Historisch Archief 1877-1940
Zaterdag 14 Januari
M ««8
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. KERN KAMP
Redacteuren: H. BRUGMANS, FREDERIK VAN EEDEN, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF ,
| Prijs per jaargang f 10.
- bij vooruitbetaling.
Per No. f 0.25. |
Redactie en
Administratie :
Keizersgracht 333,
Amsterdam |
Advertentiën
f 0.75
per regel
plus 20 cent
dispositiekosten
INHOUD: 1. Van Beresteyn-Marchant,
door Prof. Dr. G. W. Kernkamp.
Tijdgenooten: Nieuwe Tijden, door Dr. W. G. G.
Byvanck. Ontwapening, door Prof. Dr.
H. Brugmans.?2. J. D.Santilhano, teekening
van B. van Vlijmen. Aanpakken, door
A. G. Mörzer Bruins. Internationale
Samenwerking, door H. Dunlop. Krekel
zang, door J. H. Speenhoff. 3. De Con
ferentie te Washington en de Monroeleer,
door C. Eitje. Spreekzaal, door Ds.
KVos. Pro en Contra, door Dr. Fred. van
Eeden. 5. Voor Vrouwen (red. Elis. M.
Rogge): Bijkomstigheden, door A.
Salomons. Intern. Geestverwantschap, door
N. Mansfeldt-de Witt Huberts. Uit Kin
dermond, door A. H. Elbée. Kleeding van
de Maand, teekening van Nettie Heijligers.
Kleine Wenken voor den Kantoordienst.
Uit de Natuur: Winterkoning, door Jac. P.
Thijsse. 7. De lach van Molière, door C.
Tielrooy-de Gruyter. Dramatische Kroniek,
door Top Naeff. Schilderkunst-Kroniek,
door H. Vers, door Mr. F. Pauwels.
8, De Zwerver van Prodnetskoi, teekeningen
van B. van Vlijmen. Financiën en Eco
nomie: J. D. Santilhano. Vermindering
gewensteht, door Paul Sabel. Boekbespre
king, door Prof." Dr. J. Prinsen J.Lzn.
10. Uit het Kladschrift van Jantje.
RuizeRijmen; Prijsvraag; Charivaria en Buitenl.
humor, door Charivarius. Rijmkronyck,
door Melis Stoke. II. Het conflict van
Beresteyn-Marchant, teekening van Joh.
Braakensiek. Onveiligheid, teekening van
George vanRaemdonck.?Oplossing Puzzles.
't Schietgat, door Melis Stoke, met teekenin
gen van Is. van Mens.
Bijvoegsel: De Volkenbond en de Confe
renties, teekening van Joh. Braakensiek.
VAN j BERESTEYN-MARCHANT
Tusschent.de heeren van BereSteyn en
Marchant is het'eindelijk spaak
geloopen. , . . . , ..-?..*,
Eindelijk want het conflict
dagteekent: nië,t, van heden of; gisteren.
Uit de .eerste, mededeelingen over
het bedanken van den heer'van B
'resteyn .als lid der vrijzinnig-democra
tische. Kamerfractie kon de buiten
wacht nog niet afleiden, dat de. ver
standhouding tusschen hem en zijne
medeleden' reeds geruimen tijd veel te
wenschen had overgelaten.
Immers, hij ze.ll noemde, in het
schrijven waarbij hij zijn besluit aan
het hoofdbestuur zijner partij mede
deelde,"aïs reden 'voor'zijn heengaan: de
wijze, waarop meer in het bijzonder
in.de laatste weken" de heer Marchant
tegen hem was opgetreden. De aan
gehaalde woorden gaven wel te kennen,
dat ook vroeger reeds het optreden"
van den heer Marchant door den heer
van Beresteyn niet in hooge mate was
gewaardeerd, maar legden toch den
nadruk op de allerjongste bisbilles.
.En het onderschrift, dat de redactie
van het off ideële orgaan van den
Vrijz.Democr. Bond op het zooeven bedoelde
schrijven aan het hoofdbestuur liet
volgen, verklaarde uitdrukkelijk, dat
het geschil van recenten datum was.
De klachten van den heer van Bere
steyn zoo kan men den inhoud van
dat onderschrift samenvatten vinden
alleen haar grond in de houding van
iiiiiiiiiliiiiiuiiiimtiiii
TJ/DGÈNGÖfÉN:<
NIEUWE TIJDEN
Maar
Terwijl ik mijn best doe in achtereenvolgen
de hoofdstukken mijn vriendelijke en mij veel
te goed houdende lezers een voorstelling te
. geven van het streven en van de gedachten
die de hoofden vervullen der jongeren in
Frankrijk, zoekend naar een nieuwe expressie
vanhetleven,?schiet het me opeens te binnen
dat de .wereld tusschen de bedrijven een nieuwe
jaarperiode is ingetreden en dat waarlijk ik
me wel verplicht mag gevoelen, op onze gees
telijke wandeling te zamen, om met een enkel
woord mijn nieuwjaarswensch uittespreken.
Nieawe tijden ! daarmee is niet genoeg ge
zegd, men moest er bijvoegen: ook nieuwe
menschen \
Iemand vertelt van zijn tocht door België,
hoe hij vlak in de buurt van het geteisterde
Zeebrugge voor een cafézat waar do keur van
een cosmopolitisch gezelschap, Belgen, En
gelschen, Amerikanen, Russen bijeen was om
te dansen. De helverlichte ramen toonden de
vroolijk zich bewegende groepen. Daarbuiten
met het gezicht gewend naar de somber gol
vende zee bevonden zich de oudere gasten;
een vader, zij n dochter vriendelijk toe knikkend
die tot de dansende paren behoorde, maakte
tegen zijn buurman met melancholisch ge
laten stem de opmerking: Dat is de jeugd die
danst op het wijsje dat het leven voorspeelt,
de jeugd danst op den rand van den afgrond."
Is dat de nieuwe tijd?
den heer Marchant ten opzichte van
de candidaatstelling voor de a.s Kamer
verkiezingen.
De eerste had gewild, dat de leider
der partij een zoodanigen invloed zou
uitoefenen op het referendum, dat de
aftredende Kamerleden in volgorde
van anciënniteit op de lijst zouden
worden geplaatst; de heer Marchant
was te goed democraat om zich daartoe
te leenen en wilde de vaststelling van
die volgorde aan de vrije beslissing"
van de leden der partij overlaten.
Toen nu de heer van Beresteyn de
zekerheid kreeg, dat het referendum
hem een lagere plaats op de lijst zou
geven dan het geval zou zijn geweest,
wanneer de anciënniteit had gegolden,
en zulk een lage plaats, dat zijne kans
om herkozen te worden geen oortje
meer waard was,werd hij boosenliepweg.
Met dit onderschrift werd Barbertje
de strop omgedaan. Hij hing en het
was zijn eigen schuld.
Men moet erkennen, dat de heer van
Beresteyn het den leiders der vrijzinnig
democraten eenigszins gemakkelijk
heeft gemaakt, om hem aldus ten toon
te stellen.
Het juiste oogenblik om heen te gaan
heeft hij verzuimd.
Dit was voor hem aangebroken, toen
hij op den morgen van den 14den De
cember van den heer Marchant de
sommatie ontving om vór 11.15 aan
de griffie der Kamer te telefoneeren,
dat hij zich als spreker voor de
algemeene beschouwingen over de
Staatsbegrooting liet schrappen.
Men heeft van dit schrijven in de
dagbladen kennis kunnen nemen. Het
is de heer Marchant op zijn
allerbeminnelijkst. De honden zouden er geen
brood van eten.
Na de ontvangst van dit dwangbevel
had de heer van Beresteyn die im
mers wel kon weten, dat de
vrijzinnigdemocratische Kamerfractie met haar
voorzitter n lijn zou trekken voor
het lidmaatschap van de club moeten
bedanken. Men verbaast zich erover,
dat een Kamerlid zich zulk een be
handeling laat welgevallen.
Hij heeft dan ook verklaard, het te
betreuren, dat hij aan de sommatie
gevolg heeft gegeven. Dit is inderdaad
jammer. Ook hierom, omdat hij in het
tegenovergestelde geval op een zuiver
der motief met de fractie had kunnen
breken. Indien hij, zoodra hij den hond-'
schen brief van den heer Marchant
thuis bezorgd kreeg, bericht had, dat
hij met den schrijver daarvan niet
langer in n Kamerfractie kon zitten,
zou niemand hem van overgevoeligheid
hebben beschuldigd. Nu hij eerst drie
weken later tot dit inzicht kwam, heeft
hij het aan zijne tegenstanders zijne
voormalige Kamerclubgenooten !
mogelijk gemaakt, zijn heengaan uit
den Vrijz. Democr. Bond alleen toe te
schrijven aan gekwetste ijdelheid of
aan teleurstelling over den voor hem
ongunstigen uitslag van het referendum.
Indien dit zoo ware, zou het niet de
moeite waard zijn, een woord verder
over het geval te schrijven.
Maar het is niet zoo. Of indien er al
een klein deel van waarheid in moge
schuilen, de voornaamste reden van het
conflict van Beresteyn?Marchant ligt.
elders. En op een terrein, dat wél tot
het gebied van de openbare zaak be
hoort.
Het is niet de eigen schuld van Bar
bertje, dat hij hangt.
Barbertje moest hangen.
De heer van Beresteyn is in 1916 lid
der Tweede Kamer geworden, voor het
district Winschoten.
Als zoodanig was hij de opvolger van
Dr. D. Bos, die zelf nog den wensen te
kennen heeft gegeven, dat van Bere
steyn in zijne plaats zou worden ge
kozen. Deze was toen nog slechts enkele
jaren lid van den Vrijz.-Democr. Bond
en had aan het partijleven weinig deel
genomen. Niet langs den ordinairen
weg: door het houden van propagan
distische redevoeringen, door het zich
op den voorgrond stellen in
kiesvereeniging of partijvergadering, door het
verrichten van hand- en spandiensten
voor het partijbestuur, is van Beresteyn
in de Kamer gekomen. Zijne candidaat
stelling in het district Winschoten
dankte hij aan de omstandigheid, dat
hij zich in deze streek naam had ge
maakt als burgemeester van Veendam
en dat de vrijzinnig-democraten in
Winschoten uit moesten komen met
een eerste-rangs-candidaat, wilden zij
dezen Kamerzetel behouden.
In de Kamer, die tot 1918 zitting had,
heeft van Beresteyn zich spoedig onder
scheiden. Vooral bij de debatten over
crisis-aangelegenheden en distributie
kwesties. Reeds toen bleek het, dat hij
niet gewillig meedraafde in het gareel
van zijn partij. Zelfstandigheid van
oordeel gaf hij niet gaarne prijs. Het
zakelijk belang van de vraagstukken
interesseerde hem meer dan de poli
tieke kant ervan.
Ook in dit opzicht nam hij een eigen
plaats in zijne Kamerfractie in, dat hij,
waar de gelegenheid zich opdeed, de
belangen van de kunst en van de kun
stenaars behartigde. Daardoor werd
hij ook buiten de kringen van de vrij
zinnig-democratie gewaardeerd.
Dit kwam hem ten goede bij de ver
kiezingen van 1.918. In strijd met de
oorspronkelijke afspraak kreeg hij toen
een slechte plaats op de lijst zijner partij,
slechter bijv. dan de heer Oud, hoewel
deze jonger Kamerlid was dan hij. Al
leen door voorkeurstemmen zou hij her
kozen kunnen worden.
Zoo heel moeilijk was dit, volgens de
bepalingen der toen geldende kieswet,
niet. Maar van Beresteyn werd her
kozen, omdat hij een groot aantal voor
keurstemmen op zich vereenigde, onge
veer de helft van den kiesdeelcr. Deze
dankte hij voor een deel aan kiezers,
die op hem gestemd hadden, omdat hij
het in de Kamer voor de kunst en de
kunstenaars opnam. Een groot aantal
personen, die buiten het politieke leven
stonden, hadden om die reden zijne
candidatutir aanbevolen.
De vrijzinnig-democratische Kamer
fractie heeft het van Beresteyn nooit
vergeven, dat hij door voorkeurstem
men weder in de Kamer is gebracht.
Onmiddellijk na de verkiezingen van
1918 zijn er harde woorden gevallen,
met name tusschen den heer Marchant
en hem; en van dat oogenblik af is de
verhouding tusschen deze beide heeren
steeds slechter geworden. Voor geen
enkel Kamerlid is dit verborgen ge
bleven. n ook naar buiten, bij som
mige stemmingen in de Kamer, bleek
het, dat de heer van Beresteyn zijn
eigen weg ging, wanneer zijne meening
verschilde van die zijner
fractiegenooten. Hij stond dikwijls een weinig apart
en werd door zijne Kamerclub hoe
langer hoe meer apart gezet.
Het was dan ook niet te verwachten,
dat hij op de lijst voor de aanstaande
verkiezingen een plaats zou krijgen, die
hem eenige kans op de bestendiging van
zijn Kamerlidmaatschap bood.
De heer Marchant, de leider der par
tij, wilde de volgorde der candidaten
doen vaststellen langs den eenig
democratischen weg": een referendum van
de partij.
Behalve dan voor zich zelf en voor de
vrouw, die de vrijzinnig-democraten in
de Kamer hopen te brengen. Volgens
besluit van de partijvergadering zal de
eerste plaats worden aangeboden aan
den heer Marchant, de tweede aan een
vrouw; wie dit zal zijn, beslist het refe
rendum. Voor dit besluit betreffende
de vervulling der twee hoogste plaatsen
schijnt de eenig democratische" weg,
dus niet noodig te zijn; het heeft
de bekrachtiging van een referendum
immers niet noodig.
Over de volgorde, waarop de zittende
Kamerleden op de lijst zullen worden
gebracht is wel een referendum ge
houden, en dit heeft den heer van Bere
steyn de laatste plaats van hen toe
gewezen. Wie echter weet, hoe het in
een partij toegaat, zal zich geen illusie
maken over de vrijheid dezer beslissing.
De kopstu,kken der partij geven de leus
uit, hoe de volgorde moet zijn; die leus
wordt wel verder doorgegeven. Indien
met name de heer Marchant gewenscht
had, dat de heer van Beresteyn in de
Kamer bleef, zou hij wel middelen heb-"
ben gevonden dezen de goede plaats op
de lijst te bezorgen, die thans ten deel
is gevallen aan zijn getrouwen schild
knaap, den heer Oud.
Wat thans is gebeurd, is een straf,
aan den heer van Beresteyn toegediend,
in de eerste plaats voor zijn herkiezing
in 1918 door voorkeurstemmen, en
verder in het algemeen voor het feit,
dat hij niet heeft willen dansen naar het
pijpen van den heer Marchant.
Het zou ons niet verwonderen, als de
vrijzinnig-democratische partij bij de
aanstaande verkiezingen geen zijde zal
spinnen uit deze kwestie.
Niet slechts, omdat zij de stemmen zal
verliezen van wie vroeger op den heer
van Beresteyn hebben gestemd om
buiten de politiek gelegen redenen.
Maar omdat het een partij niet ten
goede kan komen, indien zij toont geen
prijs erop te stellen een man van de
qualiteiten vanden heer van Beresteyn
in de Kamer te behouden.
KERNRAMP
ONTWAPENING
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiimimiii immuun IMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH iiiiiiiiiiiiiin
iiiiiiiiiimiiiiiiiiimi
Wij hebben vijf jaren in de loopgraven
gelegen," zeide een voorbijgaande, nu ma
ken wij pret."
Het vijfde jaar van den oorlog en denkelijk
ook al het vierde en derde is den menschen
te zwaar gevallen. Nu langzamerhand de echte
verhalen van het oorlogvoeren voor den dag
komen, treft het me dat overal bij de
krijgsopening het idee bestond van een korten
oorlog, met een zekere exaltatic aanvaard:
Wij gaan den oorlog dooden heette het.
Ook bij het Russische millioenenleger,
zooals wij thans bemerken uitde opteekeningen
van kolonel Knox, den Engelschen attach
bij den staf van grootvorst Nicolai, -?een
van de belangrijkste oorlogsboeken, onlangs
gepubliceerd - heerschte die stemming.
Maar de oorlog wreef landen en menschen fijn
tot stof. Het was zijn grinnikend antwoord op
de uitbundigheid der stervelingen.
Sir Philipp Oibbs, de krijgscorrespondent,
begonnen met den oorlog op al zijn paden te
volgen en thans bezig om de werkelijkheid en
de domheid van de langdurige bloedbruiloft
aan de kaak te stellen, heeft het verhaal in
een van zijn laatste boeken, hoe hij, met kort
verlof van zijn blad in Engeland, dadelijk
bij zijn aankomst tot een onderhoud werd ge
nood om een en ander over den toestand van
het oorlogsterrein mee te doelen, en in haast
zonder zich te verklceden naar de plaats van
het rendez-vous gaand, daar een schitterend
uitgedoste verzameling van krijgs- en staats
hoofden bijeen vindt die over den voortgang
der wapenfeiten hun gedachten wisselen. Al
die mannen die officieel in hun uitingen,voor
de publieke opinie bestemd, van niets anders
spreken dan van krachtig voortzetten en van
eindelijken zegepraal, zijn in hun hart,
wanneer ze zich uiten onder gcnooten
aan het gezamenlijk diner de grootste pessi
misten, of zij toonen onder elkander de
kleinzieligste jaloezie.
Het was, meen ik, in de eerste tijden van
den verscherpten duikbootoorlog, toen En
geland werkelijk heeft gedacht dat het zou
moeten gaan knielen, -- de duikbootenschrik
zit er nadien nog in. Sommigen waren inder
daad wanhopig. Haig, die menschenmassa's
verbruikte, maar geen doorslaand succes
wist te behalen, zat somber voor zich te kijken:
het troepenmateriaal waarover Kngeland kon
beschikken, zou misschien nog twee, drie jaren
strekken, en dan. . . . !
Men vroeg de opinie van Sir William
Robertson die na Kjtcher.er's dood het opperbevel,
had gekregen en die veel kritiek op zijn beleid
had moeten hooren zonder zich nog te hebben
uitgelaten. Wol, mijn heeren," concludeerde
hij hot gesprek, ,,ik zie dat gij allen het zeer
zwart inziet ! Wat ik u heb te zeggen is, dat
als wij wat buiten adem zijn, de vijand
ook niet meer in beste conditie is. Do quaestie
is wie het 't langst uithoudt."
Het was voor (jibbs, die van de jongens in
de loopgraven aan hot front kwam, een si
nistere boodschap om over te brengen. Op
straat gudste de regen, als hij van het diner
terugging, do lantarens waren gedoofd. Maar
wat was dat in vergelijking van den modder
in Vlaanderen,waar de ambulances door heen
moesten om de gewonden weg te dragen onder
het barsten der stikgasbommen en het moor
dende geweld der granaten? De oudere lieden
genoten van hun maaien de jeugd, nameloos,
vond haar graf.
Hoover, de Amerikaan, opgaand in zijn werk
van levensvoorziening voor Europa, spotte
eens over de menschen die het tegen de oudere
thuiszitters hadden: ge klaagt over de
mannen die na den wapenstilstand hun po
litiek bedrijf weder ter hand hebbe.i genomen,
terwijl anderen zich in het vuur hebben ge
waagd, maar ondortusschcn zijt ge bezig voor
hen uw stem uit te brengen, e roept om nieuwe
menschen, maar waar hebt ge hen.de nieuwen?
Sir Philipp ibbsis de nieuwen gaan zoeken.
Achtereenvolgens op zijn tocht, vooreerst
door Engeland, bevindt hij dat pacifisten
en utopisten en wat er meer voor -i s te n on
-icken op den vruchtdragende!! grond der
aarde wordt voortgebracht, hun frissche
verf al lang hebben ingeboet. Het zijn nijdige
sectengeworden, hij verlangt een levend warm
geloof.
Daartoe wil hij de jeugd in Oxford gaan
ontdekken, het verstandelijk centrum van
het Britsche Rijk.
Hij heeft zich tot de daar studeerenden
gewend en telkens aan verschillende groepen
zijn vragen gesteld: waarover liepen hun ge
sprekken? wilde hij weten, wat warenjhun
uitzichten voor de toekomst? hun politieke
idealen? hun voorliefden op philosofisch en
moreel gebied?
De antwoorden bevredigden hem in 't
geheel niet, de jongelieden waren gebleven in
't oude spoor van sport en tennis, hadden hun
oude debatings, hun oude vooroordeelen.
een bezielende windvlaag uit Oxford !
In Amerika aan de Yale University was
het nog erger. Spreekt ge nog wel over den
oorlog? vroeg hij. Welken bedoelt gij, vroeg
men hem terug, den afgeloopen oorlog of
den komenden.? (Hot was in 't voorjaar van
1921). Ja, er was onder de jongere studenten
een partij, jaloersch van de ervaring hunner
oudere studiogenooten, zij zagen niet op tegen
een nieuwen oorlog, ruwel voor Sir Philipp,
die den oorlog van nabij heeft loeren kennen!
De geheele vroegere samenleving, van
welken kant men haar ook neemt, is zijn onder
vinding, wordt beheerscht door een gevoel
van strijd. Of het communisten, socialisten
of conservatieven zijn, zij worden bijeenge
houden en op hun tijd uiteengedreven door
de gedachte aan strijd, inwendig en uitwendig,
Het Kerstcongres van de S. D. A. P. heeft
op zijn wijze de vredesklaroen doen klinken.
Tweeërlei geluid werd vernomen, dat in de
verte herinnert aan den engelenzang in de
velden van Bethlehem. In de verte want
de vergaderingen van de S. D. A. P. lijken
gewoonlijk weinig op engelenkoren; ook is
Mr. Troelstra veel te veel een handig politicus
om voor de vergelijking met een engel in aan
merking te komen. Maar niettemin: tweeërlei
vredesgeluid was er; het loont de moeite er
even naar te luisteren.
Nu verschillende van haar oude eischen en
leuzen in vervulling zijn gegaan, moet de
S. D. A. P. wel naar andere zoeken. Zij vond
de socialisatie, maar bevond tevens, dat deze
leuze, hoe zuiver principieel ook, weinig ge
schikt was om wat dr. Kuyper indertijd noem
de, de kiezers graag te maken. Daarom werd
een vaandel ontrold, dat allerminst rood is,
maar dat nooit nalaat een zeer groote schare
Nederlanders aan te trekken: de klaroen der
ontwapening werd gestoken. Ontwapening
daarvoor loopen dadelijk zeer veel idealisten
in Nederland warm. Maar bovendien komt
deze leuze volkomen overeen met de dierbaar
ste wenschen van tal van Nederlanders. Voor
den vrijgevochten doorsnede-Nederlander
is het natuurlijk veel aangenamer niet te die
nen dan den militairen rok te dragen; ook
strekt zijn blik in den regel niet ver genoeg om
zich in de wereld te orienteeren, waarin Neder
land nu eenmaal ligt en zich wil of liever moet
handhaven. De S. D. A. P. heeft dat van het
begin af begrepen en het anti-militarisme uit
Duitschland geïmporteerd, daarbij natuurlijk
het verschil tusschen beide landen geheel ver
getende. Wil men- het Duitsche. militarisme
vergelijken met een grijpenden wolf, waartegen
verzet plicht was, dan is het Nederlandsche
militarisme toch niet meer dan een goedaardig
schoothondje, waartegen de naar den wolf
terecht gerichte wapenen noodeloos en soms
zelfs belachelijk zijn.
Intusschen is de leuze der ontwapening nu
de officioele leer der S. D. A. P. en dat' zij
velen zal aantrekken, is nauwelijks twijfel
achtig. Men ziet dat aan de houding der andere
linksche partijen in don laatsten tijd. De Vrij
zinnig-Democraten, die een hopeloozen
concurrentie-strijdmetde S.D.A.P. voeren, moeten in
dezen wel meegaan, ook al bracht hun opvat
ting van de landsverdediging hen niet reeds
een eind ver.. Zelfs de Vrijheidsbond liet zich
onlangs meesleepen en stemde tegen de
legerwet van minister Van Dijk. Zoo kan de
S. D. A. P. met de leuze der ontwapening haar
zonder twijfel bedreigde positie waarschijnlijk
wel handhaven.
Dat is de eerste vredesklaroen, die te Arn
hem werd gestoken. Immers de leuze der ont
wapening werd niet aangeheven in naam van
de kiezersvangst, maar in naam van den vrede,
die immers naarde spreuk van den ouden wijze,
do beste der dingen is. De andere vredesbazuin
werd persoonlijk door den directeur zelf van
het roode orkest, mr. Troelstra, bespeeld. Hij
bood ' om een ander beeld te gebruiken
don vredespalm aan aan de fractie, die sedert
jaren aan de kiezers is voorgehouden als het
sterkste en stevigste bolwerk der reactie, de
Katholieke staatspartij. Mr. Troelstra werkt
gaarne naar Duitsche modellen en zoo kon
hij zich niet zonder voldoening beroepen op de
groote Duitsche republiek, waar naar zijn
wijze van zien Katholieken en Sociaal-demo
craten broederlijk en eensgezind samenwerken
tot heil van staat en volk. Dat de verhoudingen
in Duitschland geheel andere zijn dan bij ons
te lande, werd daarbij geheel over het hoofd
gezien. Mocht Mr. Troelstra het nog niet
hebben opgemerkt, dan zal de koele toon,
waarmede de katholieke pers zijn vriendelijke
uitnoodiging meer afwees dan] in beraad
hield, hem wel overtuigen. En vooral zal hij
hebben moeten bemerken, dat de leuze der
ontwapening bij de mannen der politieke
realiteit, die de Katholieken meerendeels
zijn, volstrekt geen instemming vond.
Begrijpelijk genoeg. Maar zeor weinig be
grijpelijk is het, dat het congres te Arnhem
niet bemerkte, dat de beide vredesklaroenen
iillillllliiiiiltllllllliiliii minimin iimilllllillliiliiliiiiiiiiiiiniiii i minimi
die hen de grootste domheden en onrechtvaar
digheden doet begaan. Ook op geloofsgebied
en in de verhoudingen van het zedelijk leven
speelt de strijd de grootste rol.
Het geloof aan de diensten elkander te
bewijzen moest de plaats innemen van het
oude levensbeginsel.
Evenals men in de industrie het horizon
tale stelsel lang heeft gekend en begonnen is
het verticale stelsel in te voeren, dat een me
nigte indutriën onder elkander groepeert
om de geheel afgewerkte producten tot stand
te brengen, terwijl het horizontale principe er
zich op toelegt gelijksoortige industrie naast
elkander te vestigen, zoo moet de basis van
het gemeenschapsleven zeker wezen de massa,
de quantiteit, maar dan telkens opgevoerd
tot het hooge r en fijner bewerkte en
bewerktuigde.
Waar zijn de menschen daarvoor?
Do oorlog heeft een ontzcnuwenden en
ontbindenden invloed gehad, is Oibb's bevinding.
Hij heeft het maatschappelijk leven gestoord
en ontwricht t n zooveel verwarring gesticht,
zoo veel bitterheid gewekt, zooveel verwach
tingen teleurgesteld dat do wereld in de eerste
jaren daarover nog niet heen zal komen. Maar
in dit opzicht moeten wij een woord gedenken
van Smuts, den Afrikaander op do laatste
Imporial Conferentie te Londen. Het is noodig,
zegt Smuts, onzen blik te verruimen, Europa
is niet langer het middelpunt der beschaving .
Zoo is hot heil van wat wij beschaving
noemen ook niet langer alleen bij de beschaaf
de klasse te zoeken. Op de jeugd der lagere
klasse, die thans Ingzamerhand do twintig
nadert, bouwt hij zijn verwachting, een jeugd
die haar ervaring leert uit den weerslag dor
ervaring van de jongeren die in den oorlog
zijn geweest. Dat is do liuop van Europa, dat
zijn. nieuwe menschon !
W. O. C. BYVANCK