De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 28 januari pagina 1

28 januari 1922 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

B*. 8387 Zaterdag 28 Jannari A . 1923 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. KERN KAMP Redacteuren: H. BRUGMANS, FREDERIK VAN EEDEN, TOP NAEFF, G. NOLST TRENIT UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF en H. SALOMONSON Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. | | Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam | | Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten | INHOUD : 1. Benedictus XV en de Wereldoorlog, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp. Tijdgenooten: Molière, door Dr. W. G. C. Byvanck. Rusland en de Demo cratie, door Graaf Perovsky. 2. Histoire sans paroles, teekening van Jordaan. Hudson's Pooltocht, door Prof. Dr. H. Brugmans.?? Krekelzang, door J. H. Speenhoff. Een dreigend gevaar, door Dr. C. P. Gunning. 3. Een eeuw veeartsenijkundig onderwijs, door Dr. J. E. Enklaar. Het Lied van Schijn en Weezen, door Dr. Frederik van Eeden. 4. Een Cinema-ver tooning in een gevangenis te Rome, door Etha Fles. 5. Voor Vrouwen (red. Elis. M. Rogge): Bijkomstigheden, door Annie Salomons. Bezuiniging, door C. Dozy-van Do^sburgh. Over Boeken en Tijdschriften, door Dr. M. A. van Herwer den. Sarah Bernhardt, teekening van B. van Vlijmen. Uit de Natuur: In 't bosch, door jac. P. Thijsse. 7. Dramatische Kroniek, door Top Naeff. Schilderkunstkroniek, door Alb. Plasschaert en H. Kunst en Kritiek bij de Opening van de Thcaterfcntoonstelling, teekeningen van B. van Vlijmen. 8. De uitbreiding van het Ceatraal-Station te Amsterdam, door Ir. C. Leemans. Een nieuw Onderwijsplan, door Dr. E. Slijper. 9. Arthur N kisch f, door H. J. den Hertog, met teekening van G. J. Stal Ier.?10. Ui t het Kladschrift van Jantje. Ruize-Rijm; Charivaria en Prijsvraag, door Charivarius. 't Schietgat,door MclisStoke, ?iet teekeningen van Is. van Mens. 11. De influenza-e'pidemie, teekening van Joh. Braakenslek. Spre?kzaal, door J. Gerzon en Mr. F. E. Posthumus Meijes. Op'ossing Ysbaanprijsvraag. Omslag: Dam rubriek, red. K- C. de Jonge. Buitenl. humor. Bijvoegsel : De ruzie in den Vrijz. Dem. Bond, teekening van Joh. Braakensiek. MIIIH1IIIIIIII lldllltllllf iitmiiiilimiiii BENEDICTUS XV EN DE WERELDOORLOG Bij het overlijden van Paus Berredictus XV gaan vanzelf de gedachten terug naar de houding, die hij tegen over den wereldoorlog heeft aange nomen. Immers, de beteekenis van zijne zuiver kerkelijke bemoeiingen zinkt in het niet tegenover de geweldige vraagstukken van wereldlijken aard, die hij onder de oogen had te zien. Zijn pontificaat viel grootendeels samen met den oorlog. Hij aanvaardde zijne hooge waardigheid, toen de oorlog nog maar enkele weken oud was; hij ging heen in een tijd, waarin de na weeën van die ramp nog door heel het menschdom worden gevoeld. Indien niet reeds het geestelijk gezag, dat hij uitoefende, hem de meest strikte onpartijdigheid had opgelegd, zou deze hem voorgeschreven zijn ge worden door de omstandigheid, dat' Roomsch-Katholieke volken in den oorlog tegenover elkaar stonden. Zijne taak kon alleen zijn: het le nigen van de ellende der slachtoffers, het vermanen tot menschlievendheid, het aanwakkeren van elk vleugje tot vrede, het aanbieden van zijne diensten tot bemiddeling, zoodra de oorlog voerenden blijk gaven van oorlogsmoeheid. Maar zelfs als hij de roepstem der Christelijke liefde deed hooren, leden zijne pogingen dikwijls schipbreuk of werd hij van partijdigheid verdacht. Tevergeefs verzocht hij in het eerste oorlogsjaar, dat althans op den grooten feestdag der Christenheid een Gods vrede zou heerschen. De viering van Christus' geboortefeest moest wijken voor de noodzakelijkheid om de krijgsverrichtingen voort te zetten. Op Kerst dag 1914 meldde een Reuter-telegram: ,,De legers der bondgenooten in Frank rijk vieren Kerstmis met de bajonet op het geweer; het wachtwoord is: voorwaarts !" Alleen dan bleef des Pausen stern niet die van een roepende in de woestijn, wanneer de belangen der oorlogvoeren den zich er niet tegen verzetten, er gehoor aan te geven; zóin het voor jaar van 1915, toen hij een wapenstil stand van twee dagen in Frankrijk be werkte, voor het begraven der gesneu velden. Maar ook hij vermocht niets te verzachten aan de gruwelijke mid delen, waarmede de oorlog werd ge voerd; en hij heeft dan ook wijselijk niet beproefd dit te doen. Zijne onthouding in dit opzicht werd hoe kon het anders? door de volken, die het meest door den oorlog leden, als een partijdigheid ten gunste vande centrale mogendheden beschouwd. De Belgen en de Franschen hadden van hem een protest verwacht tegen den Duitschen inval in België, tegen de wreedheden, die in beide landen tegen de burgerlijke bevolking werden be dreven. Maar gesteld zelfs, dat aan den Paus de overtuigende bewijzen daarvan waren verschaft, hoe had hij zich de mogelijkheid kunnen voorbe houden om op het geschikte oogenblik als vredesbemiddelaar op te tre den, wanneer hij het oor had geleend aan eenzijdige klachten? Groote ontstemming wekte het ook bij de Entente, toen in het voorjaar van 1915 het onderhoud bekend werd, dat de Paus aan een Amerikaansch journalist had toegestaan, waarbij hij dezen verzocht, aan het Amerikaansche volk zijn hartgrondigen wensch over te brengen, dat het alles zou doen, wat in zijn vermogen stond, om een einde aan den oorlog te bereiden. Volgens den journalist zou de Paus ook dit hebben gezegd: wanneer Amerika alles vermijdt, wat den oorlog kan ver lengen, kan het meer dan eenig ander volk tot de spoedige beëindiging van dezen ontzettenden oorlog bijdragen." In die woorden zag men een toespe ling op de levering van krijgsbenoodigdheden door Amerika aan de Entente. Maar in vervolg van tijd was men ook in Duitschland niet altijd inge nomen met de daden of woorden van den Paus. Deze wendde zich officieel tot de Duitsche regeering om van haar te verkrijgen, dat de deportatie van Belgen naar Duitschland zou worden gestaakt en dat de reeds gedeporteer den naar hun land zouden worden teruggebracht. Erzberger, die ook bij deze onderhandelingen tusschen het Vaticaan en het Duitsche Rijk als tusschenpersoon diende, deelt ons over deze bemoeiing van den Paus een en ander mede in zijn boek Erlebnisse im Weltkrieg." Het opperste legerbestuur in Duitschland moet voor deze deportaties verantwoordelijk worden ge steld; zij bleven voortduren, nadat de Duitsche regeering reeds aan den Paus had toegezegd, dat ze zouden worden gestaakt. Deze liet dan ook niet af; en toen ten slotte van alle kanten pro testen kwamen men herinnert zich, welk aandeel ook Nederland aan deze beweging heeft genomen moest het opperste legerbestuur kamp geven. De deportaties naar Duitschland hielden toen op; daarentegen bezigde men ook voortaan Belgen tot gedwongen arbeid in het Duitsche etappen-gebied in België en Noord-Frankrijk. De allerbelangrijkste daad van den Paus gedurende den oorlog was echter het vredesvoorstel, dat hij in Augustus 1917 aan de oorlogvoerenden deed. Het oogenblik daarvoor was gunstig gekozen. In Engeland maakte men zich toen zeer ongerust over de gevolgen van den onbeperkten duikbootoorlog. De ge beurtenissen in Rusland wekten reeds twijfel, of dit land als bondgenoot van de geallieerden zou blijven meetellen. Het zou nog geruimcn tijd duren, voordat de troepen van de Vereenigde Staten aan den oorlog in Frankrijk zouden kunnen deelnemen. In Frank rijk was men zeer onder den indruk van het mislukte offensief in het gebied van den Chemin des Dames. Zoo ooit, dan was er toen kans, dat de Entente redelijke vredesvoorwaarden zou willen aanvaarden. Maar ook in Duitschland neigden de gemoederen tot vrede; een maand tevoren had de Rijksdag de bekende resolutie aangenomen, waarbij hij zich voor een vrede zonder annexatie verklaarde. De voorwaarden, die in de nota van den Paus als basis van onderhandeling werden aangeboden, luidden: ontruinling door de Di.i'rschers van het be zette gebied in Frankrijk en België, onder waarborg van de volledige poli tieke, militaire en economische onaf hankelijkheid van het laatste land; van de zijde der geallieerden: terug gave der Duitsche koloniën. Over de andere territoriale kwesties: ElzasLotharingen, Italiaansch Oostenrijk, Polen, de Balken-Staten, Armenië zou in minnelijk overleg een beslissing worden genomen. Geen schadeloos stelling, tenzij in bepaalde gevallen, wanneer daarvoor bizondere redenen bestonden. En als toekomst-programma volgde dan: heerschappij van het recht boven de macht; vermindering der bewape ning; verplichte arbitrage; vrijheid der zeeën. Maar zelfs de allereerste punten van het pauselijk vredesprogramma vonden geen instemming bij de mogend heid, die ze had moeten goedkeuren. Gesteld dat het Duitsche Rijk zich bereid had verklaard om België geheel en al te herstellen in den toestand van vór den oorlog, dan nog zouden al de vraagstukken, die aan het minne lijk overleg" waren opgedragen, ver moedelijk struikelblokken zijn geweest op den weg naar den vrede. Maar de Duitsche regeering weigerde de uitdrukkelijke verklaring omtrent België te geven, waarop het Vaticaan ook ondershands had aangedrongen. Alleen op deze weigering reeds moest het vredesvoorstel stranden. En ondertusschen was ook bij de Entente de stemming veranderd. Van weerszijden maakte men zich gereed tot den beslissenden eindstrijd. Zoo is het Benedictus XV niet ge geven geweest, den wereldoorlog door zijn bemiddeling te doen eindigen. De vrede van Versailles is buiten hem om gesloten; de Volkenbond die toch de wenschen moet vervullen, welke reeds in het toekomst-programma van de pauselijke vredesnota waren op gesomd is zonder hem opgericht. Maar desondanks is bij het overlijden van den Paus de beteekenis van de Katholieke Kerk als politieke macht grooter dan zij bij den aanvang van zijn pontificaat was. De ineenstorting van OostenrijkHongarijc heeft haar beroofd van den steun eener dyrastie, die gedurende eeuwen haar belangen had gediend. Maar dit verlies wordt goedgemaakt door wat zij in Italië en in Frankrijk heeft gewonnen. De kloof, die sinds 1870 tusschen Quirinaal en Vaticaan gaapte, is bijna overbrugd. En Frank rijk heeft de officieele betrekkingen met het Pauselijk Hof weder aangeknoopt. Zooals trouwens ook Nederland deed. In het Duitsche Rijk, in België en in Nederland is de Katholieke partij de machtigste, of ne van de machtigste Staatspartijen. Buiten haar om kan geen regeering meer worden gevormd. Zoowel op zuiver geestelijk als op politiek gebied is de invloed van de Roomsch-Katholieke Kerk wassende. Zooals in den nieuweren tijd het geval is geweest na elke periode van groote politieke of maatschappelijke beroeringen. Op de jaren van de Fransche revolu tie en van de oorlogen van Napoleon is het tijdvak der Restauratie gevolgd, de tijd van het verbond van troon en altaar." Na de omwenteling van 1848 her neemt de Roomsch-Katholieke Kerk niet alleen haar invloed in de landen met uitsluitend Katholieke bevolking, maar begint haar wederopluiking ook in landen met gemengde bevolking. Zoo zal de geschiedenis zich slechts herhalen, wanneer de revolutionaire periode, die wij beleefd hebben en nog beleven, tot een versterking van de machtspositie der Roomsch-Katho lieke Kerk leidt. En omdat deze Kerk beterdaneenige andere instelling de lessen der historie ter harte pleegt te nemen, mag men verwachten dat het aanstaande con clave aan Benedictus XV een opvolger zal geven, die het gunstig getij weet waar te nemen. KERNRAMP RUSLAND EN DE DEMOCRATIE Volgens mijn meening is het onjuist de Bolsjcwiki als een bende geweldenaren voor te stellen, die, tegen den wil van de meerderhei'd in het land, zich meester maakte van de regeering. Voor een groot deel weerspiegelen zij juist de mentaliteit van de meerderheid van het russische volk, dat, helaas, zoowel moreel als intellectueel, op een buitengewoon laag peil staat. De Communistische partij als zoodanig en afgescheiden van de sovjets heeft ongetwijfeld vele vijanden, maar ik geloof voornamelijk, zoo niet uitsluitend, omdat zij de heerschende partij vertegen woordigt, de partij die de macht in handen heeft en tot wie de goede dingen" in aller hande vorm en gedaante in overvloed toe stroomen. In de allereerste plaats is afgunst" het leit-motiv" van de ontwijfelbare vijande lijkheid, die de communistische partij alom in Rusland uitlokt. Indien het bolsjewisme ooit omvergeworpen wordt door louter geweld (wat ik sterk betwij fel), dan zal de wraak, die de massa" op de leden van de communistische partij zal nemen, waarschijnlijk ontzettend zijn; maar dit zal slechts een nieuwe illustratie zijn van de lafhartigheid, wreedheid en bestialiteit van deze massa", altijd gereed zich op die genen te werpen, die reeds verslagen zijn, na jaren zoo niet eeuwenlang voor hen gekropen en hun de voeten gelikt te hebben. Niet, dat ik het geringste medelijden met de russische ccmmunistcn gevoel o neen ! maar ik geloof, dat ik de massa" nog dieper veracht. Voor mij is het vraagstuk van het russische bolsjewisme en zijn duur, dieper en gecom pliceerder. Wanneer ik erken, dat het bolsjewisme voor een groot deel de mentaliteit van de meerder heid van het russische volk weerspiegelt volgt hier dan uit, dat het bolsjewisme mij respect inboezemt en ik bereid ben me ervoor te buigen en het sovjetisme" aan te nemen als den wettigen regeeringsvorm van Rusland? In geenen deele ! Indien men mij bewijzen kon en mij zoo klaar als de dag kon maken (wat het geval niet is), dat de wil" van het russische volk inderdaad in Lenin en confraters geïncarneerd is, zoo zou ik de tyrannen te Moskou evenzeer haten en verfoeien en zou ik een poging om hen met geweld ten onder te brengen vanwaar die dan ook kwam even hartstochtelijk verwelkomen als ik dat nu zou doen. Waarom? omdat volgens mijn meening een ongeletterde, ronduit gezegd: barbaarsche bende, of die nu uit 8 of uit 80 miljoen be staat, geen enkel moreel recht heeft een staat, groot of klein, te regeeren. In principe sta ik niet vijandig tegenover de democratie. Ik geloof, dat zij in vele landen gunstig heeft gewerkt, ja, nog werkt, en er zijn er enkele, als de groote republiek aan de over zijde van den Atlantischen oceaan, die een onpartijdig mensch wel niet anders dan de mocratisch" kan zien. | Neem de groote Vereenigde Staten aan den eenen kant, het kleine Zwitserland aan den anderen kant: in beide zijn schitterende, zelfs bewonderingswaardige resultaten be reikt en zeker voor een deel door het demo cratisch regeeringsstelsel; ik geloof, dat voor die landen geen ander regeeringsstelsel deugt. Maar neem nu landen als Khiwa, of Bokhara of Beluchistan of Aziatisch Turkije (in Europa bleef er zoo weinig van Turkije over, dat dat nauwelijks de moeite waard is genoemd te worden), om niet te spreken van Zoeloeland of het land der Hottentotten of dat der Eskimos. Wat zou er van dergelijke landen worden, indien daar een grondig democratisch systeem werd toegepast? De Franschen zeggen: Poser la question c'est la résoudre." Negen tienden nu van de russische be volking staat in ontwikkeling dichter bij de bevolking van Beluchistan of Khiwa dan bij die van Zwitserland of Nederland; en ik ben be reid te erkennen (hoewel ongaarne natuurlijk), dat een niet geheel onbelangrijk deel zelfs niet ver boven den cultuurgraad van Zoeloeland staat. miHiiiHiiwiitiiniiiHHniiiiiiluliiiiuuiiiiifiiiii immuun iiimmiiiiiiiiiiiiimiiiiillHliimiiimiiiiimiiimiiiiiiiiiiiiiHiiHii iiiiiiiiu minimi iiimmiiimiiimmiimmHumummiHmmimmiiimummimmimmillllHllMllllHHiii.iiiHiiiHH.in HimiiiiimimiiimiilllllllHimMilMttillllHHllimitllltlimilimtliriNiinniui MOLIÈRE (15 Januari 1622). Er is een tijd geweest waarin men er zich het hoofd over brak of een regeering als van Lodewijk XIV den bloei der geestelijke be schaving en der letteren i n Frankrijk heeft bevorderd, dan wel hun levensbeginsel heeft geschaad. Het werd een onderwerp voor zwaarwichtige verhandelingen. Wat het werk van Molière aangaat, geloof ik dat men het zich niet al te moeilijk moet maken met dergelijke vragen. Het genie komt altoos op tijd. Het schept zich zijn tijd. Zoo hoort het te zijn en zoo is het. Alsof de aanvangsjaren van 's Konings regeering niet een decor waren dat een dichter moest inspireeren ! Ik moet nog een oogenblik de verbeelding van vriendelijke lezers terugroepen naar het tooneeltje dat in een vorig hoofdstuk met een enkel woord werd aangegeven: Mazarin, de almachtige kardinaal, die in zijn ziekenkamer van het kasteel van VincennesMolière'sMaW? Juffers voor zich laat opvoeren, de jonge Lode wijk, incognito aanwezig, leunend op den ziekenstoel van den minister en meelachend ?ver het buitensporige costuum en de grotesk zwierige gebaren van den valschen markies, Mascarille. *IV ftWant Molière speelde die rol in 't overdreYtn kluchtige. Mazarin had zijn schatten uit Parijs in Vincennes geborgen, omdat hij zich in de hoofdstad niet veilig gevoelde voor een over val. De macht van den ouden man hing at' van de een of andere toevallige omstandigheid. Maar de jeugdige vorst, die binnen een paar maanden, na den dood van den dienaar, zijn eigen eerste minister wilde zijn, erfgenaam van Mazarin's geld en bezittingen, nam het gezag in handen, als was het hem en hem alleen verleend, ten aanschouwe van de geheele wereld. Zelfbewust, meester van zich en van de anderen, had hij het genot en de voldoening van zijn macht. De glans en de luister van een heerscher omringden hem en droegen de belofte van meer. Niet incognito was hij waar hij verscheen, hij had maar te verschijnen en het geluk volgde hem. Welvaart van onder danen, beschaming van vijanden, trots van het hof. Hij had te bevelen, en het geschiedde; zijn zorg voor het bestuuren voor de grootheid van het land, zijn veldtochten, intermezzo's der parades van een schitterenden adel, zijn feesten, zijn reizen, zijn ondernemingen, alles volgde regelmatig op en sloot aan. Beschaafd Europa modcleerde zich naar Frankrijk, en de koning in zijn opbloeien was het middel punt. Welk een kracht van opwekking en van aantrekking gaat er uit van een concentratie van majestueus gezag! Bravo, Molière ! Dat is eerst de echte ko medie !" Uitroep van een braven burger, die in zijn enthousiasme bij een voorstelling van de Précieuses Ritliculcs niet rustig kon blijven en zijn opwinding moest uiten. Het verhaal moet waar zijn: men vindt het overal. Dan zou men daar een spoor aantreffen van de bewustheid bij het publiek dat een nieuwe richting werd ingeslagen, nu de affectaties van den dag of van een klasse gemeten werden aan het gezond verstand der nuchtere menschheid. Maar de echte komedie, al was de weg misschien daarheen gewezen, hield zich toch nog op een goeden afstand, ondanks de op roeping van den braven burger. Zij had nog te veel van een klucht. Als zoo'n brutale grap speelde haar Molière. Men zou meenen, dat eenmaal in de gunst van den koning opgenomen, de nabijheid van het hof zou hebben gestrekt om den grof komischen trant van Molière's talent als au teur en acteur te verfijnen, en zoo is hel ook wel inderdaad geweest, hij gaat zich ruimer bewegen, maar neen, zijn oude voorliefde geeft hij toch niet op; 't is zelfs alsof zij door den loop van den tijd toeneemt: de clown-rollen kan hij niet nalaten te schrij ven en te spelen. Zulke maskers als van Sganarelle, om hen zoo te noemen, wil hij niet afleggen. Zijn vriend Boileau heeft hem daarover wel aangesproken. Hij was een bewonderaar. Wien houdt ge voor den eerste onder u allen?" vroeg de koning eens aan den criticus. Zonder aarzelen antwoordde hij: Molière." Lodewijk XIV dacht even na; ik had het niet gemeend," erkende hij. Het wasén vaste over tuiging bij Boileau. Des te meer verdroot het hem dat Molière steeds voortging om in rollen op te treden van den bedrogen bedrieger, waarbij hij met een lachend gezicht slagen had te incasseeren of in een zak moest kruipen die met een stok werd uitgeklopt. Molière, a! naderde hij langzamerhand de vijftig en ai moest hij er genoeg van hebben, liet zich niet overhalen. Als chef van zijn troep mocht hij de lastige rollen niet ontwijken, hij gaf als amuseur wat men verlangde en waaraan hij gewoon was geworden, en dan: in zijn narrenqualiteit had hij zijn vrijdom. Stond hij ais komediant op de grens van de wereld. buiten de wereld, hij had daar zijn post om de wereld de revue te laten passeeren en zijn oordeel over haar uittcsprekcn, en hij redde ook voor zich het gevoel van zijn waardigheid, wanneer hij zijn vernederingen beschouwde niet als behoorcnde tot zijn persoon, maar als onafscheidelijk van zijn vak. Ach, wat kost het een uitleg om verhoudin gen te omschrijven die als wij de menschen kennen eigenlijk van zelf spreken! Hier hebben wij den jongen koning, alles eischend, alles verleenend, die den man noodig heeft, gereed en klaar om hem naar zijn wen schen te dienen, nu met een komedie, dan met een libretto voor een ballet of de ordening van een feest. De koning heeft slechts te zeg gen en het komt gereed. Daar hebben wij den dienaar der vermake lijkheden die er een eer in stelt om de opdracht van zijn souverein te gemoet te komen en te vervullen, zoodat het soms waarlijk den schijn heeft dat zij samenwerken; hij, familiaar aan 't"hof en onaantastbaar, zelfs wanneer hij zich niet ontziet de eigenheden te hekelen van de vergulde schaar van hovelingen die als pla neten draaien om de zon, hun middelpunt. Wilt ge hem betrappen in het gedrang aan 't hof,hoor hem dan hoe hij, in zijn verzen, zijn gang naar de Louvre beschrijft om den vorst te bedanken voor de genade hem be toond door het schenken van een jaargeld van 1000 livres, ,,Au sieur Molière, excellent poëtr comique." Hij vindt hem zoo omringd, zoo opgehouden, dat zijn Muze niet aan 't woord kan komen. Heeft een als deze ook nog wel lof en wierook van noode, hij begrijpt veel te goed wat ge hem hebt te zeggen als het is te doen om be wijzen van zijn genade. Et se mettant document a sourlre D'un air qui sur les coeurs fait un charmant effet, II passera comme un trait, Et cela vous dolt suftire: Voila votre compliment fait. Dat vriendelijk lachje van verstandhouding tusschen koning en komediant, is het nief teekenend voor de betrekking? Maar de kunstenaar, maar de dichter! Of gaat de chef van de theatertroep van het Palais Royal geheel op in de zorg om voor zich en de zijnen goede inkomsten te winnen? Hij, de grappenmaker, heeft hij dan niet zijn ambitie? Op zijn zwerfjaren door de provincie stond voor zijn geest een toekomst waarin hem de lauwer was beschikt van het heroïsch drama. Hij had het gevoed met zijn hartebloed, en het was het spel geworden van den jaloerschen prins, Dom Garcia de Navarre. Aan dat stuk waren door hem veel verwachtingen geknoopt. Nu, daar zijn gezelschap in Parijs en aan het hof naam begon te maken, wilde hij het opvoeren. En het viel. Hij wilde in 't eerst het niet gelooven, hij zou doorzetten, maar hij moest bukken en toegeven. Neen, htj bukte niet, hij pakte zijn nerveuze kracht bijeen en stelde achtereen volgens zijn komedies samen: L'écoli des maris en L'école des femmes. Daarmee schonk hij aan het Fransche theater modellen van zedenkomedies. Het was nog niet het hoogste dat in zijn macht lag, maar het was een stap vooruit. Dit leek toch meer op de rechte komedie" van den braven burger. L'école des femmes was opgedragen aan de geliefde schoonzuster van Lodewijk, Henriette, hertogin van Orléans. Wat zal ik van haar zeggen? Haar bescher ming heeft den dichter vooruitgebracht. Hij is niet achter zijn stukken gebleven. Hij heeft geleerd te spreken aan het hot'; ja, den koning heeft hij den toon aangegeven. W. G. C. B Y v A N c K.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl