De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 14 januari pagina 3

14 januari 1922 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

14 Jan. '22. - No. 2325 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Jh N.V. PAERE.S' MeublIeerlng-MQ. AMSTERDAI COMPLETE MEUBILEERNG BETIMMERINIEN Rokin128-Tel.451N. SIGAREN d»6tót ENZ. LU:E- EN VRACHTAUTO'S B ENZ & Cie., flisteldijk 10, Amsterdam. Een mooi en boeiend meisjesboek Pas verschenen: OUDSTE DOOR PÉTILLON Met Danflteeüening en platen van NETTY HEILIGERS. IngenaaM I 90, geïonta f 3.75 De Maasbode" schrijft: Een lief en gezellig verhaal met snoezige tafereeltjes, door NETTY HEYLIGERS in teekening gebracht, over een bakvisch met een eigen wil en veel goedigs erbij. Twentsch Zondagsblad" : Een meisjesboek dat zich goed lezen laat en een uitnemend figuur zal maken op de St. Nicolaastafel. UITGAVE VAN VAN KOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM DE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts f 10.?per jaar Motor- on Zeiljachten TE KOOP, in diverse groottenen prijzen. Lijst van in commissie staande vaar tuigen gratis en franco toegezonden. BINGHAfl * LUGT AFD. JACHT AGENTUUR Slepersvest 1 Rotterdam CHENARD&WALCKER N A S H M. A. N. Automobielen en Vrachtwagens I.Ï. JülOBiflbiel Mij. JET CEÜTRÜM" Parkstraat 91a - 's-Gravanhaga Tel. Haag 3569 iiiiiiiimiimniiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiijiii in MI goederen, die hij te verschen heeft, mee te geven met een vreemdschip, als hij daarmee enkele guldens kan Iparen, daarbij over het hoofd ziende, d de indirecte nadeelen voor zijn firma (b.'door een ver hoogde belasting voor vkeloozenzorg), oneindig veel grooter kunn< zijn dan het bedrag der bespaarde guldens Ook onze verschillende, ban roepen hebben een net over de wereld gelej Zouden deze banken er geen groot belangij hebben om verbonden te zijn met a Hollandsche ondernemingen? Men ziet hier en daar ente voorbeelden van samenwerking. Zoo isi.v. in OostIndië nauwere samenwerkingevormd door de oprichting van de ,,Cultr Hulpbank", als noodmaatregel in dez economische crisis, hoewel daar reeds nauwamenwerking bestond tusschen landbouw \ bankwezen. De eenige firma in ons landie het groote belang van het.innig samengn van handel, industrie, bankwezen, scheepart en land bouw inziet en in praktij brengt is de firma Wm. H. Muller &2o, terwijl de firma H. Oyens 6- Zonen e Amsterdam bezig is, een Maatschappij te rmen met het doel om aandeelen van versillende Maat schappijen op te koopen, temde een fonds te scheppen, dat een goedeerdeeling van risico oplevert. Waarom nog niet een staperder gegaan, waarom niet thans het idee d Firma Oyens uitgebreid, waarom niet n g>f« organisatie tot stand gebracht als trait-cnion tusschen AÜTOBA1DEN . Time to Re-tfre (Buy Schitterende Kuliteiten Lage Prijzen - Alowerkrijgliaar VOOR NEDERAND H.T.R1II. LBiiarflen llimilllllMMIMHI PRO EN COITRA door Dr. FRED. VAEEDEN Men kent de geschiedenivan den vader en zijn zoon, die samen meiun eezeltje ter steede zouden reizen. Eerstepen zij beiden naast het lastdier, totdat i voorbijganger hen bespotte en opmerkte,at de eezel be stemd was om menschen dragen. Toen kroopen zij beiden op den;zel, totdat een tweede voorbijganger herbeschimpte als dierenkwellers. Waarop deader afsteeg en zijn zoon alleen liet rijdenptdat een derde voorbijganger den zoon ttrafte, die zijn ouden vader loopen liet vaarop zoon en vader van plaats verwisden, totdat de vierde voorbijganger den ^ier hoonde, die zijn zwakken zoon de lanjreis te voet liet maken. Eindelijk kwameide twee goedwillige reizigers ertoe den ee: met vier poolen aan een stok te binden en h op hun schou ders ter steede te drage toen kreegen zij geen adviezen meer. Door deeze fabel, zullen,aar ik hoop, de correspondenten die mij scheven naar aan leiding van de geruchte omtrent mijn Katholiek worden, gewaarsJwd zijn. Hunne vriendelijke belangstellingen adviezen pro en contra worden gewaanrd maar op mijn handelingen en oovertnngin deeze zul len zij weinig invloed uitomen; iets nieuws brachten zij mij niet. Nadat een onbescheiden ad, bij wijze van proefballon, het half-juistberichtje in de waereld zond omtrent mi toetreeding tot de Kerk, kreeg ik veele brun van mij geheel onbekenden om mij te hoen of te prijzen, te waarschuwen of geluk tvenschen, beeter in te lichten of goeden rd te geeven. Het is mij natuurlijk niet mgelijk op al die correspondentie in te gaa maar een ooverzicht kan ik ervan geevein dat schijnt mij wel interessant. Een curieus verschijnses, dat er zooveel de Nederlandsche en Nederlandsch-Indische landbouw, handel, industrie, verkeer en bankwezen, een groote Overzeetrust, een holding Company, een Coöperatie, om ons zelf, op eerlijke en open wijze, sterk te maken in den zwaren concurrentie-strijd met het buitenland? Laat men niet zeggen, dat wij onzen goeden naam in het buitenland zouden verliezen, als wij blijk geven, dat ons nationaliteitsgevoel niet is gestorven; de buiten lander toch zal zich ook dézaak van onze werkeloozen niet aantrekken en-wij hoeven niet bang te zijn ons aan koud water te branden. Er zijn natuurlijk veel moeilijkheden te overwinnen bij het opzetten van een dergelijk groot'plan, bij het vormen van den onzichtbaren band, waarvan niet een van de minste is de Hollandsche karaktereigenschap, dat ieder graag Paus wil spelen in zijn eigen kleine bedrijf. Er is echter hooge nood. Laten wij, nu het getij verloopt, de bakens verzetten. Doen we het niet, dan zal o.a. de Duitsch Amerikaansche Combinatie ons vór zijn en werken niet alleen op de beproefde Duitsche manier, doch met Amerikaansche manieren, van preferentieele tarieven, vrijdom van rechten voor Amerikaansche schepen en andere maatregelen waartegen wij ons niet kunnen verweren. Laat ons daarom alle organen, welke ter ' onzer beschikking staan, zonder kunstmid delen zoo intensief mogelijk ontwikkelen, wat allén kan door innige samenwerking van deze orgdnen onderling. Laat dan deze organisatie moedig en zelf bewust en aanvallend den strijd aanbinden, in plaats dat, zoo als nu, ieder enkeling voor zich een verdedigend gevecht voert. Er is geen Nederlander, hetzij man, vrouw of kind, arbeider of kapitalist, werkloos of niet, voor wien deze strijd geen levens belang is. A. G. M R Z E R B R UI N S iiiiiiiiiiiiiitimimiiiiiii DE CONFERENTIE TE WAS HINGTON EN DE MONROELEER in vloed op den gang der zaken in de Unie waren daarvan wel een zeer overtuigend bewijs. Er zullen zeker zeer weinig Europeanen zijn die de juistheid dezer redeneering betwisten. Aan den overkant van den Oceaan is dit echter wel het geval, daar zijn de groote massa en veel leidende staatslieden nog steeds doordrongen van de volkomen geldigheid der theorieën, in dertijd door Monroe verkondigd, en men kan zonder eenige overdrijving zeggen, dat een der ernstigste gevaren, die de tegenwoordige conferentie te Washington bedreigen, ontstaat uit het hardnekkig vasthouden aan dit staat kundig dogma. Immers de zekerheid, dat noch de senaat, noch de publieke opinie eenige daad zouden goedkeuren, die d eUni kan betrekken in niet-Amerikaansche aange legenheden, dwingt mannen als Hughes en Harding tot een ietwat benepen voorzichtig heid, welke scherp afsteekt bij de breedheid van hun opvattingen, die zoo nu en dan eens doorschemert. Zoo is b.v. het eenigszins vage maar royale plan van een association of nations" voorloopig vervangen door een huise lijker overeenkomst tusschen de drie Zuidzeemogendheden met Frankrijk als beleefdheidsinvitéen als tegenwicht voor de BritschJapansche alliantie, die wel geacht wordt door deze nieuwe regeling te zijn ontbonden, maar die ook in het grootere verbond nog wel doorwerken kan. Want zoo groot is de sympathie tusschen Amerika en Japan niet eensklaps geworden, dat een belangen-tegenstellingen een botsing tusschen de beide rijken ook in het nieuwe verbond ondenkbaar zouden zijn. En in dit geval zou Japan zeker steun zoeken en krijgen bij Engeland. Om dus een eventueel isolement te voorkomen, heeft Ame rika Frankrijk verzocht van de partij te zijn. Maar zaldeze hulp niet betaald moeten worden, zal Frankrijk daar geen andere belooning voor vragen,dan alleen de eer om met de drie mach tigen der aarde samen te mogen gaan? Is Frankrijks houding inzake de vlootkwestie niet reeds een on middellijk' gevolg van deze versterking zijner positie 'e;i ziet men hier .niet duidelijk welke meeilijkheden zelfs nog kunnen ontstaan uit een zoo beperkte overIIIIIIIIIIIIIIIMIIllllllllllIlllllllllllllllMltlllllll Tijdens de onderhandelingen in den Amerikaanschen senaat over het toetreden tot den volkenbond, verscheen er in het Engelsche tijdschrift History" een artikel over de Monroeleer van den bekenden historicus A. F. Pollard. 1) Hij beschreef daarin het ont staan en de ontwikkeling dezer politieke leer stelling en ging na in hoeverre zij ook heden ten dage nog van beteekenis is. Professor Pol lard kwam tot de slotsom, dat de Monroeleer haar reden van bestaan had gehad zoolang de wereld was verdeeld in twee volkomen afge scheiden helften, in een Oostelijk en een Wes telijk halfrond, eik met zijn eigen idealen en regeeringsmethoden. De leer was echter on mogelijk geworden sinds deze scheiding was opgeheven door de geweldige uitbreiding van het internationale verkeer; dit had de wereld n gemaakt. De wereldoorlog en zijn diepe 1) The Monroe- doctrine. History". April 1919. Vol IV No. 13. WHITE" l Vrachtautomobielen hebben DE wereld-reputatie. Vraagt ons om adressen van Whlte"bezitters. De verstrekte Inlichtingen geven U direct aanleiding een White" aan te schaffen. Kostenberekening wordt gaarne vrij blijvend verstrekt. FirmaGebr.NEFKENS, Amsterdam JAC. OBRECHTSTRAAT 26 Tel Z. «507. eenkomst als die te Washington is gesloten? De Amerikaansche politiek moge nog zoo voor zichtig zijn, steeds weer blijkt het hoe moeilijk het is om de entanglements" te vermijden, deze nachtmerries der Amerikaansche Monroeleer-aanbidders. Niet alleen dat deze politiek in onze dagen onmogelijk en onredelijk is geworden, maar er spreekt tevens uit dit uitspelen van Monroe's beginselen in de huidige omstandigheden zulk een ergerlijke verdraaing dezer leer, dat de houding der Monroekampioenen eigenlijk niet het minste recht heeft op onze sympathie. In hun opvatting is de leuze Amerika voor de Amerikanen" en de belofte van Monroe om zich niet te mengen in de Europeesche zaken, geworden tot het dogma van een grove en kleinzielige nationale zelfzucht en dus tot een karikatuur van het eerlijke idealisme, dat James Monroe er toe bewoog zijn leer te for muleeren. Het kan zeer goed mogelijk zijn, dat de groote massa in de Unie even vreemd staat tegenover de eigenlijke kern dezer leer stellingen als de bevolking van Europa. De korte leuze: Amerika voor de Ameri kanen," waarmede men gewoonlijk deze leer typeert, is door haar oppervlakkigheid zeker niet geschikt om een juist begrip van haar idecelen inhoud te geven. Het nationale egoïsme, dat er schijnbaar uit spreekt, heeft reeds menigeen van de wijs ge bracht en hem belet door te dringen tot de diepe edele kern. Immers toen Monroe aan Europa beduidde, dat het Westelijk wereld deel buiten de staatkundige berekeningen der Europeesche staten wenschte te blijven, deed hij dit alleen, omdat hij de Unie en ook ZuidAmerika wilde redden voor de ellende der reactie, die sinds het Weensche congres in Europa hoogtij'vierde, daar de democratie en de politieke vrijheid dreigde te vernietigen en ook poogde in de Vereenigde Staten en in Zuid-Amerika, waar men zich juist van een vreemde overheersching had losgemaakt, deze beginselen aan te tasten. In de boodschap toen door President Monroe de wereld inge zonden, riep hij Europa een halt toe, trad hij op als kampioen van de politieke vrijheid en de democratie. Tevergeefs zocht men hier naar het angst vallig zich onttrekken aan verplichtingen, dat voor de tegenwoordige aanhangers der Monroe leer zoo kenmerkend is. In 1823 had de Unie zeker den oorlog aanvaard, dien men na deze uitdaging van Europa had kunnen ver wachten; het ging hier om groote principes, waarvoor men zich opofferingen wilde ge troosten. Het feit, dat de oorlog is uitgebleven, maakt de houding der Amerikanen niet minder verdienstelijk. Deze, de ware beteekenis der Monroeleer doet ons eerst goed beseffen hoe verkeerd en mufconversatief haar tegenwoordige interpretatie is. Wil men inderdaad een volgeling van Mon roe heeten, dan moet men zich juist los weten te maken van ieder nationaal egoïsme, dan moet men de gevaren en de verplichtingen op zich durven nemen, welke het hooghouden van idealen met zich brengt. Leefde Monroe in 1920, ongetwijfeld zou hij dan staan aan de zijde der Hardings en Hughes, aan den kant van allen, die voelen, dat de redding van een geheel werelddeel schoon en edel genoeg is om zich in het doolhof der Europeesche moei lijkheden te wagen. C A R o L i N A EITJE Het antwoord van den heer Tal De heer Tal tracht zijn positie te redden met een verhaaltje over een onderwijzer, een mijnheer en een jongen, dat heel aardig is om te eindigen met bemoei je niet meer met zaken waarvan je niets afweet". De heer Tal weet heel goed, dat elk doopsgezind predikant zijn Hebreeuwsche examens heeft afgelegd en er dus wél wat van afweet, in ieder geval vol doende om de waarde of onwaarde van zijn betoog te kunnen beoordeelen. Hij verwijst mij naar de Bibliotheca Rosenthaliana, die ver moedelijk mij langer bekend is dan den heer Tal. Zij heeft mij diensten bewezen, toen ik mijn seminarie-proefschrift over een Hebreeuwsch onderwerp bewerkte en toen ik ervaren heb, dat een leerling van Matthes mst behulp van de woordenboeken van Levy wel in staat is om het Talmud-Hebreeuwsch te verstaan. Nu betoogt de heer Tal in de middenmoot van zijn antwoord, dat het niet ging om de beschuldiging van plagiaat, maar van leugen. Echter verzwijgt hij, dat hij met groote citaten, dat plagiaat heeft trachten te bewijzen, en dat hij wel heeft uitgeroepen, dat Bolland een leugenaar is, maar inderdaad geen andere poging heeft gedaan om die beschuldiging te bewijzen, dan de (ook hier herhaalde) bewering dat mannen als Delitzsch, Nöldeke, Strack in een gerechtelijk onderzoek al die leugens" als zoodanig hebben gebrandmerkt. Inderdaad behoeft de heer Tal mij niet (zooals hij doet) te verwijzen naar de literatuur van het proces Rohling?Bloch. Dat proces heb ik indertijd gevolgd en heb zelfs een paar der toenmaals verschenen brochures in mijn bezit. Ook bezit ik bijv. Strack's studie over de bloedbeschuldiging. En nu antwoord ik dit: wat bij dat proces voorgevallen is, heeft niets met deze onderhavige kwestie te maken. Bolland heeft uit het Oude Testament en uit Talmudische geschriften eenige zeer bedenkelijke citaten aangevoerd. Het is onvoldoende te roepen, dat dit leugens zijn, zonder dat de heer Tal dat bewijst door den juisten Hebreeuwschen tekst te vermelden en aan te toonen wat in Bollands vertaling foutief is en waarom. Dit zou af doende zijn geweest. De heer Tal heeft dit niet gedaan en terwijl hij van leugenaar" sprak, slechts getracht een andere uitlegging te geven. Aan n voorbeeld heb -ik aange toond, dat die andere uitlegging even be denkelijk uit moreel oogpunt is als Bollands beschuldiging. K. Vos JUIST UW SMAAK! MC. INLOS" Havana 12 cents Sigaar Fabrikaat FLEVO" Utrecht lllllllllllKllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllll iiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii *inini mi uu IIIM mm ii anoniemen bij zijn en dat al die anoniemen staan aan de contra zijde. Wat beteekent dat? Is het angst, dat ik hun naam oopenbaar zal maken? Wat voor plezier zou ik daarin kunnen hebben? En wat voor oovertuigingskracht zit er in de onderteekening met twee kruisjes, of namens velen", of anonymus? Hoe kunnen menschen zoo onnoozel zijn om daarvan succes te verwachten? Aan de contrazijde staan ook eenige wartaalschrijvers, half waanzinnigen of querulanten, zooals ieder publicist ze kent. Dan zijn er een paar renegaat-priesters, wier brieven droevig en niet zonder bitterheid zijn. Ik geloof, dat de meesten, ondanks goeden wil, ooverwonnen zijn door hartstocht. Dat zij hun hooge roeping opgaven, hun gelofte schonden is eigenlijk niet zoo erg als dat zij de gelofte aflegden zonder sterke en diepe oovertuiging en zonder voldoende zelfbeheersching. Nu ergert het hun als leeken tot het geloof worden getrokken, dat zij, de gewijden, roekeloos verwierpen. De eenvoudigste, prettigste brieven zijn natuurlijk wel de hartelijke gelukwenschen door persoenen, die al veele jaren het voor recht genooten lid van de katholieke kerk te zijn, hetzij gebooren en opgevoed in dat geloof, of wel en dat zijn de mooisten er toe oovergegaan op volwassen leeftijd. De eenige min of meer komieke figuur was een protestant, die bij zijn gelukwensch de attentie verzocht voor zijn mooie bijbeluitgave. Mooi en niet duur. Werkelijk een koopje". Er zijn bij de pro's ook orthodoxe hervorm den, die zich oprecht verheugen, ondanks ons geloofsverschil, dat ik door deeze toetree ding tot de Roomsch Katholieke Kerk zoo krachtig uiting heb gegeevcn aan mijn reli gieuze gezindheid. Contra's zijn er natuurlijk veel meer en de lectuur is minder verkwikkelijk. Een vinnige dominee zegt omtrent mijn besluit: Het is niet een daad van uw geweten, niet een ik kan niet anders". Het is een toe geven aan uw tijdelijk mysticisme, mv wekelijk sentiment, uw wazige dweeperige artistiekerigheid." Maar deeze zelfde vriendelijke psycholoog, die zoo goed de roerselen mijns harten meent te kennen, zegt verder: liet eenige wat u noodig hebt is een volkoomen oovergave aan God." Nu, dat zegt men aan mijn kant ook. Zou ik dominee daar misschien nog eens ontmoeten? Ik zal mijn leezers niet lang beezig houden met hetgeen mij door de ongenoemden is geschreeven. Een vindt mij weegens mijn gees telijke afdwalingen reeds lang een verlooren man; een ander zegt geërgerd te zijn door wat hij noemt de poppenkasterij, de grootste reclame- bedriegerij, puure ijdelheid, enz. Het komt mij voor, dat dit verwijt van ijdelheid en lust tot reclame, dat mij juist door de onhebbelijksten het sterkst wordt aangcwreeven, vooral toont, dat de ongenoem de schrijver zelf aan die driften onderheevig is. Als hij, zooals ik, elke oopenbare behan deling van deeze intieme zaken uiterst pijn lijk vond, dan zou hij de neiging daartoe niet in een ander veronderstellen. De gedachte, dat ik er plezier in zou hebben, veel genoemd te worden en gerucht te maken, kan alleen opkoomen bij iemand, die dat plezier be grijpt en aan die neiging lijdt. Nu zal ik uit de Contra"-schrijvers een keus doen en den brief beantwoorden van een mij geheel onbekende wiens opmerkingen mij zooveel genoegen deeden, dat ik den schrij ver voor mezelve reeken tot Pro", hoewel hij zich zeer bescheiden toont in zijn oordeel. Ik zal hem met een nummer aanduiden, als No. 30, en de opmerkingen, die hij maakt, waar ik er kans toe zie, duidelijk trachten te beantwoorden. Daardoor worden ook veelen van de andere contra-gezinden tegelijk beantwoord. Ik laat nu het woord aan No. 30. De Kerstdagen las ik uw ,,Roode Lampje", beide deelen; ik heb u nu veel beter begrepen en moet u zeggen, dat dit weiicrne zeer getroffen lieeft door zijn eenvoudige en oprechte uitingen. Ik heb den laatsten tijd weinig boeken gelezen, die mij dagen lang reeds in zulk een gelukkige en rus tige stemming brachten als dit werkje en daardoor ook in zulk een gelukkige Kerststemming. Bij de leezing was het me, of ik een doodgewaand lichaam levend zag, met een diep gevoel van de schoonheid en alomvattende, krachtdadige goed heid eener Ecclesia Sancta. Een heerlijke droom die ik zelf wel luid, wanneer ik, eenzaam mensch, wonende in Keulen, het Duitsche Rome genoemd, soms een der Katholieke kerken betrad, waar het zoo rustig en stil was en de Gods lamp als een heer/ijk symbool stil sprak tot mijn wezen. Dan dacht'ik vaak, wat zou het heef lijk zijn wanneer dat kon zijn: een werke'lijke alomvattende Katholieke kerk." Laat mij hiertusschen voegen, dat ik van mijn boekje geen schooner succes kon ver wachten dan hetgeen hier bereikt is. Het is geen ijdelheid, dat mij hier doet spreeken maar innige dankbaarheid, dat ik zulke zeegenrijke gedachten heb kunnen opwekken. En nu rees weer veel sterker bij het licht van uw Lampje de vraag: kun dat nu wel zijn? met deze machtige kerkorganisatie? en zou dat werkelijk zoo schoon kunnen worden? Ik vond uwe uiteenzetting omtrent de drie tendenzen o.a. zeldzaam mooi klaar en eenvoudig. De eerste dagen na de lezing had ik genoeg aan Ue zuivere schoonheid van het werk alleen, nu rijzen echter de vragen in mijn ziel, en ik denk, dat er velen zullen zijn, die dergelijke vra gen tot u zullen richten. Ik hoop, dat u mij niet te onbescheiden zult vinden, maar ze staan in verband met uw vroegere uitingen. Ieder mensch is een groeiend wezen en zoo is in uw werk natuurlijk ook groei, verinnerlijking. Enkele dingen toch vragen voor mij verheldering, voornamelijk dit: hoe staat ge bij uw overgang tot het Katholicisme thans ten opzichte van het maatschappelijk vraagstuk? Staat u nog op het standpunt van het Communisme van G. G. B., of is uw inzicht gewijzigd ten op zichte van den aard van het kapitalisme? Ik zou graag van u willen weten: denkt u, dat het mogelijk is de Roomsch Katholieke organisatie zoo te veredelen, dat zij de richtende en leidende kracht zal worden, ook in de maatschappelijke vormen van samenleving?" Mijn antwoord aan No. 30 is een onmid dellijk en stellig ja". Ik voel, dat ik niets hoef terug te nemen van mijn staatkundige inzichten en ik ben oovertuigd.dat de Roomsch Katholieke Kerk reeds de richtende en leidende kracht is, al zal er individueel onder hare volgelingen nog veel gezondigd worden. Mijn politieke oovertuiging durf ik nu reeds zoo vast neerschrijven, omdat ik volle zee kerheid gevoel, dat die oovertuiging in har monie is met de Christelijke Geloofsleer der kerk. Ik vrees geen conflicten, maar natuurlijk zou ik zwijgen wanneer het onwenschelijk werd geacht er oover te spreeken. De waar heid in mij kon daardoor niet aangeraakt worden, daaraan kan alleen God veranderen, en geen mensch. Maar ik zou mij teegenoover de Kerk gedragen zooals een verstandig kind zich gedraagt teegenoover geërbiedigde ouders, of een goed staatsburger teegenoover zijn ooverheid. Nu laat ik 't woord weer aan No. 30. Onlangs uw werk De Blijde Waereld" nog eens overlezende, troffen mij o.a. de vol gende zinnen uit de voorrede over de Sociaal Democratie: De vier Evangeliën worden door Roomschen Grieksch-Katholieken, zoowel als door Pro testanten ongewijzigd erkend, maar wie ze nu onbevooroordeeld leest, begrijpt niet om welke (Vervolg op pag. 6)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl