Historisch Archief 1877-1940
14 Jan. '22. - No. 2325
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Jh
N.V. PAERE.S'
MeublIeerlng-MQ.
AMSTERDAI
COMPLETE
MEUBILEERNG
BETIMMERINIEN
Rokin128-Tel.451N.
SIGAREN d»6tót
ENZ.
LU:E- EN
VRACHTAUTO'S
B ENZ & Cie., flisteldijk 10, Amsterdam.
Een mooi en boeiend meisjesboek
Pas verschenen:
OUDSTE
DOOR
PÉTILLON
Met Danflteeüening en platen van NETTY HEILIGERS. IngenaaM I 90, geïonta f 3.75
De Maasbode" schrijft:
Een lief en gezellig verhaal met snoezige tafereeltjes, door NETTY
HEYLIGERS in teekening gebracht, over een bakvisch met een
eigen wil en veel goedigs erbij.
Twentsch Zondagsblad" :
Een meisjesboek dat zich goed lezen laat en een uitnemend
figuur zal maken op de St. Nicolaastafel.
UITGAVE VAN VAN KOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM
DE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
kost slechts f 10.?per jaar
Motor- on Zeiljachten
TE KOOP, in diverse groottenen prijzen.
Lijst van in commissie staande vaar
tuigen gratis en franco toegezonden.
BINGHAfl * LUGT
AFD. JACHT AGENTUUR
Slepersvest 1 Rotterdam
CHENARD&WALCKER
N A S H M. A. N.
Automobielen en Vrachtwagens
I.Ï. JülOBiflbiel Mij. JET CEÜTRÜM"
Parkstraat 91a - 's-Gravanhaga
Tel. Haag 3569
iiiiiiiimiimniiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiijiii in MI
goederen, die hij te verschen heeft, mee
te geven met een vreemdschip, als hij
daarmee enkele guldens kan Iparen, daarbij
over het hoofd ziende, d de indirecte
nadeelen voor zijn firma (b.'door een ver
hoogde belasting voor vkeloozenzorg),
oneindig veel grooter kunn< zijn dan het
bedrag der bespaarde guldens
Ook onze verschillende, ban roepen hebben
een net over de wereld gelej Zouden deze
banken er geen groot belangij hebben om
verbonden te zijn met a Hollandsche
ondernemingen?
Men ziet hier en daar ente voorbeelden
van samenwerking. Zoo isi.v. in
OostIndië nauwere samenwerkingevormd door
de oprichting van de ,,Cultr Hulpbank",
als noodmaatregel in dez economische
crisis, hoewel daar reeds nauwamenwerking
bestond tusschen landbouw \ bankwezen.
De eenige firma in ons landie het groote
belang van het.innig samengn van handel,
industrie, bankwezen, scheepart en land
bouw inziet en in praktij brengt is de
firma Wm. H. Muller &2o, terwijl de
firma H. Oyens 6- Zonen e Amsterdam
bezig is, een Maatschappij te rmen met het
doel om aandeelen van versillende Maat
schappijen op te koopen, temde een fonds
te scheppen, dat een goedeerdeeling van
risico oplevert.
Waarom nog niet een staperder gegaan,
waarom niet thans het idee d Firma Oyens
uitgebreid, waarom niet n g>f« organisatie
tot stand gebracht als trait-cnion tusschen
AÜTOBA1DEN
.
Time to Re-tfre
(Buy
Schitterende Kuliteiten
Lage Prijzen - Alowerkrijgliaar
VOOR NEDERAND
H.T.R1II. LBiiarflen
llimilllllMMIMHI
PRO EN COITRA
door Dr. FRED. VAEEDEN
Men kent de geschiedenivan den vader
en zijn zoon, die samen meiun eezeltje ter
steede zouden reizen. Eerstepen zij beiden
naast het lastdier, totdat i voorbijganger
hen bespotte en opmerkte,at de eezel be
stemd was om menschen dragen. Toen
kroopen zij beiden op den;zel, totdat een
tweede voorbijganger herbeschimpte als
dierenkwellers. Waarop deader afsteeg en
zijn zoon alleen liet rijdenptdat een derde
voorbijganger den zoon ttrafte, die zijn
ouden vader loopen liet vaarop zoon en
vader van plaats verwisden, totdat de
vierde voorbijganger den ^ier hoonde, die
zijn zwakken zoon de lanjreis te voet liet
maken. Eindelijk kwameide twee
goedwillige reizigers ertoe den ee: met vier poolen
aan een stok te binden en h op hun schou
ders ter steede te drage toen kreegen
zij geen adviezen meer.
Door deeze fabel, zullen,aar ik hoop, de
correspondenten die mij scheven naar aan
leiding van de geruchte omtrent mijn
Katholiek worden, gewaarsJwd zijn. Hunne
vriendelijke belangstellingen adviezen pro
en contra worden gewaanrd maar op
mijn handelingen en oovertnngin deeze zul
len zij weinig invloed uitomen; iets nieuws
brachten zij mij niet.
Nadat een onbescheiden ad, bij wijze van
proefballon, het half-juistberichtje in de
waereld zond omtrent mi toetreeding tot
de Kerk, kreeg ik veele brun van mij geheel
onbekenden om mij te hoen of te prijzen,
te waarschuwen of geluk tvenschen, beeter
in te lichten of goeden rd te geeven. Het
is mij natuurlijk niet mgelijk op al die
correspondentie in te gaa maar een
ooverzicht kan ik ervan geevein dat schijnt mij
wel interessant.
Een curieus verschijnses, dat er zooveel
de Nederlandsche en Nederlandsch-Indische
landbouw, handel, industrie, verkeer en
bankwezen, een groote Overzeetrust, een
holding Company, een Coöperatie, om ons
zelf, op eerlijke en open wijze, sterk te maken
in den zwaren concurrentie-strijd met het
buitenland? Laat men niet zeggen, dat wij
onzen goeden naam in het buitenland zouden
verliezen, als wij blijk geven, dat ons
nationaliteitsgevoel niet is gestorven; de buiten
lander toch zal zich ook dézaak van onze
werkeloozen niet aantrekken en-wij hoeven
niet bang te zijn ons aan koud water te
branden.
Er zijn natuurlijk veel moeilijkheden te
overwinnen bij het opzetten van een dergelijk
groot'plan, bij het vormen van den
onzichtbaren band, waarvan niet een van de minste
is de Hollandsche karaktereigenschap, dat
ieder graag Paus wil spelen in zijn eigen kleine
bedrijf.
Er is echter hooge nood.
Laten wij, nu het getij verloopt, de bakens
verzetten.
Doen we het niet, dan zal o.a. de Duitsch
Amerikaansche Combinatie ons vór zijn en
werken niet alleen op de beproefde Duitsche
manier, doch met Amerikaansche manieren,
van preferentieele tarieven, vrijdom van
rechten voor Amerikaansche schepen en
andere maatregelen waartegen wij ons niet
kunnen verweren.
Laat ons daarom alle organen, welke ter '
onzer beschikking staan, zonder kunstmid
delen zoo intensief mogelijk ontwikkelen,
wat allén kan door innige samenwerking
van deze orgdnen onderling.
Laat dan deze organisatie moedig en
zelf bewust en aanvallend den strijd aanbinden,
in plaats dat, zoo als nu, ieder enkeling
voor zich een verdedigend gevecht voert.
Er is geen Nederlander, hetzij man, vrouw
of kind, arbeider of kapitalist, werkloos of
niet, voor wien deze strijd geen levens
belang is. A. G. M R Z E R B R UI N S
iiiiiiiiiiiiiitimimiiiiiii
DE CONFERENTIE TE WAS
HINGTON EN DE
MONROELEER
in vloed op den gang der zaken in de Unie waren
daarvan wel een zeer overtuigend bewijs.
Er zullen zeker zeer weinig Europeanen zijn
die de juistheid dezer redeneering betwisten.
Aan den overkant van den Oceaan is dit echter
wel het geval, daar zijn de groote massa en veel
leidende staatslieden nog steeds doordrongen
van de volkomen geldigheid der theorieën, in
dertijd door Monroe verkondigd, en men kan
zonder eenige overdrijving zeggen, dat een
der ernstigste gevaren, die de tegenwoordige
conferentie te Washington bedreigen, ontstaat
uit het hardnekkig vasthouden aan dit staat
kundig dogma. Immers de zekerheid, dat
noch de senaat, noch de publieke opinie
eenige daad zouden goedkeuren, die d eUni
kan betrekken in niet-Amerikaansche aange
legenheden, dwingt mannen als Hughes en
Harding tot een ietwat benepen voorzichtig
heid, welke scherp afsteekt bij de breedheid
van hun opvattingen, die zoo nu en dan eens
doorschemert. Zoo is b.v. het eenigszins vage
maar royale plan van een association of
nations" voorloopig vervangen door een huise
lijker overeenkomst tusschen de drie
Zuidzeemogendheden met Frankrijk als
beleefdheidsinvitéen als tegenwicht voor de
BritschJapansche alliantie, die wel geacht wordt
door deze nieuwe regeling te zijn ontbonden,
maar die ook in het grootere verbond nog
wel doorwerken kan. Want zoo groot is de
sympathie tusschen Amerika en Japan niet
eensklaps geworden, dat een
belangen-tegenstellingen een botsing tusschen de beide rijken
ook in het nieuwe verbond ondenkbaar zouden
zijn. En in dit geval zou Japan zeker steun
zoeken en krijgen bij Engeland. Om dus een
eventueel isolement te voorkomen, heeft Ame
rika Frankrijk verzocht van de partij te zijn.
Maar zaldeze hulp niet betaald moeten worden,
zal Frankrijk daar geen andere belooning voor
vragen,dan alleen de eer om met de drie mach
tigen der aarde samen te mogen gaan? Is
Frankrijks houding inzake de vlootkwestie
niet reeds een on middellijk' gevolg van deze
versterking zijner positie 'e;i ziet men hier
.niet duidelijk welke meeilijkheden zelfs nog
kunnen ontstaan uit een zoo beperkte
overIIIIIIIIIIIIIIIMIIllllllllllIlllllllllllllllMltlllllll
Tijdens de onderhandelingen in den
Amerikaanschen senaat over het toetreden tot den
volkenbond, verscheen er in het Engelsche
tijdschrift History" een artikel over de
Monroeleer van den bekenden historicus A.
F. Pollard. 1) Hij beschreef daarin het ont
staan en de ontwikkeling dezer politieke leer
stelling en ging na in hoeverre zij ook heden ten
dage nog van beteekenis is. Professor Pol
lard kwam tot de slotsom, dat de Monroeleer
haar reden van bestaan had gehad zoolang de
wereld was verdeeld in twee volkomen afge
scheiden helften, in een Oostelijk en een Wes
telijk halfrond, eik met zijn eigen idealen en
regeeringsmethoden. De leer was echter on
mogelijk geworden sinds deze scheiding was
opgeheven door de geweldige uitbreiding van
het internationale verkeer; dit had de wereld
n gemaakt. De wereldoorlog en zijn diepe
1) The Monroe- doctrine. History". April
1919. Vol IV No. 13.
WHITE" l
Vrachtautomobielen
hebben DE wereld-reputatie. Vraagt
ons om adressen van
Whlte"bezitters. De verstrekte Inlichtingen geven
U direct aanleiding een White"
aan te schaffen.
Kostenberekening wordt gaarne vrij
blijvend verstrekt.
FirmaGebr.NEFKENS,
Amsterdam
JAC. OBRECHTSTRAAT 26
Tel Z. «507.
eenkomst als die te Washington is gesloten?
De Amerikaansche politiek moge nog zoo voor
zichtig zijn, steeds weer blijkt het hoe moeilijk
het is om de entanglements" te vermijden,
deze nachtmerries der Amerikaansche
Monroeleer-aanbidders.
Niet alleen dat deze politiek in onze dagen
onmogelijk en onredelijk is geworden, maar er
spreekt tevens uit dit uitspelen van Monroe's
beginselen in de huidige omstandigheden zulk
een ergerlijke verdraaing dezer leer, dat de
houding der Monroekampioenen eigenlijk niet
het minste recht heeft op onze sympathie.
In hun opvatting is de leuze Amerika
voor de Amerikanen" en de belofte van Monroe
om zich niet te mengen in de Europeesche
zaken, geworden tot het dogma van een grove
en kleinzielige nationale zelfzucht en dus tot
een karikatuur van het eerlijke idealisme, dat
James Monroe er toe bewoog zijn leer te for
muleeren. Het kan zeer goed mogelijk zijn,
dat de groote massa in de Unie even vreemd
staat tegenover de eigenlijke kern dezer leer
stellingen als de bevolking van Europa.
De korte leuze: Amerika voor de Ameri
kanen," waarmede men gewoonlijk deze
leer typeert, is door haar oppervlakkigheid
zeker niet geschikt om een juist begrip
van haar idecelen inhoud te geven. Het
nationale egoïsme, dat er schijnbaar uit
spreekt, heeft reeds menigeen van de wijs ge
bracht en hem belet door te dringen tot de
diepe edele kern. Immers toen Monroe aan
Europa beduidde, dat het Westelijk wereld
deel buiten de staatkundige berekeningen der
Europeesche staten wenschte te blijven, deed
hij dit alleen, omdat hij de Unie en ook
ZuidAmerika wilde redden voor de ellende der
reactie, die sinds het Weensche congres in
Europa hoogtij'vierde, daar de democratie en
de politieke vrijheid dreigde te vernietigen en
ook poogde in de Vereenigde Staten en in
Zuid-Amerika, waar men zich juist van een
vreemde overheersching had losgemaakt,
deze beginselen aan te tasten. In de boodschap
toen door President Monroe de wereld inge
zonden, riep hij Europa een halt toe, trad hij
op als kampioen van de politieke vrijheid en
de democratie.
Tevergeefs zocht men hier naar het angst
vallig zich onttrekken aan verplichtingen, dat
voor de tegenwoordige aanhangers der Monroe
leer zoo kenmerkend is. In 1823 had de
Unie zeker den oorlog aanvaard, dien men na
deze uitdaging van Europa had kunnen ver
wachten; het ging hier om groote principes,
waarvoor men zich opofferingen wilde ge
troosten. Het feit, dat de oorlog is uitgebleven,
maakt de houding der Amerikanen niet minder
verdienstelijk.
Deze, de ware beteekenis der Monroeleer doet
ons eerst goed beseffen hoe verkeerd en
mufconversatief haar tegenwoordige interpretatie
is. Wil men inderdaad een volgeling van Mon
roe heeten, dan moet men zich juist los weten
te maken van ieder nationaal egoïsme, dan
moet men de gevaren en de verplichtingen
op zich durven nemen, welke het hooghouden
van idealen met zich brengt. Leefde Monroe
in 1920, ongetwijfeld zou hij dan staan aan de
zijde der Hardings en Hughes, aan den kant
van allen, die voelen, dat de redding van
een geheel werelddeel schoon en edel genoeg is
om zich in het doolhof der Europeesche moei
lijkheden te wagen.
C A R o L i N A EITJE
Het antwoord van den heer Tal
De heer Tal tracht zijn positie te redden
met een verhaaltje over een onderwijzer, een
mijnheer en een jongen, dat heel aardig is om
te eindigen met bemoei je niet meer met zaken
waarvan je niets afweet". De heer Tal weet
heel goed, dat elk doopsgezind predikant zijn
Hebreeuwsche examens heeft afgelegd en er
dus wél wat van afweet, in ieder geval vol
doende om de waarde of onwaarde van zijn
betoog te kunnen beoordeelen. Hij verwijst
mij naar de Bibliotheca Rosenthaliana, die ver
moedelijk mij langer bekend is dan den heer
Tal. Zij heeft mij diensten bewezen, toen ik
mijn seminarie-proefschrift over een
Hebreeuwsch onderwerp bewerkte en toen ik
ervaren heb, dat een leerling van Matthes
mst behulp van de woordenboeken van Levy
wel in staat is om het Talmud-Hebreeuwsch te
verstaan.
Nu betoogt de heer Tal in de middenmoot
van zijn antwoord, dat het niet ging om de
beschuldiging van plagiaat, maar van leugen.
Echter verzwijgt hij, dat hij met groote citaten,
dat plagiaat heeft trachten te bewijzen, en
dat hij wel heeft uitgeroepen, dat Bolland een
leugenaar is, maar inderdaad geen andere
poging heeft gedaan om die beschuldiging te
bewijzen, dan de (ook hier herhaalde) bewering
dat mannen als Delitzsch, Nöldeke, Strack in
een gerechtelijk onderzoek al die leugens"
als zoodanig hebben gebrandmerkt. Inderdaad
behoeft de heer Tal mij niet (zooals hij doet)
te verwijzen naar de literatuur van het proces
Rohling?Bloch. Dat proces heb ik indertijd
gevolgd en heb zelfs een paar der toenmaals
verschenen brochures in mijn bezit. Ook bezit
ik bijv. Strack's studie over de
bloedbeschuldiging. En nu antwoord ik dit: wat bij dat
proces voorgevallen is, heeft niets met deze
onderhavige kwestie te maken. Bolland heeft
uit het Oude Testament en uit Talmudische
geschriften eenige zeer bedenkelijke citaten
aangevoerd. Het is onvoldoende te roepen, dat
dit leugens zijn, zonder dat de heer Tal dat
bewijst door den juisten Hebreeuwschen tekst
te vermelden en aan te toonen wat in Bollands
vertaling foutief is en waarom. Dit zou af
doende zijn geweest. De heer Tal heeft dit
niet gedaan en terwijl hij van leugenaar"
sprak, slechts getracht een andere uitlegging
te geven. Aan n voorbeeld heb -ik aange
toond, dat die andere uitlegging even be
denkelijk uit moreel oogpunt is als Bollands
beschuldiging. K. Vos
JUIST UW SMAAK!
MC. INLOS"
Havana 12 cents Sigaar
Fabrikaat FLEVO" Utrecht
lllllllllllKllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllll
iiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii *inini
mi uu IIIM mm ii
anoniemen bij zijn en dat al die anoniemen
staan aan de contra zijde. Wat beteekent dat?
Is het angst, dat ik hun naam oopenbaar zal
maken? Wat voor plezier zou ik daarin kunnen
hebben? En wat voor oovertuigingskracht
zit er in de onderteekening met twee kruisjes,
of namens velen", of anonymus? Hoe kunnen
menschen zoo onnoozel zijn om daarvan succes
te verwachten? Aan de contrazijde staan ook
eenige wartaalschrijvers, half waanzinnigen
of querulanten, zooals ieder publicist ze kent.
Dan zijn er een paar renegaat-priesters, wier
brieven droevig en niet zonder bitterheid zijn.
Ik geloof, dat de meesten, ondanks goeden wil,
ooverwonnen zijn door hartstocht. Dat zij
hun hooge roeping opgaven, hun gelofte
schonden is eigenlijk niet zoo erg als dat zij
de gelofte aflegden zonder sterke en diepe
oovertuiging en zonder voldoende
zelfbeheersching. Nu ergert het hun als leeken tot
het geloof worden getrokken, dat zij, de
gewijden, roekeloos verwierpen.
De eenvoudigste, prettigste brieven zijn
natuurlijk wel de hartelijke gelukwenschen
door persoenen, die al veele jaren het voor
recht genooten lid van de katholieke kerk
te zijn, hetzij gebooren en opgevoed in dat
geloof, of wel en dat zijn de mooisten
er toe oovergegaan op volwassen leeftijd.
De eenige min of meer komieke figuur was
een protestant, die bij zijn gelukwensch de
attentie verzocht voor zijn mooie
bijbeluitgave. Mooi en niet duur. Werkelijk een
koopje".
Er zijn bij de pro's ook orthodoxe hervorm
den, die zich oprecht verheugen, ondanks
ons geloofsverschil, dat ik door deeze toetree
ding tot de Roomsch Katholieke Kerk zoo
krachtig uiting heb gegeevcn aan mijn reli
gieuze gezindheid.
Contra's zijn er natuurlijk veel meer en de
lectuur is minder verkwikkelijk. Een vinnige
dominee zegt omtrent mijn besluit:
Het is niet een daad van uw geweten,
niet een ik kan niet anders". Het is een toe
geven aan uw tijdelijk mysticisme, mv wekelijk
sentiment, uw wazige dweeperige
artistiekerigheid."
Maar deeze zelfde vriendelijke psycholoog,
die zoo goed de roerselen mijns harten meent
te kennen, zegt verder:
liet eenige wat u noodig hebt is een
volkoomen oovergave aan God."
Nu, dat zegt men aan mijn kant ook. Zou ik
dominee daar misschien nog eens ontmoeten?
Ik zal mijn leezers niet lang beezig houden
met hetgeen mij door de ongenoemden is
geschreeven. Een vindt mij weegens mijn gees
telijke afdwalingen reeds lang een verlooren
man; een ander zegt geërgerd te zijn door wat
hij noemt de poppenkasterij, de grootste
reclame- bedriegerij, puure ijdelheid, enz.
Het komt mij voor, dat dit verwijt van
ijdelheid en lust tot reclame, dat mij juist
door de onhebbelijksten het sterkst wordt
aangcwreeven, vooral toont, dat de ongenoem
de schrijver zelf aan die driften onderheevig is.
Als hij, zooals ik, elke oopenbare behan
deling van deeze intieme zaken uiterst pijn
lijk vond, dan zou hij de neiging daartoe niet
in een ander veronderstellen. De gedachte,
dat ik er plezier in zou hebben, veel genoemd
te worden en gerucht te maken, kan alleen
opkoomen bij iemand, die dat plezier be
grijpt en aan die neiging lijdt.
Nu zal ik uit de Contra"-schrijvers een
keus doen en den brief beantwoorden van
een mij geheel onbekende wiens opmerkingen
mij zooveel genoegen deeden, dat ik den schrij
ver voor mezelve reeken tot Pro", hoewel
hij zich zeer bescheiden toont in zijn oordeel.
Ik zal hem met een nummer aanduiden,
als No. 30, en de opmerkingen, die hij maakt,
waar ik er kans toe zie, duidelijk trachten
te beantwoorden. Daardoor worden ook
veelen van de andere contra-gezinden tegelijk
beantwoord.
Ik laat nu het woord aan No. 30.
De Kerstdagen las ik uw ,,Roode Lampje",
beide deelen; ik heb u nu veel beter begrepen en
moet u zeggen, dat dit weiicrne zeer getroffen lieeft
door zijn eenvoudige en oprechte uitingen. Ik heb
den laatsten tijd weinig boeken gelezen, die mij
dagen lang reeds in zulk een gelukkige en rus
tige stemming brachten als dit werkje en daardoor
ook in zulk een gelukkige Kerststemming. Bij
de leezing was het me, of ik een doodgewaand
lichaam levend zag, met een diep gevoel van de
schoonheid en alomvattende, krachtdadige goed
heid eener Ecclesia Sancta. Een heerlijke droom
die ik zelf wel luid, wanneer ik, eenzaam
mensch, wonende in Keulen, het Duitsche Rome
genoemd, soms een der Katholieke kerken betrad,
waar het zoo rustig en stil was en de Gods
lamp als een heer/ijk symbool stil sprak tot
mijn wezen. Dan dacht'ik vaak, wat zou het
heef lijk zijn wanneer dat kon zijn: een
werke'lijke alomvattende Katholieke kerk."
Laat mij hiertusschen voegen, dat ik van
mijn boekje geen schooner succes kon ver
wachten dan hetgeen hier bereikt is. Het
is geen ijdelheid, dat mij hier doet spreeken
maar innige dankbaarheid, dat ik zulke
zeegenrijke gedachten heb kunnen opwekken.
En nu rees weer veel sterker bij het
licht van uw Lampje de vraag: kun dat nu wel
zijn? met deze machtige kerkorganisatie? en
zou dat werkelijk zoo schoon kunnen worden?
Ik vond uwe uiteenzetting omtrent de drie
tendenzen o.a. zeldzaam mooi klaar en eenvoudig.
De eerste dagen na de lezing had ik genoeg aan
Ue zuivere schoonheid van het werk alleen,
nu rijzen echter de vragen in mijn ziel, en ik
denk, dat er velen zullen zijn, die dergelijke vra
gen tot u zullen richten. Ik hoop, dat u mij
niet te onbescheiden zult vinden, maar ze staan
in verband met uw vroegere uitingen. Ieder
mensch is een groeiend wezen en zoo is in uw
werk natuurlijk ook groei, verinnerlijking.
Enkele dingen toch vragen voor mij verheldering,
voornamelijk dit: hoe staat ge bij uw overgang
tot het Katholicisme thans ten opzichte van het
maatschappelijk vraagstuk? Staat u nog op
het standpunt van het Communisme van
G. G. B., of is uw inzicht gewijzigd ten op
zichte van den aard van het kapitalisme? Ik
zou graag van u willen weten: denkt u, dat het
mogelijk is de Roomsch Katholieke organisatie
zoo te veredelen, dat zij de richtende en leidende
kracht zal worden, ook in de maatschappelijke
vormen van samenleving?"
Mijn antwoord aan No. 30 is een onmid
dellijk en stellig ja". Ik voel, dat ik niets
hoef terug te nemen van mijn staatkundige
inzichten en ik ben oovertuigd.dat de Roomsch
Katholieke Kerk reeds de richtende en leidende
kracht is, al zal er individueel onder hare
volgelingen nog veel gezondigd worden.
Mijn politieke oovertuiging durf ik nu reeds
zoo vast neerschrijven, omdat ik volle zee
kerheid gevoel, dat die oovertuiging in har
monie is met de Christelijke Geloofsleer der
kerk. Ik vrees geen conflicten, maar natuurlijk
zou ik zwijgen wanneer het onwenschelijk
werd geacht er oover te spreeken. De waar
heid in mij kon daardoor niet aangeraakt
worden, daaraan kan alleen God veranderen,
en geen mensch. Maar ik zou mij teegenoover
de Kerk gedragen zooals een verstandig kind
zich gedraagt teegenoover geërbiedigde ouders,
of een goed staatsburger teegenoover zijn
ooverheid.
Nu laat ik 't woord weer aan No. 30.
Onlangs uw werk De Blijde Waereld"
nog eens overlezende, troffen mij o.a. de vol
gende zinnen uit de voorrede over de Sociaal
Democratie:
De vier Evangeliën worden door
Roomschen Grieksch-Katholieken, zoowel als door Pro
testanten ongewijzigd erkend, maar wie ze
nu onbevooroordeeld leest, begrijpt niet om welke
(Vervolg op pag. 6)