De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 21 januari pagina 8

21 januari 1922 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

!< DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NED.ERLAND 21 Jan. '22. - No. 2326 DE OPBOUW VAN N OORDFRANKRIJK DE FILM VAN EX-MINISTER LOUCHEUR. Treffend is'hetgeen ons over het verwoeste gebied in Frankrijk wordt verteld door hen die leven tusschen de teruggekeerde bevolking en op de een of andere wijze medearbeiden aan 't werk der reconstructie. Zoo heeft het oeuvre du secours d'urgence" (présidente la Maréchale Joffre), waarvoor a! eens vroeger in Holland gelden zijn ingezameld, een 15-tal postes de secours" georganiseerd en 't is verheugend hier even te kunnen doen opmerken dat n dezer posten, met name die van Esnes, in 't departement de la Meuse, de région van de al te bekende cóte 304, op 'n* 15 K.M. afstand van Verdun, een zeker Hol landsen karakter draagt. Is daar in 't Noorden, kleurig en fleurig, reeds de citéhollandaise de Lèns,"die vooral te danken is aan't initiatief en de toewijding van onzen Nederlandschen gezant, Jhr. Loudon, hier heeft de vriendelijke en ijverige secretaresse van 't oeuvre, Mad.lle Marquérite Javal, het ruim een jaar geleden in Holland bijeengezamelde geld speciaal be stemd voor dien post van Esnes dezen den naam toekennend van poste de l'amiti neerlandaise" terwijl ook de onderdeelen speci aal hollandsche itamen'kregen. Zij zelve heeft Nodorl. Munt Holland* bomto 1O oonl Interieur van een barakkenkerk te Esnes Ontspanningslokaal te Esnes Hollandscheiverpleegster vór haar barak te Esnes EEN EEUW VEE-ARTSENIJKUNDIG ONDERWIJS ?s Rijks Veeartsenijschool, Veeartsenijkundige hoogeschooi 1821?1921 ' '?' - ' ' I Het was wei een merkwaardig eeuwfeest ?dat de Veeartsenijkundige hoogeschooi dezer dagen heeft gevierd. Het spreekt wel van zelf, dat men zulk een dag een mijlpaal acht op den weg, "waarop men een eeuw lang is voortgeschreden en dat men dan het geheele verleden voor de verbeelding nog eens op roept. Het was een gelukkige gedachte dit niet alleen te doen in redevoeringen, die altijd min of meer een toastachtig karakter dragen en snel vervliegen, maar met kalm overleg een boek te doen ontstaan, waarin door alleszins bevoegden de geschiedenis der inrichting beschreven is. Zoo ontstond een blijvend aandenken aan den gedenkwaardigen feestdag. . Het eigenaardige is, dat alle hoogleeraren, ieder voor het deel, dat meer tot zijn speciale studie behoort, hebben medegewerkt aan de samenstelling van het gedenkboek en dat toch de eenheid bewaard bleef, dat er geen complex van verhandelingen ontstond, elk op zich zelf van waarde, maar zonder verband met het geheel. Het is niet gemakkelijk uit den inhoud van het lijvige boekdeel van 286 bladzijden een en ander mede te deelen zonder misbruik te maken van de beschikbare ruimte. Wij moeten ons tot enkele grepen eruit bepalen. De oudste geschiedenis wordt door den heer Paimans geschreven. Zij is uitnemend gedocumenteerd en ^al leeken wel het meest interesseeren. Prof. Paimans deelt ons een en ander mede daarbij de voldoening gehad dat twee Hol landsche jonge dames, geheel belangloos, haar jeugdige krachten zijn komen wijden aan 't werk in dezen poste. Interessant is het ze te hooren vertellen van haar barakkenleven, waarbij de gedachte aan ontbering nauwlijks in haar schijnt op te komen zoozeer vinden ze voldoening in 't goed dat ze er kunnen doen onder de zwaarbeproefde, maar over 't alge meen zótevreden en dankbare bevolking. Ze deelen er het bestaan met een Engelsch en een Amerikaansch jong meisje, die met al de practische behendigheid van haar ras den dienst Verrichten van chauffeuse. Als men hoort wat zop'n post omvat, is het in waarheid de ,,Providence de la région"; waar geen winkels nog zijn wordt gefourageerd in Ver dun. Vroolijk snort de camionette en de in 't gewone leven tamelijk verwende jonge dames zijn niet minder opgewekt als ging het' om een pleiziertochtje in een luxe-auto. 't Is immers voor hare verschillende klan ten" die morgen en overmorgen uit heel den omtrek zullen komen naar haar barak, om tegen inkoopsprijs zich van de noodigste levensmiddelen of de door den arts voorge schreven geneesmiddelen te voorzien, 't Is eene heele administratie,maar met blijmoedig heid worden de vaak zware zakken in de camionette geheschen en hoe voller deze ge laden is, hoe grooter de voldoening van ons twee- of drietal dat voor dien dag met de ravitailleering is belast. Tot zelfs zware staven ijs voor een ernstige zieke werden op deze wijze door haar vervoerd. Voort gaat 't langs de kale wegen waar geen boom meer beschutting biedt; waar geen vier jaar geleden nog de troepen zich voort bewogen en 't kanon zijn bulderend geluid over de vlakte verspreidde.... Nu, Code zij dank, geen verder afbreken" meer! doch een vriendelijk opbouwen." Haar poste de secours" bedient 'n 12-tal dorpen uit den omtrek en naast de ravitailleering, die op enkele plaatsen reeds over bodig begint te worden, omdat in de houten huisjes al hier en daar winkeltjes worden ge opend, hebben ze, onder toezicht van een rondgaand medicus, de zorg voor de zieken en voor de kinderen. Zij bestieren den Foyer met leeszaal waar de mannen na hun werk samenkomen en waar juist onlangs 't Kerst feest werd "gevierd met 'n schitterenden boom die hoopvol lichtte in de duisternis van hun bestaan.... en ten slotte de hotellerie op gericht in den allereenvoudigsten vorm ter wille van de vele nagelaten betrekkingen die de, helaas!, al te talrijke graven komen be zoeken. La France qui renait"! Ja, Qode zij dank, dat doet het. En de film, zoogenaamd de film van M.Loucheur, die door de goede zorgen van den franschen gezant te 's Hage, M. Benoist straks ook in Holland zal worden vertoond, zal daarvan het bewijs leveren. Het was eene gelukkige gedachte dezen film ook aan het Nederlandsche volk te laten zien -?want hij zal het sprekend bewijs zijn voor de energie en de vitaliteit van la vieille France" la France immortelle". Toch moeten we voorzichtig zijn om uit dit alles geen al te optimistische gevolgtrekkingen te maken. Wat door Frankrijk alreeds werd tot stand gebracht is schitterend, 't getuigt van eene groote inspanning, van een ernstig willen, te meer wanneer men daarbij bedenkt hóe treurig het tot nu toe was gesteld met de be taling van de door den vijand verschuldigde schadevergoeding. gfc 't Is alles nog slechts een begin en we zouden dit zwaarbeproefde land kunnen vergelijken met 'n zieke, na goed geslaagde maar ernstige operatie. Dank zij zijn goed, krachtig gestel, dank zij de meesterhand van hem die de eerste ingrijpende hulp verleende, is het leven be houden maar de wond blijft groote zorg vragen gedurende langen tijd. En de oppervlakkige bezoeker, misleid door 't uiterlijk en de opgewektheid van den patiënt zou zich schuldig kunnen maken aan dezelfde overschatting van hem die meent dat Frank rijk nu wel weer er boven op is. **ti:!%. Er blijft veel, oneindig veel leed nog te lenigen en wij Hollanders die buiten den oorlog bleven en toch ook het behoud onzer onafhan kelijkheid er mede aan te danken hebben, mogen dit niet vergeten. Vereenigingen als 't oeuvre du secours d'urgence, en vele andere hebben, om haar nuttig liefdewerk te kunnen voortzetten, zoo oneindig veel noodig, en daarom, door de. fortuin bevoorrechte landgenooten, bij zooveel dat reeds van u wordt gevraagd, sluit niet uw oogen en harten voor Frankrijks verwoest gebied. Het is ook daar zulk goed, zulk nuttig besteed geld, en 't zal zoo ruim z'n renten afwerpen. 'n Gelukkige gedachte was het, bij dezen film te voegen eene serie geïllustreerde statistieken die minder droog dan cijfers op pakkende en origineele wijze aantoonen hoe hél vee! er is tot stand gebracht, maar hoe hél veel ook er nog te doen overblijft. Men lette vooral op de statistieken der huisjes, fabrieken, scholen, der wegen, van 't bouwland, 't vee en -zelfs van de bevolking. Ter completeering mogen dienen nog de volgende off ideële cijfers: Door den oor'og verdreven inwoners . . 2.500.728 Op l Mei 1921 teruggekeerd. .... 1.975.798 Scholen voor den oorlog ...... 7.271 op l Mei 1921 ....... 6.830 Grond verwoest ....... 3.337.000 H. A Op l Mei 1921 ontruimd van projectielen, prikkeldraad en tranchees .......... 2.787.000 H. A. Bouwgrond- die opnieuw tot bouw grond moet worden gemaakt. . 1.851.039 H.A Op l Mei 1921 geniveleerd. . . 1.754.693 H.A. In cultuur genomen ..... 1.384.028 H.A Vee weggevoerd: paarden en muilezels . . 367.000 runderen ..... 523. 00 schapen en geiten . . . 469.000 Op l Mei'1921 op nieuw ingevoerd: paarden en muilezels . . 96.302 runderen ...... 120.263 schapen en geiten . . . 121.164 Wegen verwoest ........ 52.734 K. M. Op l Mei 1921 hersteld (voorlooprge reparatie) . 30.1 14 K. M. Op l Mei 1921 hersteld (definitief) . 13.481 K.M. Fabrieken in 1914 .......... 5297 Vernield ............ 4700 Op I Mei 1921 heropend ....... 3645 Mogen dergelijke cijfers bijdragen tot een juist en zuiver inzicht van Frankrijks toe stand en alle ernstige welgezinde Nederlanders overtuigen, dat men hier met andere dingen zich bezighoudt dan met militaristische plan nen zooals zekere tendentieuse berichtgevers zoo gaarne zich beijveren het te doen gelooven. A. L o u i s E VAN BEVERVOORD E VAN R A P P A R D Parijs, Januari 1922. Barakken in het verwoeste gebied von Noord-Frankrijk -?sf' QLRNCHE De Rijksveear.senijschool in 1836 (voorzijde aan de Biltstraat) van den toestand der veeartsenijkunde in de Middeleeuwen, hoe de mariscald-maarschalken, hoefsmeden die voor de paarden der edellieden moesten zorgen, feitelijk alles, wat hierop betrekking had, in handen hadden en hoe uitsluitend herders en vilders hunne hulp verleenden aan ziek vee. Wij vernemen, dat den schrijver geen enkel Nederlandsch boek bekend is uit de 16de eeuw, dat handelt over de veeartsenijkunde, uitgezonderd wellicht een Vlaamsche uitgave zonder jaartal 1). Wat de paarden betrof gaven de rijscholen de eerste eenigszins wetenschappelijke methode van behandeling van zieke dieren. Men werd wakker geschud door de veepest, die in 1714, 1715 en daarna in 1744 en 1745 ons land teisterde en 200000 slachtoffers eischte. Toen gaven meer kundige en ontwikkelde mannen, medici en medische professoren, hun aandacht aan de zaak. Maar men stond vrijwel machte loos tegenover de geweldige ziekte. Men berookte de stallen, schreef lange verhandelingen en onderwijl stierven de beesten. Trouwens de menschen waren er in die eeuwen niet veel beter aan toe. Men leze Molièrt's Malade imaginaire". De klisteerspuit vierde hoogtijd. De potsierlijk uitgedoste geneeSheeren moe ten aan het ziekbed van pestlijders meer een verschrikking dan een troost zijn geweest. De schrijver, dien wij niet verder kunnen vol gen, laat ons kennis maken met de meer wetenschappelijke werken over diergenees kunde, die allengs in ons land het licht zagen. Hij laat ons zien hoe allengs gezonde denk beelden omtrent afzondering en afmaken van het «ieke vee en 't rein houden van alles in gang vonden en al spoedig genezen en refractair maken door inenting beproefd werden. Hij deelt ons mede, dat vooral de Mij. tot be vordering van den landbouw te Amsterdam, door haar prijsvragen veel goed deed. Hij bespreekt uitvoerig de met goud bekroonde verhandeling van den dokter in de genees kunde J. G. Ehcrhard te Zeist inzake het miltvuur 2). Hierin wordt beweerd, dat Vi Uniform der kweekelingen (1841?1850) 1) De schrijver er van was Pieter Almanus van Cour. Op het titelblad leest men: Hulp middelen voor de peirden, om te weten alle de geheymen, alzoo men die gebruykte by den Marschalk des Keysers en de Aartsher togen Keyser Karel V". 2) Antwoord op de vraag door de Maat schappij boven genoemd in den Jaare 1792 opgegeven, om vór den l Dec. 1794 beant woord te worden : welke zijn de aart en de onderscheidene kentekenen (zoowel hij het leven, als na de dood, bij het openen, waar te neemen) van eene ziekte, die gemeenlijk het bloed, het vuur, of het darmvuur genoemd wordt en die inzonderheid de schapen doch ook andere voor den Landbouw nuttige Dieren aantast; waardoor wordt deze ziekte veroorzaakt en hoe kan men dezelve voor komen of genezen? door Jiilian ('iintlicr l-'.icrliard, Doctor in de genees- en heelkunde Ie Zeist enz. in het 3de Boek zijner Georgica het miltvuur op het oog had en worden in de vertaling van Vondel eenige regels er uit gegeven. Men wist toen de afschuwelijke ziekte poëtisch te be handelen, zoo, dat het gedicht tevens een diagnose er van was. ,,De stier, die met den ploegh al roockende aan (komt rucken Stort neder, en braeckt schuim en bloed alle (oogenblick Ten monde uit, geeft aanstonds den aller(jongsten snick. De droeve lantman spant den macker uit, (die druckigh Zijns broeders doot betreurt" en verder: ,,En indien er iemand uuam, Die dit besmette kleed in zijne handen nam Die kreeg een roode puist aan 't lichaam en (de leden." Het tweede hoofdstuk in het boek is van de hand van den rector magnificus Kroon. Het behandelt De voorbereiding en de oprich ting van 's Rijks-veeartsenijschool". Het is niet minder goed geschreven n getuigt even eens van bronnenstudie. Prof. Kroon vertelt ons, dat de eerste eigenlijke veeartsenijschool in 1762 onder Clniicle Bourgelat te Lyon werd gesticht, reeds meer dan een hoefsmidschool en dat spoedig in Oostenrijk, Duitschland, Engeland, Spanje, Italië en Zwitserland der gelijke scholen volgden. Nederland behoorde daar niet bij. Bevreemdend" schrijft hij is dit wel in een land met een zoo rijken vee stapel, te meer, daar juist in de 2de helft der 18de eeuw ernstige heerschende ziekten, voor al onder het rundvee voorkwamen". Be vreemdend, och neen ! Onze zeelieden en kolonisten waren gewoon overal vooraan te staan en de spits af te bijten, onze handelslui lieten zich de kaas niet van het brood eten, onze staatslieden hadden een wereldnaam, maar onze staten, regenten en vroedschappen, die de scholen hadden moeten stichten, hadden het veel te druk met andere dingen, om aan paarden en koeien veel aandacht te geven. Per slot van rekening moesten de particuliere maat schappijen liet doen. Ook Krcott roemt te dezen opzichte de reeds genoemde Hollandsche Mij. van landbouw. Elk jaar publiceerde zij verhan delingen. In VI daarvan wordt in 1778gezégd: De Ars Veterinaria of veeartsenijkiinde, welke injons|land niet altoos met zooveel op lettendheid en ervaarenis, als zij vereischt, en haar in andere Landen worden toegewijd, beoefend wordt, is een voorwerp gebleven waarop de Maatschappij steeds haar aandacht gevestigd heeft." Zij was dan ook de eerste, die een prijsvraag uitschreef betreffende een plan voor een veeartsenijschool. Twee ant woorden kwamen Dec. 1798 in. Die van den med. doet. J. A. Bennet te Leiden werd met goud bekroond, maar verscheen eerst 21 jaren later in druk. De vertraging werd verontschul digd door te wijzen op de ontzettende ramp, die in 1807 Leiden trof, waarbij Bcnnct het verlies zijner dierbaarste betrekkingen te be treuren had. Kroon bespreekt dit ontwerp uitvoerig en kritisch. Onder den invloed van koning Lodewijk Napoleon, die ons land zoo goed gezind was, greep de staat in. Reeds in het eerste jaar van zijn regeering droeg hij aan de staatsraden v. Heeckercn, vun Englmizcn en i', d. Bosch v. Verwolde op, om hem ten spoedigste aati 'te bieden een ontwerp van een Koninklijke Vee artsenijschool te Zutfen. Het ontwerp, ook door Kroon behandeld, kwam er, maar de school niet. Koning Lotiewijk kon zoo weinig van zijn plannen verwerkelijken. Niet hij, maar zijn machtige broedei regeerde hier te lande. De groote Napoleon heeft ons, Chincezen van Europa, ondertusschen geleerd deel te nemen aan het kosmopolitisch leven der beschaafde volken. Leclewijk Napoleon heeft althans dit voor de opleiding van veeartsen tot stand gebracht, dat bij koninklijk besluit van 21 Maart 1807 de minister van binnenlandsche zaken en van oorlog geautoriseerd werden om eenige resp. twee geschikte per sonen te proponeeren, welke naar de Veteri naire School te Parijs zouden kunnen worden gezonden, om aldaar het noodige onderwijs te ontvangen." En dit uitzenden heeft inder daad plaats gevonden. Na de inlijving bij Frankrijk werd alles hieromtrent bij Keizerlijk Besluit van 15 Jan. 1813 tot in bijzonderheden geregeld. Met het vertrek der Franschen ver viel die wet. Koning Willtm l gaf terstond zijn aandacht aan de belangrijke zaak. Een commissie, reeds vroeger ingesteld, bracht rapport uit en gaf een nieuw ontwerp. Art. l luidde: Er zal zonder eenig bezwaar of kosten van den Lande een veeartsenijschool worden opgericht, zooveel mogelijk in het middenpunt van het Rijk". De koning droeg den minister van Binnenlandsche. Zaken op een rapport uit te brengen. Dit verscheen in Juli 1818 en heeft den voornaamste»stoot gegeven tot de oprichting der veeartsenijschool. In een rapport van den minister van onderwijs van Sept. 1819 werd voor dit doel gewezen op de buitenplaats Gildestein nabij Utrecht met genoegzaam grond en weiland aan stroomend water gelegen, maar de eigenaar vroeg / 40000 en dit maakte den minister huiverig, om er verder op in te gaan. Toch werd de machti ging voor den aankoop verkregen, die op een publieke veiling voor / 30000 plaats vond voor rekening van het fonds van den land bouw. /Mies werd verbouwd en voor het doe! ingericht en bij Koninklijk Besluit van 30 Juli 1820 werden directeur en leeraren be noemd. De eerste directeur was de Utrechtsche hoogleeiaar 'S', d. v. Litli de Jende. Met een uitvoerige beschrijving van alles wat het per soneel en de hujpmiddcleii der gestichte school betreft, besluit prof. Kroon zijn belangwek kende verhandeling. Den Haag D'N. J. E N K 1. A A R De Rijksvceartscnijschool kort na de stichting

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl