De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 28 januari pagina 11

28 januari 1922 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

28 Jan. '22. No. 2327 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 DE INFLUENZA-EPIDEMIE Teekening voor de Amsterdammer" van Joh. Braakenslek Braakensiek tot de Groene: Geen kleine plaat van de week mijn hersens staan er niet naar: griep" llltllllllllllllllllllllllllllllllHlllllllllltllllllllllllllllllllHlllllllllllltlllllllllllflIIIHIIIIIIIIIIIMIIIIIIIMIIIIIMHIfltllllllllllllflIIIIIIIIIIIIIII DE SPELLING VAN ONZE TAAL Toen ik het hoofdartikel in het Nr. van 7 Januarie van Prof. Kernkamp over Ver eenvoudigde Spelling" had gelezen, was mijn eerste impuls hem te verzoeken, nog eens te herlezen, wat de Vereenvoudigers" be sloten hadden (begin 1919) naar aanleiding van het toen verschenen Rapport der Staats kommissie. Ik heb dat verzoek toen niet ge daan -^ men kan immers wel steeds antwoor den op een artikel, waarin men vee! belang stelt. Maar nu de heer van Eeden zijn mening nog eens gemeend heeft te moeten zeggen, nu acht ik het juist, dat ook een gewoon sterveling eens zijn opvattingen kenbaar maakt. De heer van Eeden schijnt nog steeds niet te begrijpen, of niet te willen begrijpen, waar over het gaat; dat ten minste mag men na lezing van zijn laatste ontboezeming wel zeggen. Hij heeft het bij voortduring over handhaven, vereedelen en verfijnen, van de taal; later weer: dat de Kollewijnbeweeging" de taal wil hervormen. Maar geachte heer van Eeden, wilt gij ons nu werkelik wijsmaken, dat hetgeen gijzelf hebt geschreven, toen gij nog niet Uw sisteem hadt uitgevonden, minder edel of verfijnd van taal is, dan hetgeen gij de laatste tien jaren schreef t? Of dat, Uw,,Kleine Johannes" voor het gebruik der jonge ZuidAfrikaners omgespeld in Kollewijnse spelling, bij voorlezing ook maar iets van zijn waarde zou verliezen? Over het vreemde van het schriftbeeld behoef ik het tegenover u niet te hebben; Uw schrijfwijze immers doet het oog aanvankelik even vreemd aan als Kollewijns spelling. Gij memoreerdet in uw stuk nog eens de door U goed bevonden veranderingen." Een nieuw bewijs dat ook deze uitsluitend met spelling,?met taal niets te maken hebben. Want wat gij schrijft over Uw spelling van poze" en pooze", waereld" en kaerel," ja, dit moge dan wel de taai-zelve zijn, maar deze voorbeelden bewijzen juist, dat Uw Dichterspelling" voor de praktijk ongeschikt is. Want 99% der gewone stervelingen en heel wat kunstenaars, spreken doodgewoon van wereld" en kerel." Een arrogantie acht ik uw bewering, dat niet de taalgeleerde, maar uitsluitend de Dichter hervormen mag. Maar er naast is eigenlik ook weer uw gehele opmerking dien aangaande, waar gij het voortdurend over ,,/aamervorming" hebt. Gij dreigt verder, dat indien de Regering niet naar u luistert er zeeker drie spellingen zullen blijven." Maar geachte heer van Eeden, er is geen ppelling-van Eeden. Evenmin als een spelling-Adwaita, of Querido, of Verwey. Voorbeelden van navolging van uw sisteem zijn mij niet bekend, en het zal dan ook we! met u uitsterven. Maar ongelooflik kortzichtig zijt gij en uw mede-Dichters en Prozaïsten, die zich zo hardnekkig verzetten tegen de Vereenvou digde." Want begrijpt gij nog steeds niet, waarom o.a. spellingvereenvoudiging" zo dringend nodig is? Juist om de geestesprodukten van Uw voorgangers en tijdgenoten bekend te kunnen maken bij de brede massa, die van dat alles niets kent. Juist om de uren bestemd voor het onderwijs in het Nederlands aan onze Middelbare Scholen, die nu groten deels verknoeid worden door het aanleren van een onmogel'ke spelling, voor dat doel vrij te maken ! Zegt u dat nog steeds niets? En meent gij, dat wij praktijkmensen niet evengoed de taal als ons eigendom voelen? En tot het besef gekomen, dat de moeilike spelling, die ons mensen levert, waarbij wij steeds opnieuw Tante Betje" en andere stijl gedrochten moeten bekampen, de schuld van alle ellende is, eisen wij een andere, meer doel matige spelling. En nu nog een paar woorden tot Prof. Kernkamp. De Vereniging tot Vereenvoudi ging van onze Schrijftaal heeft zich in 1919 tot likwidatie bereid verklaard, indien de regels l, 2 en 9 volledig werden toegepast. Dit zijn die, betrekking hebbende op de e en o spelling en op het grammaties geslacht. De grote moeilikheid zit nu in de laatstgenoemde regel, maar de voorgestelde regeling KluyverCADILLAC Hit Meesterstuk dar Autotechniek Importvar: K. LAHDEWEER. UTRECHT niiMMiiiittiiiim "iiiiiiiiliiiiiiiiiiiililiitiiiiiiinliliiiitiiiiiiiilllllliiiiiiiiiliillllliiiiiiiiiilillliliililiiiiiiiiiiillllllllin < IIIIIIIIIIIIIIIMIlllllllllllllllllllll PRIJSVRAAG Oplossing van de IJsbaanteekening Van de prijsvragen en puzzles in het Kerst nummer was de Ijsbaan-prijsvraag het moei lijkste en zij heeft ons net meeste werk bezorgd. Niet minder dan 1992 inzendingen kwamen binnen; deze moesten zorgvuldig worden door gelezen en geschift. Een veertigtal inzendin gen met gelijk aantal onmogelijkheden werd afgescheiden om aan de loting deel te nemen. De groote moeilijkheid zat in het feit, dat ons het juiste aantal der fouten niet bekend was. Zelfs de teekenaar zal van den uitslag schrikken, daar het is gebleken, dat hij ook zonder opzet niet tegen het maken van een .,,onmoge!ijkheid"bestandis Onderde inzendin gen was het hoogste aantal fouten 257. Daar van moest het meerendeel gerekend worden onder de artistieke slordigheden of onder .,spijkers, op laag water gezocht." In verband hiermede en dit geldt ook voor de foutenverhaal-prijsvraag: De zelf moord van Hendrik Blok deelen wij mede, dat sommige inzenders 100 of meer fouten aanwezen, dus ruim 50 meer dan onder staande oplossing aangeeft, maar toch enkele van de on m ogel ij kne den, hieronder gemeld, over het hoofd zagen. Zij deden niet aan de loting mede omdat zij in werkelijkheid slechts ± 40 van de 44 fouten vonden. Er is ook rekening mede gehouden, dat vele in zenders vier of vijf feilen, die hieronder als n kardinale onmogelijkheid zijn aangestipt geworden, als op zich zelf staande onjuisthe den hebben geteld. De prijs vijf en twintig gulden?werd toegezonden aan C. van der Wey, Sanatorium Dcnnenoord te Doorn. Fouten: l. De rook van twee der fa brieksschoorsteen en, op den achtergrond, gaat voor den telegraatpaal en de telegraaf draden, op den dijk, langs. 2. De menschen, de vlag, auto en rijtuig mogen niet op de spoorbaan zijn. Evenmin kunnen daar dus een leuning en trap ten gerieve van die menschen aangebracht zijn. 3. Blijkens het sein veilig" en den seiner, die met de vlag gereed staat, komt er een trein aan. 4. De schoorsteen is vlak boven de deur van het baanwachtershuisje. 5. Het paard heeft geen leidsels. 6. Een open rijtuig in den winter. 7. De takken van den boom hangen over de spoorbaan. $, De boom staat in blad. 9. De boom staat met den voet in het water; als men de dame wegdenkt, die den- voet maskeert, ziet men het duidelijk. IQ. Twee horizonnen, n boven den spoordijk, n onder de brug. 11. Het ijscokarretje bij die temperatuur, dat verwarmd ijs verkoopt. 12. Het ijscakarretje kan op die helling bezwaarlijk staan zonder om te vallen of er af te loopen. Zie het verloop van trap en leuning. 13. Het tenue van den heer die op de helling staat te lezen. 14. De dame en heer in tennisccstuum met rackets en de heer in zomerkleeding en strooien hoed er vlak achter. 15. De heer en dame die onder de brug IIIIHIHIIIIMIIIIIIIHMIIlllllllllllllllHIIIHIIIIIIIIIIIIIIinillllHIHIfHIHfMMJ Muller zal zich zelf wel veroordelen. En de Vereenvoudigers" zullen werkelik niet halstarrig aan enige ondergeschikte punten vast houden, indien aan hun hoofd wensen voldaan wordt. Zodat dan een spellingsvrede" niets meer in den weg zal staan. J. E D. G E R z o K tif«MiMfmm'miimtfMiimtMi*i*u»f*m»ftftiimftitmfiijjftfmmiMimi TAAL EN SPELLING Prof. Kernkamp waarschuwt in het nummer van 7 Januari terecht voor de drieërlei spelling van de Nederlandsche taal, die het gevolg zou zijn van het invoeren ,van het stelsel Kluyver-Muller: de vereenypudigers" zouden strengelijk blijven kollewijnen, op school zou er gekluyvermullerd worden, en de duizenden en nog eens duizenden die de Vereenvoudigde" verfoeien en het ontwerp K--M. een onbruikbaar compromis vinden, zouden blijven devriesentewinkelen. Laten wij dus hopen dat dit halfslachtige systeem, dat van de oude moeilijkheden slechts weinig wegneemt en aan de nieuwe gemakzucht der kollewijners nagenoeg niet tegemoet komt, niet geaccepteerd en als on aannemelijk ter zijde gelegd zal worden. Dan zijn we weer op het zuivere standpunt, waarop de strijd tusschen de voor- en tegen standers der Vereenvoudigde" kan uitge vochten worden. Zal men deze nu aannemen voor school en leven? Nog nmaal zij er hier tegen gewaarschuwd. Gelijk ik vroeger (in mijn brochure Taal en Spelling", Hollandiadrukkerij 1917 1), aantoonde, is de hoofdaanval van Kollewijn en de zijnen gericht tegen het grammatische geslacht en het verbuigen, dienovereenkom stig, van lidwoorden, bijvoegelijke naamwoor den, voornaamwoorden, enz. Het overige, hun lik-regel, hun enkele e en o in alle open letter grepen, hun verknoeiing van de meestal ten onrechte bastaard" genoemde woorden, -dat alles zouden ze misschien we! prijs willen geven als het verfoeide grammatisch geslacht maar uitgebannen, en al wat daarmede in verband staat genivelleerd werd. Voor wie dieper ziet dan de oppervlakte is 1) Die, van de zijde der Vereenvoudigers nooit serieuze tegenspraak heeft gevonden llllllllllllltlllMIIIIIIMIIIItlltlHdoor willen zwieren, zullen niet zwieren maar vallen. Zij op rechter-, hij op linkerbeen. 16. Op een ijsbaan is geen sneeuw voor een sneeuwpop, bovendien is er in het geheele landschap geen sneeuw te bespeuren. 17. De figuur met een bouquet op het ijs. 18. De baan veger met een hark, 19. De bank waarop ondergebonden wordt is te lang voor twee pooten zonder middensteunsels. 20. De heer daarop draagt n beenwindsel of puttee. 21. Het eind van den ijrstok van den rijder bij de sneeuwpop is zoek. Oogenschijn lijk verdwijnt die stok achter het kind bij de sneeuwpop, doch dat kan niet, het kind staat veel meer naar achteren. In den stand dien hij inneemt, moet hij het kind zoo juist omgereden hebben; dit kind loopt echter nog. 22. Het meisje, dat gevallen is, heeft de schaatsen achterste voren aan. 23. De baanveger, die haar waarschuwt, heft den rechterarm op, waaronder hij zijn bezem draagt; deze valt echter niet. 24. Het kleine kind op den arm van de meid. Het is veel te dun gekleed en bloots hoofds. 25. Van de dame er vlak naast is het eind van haar ijsstok zoek. 36. Het kind, dat aan den kant van het gat speelt en blijkbaar onder toezicht hoort van de meid onder 25 genoemd, is ook bloot.hoofds. 27. De fontein in den winter. 28. Het bordje voorzichtig, gevaarlijk" en de paaltjes met touwen. 29. De heer aan het verste tafeltje draagt n kunstschaats en n Hollandsche. 30. Gerokte keilners, palmen, enz. 31. Er zijn drie kellners zichtbaar voor drie tafeltjes; n zou ruim voldoende zijn. 32. De voorste kellner bedient op schaatsen. 33. Het tafeltje, waaraan de dame staat heeft n poot te weinig. 34. De heer, daarvoor zittende, heeft eet) strooien hoed. 35. Het opschrift ,.Fosco een verfrisschende zomerdrank." 36. Een nest jonge eendjes in den winter. 37. De moedereend heeft geen zwemvliezen. 38. De dame, die aan het gat staat te kijker, heeft een parasol. 39. De knoopen pp de mouw van den heer naast haar kunnen in die houding der armen niet zichtbaar zijn. 40. Het is onmogelijk, dat vlak achter die twee dikkerds een jongen door het ijs zakt, vooral waar vlak voor hem ook een gat is. 41. De eerste jongen op den voorgrond draagt schaatsen met holle ijzers. 42. De tweede jongen heeft rolschaatsen. 43. De derde heeft geen schaatsen hoewel zijn houding en de vaart die hij heeft (jas panden) alleen mogelijk zijn als hij wel schaat sen aan heeft. Bovendien heeft hij een on mogelijk langen arm. 44. Sommige personen werpen een scha duw; andere niet.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl