem de opmerking: Dat is de jeugd die danst op het wijsje dat het leven voorspeelt, de jeugd danst op den rand van den afgrond." Is dat de nieuwe tijd? den heer Marchant ten opzichte van de candidaatstelling voor de a.s Kamer verkiezingen. De eerste had gewild, dat de leider der partij een zoodanigen invloed zou uitoefenen op het referendum, dat de aftredende Kamerleden in volgorde van anciënniteit op de lijst zouden worden geplaatst; de heer Marchant was te goed democraat om zich daartoe te leenen en wilde de vaststelling van die volgorde aan de vrije beslissing" van de leden der partij overlaten. Toen nu de heer van Beresteyn de zekerheid kreeg, dat het referendum hem een lagere plaats op de lijst zou geven dan het geval zou zijn geweest, wanneer de anciënniteit had gegolden, en zulk een lage plaats, dat zijne kans om herkozen te worden geen oortje meer waard was,werd hij boosenliepweg. Met dit onderschrift werd Barbertje de strop omgedaan. Hij hing en het was zijn eigen schuld. Men moet erkennen, dat de heer van Beresteyn het den leiders der vrijzinnig democraten eenigszins gemakkelijk heeft gemaakt, om hem aldus ten toon te stellen. Het juiste oogenblik om heen te gaan heeft hij verzuimd. Dit was voor hem aangebroken, toen hij op den morgen van den 14den De cember van den heer Marchant de sommatie ontving om vór 11.15 aan de griffie der Kamer te telefoneeren, dat hij zich als spreker voor de algemeene beschouwingen over de Staatsbegrooting liet schrappen. Men heeft van dit schrijven in de dagbladen kennis kunnen nemen. Het is de heer Marchant op zijn allerbeminnelijkst. De honden zouden er geen brood van eten. Na de ontvangst van dit dwangbevel had de heer van Beresteyn die im mers wel kon weten, dat de vrijzinnigdemocratische Kamerfractie met haar voorzitter n lijn zou trekken voor het lidmaatschap van de club moeten bedanken. Men verbaast zich erover, dat een Kamerlid zich zulk een be handeling laat welgevallen. Hij heeft dan ook verklaard, het te betreuren, dat hij aan de sommatie gevolg heeft gegeven. Dit is inderdaad jammer. Ook hierom, omdat hij in het tegenovergestelde geval op een zuiver der motief met de fractie had kunnen breken. Indien hij, zoodra hij den hond-' schen brief van den heer Marchant thuis bezorgd kreeg, bericht had, dat hij met den schrijver daarvan niet langer in n Kamerfractie kon zitten, zou niemand hem van overgevoeligheid hebben beschuldigd. Nu hij eerst drie weken later tot dit inzicht kwam, heeft hij het aan zijne tegenstanders zijne voormalige Kamerclubgenooten ! mogelijk gemaakt, zijn heengaan uit den Vrijz. Democr. Bond alleen toe te schrijven aan gekwetste ijdelheid of aan teleurstelling over den voor hem ongunstigen uitslag van het referendum. Indien dit zoo ware, zou het niet de moeite waard zijn, een woord verder over het geval te schrijven. Maar het is niet zoo. Of indien er al een klein deel van waarheid in moge schuilen, de voornaamste reden van het conflict van Beresteyn?Marchant ligt. elders. En op een terrein, dat wél tot het gebied van de openbare zaak be hoort. Het is niet de eigen schuld van Bar bertje, dat hij hangt. Barbertje moest hangen. De heer van Beresteyn is in 1916 lid der Tweede Kamer geworden, voor het district Winschoten. Als zoodanig was hij de opvolger van Dr. D. Bos, die zelf nog den wensen te kennen heeft gegeven, dat van Bere steyn in zijne plaats zou worden ge kozen. Deze was toen nog slechts enkele jaren lid van den Vrijz.-Democr. Bond en had aan het partijleven weinig deel genomen. Niet langs den ordinairen weg: door het houden van propagan distische redevoeringen, door het zich op den voorgrond stellen in kiesvereeniging of partijvergadering, door het verrichten van hand- en spandiensten voor het partijbestuur, is van Beresteyn in de Kamer gekomen. Zijne candidaat stelling in het district Winschoten dankte hij aan de omstandigheid, dat hij zich in deze streek naam had ge maakt als burgemeester van Veendam en dat de vrijzinnig-democraten in Winschoten uit moesten komen met een eerste-rangs-candidaat, wilden zij dezen Kamerzetel behouden. In de Kamer, die tot 1918 zitting had, heeft van Beresteyn zich spoedig onder scheiden. Vooral bij de debatten over crisis-aangelegenheden en distributie kwesties. Reeds toen bleek het, dat hij niet gewillig meedraafde in het gareel van zijn partij. Zelfstandigheid van oordeel gaf hij niet gaarne prijs. Het zakelijk belang van de vraagstukken interesseerde hem meer dan de poli tieke kant ervan. Ook in dit opzicht nam hij een eigen plaats in zijne Kamerfractie in, dat hij, waar de gelegenheid zich opdeed, de belangen van de kunst en van de kun stenaars behartigde. Daardoor werd hij ook buiten de kringen van de vrij zinnig-democratie gewaardeerd. Dit kwam hem ten goede bij de ver kiezingen van 1.918. In strijd met de oorspronkelijke afspraak kreeg hij toen een slechte plaats op de lijst zijner partij, slechter bijv. dan de heer Oud, hoewel deze jonger Kamerlid was dan hij. Al leen door voorkeurstemmen zou hij her kozen kunnen worden. Zoo heel moeilijk was dit, volgens de bepalingen der toen geldende kieswet, niet. Maar van Beresteyn werd her kozen, omdat hij een groot aantal voor keurstemmen op zich vereenigde, onge veer de helft van den kiesdeelcr. Deze dankte hij voor een deel aan kiezers, die op hem gestemd hadden, omdat hij het in de Kamer voor de kunst en de kunstenaars opnam. Een groot aantal personen, die buiten het politieke leven stonden, hadden om die reden zijne candidatutir aanbevolen. De vrijzinnig-democratische Kamer fractie heeft het van Beresteyn nooit vergeven, dat hij door voorkeurstem men weder in de Kamer is gebracht. Onmiddellijk na de verkiezingen van 1918 zijn er harde woorden gevallen, met name tusschen den heer Marchant en hem; en van dat oogenblik af is de verhouding tusschen deze beide heeren steeds slechter geworden. Voor geen enkel Kamerlid is dit verborgen ge bleven. n ook naar buiten, bij som mige stemmingen in de Kamer, bleek het, dat de heer van Beresteyn zijn eigen weg ging, wanneer zijne meening verschilde van die zijner fractiegenooten. Hij stond dikwijls een weinig apart en werd door zijne Kamerclub hoe langer hoe meer apart gezet. Het was dan ook niet te verwachten, dat hij op de lijst voor de aanstaande verkiezingen een plaats zou krijgen, die hem eenige kans op de bestendiging van zijn Kamerlidmaatschap bood. De heer Marchant, de leider der par tij, wilde de volgorde der candidaten doen vaststellen langs den eenig democratischen weg": een referendum van de partij. Behalve dan voor zich zelf en voor de vrouw, die de vrijzinnig-democraten in de Kamer hopen te brengen. Volgens besluit van de partijvergadering zal de eerste plaats worden aangeboden aan den heer Marchant, de tweede aan een vrouw; wie dit zal zijn, beslist het refe rendum. Voor dit besluit betreffende de vervulling der twee hoogste plaatsen schijnt de eenig democratische" weg, dus niet noodig te zijn; het heeft de bekrachtiging van een referendum immers niet noodig. Over de volgorde, waarop de zittende Kamerleden op de lijst zullen worden gebracht is wel een referendum ge houden, en dit heeft den heer van Bere steyn de laatste plaats van hen toe gewezen. Wie echter weet, hoe het in een partij toegaat, zal zich geen illusie maken over de vrijheid dezer beslissing. De kopstu,kken der partij geven de leus uit, hoe de volgorde moet zijn; die leus wordt wel verder doorgegeven. Indien met name de heer Marchant gewenscht had, dat de heer van Beresteyn in de Kamer bleef, zou hij wel middelen heb-" ben gevonden dezen de goede plaats op de lijst te bezorgen, die thans ten deel is gevallen aan zijn getrouwen schild knaap, den heer Oud. Wat thans is gebeurd, is een straf, aan den heer van Beresteyn toegediend, in de eerste plaats voor zijn herkiezing in 1918 door voorkeurstemmen, en verder in het algemeen voor het feit, dat hij niet heeft willen dansen naar het pijpen van den heer Marchant. Het zou ons niet verwonderen, als de vrijzinnig-democratische partij bij de aanstaande verkiezingen geen zijde zal spinnen uit deze kwestie. Niet slechts, omdat zij de stemmen zal verliezen van wie vroeger op den heer van Beresteyn hebben gestemd om buiten de politiek gelegen redenen. Maar omdat het een partij niet ten goede kan komen, indien zij toont geen prijs erop te stellen een man van de qualiteiten vanden heer van Beresteyn in de Kamer te behouden. KERNRAMP ONTWAPENING iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiimimiii immuun IMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH iiiiiiiiiiiiiin iiiiiiiiiimiiiiiiiiimi Wij hebben vijf jaren in de loopgraven gelegen," zeide een voorbijgaande, nu ma ken wij pret." Het vijfde jaar van den oorlog en denkelijk ook al het vierde en derde is den menschen te zwaar gevallen. Nu langzamerhand de echte verhalen van het oorlogvoeren voor den dag komen, treft het me dat overal bij de krijgsopening het idee bestond van een korten oorlog, met een zekere exaltatic aanvaard: Wij gaan den oorlog dooden heette het. Ook bij het Russische millioenenleger, zooals wij thans bemerken uitde opteekeningen van kolonel Knox, den Engelschen attach bij den staf van grootvorst Nicolai, -?een van de belangrijkste oorlogsboeken, onlangs gepubliceerd - heerschte die stemming. Maar de oorlog wreef landen en menschen fijn tot stof. Het was zijn grinnikend antwoord op de uitbundigheid der stervelingen. Sir Philipp Oibbs, de krijgscorrespondent, begonnen met den oorlog op al zijn paden te volgen en thans bezig om de werkelijkheid en de domheid van de langdurige bloedbruiloft aan de kaak te stellen, heeft het verhaal in een van zijn laatste boeken, hoe hij, met kort verlof van zijn blad in Engeland, dadelijk bij zijn aankomst tot een onderhoud werd ge nood om een en ander over den toestand van het oorlogsterrein mee te doelen, en in haast zonder zich te verklceden naar de plaats van het rendez-vous gaand, daar een schitterend uitgedoste verzameling van krijgs- en staats hoofden bijeen vindt die over den voortgang der wapenfeiten hun gedachten wisselen. Al die mannen die officieel in hun uitingen,voor de publieke opinie bestemd, van niets anders spreken dan van krachtig voortzetten en van eindelijken zegepraal, zijn in hun hart, wanneer ze zich uiten onder gcnooten aan het gezamenlijk diner de grootste pessi misten, of zij toonen onder elkander de kleinzieligste jaloezie. Het was, meen ik, in de eerste tijden van den verscherpten duikbootoorlog, toen En geland werkelijk heeft gedacht dat het zou moeten gaan knielen, -- de duikbootenschrik zit er nadien nog in. Sommigen waren inder daad wanhopig. Haig, die menschenmassa's verbruikte, maar geen doorslaand succes wist te behalen, zat somber voor zich te kijken: het troepenmateriaal waarover Kngeland kon beschikken, zou misschien nog twee, drie jaren strekken, en dan. . . . ! Men vroeg de opinie van Sir William Robertson die na Kjtcher.er's dood het opperbevel, had gekregen en die veel kritiek op zijn beleid had moeten hooren zonder zich nog te hebben uitgelaten. Wol, mijn heeren," concludeerde hij hot gesprek, ,,ik zie dat gij allen het zeer zwart inziet ! Wat ik u heb te zeggen is, dat als wij wat buiten adem zijn, de vijand ook niet meer in beste conditie is. Do quaestie is wie het 't langst uithoudt." Het was voor (jibbs, die van de jongens in de loopgraven aan hot front kwam, een si nistere boodschap om over te brengen. Op straat gudste de regen, als hij van het diner terugging, do lantarens waren gedoofd. Maar wat was dat in vergelijking van den modder in Vlaanderen,waar de ambulances door heen moesten om de gewonden weg te dragen onder het barsten der stikgasbommen en het moor dende geweld der granaten? De oudere lieden genoten van hun maaien de jeugd, nameloos, vond haar graf. Hoover, de Amerikaan, opgaand in zijn werk van levensvoorziening voor Europa, spotte eens over de menschen die het tegen de oudere thuiszitters hadden: ge klaagt over de mannen die na den wapenstilstand hun po litiek bedrijf weder ter hand hebbe.i genomen, terwijl anderen zich in het vuur hebben ge waagd, maar ondortusschcn zijt ge bezig voor hen uw stem uit te brengen, e roept om nieuwe menschen, maar waar hebt ge hen.de nieuwen? Sir Philipp ibbsis de nieuwen gaan zoeken. Achtereenvolgens op zijn tocht, vooreerst door Engeland, bevindt hij dat pacifisten en utopisten en wat er meer voor -i s te n on -icken op den vruchtdragende!! grond der aarde wordt voortgebracht, hun frissche verf al lang hebben ingeboet. Het zijn nijdige sectengeworden, hij verlangt een levend warm geloof. Daartoe wil hij de jeugd in Oxford gaan ontdekken, het verstandelijk centrum van het Britsche Rijk. Hij heeft zich tot de daar studeerenden gewend en telkens aan verschillende groepen zijn vragen gesteld: waarover liepen hun ge sprekken? wilde hij weten, wat warenjhun uitzichten voor de toekomst? hun politieke idealen? hun voorliefden op philosofisch en moreel gebied? De antwoorden bevredigden hem in 't geheel niet, de jongelieden waren gebleven in 't oude spoor van sport en tennis, hadden hun oude debatings, hun oude vooroordeelen. een bezielende windvlaag uit Oxford ! In Amerika aan de Yale University was het nog erger. Spreekt ge nog wel over den oorlog? vroeg hij. Welken bedoelt gij, vroeg men hem terug, den afgeloopen oorlog of den komenden.? (Hot was in 't voorjaar van 1921). Ja, er was onder de jongere studenten een partij, jaloersch van de ervaring hunner oudere studiogenooten, zij zagen niet op tegen een nieuwen oorlog, ruwel voor Sir Philipp, die den oorlog van nabij heeft loeren kennen! De geheele vroegere samenleving, van welken kant men haar ook neemt, is zijn onder vinding, wordt beheerscht door een gevoel van strijd. Of het communisten, socialisten of conservatieven zijn, zij worden bijeenge houden en op hun tijd uiteengedreven door de gedachte aan strijd, inwendig en uitwendig, Het Kerstcongres van de S. D. A. P. heeft op zijn wijze de vredesklaroen doen klinken. Tweeërlei geluid werd vernomen, dat in de verte herinnert aan den engelenzang in de velden van Bethlehem. In de verte want de vergaderingen van de S. D. A. P. lijken gewoonlijk weinig op engelenkoren; ook is Mr. Troelstra veel te veel een handig politicus om voor de vergelijking met een engel in aan merking te komen. Maar niettemin: tweeërlei vredesgeluid was er; het loont de moeite er even naar te luisteren. Nu verschillende van haar oude eischen en leuzen in vervulling zijn gegaan, moet de S. D. A. P. wel naar andere zoeken. Zij vond de socialisatie, maar bevond tevens, dat deze leuze, hoe zuiver principieel ook, weinig ge schikt was om wat dr. Kuyper indertijd noem de, de kiezers graag te maken. Daarom werd een vaandel ontrold, dat allerminst rood is, maar dat nooit nalaat een zeer groote schare Nederlanders aan te trekken: de klaroen der ontwapening werd gestoken. Ontwapening daarvoor loopen dadelijk zeer veel idealisten in Nederland warm. Maar bovendien komt deze leuze volkomen overeen met de dierbaar ste wenschen van tal van Nederlanders. Voor den vrijgevochten doorsnede-Nederlander is het natuurlijk veel aangenamer niet te die nen dan den militairen rok te dragen; ook strekt zijn blik in den regel niet ver genoeg om zich in de wereld te orienteeren, waarin Neder land nu eenmaal ligt en zich wil of liever moet handhaven. De S. D. A. P. heeft dat van het begin af begrepen en het anti-militarisme uit Duitschland geïmporteerd, daarbij natuurlijk het verschil tusschen beide landen geheel ver getende. Wil men- het Duitsche. militarisme vergelijken met een grijpenden wolf, waartegen verzet plicht was, dan is het Nederlandsche militarisme toch niet meer dan een goedaardig schoothondje, waartegen de naar den wolf terecht gerichte wapenen noodeloos en soms zelfs belachelijk zijn. Intusschen is de leuze der ontwapening nu de officioele leer der S. D. A. P. en dat' zij velen zal aantrekken, is nauwelijks twijfel achtig. Men ziet dat aan de houding der andere linksche partijen in don laatsten tijd. De Vrij zinnig-Democraten, die een hopeloozen concurrentie-strijdmetde S.D.A.P. voeren, moeten in dezen wel meegaan, ook al bracht hun opvat ting van de landsverdediging hen niet reeds een eind ver.. Zelfs de Vrijheidsbond liet zich onlangs meesleepen en stemde tegen de legerwet van minister Van Dijk. Zoo kan de S. D. A. P. met de leuze der ontwapening haar zonder twijfel bedreigde positie waarschijnlijk wel handhaven. Dat is de eerste vredesklaroen, die te Arn hem werd gestoken. Immers de leuze der ont wapening werd niet aangeheven in naam van de kiezersvangst, maar in naam van den vrede, die immers naarde spreuk van den ouden wijze, do beste der dingen is. De andere vredesbazuin werd persoonlijk door den directeur zelf van het roode orkest, mr. Troelstra, bespeeld. Hij bood ' om een ander beeld te gebruiken don vredespalm aan aan de fractie, die sedert jaren aan de kiezers is voorgehouden als het sterkste en stevigste bolwerk der reactie, de Katholieke staatspartij. Mr. Troelstra werkt gaarne naar Duitsche modellen en zoo kon hij zich niet zonder voldoening beroepen op de groote Duitsche republiek, waar naar zijn wijze van zien Katholieken en Sociaal-demo craten broederlijk en eensgezind samenwerken tot heil van staat en volk. Dat de verhoudingen in Duitschland geheel andere zijn dan bij ons te lande, werd daarbij geheel over het hoofd gezien. Mocht Mr. Troelstra het nog niet hebben opgemerkt, dan zal de koele toon, waarmede de katholieke pers zijn vriendelijke uitnoodiging meer afwees dan] in beraad hield, hem wel overtuigen. En vooral zal hij hebben moeten bemerken, dat de leuze der ontwapening bij de mannen der politieke realiteit, die de Katholieken meerendeels zijn, volstrekt geen instemming vond. Begrijpelijk genoeg. Maar zeor weinig be grijpelijk is het, dat het congres te Arnhem niet bemerkte, dat de beide vredesklaroenen iillillllliiiiiltllllllliiliii minimin iimilllllillliiliiliiiiiiiiiiiniiii i minimi die hen de grootste domheden en onrechtvaar digheden doet begaan. Ook op geloofsgebied en in de verhoudingen van het zedelijk leven speelt de strijd de grootste rol. Het geloof aan de diensten elkander te bewijzen moest de plaats innemen van het oude levensbeginsel. Evenals men in de industrie het horizon tale stelsel lang heeft gekend en begonnen is het verticale stelsel in te voeren, dat een me nigte indutriën onder elkander groepeert om de geheel afgewerkte producten tot stand te brengen, terwijl het horizontale principe er zich op toelegt gelijksoortige industrie naast elkander te vestigen, zoo moet de basis van het gemeenschapsleven zeker wezen de massa, de quantiteit, maar dan telkens opgevoerd tot het hooge r en fijner bewerkte en bewerktuigde. Waar zijn de menschen daarvoor? Do oorlog heeft een ontzcnuwenden en ontbindenden invloed gehad, is Oibb's bevinding. Hij heeft het maatschappelijk leven gestoord en ontwricht t n zooveel verwarring gesticht, zoo veel bitterheid gewekt, zooveel verwach tingen teleurgesteld dat do wereld in de eerste jaren daarover nog niet heen zal komen. Maar in dit opzicht moeten wij een woord gedenken van Smuts, den Afrikaander op do laatste Imporial Conferentie te Londen. Het is noodig, zegt Smuts, onzen blik te verruimen, Europa is niet langer het middelpunt der beschaving . Zoo is hot heil van wat wij beschaving noemen ook niet langer alleen bij de beschaaf de klasse te zoeken. Op de jeugd der lagere klasse, die thans Ingzamerhand do twintig nadert, bouwt hij zijn verwachting, een jeugd die haar ervaring leert uit den weerslag dor ervaring van de jongeren die in den oorlog zijn geweest. Dat is do liuop van Europa, dat zijn. nieuwe menschon ! W. O. C. BYVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl