Historisch Archief 1877-1940
B*. 8387
Zaterdag 28 Jannari
A . 1923
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. KERN KAMP
Redacteuren: H. BRUGMANS, FREDERIK VAN EEDEN, TOP NAEFF, G. NOLST TRENIT
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
en H. SALOMONSON
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. | | Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam | | Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten |
INHOUD : 1. Benedictus XV en de
Wereldoorlog, door Prof. Dr. G. W.
Kernkamp. Tijdgenooten: Molière, door Dr. W.
G. C. Byvanck. Rusland en de Demo
cratie, door Graaf Perovsky. 2. Histoire
sans paroles, teekening van Jordaan.
Hudson's Pooltocht, door Prof. Dr. H.
Brugmans.?? Krekelzang, door J. H.
Speenhoff. Een dreigend gevaar, door Dr. C.
P. Gunning. 3. Een eeuw
veeartsenijkundig onderwijs, door Dr. J. E. Enklaar.
Het Lied van Schijn en Weezen, door Dr.
Frederik van Eeden. 4. Een Cinema-ver
tooning in een gevangenis te Rome, door
Etha Fles. 5. Voor Vrouwen (red.
Elis. M. Rogge): Bijkomstigheden, door
Annie Salomons. Bezuiniging, door C.
Dozy-van Do^sburgh. Over Boeken en
Tijdschriften, door Dr. M. A. van Herwer
den. Sarah Bernhardt, teekening van B.
van Vlijmen. Uit de Natuur: In 't bosch,
door jac. P. Thijsse. 7. Dramatische
Kroniek, door Top Naeff.
Schilderkunstkroniek, door Alb. Plasschaert en H.
Kunst en Kritiek bij de Opening van de
Thcaterfcntoonstelling, teekeningen van B.
van Vlijmen. 8. De uitbreiding van het
Ceatraal-Station te Amsterdam, door Ir. C.
Leemans. Een nieuw Onderwijsplan, door
Dr. E. Slijper. 9. Arthur N kisch f, door
H. J. den Hertog, met teekening van G. J.
Stal Ier.?10. Ui t het Kladschrift van Jantje.
Ruize-Rijm; Charivaria en Prijsvraag, door
Charivarius. 't Schietgat,door MclisStoke,
?iet teekeningen van Is. van Mens. 11.
De influenza-e'pidemie, teekening van Joh.
Braakenslek. Spre?kzaal, door J. Gerzon
en Mr. F. E. Posthumus Meijes. Op'ossing
Ysbaanprijsvraag. Omslag: Dam rubriek,
red. K- C. de Jonge. Buitenl. humor.
Bijvoegsel : De ruzie in den Vrijz. Dem.
Bond, teekening van Joh. Braakensiek.
MIIIH1IIIIIIII lldllltllllf
iitmiiiilimiiii
BENEDICTUS XV EN DE
WERELDOORLOG
Bij het overlijden van Paus
Berredictus XV gaan vanzelf de gedachten
terug naar de houding, die hij tegen
over den wereldoorlog heeft aange
nomen.
Immers, de beteekenis van zijne
zuiver kerkelijke bemoeiingen zinkt
in het niet tegenover de geweldige
vraagstukken van wereldlijken aard,
die hij onder de oogen had te zien. Zijn
pontificaat viel grootendeels samen
met den oorlog. Hij aanvaardde zijne
hooge waardigheid, toen de oorlog
nog maar enkele weken oud was; hij
ging heen in een tijd, waarin de na
weeën van die ramp nog door heel het
menschdom worden gevoeld.
Indien niet reeds het geestelijk gezag,
dat hij uitoefende, hem de meest
strikte onpartijdigheid had opgelegd,
zou deze hem voorgeschreven zijn ge
worden door de omstandigheid, dat'
Roomsch-Katholieke volken in den
oorlog tegenover elkaar stonden.
Zijne taak kon alleen zijn: het le
nigen van de ellende der slachtoffers,
het vermanen tot menschlievendheid,
het aanwakkeren van elk vleugje tot
vrede, het aanbieden van zijne diensten
tot bemiddeling, zoodra de oorlog
voerenden blijk gaven van
oorlogsmoeheid.
Maar zelfs als hij de roepstem der
Christelijke liefde deed hooren, leden
zijne pogingen dikwijls schipbreuk of
werd hij van partijdigheid verdacht.
Tevergeefs verzocht hij in het eerste
oorlogsjaar, dat althans op den grooten
feestdag der Christenheid een Gods
vrede zou heerschen. De viering van
Christus' geboortefeest moest wijken
voor de noodzakelijkheid om de
krijgsverrichtingen voort te zetten. Op Kerst
dag 1914 meldde een Reuter-telegram:
,,De legers der bondgenooten in Frank
rijk vieren Kerstmis met de bajonet
op het geweer; het wachtwoord is:
voorwaarts !"
Alleen dan bleef des Pausen stern
niet die van een roepende in de woestijn,
wanneer de belangen der oorlogvoeren
den zich er niet tegen verzetten, er
gehoor aan te geven; zóin het voor
jaar van 1915, toen hij een wapenstil
stand van twee dagen in Frankrijk be
werkte, voor het begraven der gesneu
velden. Maar ook hij vermocht niets
te verzachten aan de gruwelijke mid
delen, waarmede de oorlog werd ge
voerd; en hij heeft dan ook wijselijk
niet beproefd dit te doen.
Zijne onthouding in dit opzicht werd
hoe kon het anders? door de
volken, die het meest door den oorlog
leden, als een partijdigheid ten gunste
vande centrale mogendheden beschouwd.
De Belgen en de Franschen hadden
van hem een protest verwacht tegen
den Duitschen inval in België, tegen de
wreedheden, die in beide landen tegen
de burgerlijke bevolking werden be
dreven. Maar gesteld zelfs, dat aan
den Paus de overtuigende bewijzen
daarvan waren verschaft, hoe had hij
zich de mogelijkheid kunnen voorbe
houden om op het geschikte
oogenblik als vredesbemiddelaar op te tre
den, wanneer hij het oor had geleend
aan eenzijdige klachten?
Groote ontstemming wekte het ook
bij de Entente, toen in het voorjaar
van 1915 het onderhoud bekend werd,
dat de Paus aan een Amerikaansch
journalist had toegestaan, waarbij hij
dezen verzocht, aan het Amerikaansche
volk zijn hartgrondigen wensch over
te brengen, dat het alles zou doen, wat
in zijn vermogen stond, om een einde
aan den oorlog te bereiden. Volgens
den journalist zou de Paus ook dit
hebben gezegd: wanneer Amerika
alles vermijdt, wat den oorlog kan ver
lengen, kan het meer dan eenig ander
volk tot de spoedige beëindiging van
dezen ontzettenden oorlog bijdragen."
In die woorden zag men een toespe
ling op de levering van
krijgsbenoodigdheden door Amerika aan de Entente.
Maar in vervolg van tijd was men
ook in Duitschland niet altijd inge
nomen met de daden of woorden van
den Paus. Deze wendde zich officieel
tot de Duitsche regeering om van haar
te verkrijgen, dat de deportatie van
Belgen naar Duitschland zou worden
gestaakt en dat de reeds gedeporteer
den naar hun land zouden worden
teruggebracht. Erzberger, die ook bij
deze onderhandelingen tusschen het
Vaticaan en het Duitsche Rijk als
tusschenpersoon diende, deelt ons over
deze bemoeiing van den Paus een en
ander mede in zijn boek Erlebnisse
im Weltkrieg." Het opperste
legerbestuur in Duitschland moet voor deze
deportaties verantwoordelijk worden ge
steld; zij bleven voortduren, nadat de
Duitsche regeering reeds aan den Paus
had toegezegd, dat ze zouden worden
gestaakt. Deze liet dan ook niet af;
en toen ten slotte van alle kanten pro
testen kwamen men herinnert zich,
welk aandeel ook Nederland aan deze
beweging heeft genomen moest het
opperste legerbestuur kamp geven. De
deportaties naar Duitschland hielden
toen op; daarentegen bezigde men ook
voortaan Belgen tot gedwongen arbeid
in het Duitsche etappen-gebied in
België en Noord-Frankrijk.
De allerbelangrijkste daad van den
Paus gedurende den oorlog was echter
het vredesvoorstel, dat hij in Augustus
1917 aan de oorlogvoerenden deed.
Het oogenblik daarvoor was gunstig
gekozen.
In Engeland maakte men zich toen
zeer ongerust over de gevolgen van den
onbeperkten duikbootoorlog. De ge
beurtenissen in Rusland wekten reeds
twijfel, of dit land als bondgenoot van
de geallieerden zou blijven meetellen.
Het zou nog geruimcn tijd duren,
voordat de troepen van de Vereenigde
Staten aan den oorlog in Frankrijk
zouden kunnen deelnemen. In Frank
rijk was men zeer onder den indruk
van het mislukte offensief in het gebied
van den Chemin des Dames. Zoo ooit,
dan was er toen kans, dat de Entente
redelijke vredesvoorwaarden zou willen
aanvaarden.
Maar ook in Duitschland neigden
de gemoederen tot vrede; een maand
tevoren had de Rijksdag de bekende
resolutie aangenomen, waarbij hij zich
voor een vrede zonder annexatie
verklaarde.
De voorwaarden, die in de nota van
den Paus als basis van onderhandeling
werden aangeboden, luidden:
ontruinling door de Di.i'rschers van het be
zette gebied in Frankrijk en België,
onder waarborg van de volledige poli
tieke, militaire en economische onaf
hankelijkheid van het laatste land;
van de zijde der geallieerden: terug
gave der Duitsche koloniën. Over de
andere territoriale kwesties:
ElzasLotharingen, Italiaansch Oostenrijk,
Polen, de Balken-Staten, Armenië zou
in minnelijk overleg een beslissing
worden genomen. Geen schadeloos
stelling, tenzij in bepaalde gevallen,
wanneer daarvoor bizondere redenen
bestonden.
En als toekomst-programma volgde
dan: heerschappij van het recht boven
de macht; vermindering der bewape
ning; verplichte arbitrage; vrijheid
der zeeën.
Maar zelfs de allereerste punten
van het pauselijk vredesprogramma
vonden geen instemming bij de mogend
heid, die ze had moeten goedkeuren.
Gesteld dat het Duitsche Rijk zich
bereid had verklaard om België geheel
en al te herstellen in den toestand van
vór den oorlog, dan nog zouden al
de vraagstukken, die aan het minne
lijk overleg" waren opgedragen, ver
moedelijk struikelblokken zijn geweest
op den weg naar den vrede.
Maar de Duitsche regeering weigerde
de uitdrukkelijke verklaring omtrent
België te geven, waarop het Vaticaan
ook ondershands had aangedrongen.
Alleen op deze weigering reeds moest
het vredesvoorstel stranden. En
ondertusschen was ook bij de Entente de
stemming veranderd. Van weerszijden
maakte men zich gereed tot den
beslissenden eindstrijd.
Zoo is het Benedictus XV niet ge
geven geweest, den wereldoorlog door
zijn bemiddeling te doen eindigen. De
vrede van Versailles is buiten hem om
gesloten; de Volkenbond die toch
de wenschen moet vervullen, welke
reeds in het toekomst-programma van
de pauselijke vredesnota waren op
gesomd is zonder hem opgericht.
Maar desondanks is bij het overlijden
van den Paus de beteekenis van de
Katholieke Kerk als politieke macht
grooter dan zij bij den aanvang van
zijn pontificaat was.
De ineenstorting van
OostenrijkHongarijc heeft haar beroofd van den
steun eener dyrastie, die gedurende
eeuwen haar belangen had gediend.
Maar dit verlies wordt goedgemaakt
door wat zij in Italië en in Frankrijk
heeft gewonnen. De kloof, die sinds
1870 tusschen Quirinaal en Vaticaan
gaapte, is bijna overbrugd. En Frank
rijk heeft de officieele betrekkingen met
het Pauselijk Hof weder aangeknoopt.
Zooals trouwens ook Nederland deed.
In het Duitsche Rijk, in België en
in Nederland is de Katholieke partij de
machtigste, of ne van de machtigste
Staatspartijen. Buiten haar om kan
geen regeering meer worden gevormd.
Zoowel op zuiver geestelijk als op
politiek gebied is de invloed van de
Roomsch-Katholieke Kerk wassende.
Zooals in den nieuweren tijd het
geval is geweest na elke periode van
groote politieke of maatschappelijke
beroeringen.
Op de jaren van de Fransche revolu
tie en van de oorlogen van Napoleon
is het tijdvak der Restauratie gevolgd,
de tijd van het verbond van troon en
altaar."
Na de omwenteling van 1848 her
neemt de Roomsch-Katholieke Kerk
niet alleen haar invloed in de landen
met uitsluitend Katholieke bevolking,
maar begint haar wederopluiking ook
in landen met gemengde bevolking.
Zoo zal de geschiedenis zich slechts
herhalen, wanneer de revolutionaire
periode, die wij beleefd hebben en nog
beleven, tot een versterking van de
machtspositie der Roomsch-Katho
lieke Kerk leidt.
En omdat deze Kerk beterdaneenige
andere instelling de lessen der historie
ter harte pleegt te nemen, mag men
verwachten dat het aanstaande con
clave aan Benedictus XV een opvolger
zal geven, die het gunstig getij weet
waar te nemen.
KERNRAMP
RUSLAND EN DE DEMOCRATIE
Volgens mijn meening is het onjuist de
Bolsjcwiki als een bende geweldenaren voor
te stellen, die, tegen den wil van de
meerderhei'd in het land, zich meester maakte van de
regeering. Voor een groot deel weerspiegelen
zij juist de mentaliteit van de meerderheid
van het russische volk, dat, helaas, zoowel
moreel als intellectueel, op een buitengewoon
laag peil staat. De Communistische partij
als zoodanig en afgescheiden van de sovjets
heeft ongetwijfeld vele vijanden, maar ik
geloof voornamelijk, zoo niet uitsluitend,
omdat zij de heerschende partij vertegen
woordigt, de partij die de macht in handen
heeft en tot wie de goede dingen" in aller
hande vorm en gedaante in overvloed toe
stroomen.
In de allereerste plaats is afgunst" het
leit-motiv" van de ontwijfelbare vijande
lijkheid, die de communistische partij alom
in Rusland uitlokt.
Indien het bolsjewisme ooit omvergeworpen
wordt door louter geweld (wat ik sterk betwij
fel), dan zal de wraak, die de massa" op de
leden van de communistische partij zal
nemen, waarschijnlijk ontzettend zijn; maar
dit zal slechts een nieuwe illustratie zijn van
de lafhartigheid, wreedheid en bestialiteit
van deze massa", altijd gereed zich op die
genen te werpen, die reeds verslagen zijn,
na jaren zoo niet eeuwenlang voor hen
gekropen en hun de voeten gelikt te hebben.
Niet, dat ik het geringste medelijden met
de russische ccmmunistcn gevoel o neen !
maar ik geloof, dat ik de massa" nog
dieper veracht.
Voor mij is het vraagstuk van het russische
bolsjewisme en zijn duur, dieper en gecom
pliceerder.
Wanneer ik erken, dat het bolsjewisme voor
een groot deel de mentaliteit van de meerder
heid van het russische volk weerspiegelt
volgt hier dan uit, dat het bolsjewisme mij
respect inboezemt en ik bereid ben me ervoor
te buigen en het sovjetisme" aan te nemen
als den wettigen regeeringsvorm van Rusland?
In geenen deele ! Indien men mij bewijzen
kon en mij zoo klaar als de dag kon maken
(wat het geval niet is), dat de wil" van het
russische volk inderdaad in Lenin en confraters
geïncarneerd is, zoo zou ik de tyrannen te
Moskou evenzeer haten en verfoeien en
zou ik een poging om hen met geweld ten
onder te brengen vanwaar die dan ook kwam
even hartstochtelijk verwelkomen als ik
dat nu zou doen.
Waarom? omdat volgens mijn meening
een ongeletterde, ronduit gezegd: barbaarsche
bende, of die nu uit 8 of uit 80 miljoen be
staat, geen enkel moreel recht heeft een staat,
groot of klein, te regeeren.
In principe sta ik niet vijandig tegenover
de democratie. Ik geloof, dat zij in vele landen
gunstig heeft gewerkt, ja, nog werkt, en er zijn
er enkele, als de groote republiek aan de over
zijde van den Atlantischen oceaan, die een
onpartijdig mensch wel niet anders dan de
mocratisch" kan zien. |
Neem de groote Vereenigde Staten aan
den eenen kant, het kleine Zwitserland aan
den anderen kant: in beide zijn schitterende,
zelfs bewonderingswaardige resultaten be
reikt en zeker voor een deel door het demo
cratisch regeeringsstelsel; ik geloof, dat voor
die landen geen ander regeeringsstelsel deugt.
Maar neem nu landen als Khiwa, of Bokhara
of Beluchistan of Aziatisch Turkije (in Europa
bleef er zoo weinig van Turkije over, dat dat
nauwelijks de moeite waard is genoemd te
worden), om niet te spreken van Zoeloeland of
het land der Hottentotten of dat der Eskimos.
Wat zou er van dergelijke landen worden,
indien daar een grondig democratisch systeem
werd toegepast? De Franschen zeggen:
Poser la question c'est la résoudre."
Negen tienden nu van de russische be
volking staat in ontwikkeling dichter bij de
bevolking van Beluchistan of Khiwa dan bij die
van Zwitserland of Nederland; en ik ben be
reid te erkennen (hoewel ongaarne natuurlijk),
dat een niet geheel onbelangrijk deel zelfs
niet ver boven den cultuurgraad van
Zoeloeland staat.
miHiiiHiiwiitiiniiiHHniiiiiiluliiiiuuiiiiifiiiii
immuun iiimmiiiiiiiiiiiiimiiiiillHliimiiimiiiiimiiimiiiiiiiiiiiiiHiiHii iiiiiiiiu minimi
iiimmiiimiiimmiimmHumummiHmmimmiiimummimmimmillllHllMllllHHiii.iiiHiiiHH.in HimiiiiimimiiimiilllllllHimMilMttillllHHllimitllltlimilimtliriNiinniui
MOLIÈRE
(15 Januari 1622).
Er is een tijd geweest waarin men er zich
het hoofd over brak of een regeering als van
Lodewijk XIV den bloei der geestelijke be
schaving en der letteren i n Frankrijk heeft
bevorderd, dan wel hun levensbeginsel heeft
geschaad. Het werd een onderwerp voor
zwaarwichtige verhandelingen.
Wat het werk van Molière aangaat, geloof
ik dat men het zich niet al te moeilijk moet
maken met dergelijke vragen. Het genie komt
altoos op tijd. Het schept zich zijn tijd.
Zoo hoort het te zijn en zoo is het.
Alsof de aanvangsjaren van 's Konings
regeering niet een decor waren dat een dichter
moest inspireeren !
Ik moet nog een oogenblik de verbeelding
van vriendelijke lezers terugroepen naar het
tooneeltje dat in een vorig hoofdstuk met een
enkel woord werd aangegeven: Mazarin, de
almachtige kardinaal, die in zijn ziekenkamer
van het kasteel van VincennesMolière'sMaW?
Juffers voor zich laat opvoeren, de jonge Lode
wijk, incognito aanwezig, leunend op den
ziekenstoel van den minister en meelachend
?ver het buitensporige costuum en de grotesk
zwierige gebaren van den valschen markies,
Mascarille. *IV
ftWant Molière speelde die rol in 't
overdreYtn kluchtige.
Mazarin had zijn schatten uit Parijs in
Vincennes geborgen, omdat hij zich in de
hoofdstad niet veilig gevoelde voor een over
val. De macht van den ouden man hing at'
van de een of andere toevallige omstandigheid.
Maar de jeugdige vorst, die binnen een paar
maanden, na den dood van den dienaar, zijn
eigen eerste minister wilde zijn, erfgenaam van
Mazarin's geld en bezittingen, nam het gezag
in handen, als was het hem en hem alleen
verleend, ten aanschouwe van de geheele
wereld.
Zelfbewust, meester van zich en van de
anderen, had hij het genot en de voldoening
van zijn macht. De glans en de luister van
een heerscher omringden hem en droegen de
belofte van meer. Niet incognito was hij waar
hij verscheen, hij had maar te verschijnen en
het geluk volgde hem. Welvaart van onder
danen, beschaming van vijanden, trots van
het hof.
Hij had te bevelen, en het geschiedde;
zijn zorg voor het bestuuren voor de grootheid
van het land, zijn veldtochten, intermezzo's
der parades van een schitterenden adel, zijn
feesten, zijn reizen, zijn ondernemingen, alles
volgde regelmatig op en sloot aan. Beschaafd
Europa modcleerde zich naar Frankrijk, en
de koning in zijn opbloeien was het middel
punt.
Welk een kracht van opwekking en van
aantrekking gaat er uit van een concentratie
van majestueus gezag!
Bravo, Molière ! Dat is eerst de echte ko
medie !"
Uitroep van een braven burger, die in zijn
enthousiasme bij een voorstelling van de
Précieuses Ritliculcs niet rustig kon blijven
en zijn opwinding moest uiten. Het verhaal
moet waar zijn: men vindt het overal. Dan
zou men daar een spoor aantreffen van de
bewustheid bij het publiek dat een nieuwe
richting werd ingeslagen, nu de affectaties van
den dag of van een klasse gemeten werden
aan het gezond verstand der nuchtere
menschheid. Maar de echte komedie, al was de weg
misschien daarheen gewezen, hield zich toch
nog op een goeden afstand, ondanks de op
roeping van den braven burger.
Zij had nog te veel van een klucht.
Als zoo'n brutale grap speelde haar Molière.
Men zou meenen, dat eenmaal in de gunst
van den koning opgenomen, de nabijheid van
het hof zou hebben gestrekt om den grof
komischen trant van Molière's talent als au
teur en acteur te verfijnen, en zoo is hel
ook wel inderdaad geweest, hij gaat zich
ruimer bewegen, maar neen, zijn oude
voorliefde geeft hij toch niet op; 't is zelfs
alsof zij door den loop van den tijd toeneemt:
de clown-rollen kan hij niet nalaten te schrij
ven en te spelen. Zulke maskers als van
Sganarelle, om hen zoo te noemen, wil hij
niet afleggen.
Zijn vriend Boileau heeft hem daarover
wel aangesproken. Hij was een bewonderaar.
Wien houdt ge voor den eerste onder u
allen?" vroeg de koning eens aan den criticus.
Zonder aarzelen antwoordde hij: Molière."
Lodewijk XIV dacht even na; ik had het niet
gemeend," erkende hij. Het wasén vaste over
tuiging bij Boileau.
Des te meer verdroot het hem dat Molière
steeds voortging om in rollen op te treden
van den bedrogen bedrieger, waarbij hij met
een lachend gezicht slagen had te incasseeren
of in een zak moest kruipen die met een stok
werd uitgeklopt.
Molière, a! naderde hij langzamerhand de
vijftig en ai moest hij er genoeg van hebben,
liet zich niet overhalen. Als chef van zijn troep
mocht hij de lastige rollen niet ontwijken, hij
gaf als amuseur wat men verlangde en waaraan
hij gewoon was geworden, en dan: in zijn
narrenqualiteit had hij zijn vrijdom. Stond hij
ais komediant op de grens van de wereld.
buiten de wereld, hij had daar zijn post om
de wereld de revue te laten passeeren en zijn
oordeel over haar uittcsprekcn, en hij redde
ook voor zich het gevoel van zijn waardigheid,
wanneer hij zijn vernederingen beschouwde
niet als behoorcnde tot zijn persoon, maar als
onafscheidelijk van zijn vak.
Ach, wat kost het een uitleg om verhoudin
gen te omschrijven die als wij de menschen
kennen eigenlijk van zelf spreken!
Hier hebben wij den jongen koning, alles
eischend, alles verleenend, die den man noodig
heeft, gereed en klaar om hem naar zijn wen
schen te dienen, nu met een komedie, dan met
een libretto voor een ballet of de ordening
van een feest. De koning heeft slechts te zeg
gen en het komt gereed.
Daar hebben wij den dienaar der vermake
lijkheden die er een eer in stelt om de opdracht
van zijn souverein te gemoet te komen en te
vervullen, zoodat het soms waarlijk den schijn
heeft dat zij samenwerken; hij, familiaar aan
't"hof en onaantastbaar, zelfs wanneer hij zich
niet ontziet de eigenheden te hekelen van de
vergulde schaar van hovelingen die als pla
neten draaien om de zon, hun middelpunt.
Wilt ge hem betrappen in het gedrang
aan 't hof,hoor hem dan hoe hij, in zijn verzen,
zijn gang naar de Louvre beschrijft om den
vorst te bedanken voor de genade hem be
toond door het schenken van een jaargeld van
1000 livres, ,,Au sieur Molière, excellent poëtr
comique."
Hij vindt hem zoo omringd, zoo opgehouden,
dat zijn Muze niet aan 't woord kan komen.
Heeft een als deze ook nog wel lof en wierook
van noode, hij begrijpt veel te goed wat ge
hem hebt te zeggen als het is te doen om be
wijzen van zijn genade.
Et se mettant document a sourlre
D'un air qui sur les coeurs fait un charmant effet,
II passera comme un trait,
Et cela vous dolt suftire:
Voila votre compliment fait.
Dat vriendelijk lachje van verstandhouding
tusschen koning en komediant, is het nief
teekenend voor de betrekking?
Maar de kunstenaar, maar de dichter!
Of gaat de chef van de theatertroep van
het Palais Royal geheel op in de zorg om voor
zich en de zijnen goede inkomsten te winnen?
Hij, de grappenmaker, heeft hij dan niet
zijn ambitie?
Op zijn zwerfjaren door de provincie stond
voor zijn geest een toekomst waarin hem de
lauwer was beschikt van het heroïsch drama.
Hij had het gevoed met zijn hartebloed, en
het was het spel geworden van den
jaloerschen prins, Dom Garcia de Navarre. Aan dat
stuk waren door hem veel verwachtingen
geknoopt. Nu, daar zijn gezelschap in Parijs
en aan het hof naam begon te maken, wilde
hij het opvoeren.
En het viel.
Hij wilde in 't eerst het niet gelooven, hij
zou doorzetten, maar hij moest bukken en
toegeven. Neen, htj bukte niet, hij pakte zijn
nerveuze kracht bijeen en stelde achtereen
volgens zijn komedies samen: L'écoli des
maris en L'école des femmes. Daarmee schonk
hij aan het Fransche theater modellen van
zedenkomedies. Het was nog niet het hoogste
dat in zijn macht lag, maar het was een stap
vooruit. Dit leek toch meer op de rechte
komedie" van den braven burger.
L'école des femmes was opgedragen aan de
geliefde schoonzuster van Lodewijk, Henriette,
hertogin van Orléans.
Wat zal ik van haar zeggen? Haar bescher
ming heeft den dichter vooruitgebracht.
Hij is niet achter zijn stukken gebleven. Hij
heeft geleerd te spreken aan het hot'; ja, den
koning heeft hij den toon aangegeven.
W. G. C. B Y v A N c K.