Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
28 Jan. '22. No. 2327
HISTOIRE SANS PAROLES
Tetkcning voor de Amsterdammer" var. Jordaan
\
VRAAGTi
SI-FA-KO
8 IO ARE M
Hot voornmmmmle Sorlomork
umniiiiHtliwiiiimiiiiiiiiiiiii
niiiiMiMiiiiiiiiiiiiimiiiiiiMiliMiiiiillllitillliitiitiimiiimiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
9,Waarom zou men een dergelijke bevolking
het onbeperkte recht geven over het lot van
iemands land, over het leven, de eer en dg
bezittingen van geheele klassen der bevol
king te beslissen? Een belanrijk deel van de
russische intellectueele klasse staat beneden
geen enkel andere en boven menig andere
zoowel in Europa als in Amerika; vooral de
russische waarlijk ontwikkelde vrouw is een
«delsteen, wier rustige en blijmoedige glans
mij, als Rus, een reden van waarachtigen trots
op mijn land is.
Maar aan den anderen kant heeft de massa"
in Rusland zich in menig opzicht bijna be
neden alle kritiek getoond.
Daarom moet zij m.i. in een eventueel nieuw
Rusland niet te veel au sérieux" genomen
worden. Een geheele serie vau politieke kwes
ties, te beginnen met den regeerings-vorm,
moet zonder haar zoo niet tegen haar
worden opgelost, vooropgesteld altijd, dat
zij, die dit doen, de noodige macht hebben
om hunne beslissingen door te zetten een
niet onnoodig voorbehoud als men met de
russische massa" te doen heeft!
Waaruit in het geheel niet volgt, dat (uit
het oogpunt van een verstandige politiek)
op sociaal gebied niet de meest ernstige con
cessies aan deze massa" moeten worden
gedaan en dat met haar neigingen en wenschen
rekening dient te worden gehouden.
Resumeerende: de democratie, een bewon
derenswaardig succes in sommige andere lan
den, is in Rusland een absolute en schande
lijke mislukking gebleken.
Onder een zwak en onbekwaam souverein
was Rusland toch nog een groot en machtig
land, dat een bijna oneindige verscheidenheid
van nationaliteiten bevatte, een zesde van het
aardoppervlak besloeg, en in staat was om,
onder bijna onoverkomelijke moeilijkheden,
gedurende meer dan 2J jaar een
ontzettenden oorlog te voeren, zelfs niet altijd zonder
succes en niet zondereenigen glimp van roem.
Aan den anderen kant waren, toen de mo
narchie eenmaal omvergeworpen was, een
paar maanden, ja een paar weken, voldoende
om anarchie over het land te brengen, een
chaotischen toestand, een bijna totale ont
wrichting en een algemeenen collaps te ver
oorzaken, alles culmineerend in het ontee
rend verdrag van Brest-Litovsk en in Lenin's
dictatorschap.
Waarom? Omdat een onbekwame regee
ring hst beproefd had, Rusland volgens de
mocratische beginselen te regeeren; omdat de
massa, na eeuwen van ondergeschiktheid,
plotseling van haar ketenen bevrijd werd .en
kon doen wat haar behaagde.
Waartoe dit geleid heeft, zien wij heden ten
dage. Deze jammerlijke resultaten zullen de
democratie in het algemeen geen afbreuk
doen, maar zij bewijzen, dat het democrati
sche beginsel absoluut ongeschikt is voor een
land als Rusland, op zijn tegenwoordigen
trap van evolutie.
GRAAF PEROVSKY
imiHiiiiiiitiiiiiiiiiiiitiiiiiiiHMnimtiiHMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiimiiii
steven naar de Amerikaansche kust zou
hebben gewend, wanneer niet Hudson hem
twee jaar vroeger op dien weg was voorgegaan.
Het was dan ook niet toevallig, dat aan de
uitgave der stukken over de reis van May
werd toegevoegd de door den heer Wouter
Nijhoff bewerkte nieuwe uitgave van het
oude boek van Murphy over het verblijf
van Hudson in Nederland.
!> Daarmede was natuurlijk de stof volstrekt
niet uitgeput. Dat blijkt wel uit de publicatie.
die thans voor ons ligt en die het negentiende
deel vormt van de werken der loffelijke
Linschoten-Vereeniging.l) Daarin heeft de heer
L'HonoréNaber, op dit gebied reeds lang
met eere bekend, alles bijeengebracht,
wat over de beroemde reis van Hudson
thans nog is te vinden. Dat is heel wat,
maar valt ten slotte toch niet mede. Voor
eerst ontbreekt het journaal van Hudson
zelf geheel, zoodat de belangrijkste bron ons
niet ter beschikking staat. Te verklaren is
dat natuurlijk wel. Immers ^Hudson is na
zijn tocht naar Amerika niet meer terug
gekeerd naar Nederland, maar naar Engeland.
Daar werd zijn schip aan de ketting gelegd;
zijn papieren werden in beslag genomen;
hij zelf werd vastgehouden. Stellig volkomen
begrijpelijk; want Hudson had zich zonder
verlof en tegen de wet in dienst begeven
van een buitenlandsch handelslichaatn, de
Oost-Indische Compagnie; ten overvloede had
hij met een schip onder NederJandsche vlag
beproefd binnen te dringen in een land,
dat de koning van Engeland tot zijn territoir
rekende, waarop hij zich althans rechten
meende te kunnen toekennen. Geen wonder
. dus, dat men Hudson bij zijn aankomst
te Dartmouth ter verantwoording riep en
daarom ook zijn papieren verzegelde.
Oogenschijnlijk de beste waarborg om de stukken
voor het nageslacht te redden, maar feitelijk
de oorzaak van het zoekraken van deze
voor ons zoo gewichtige documenten. Immers
daardoor is verhinderd, dat Hudsons jour
naal in Nederland werd afgeleverd, waar het
zeker wel een drukker zou hebben gevonden.
Bezitten wij dus het journaal van Hudson
zelf niet, een journaal van een van zijn
tochtgenooten bestaat. Robcrt Juet heeft
de geheele reis van Hudson medegemaakt
als mate" d. w. z. derde stuurman. Hij was
iemand, die belangstelling in en ook verstand
van de zeevaart en van ontdekkingstochten
had. Hij zal een jong man zijn geweest,
wat in het algemeen voor de hand ligt, maar
ook wel bewezen wordt door zijn genoegen
HUDSON'S P DOLTOCHT
Toen de Linschoten-Vereeniging twaalf
jaar geleden werd opgericht, begon zij de
reeks van haar publicatiën met de reis van
Jan Cprnelisz May naar de Ijszee en de
Amerikaansche kust. Deze uitgave, van de
beproefde hand van dr. mr. S. Muller Fzn.,
werd zeer gewaardeerd en was ook een
uitnemend begin van de merkwaardige reeks,
die nog zou volgen. Maar eigenlijk kwam
zij wat te vroeg; immers niet alleen was deze
reis van May voorloopig de laatste van de
Nederlandsche pooltechten, maar zij sloot
zich ook onmiddellijk aan bij een veel meer
bekende, die van Henry Hudson. Zoo onmid
dellijk is de aansluiting, dat Hudson en May
feitelijk ongeveer denzelfden tocht hebben
gemaakt; men kan zelfs wel aannemen,
dat May van de Ijszee uit den Atlantischen
Oceaan niet zou zijn overgestoken en den
1) HENRY HUDSON'S Reize onder Neder
landsche vlag van Amsterdam naar Nova
Zembla, Amerika en terug naar Dartmouth in
Engeland, 1609, volgens het journaal van
Robert Juet, uitgegeven door S. P. L'Honor
Naber. Met 4 kaarten en 'j platen.
VGravenhage, Martinus Nijhoff, 1921.
Koninklijke Meubeltransport-Maatschappij
DEGRUYTER&Co.l
DEN HAAG
AMSTERDAM ARNHEM
l Verhuizingen per Auto-Trein
? imiMftllllllllllllllllllllllllllllllllllHIIII IIIIIIIIIIMIIIIIMIIMMIUIIIlnlIIIIIIIIIIIIII
iiimiiiiiiiini iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
EEN DREIGEND GEVAAR
De toekomst der klassieke opleiding
Kort geleden zijn door den Minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen wets
voorstellen ingediend tot herziening van
ons Middelbaar Onderwijs. In velerlei opzich
ten zijn deze wetsvoorstellen ingrijpend.
Ongetwijfeld scheppen zij belangrijke nieuwe
mogelijkheden en getuigen zij van een
frisschen kijk op den eisch, dien hst M. O. in
dezen tijd stelt. Zij beteekenen inderdaad
een gehetle reorganisatie. De groote verdiensten
van het wetsontwerp willen wij allerminst
over het hoofd zien: h den evenwel bepalen wij
onsertoeeen bij uitstek gevaarlijke nieuwigheid
welke het bevat, gevaarlijk zoowel in wezen
als in te duchten gevolgen,nader te belichten.
Een nieuwigheid.want terwijl het aanhangige
voorstel overigens slechts codificeert wat in
de praktijk reeds levensvatbaar en nuttig
bleek, is bedoeld novum geheel en al een
theoretisch verzinsel: de instelling n.l. van
een nieuwe opleiding, waarbij men zonder
Grieksch doch wel met Latijn toegang tot de
Universiteit zal kunnen krijgen voor de studie
li de rechten en de moderne talen een op
leiding dus, staande tusschen de tegenwoor
dige Gymnasium en H. B. S. opleiding. Be
zien wij dit op het eerste g:zicht, onschuldige,
ja zel's practische voorstel wat
naderGenoemde Griekschlooze opkiding zal wor
den verkregen aan de z.g. B-afdeeling van het
wettig erkende Lyceum. Terwijl het wets
ontwerp het bestaande Gymnasium en H. B. S.
met 5-jarigen cursus handhaaf t, wordt tevens
officieel het Lyceum als schooltype erkend.
Dit zal ongetwijfeld weinig tegenkanting
ondervinden. De thans bestaande particuliere
Lycea hebben in de praktijk genoegzaam
bewezen dat wat men hier hoopte te bereiken
inderdaad bereikbaar is, te weten een juister
keuze tusschen de klassieke en de natuur
wetenschappelijke opleiding. Het Lyceum
verschuift deze keuze 2 jaar, naar een leeftijd
waarop die bslangrijke beslissing met een
grooter mate van zekerheid kan worden ge
nomen dan na afloop der Lagere School. Op
den gemeenschappelijken 2-jarigen onderbouw
volgen dan twee afdeelingen, die resp. in 4 jaar
opleiden voor het eindexamen gymnasium
en in 3 jaar (of ook in 4 jaar) voor het eind
examen H. B. S. Door het gezamenlijke
schoolleven in n inrichting hopen de voor
standers der Lycea ook bij de leerlingen beider
afdeelingen een onderling begrijpen en waar
deeren aan te kweeken, dat tusschen Gymnasi
asten en H. B. S.ers en nog meer in de
maatschappij tusschen ex-Gymnasiasten en
ex-H.B.S.-ers helaas vaak ver te zoeken is
Ondergeteekende ziet in de betere kansen die
de Lyceuminrichting in dezen biedt waarlijk
niet het geringste voordeel van dezen organi
satie-vorm. Daartoe zal men doelbewust in het
Lyceum met zijn beide afdeelingen een soort
geestelijke eenheid moeten trachten te hand
haven, die een g.meenschappelijk stempel
drukt op de leerlingen.
Dit alles nu wordt door den Minister over
genomen en in de wet vastgelegd.Alleenmaar,
naast deze twee afdeelingen wordt een derde
ingericht, waar wel Latijn doch geen Grieksch
zal worden onderwezen. In plaats van Grieksch
krijgen de leerlingen Staatsinrichtingen Staat
huishoudkunde, en, zooals uit een voorloopig
schema voor deze afdeeling bekend is, wat
meer w'.s- en natuurkunde. De Minister opent
ook de mogelijkheid dat de leerlingen het
Latijn mee zullen doen met de afdeeling A
(Gymnasiumafdeeling ) en de wis- en natuur
kunde m.'t de afdeeling C (H. B. S. afdeeling.)
Deze B-afdeeling nu achten wij een onding,
een wangedrocht, ja, een groot gevaar voor ons
geheele M. O., waartegen wel ernstig mag
worden gewaarschuwd. Wij bemerken met
genoegen dat wij in Dr. Wagenvoort een mede
stander hebben gevonden. Dr. W. waarschuwt
tegen de afdeeling op bondige, weloverwogen
wijze in een brochure die onder den titel:
De toekomst der klassieke vorming in Neder
land" bij Wolters te Groningen verscheen.
De titel had evengoed kunnen luiden: De
ondergang van de klassieke vorming in
Nederland," want schrijver ziet de toekomst
zeer donker in, niet alleen voor de klassieke
vorming, doch daarmede tevens voor ons
geheele land als cultuurstaat. Daartoe luidt
hij kort maar krachtig de stormklok. Onge
twijfeld heeft deze brochure, gezien het groote
belang dat daar ter sprake komt, recht op
wat meer dan een enkele recensie", opdat de
tonen dezer stormklok in ruimer kring worden
gehoord, opdat velen, nog onbekend met het
dreigende gevaar, worden wakker geschud.
Terwijl wij zijn brochure allen, die in deze
materie belangstellen, ter lezing aanbevelen,
meenen wij zijn beschouwingen op de volgende
wijze kort te mogen releveeren en tevens nog
te mogen aanvullen.
Met aarzeling, zoo lezen wij in de Memorie
van Toelichting, heeft de Minister de rechten
van deze B-afdeeling vastgesteld. Wij zouden
hier we! willen vragen welke overwegingen,
welke invloeden den Minister hebben bewogen,
die aarzeling te overwinnen. Wij meenen niet
dat in den laatsten tijd st. mm 'n zijn opgegaan,
die op het inrichten dezer Griekschlooze op
leiding hebben aangedrongen. Jaren geleden,
toen m'n voelde dat de oud-Gymnasiumop
leiding herzien moest worden, is i ts dergelijks
wel voorgesteld. Inm.ddels echter brachten
de Lycea een andere oplossing. Dat niet alleen,
maar ook het programma van het Gymnasium
zelf werd in modernen geest herzien, vooral
voor de B-leerlingen. Deze zullen in de
toekom;t aannvrkelijk nvnder Latijn en
Grieksch, meer Wis-, Natuur- en Scheikunde
ontvangen. Deze opleiding is ook uitdrukke
lijk bedoeld voor a.s. juristen. Doch volgens
aller meening is hierbij dan ook het m'nimum
van klassieke opleiding bereikt. Wil m ener nog
meer afneniMi, dan kan men er veel beter
geheel mee ophouden, en de volledige H. B. S.
opleiding nemen. Nog eens, waar vroeg
men nu nog om die Griekschlooze" afdeeling?
In het wetsontwerp der
Ineenschakelingscomnrssie (1903 en 1913) kwam zooiets wel
voor, doch de Minister blijkt ook overigens
zoo geheel vrij tegenover dit eerste
organisatieontwerp te staan dat bezwaarlijk hierin de
reden van dit zijn voorstel kan worden gezien.
Hoe dat zij, wij mogen uitdrukkelijk
constateeren dat deze B-afdeeling niet in een uit
gesproken behoefte van ons M. O. zal voor
zien, dat zij evenmin codificeert wat in de
praktijk reeds hetzij hier, hetzij elders, met
gunstig gevolg werd beproefd. Voorwaar een
uiterst gewaagd begin.
Doch er is meer. Bedoelde B-afdeeling toch
tast den paedadogisch-psychologischen opzet
van de Lyceutnorganisatie aan, en dreigt daar
mede de voordeden die deze bevat geheel te
niet te doen. Hierboven gaven wij die
voordeelen kort aldus aan: zuiverder beroepskeuze
en harmonische samenwerking der twee ge
lijkwaardige opleidingen, te weten de klas
sieke en de natuurwetenschappelijke. Welnu,
met nadruk zij geconstateerd dat de B-af
deeling een onzuivere beroepskeuze geeft.
Op 14-jarigen leeftijd kan wel met vrij groote
zekerheid beslist worden of de leerling in hoofd
zaak een litterairen dan wel een wiskundigen
aanleg heeft. Dat is het eerste stadium in de
beroepskeuze. Meer beoogt het Lyceum niet
en mag het niet beoogen. Want hoeveel
leerlingen zien op dien leeftijd al verder,
weten al of zij jurist, modern-litterator, dan
wel theoloog of klassiek-litterator willen
worden? En toch, die keuze eischt de in
richting van de B-afdeeling naast de
A-afdeeling. Die keuze echter komt pas later,
meestal aan de Universiteit. Die keuze is op
dezen leeftijd praematuur. De afdeeling B ver
valt weer (zij het in anderen vorm) in de oude
fout, die h.t Lyceum juist wil vermijden:
een gedwongen, ontijdige beroepskeuze. Zij
beteekient dus een schrede terug.
En de schooleenheid, de harmonische wissel
werking tusschen de klassieke en natuur
wetenschappelijke opleiding? ,
De afdeeling B is noch zuiver klassiek, noch
zuiver natuurwetenschappelijk gestemd en
aan de vreemdsoortige dingen, die hij op
zijn reis te zien kreeg. Op goede gronden
neemt de heer L'HonoréNaber aan, dat
Juets journaal geen verband houdt met
dat van Hudson zelf. Het is reeds in 1625
door den bekenden Purchas gepubliceerd
en dus reeds lang bekend. De heer L'Honor
Naber heeft het thans aan het hoofd van
zijn publicatie gesteld en het natuurlijk
naar Purchas afgedrukt; want het handschrift
is niet bewaard. Hij voegt daaraan een
Nederlandsche vertaling toe, die natuurlijk
niet in zeventiende-eeuwsche taal is ge
schreven, maar toch wel ouderwetsch is
gehouden. Het is de vraag, of zulk een ver
taling eigenlijk noodig was; mij dunkt,
dat degenen, die belang stellen in onze oude
reizen, ook wel voldoende Engelsch verstaan
en moeten verstaan om de oude journalen
in het oorspronkelijk te lezen.
Het ontbreken van het journaal van
Hudson zelf wordt natuurlijk door dat var.
Juet niet geheel vergoed. Gelukkig hebben
wij nog andere gegevens, voor de kennis
van den befaamden tocht van gewicht. Wij
hebben het oude, reeds lang bekende verhaal
van Van Meteren. Hij was sedert 1583
hooftman ofte consul van de Collegie der
Nederlandtsche cooplieden" te Londen en kon
zoodoende heel wat weten, vooral omtrent
den afloop van Hudsons tocht. De heer
L'HonoréNaber zet uiteen, dat Van Meteren
de papieren van Hudson wel niet zal hebben
gezien, maar dat hij mondelinge informatie
zal hebben gehad van Hudson zelf of van
iemand, die nauw bij den tocht betrokken
is geweest. Dat betoog schijnt ons over
tuigend. Ook De Laet heeft in zijn Nieuwe
Wereld" berichten, die wel op Hudson zelf
teruggaan. Dan heeft Van Dam in zijn be
kende beschrijving der Oost-Indische Com
pagnie allerlei gegevens, die in het origineel
zijn verloren gegaan. Ten slotte zijn er
natuurlijk heel wat resolutié'n, brieven,
instructie'n enz., die althans voor de voor
bereiding van den tocht van groot belang
zijn. Al deze stukken zijn in deze publicatie
afgedrukt. Eigenlijk wel wat veel. Want
Van Meteren is evenmin zeldzaam als De
Laet, om niet te spreken van de Négociations
van Jeannin, waarvan iedereen gemakkelijk
inzage kan nemen. Het is natuurlijk wel
gemakkelijk om alles bij elkander te hebben,
wat op Hudson en zijn beroemde reis betrek
king heeft, maar met een duidelijke verwijzing
had hier toch kunnen zijn volstaan.
Hudson heeft een groote vermaardheid
gekregen in de wereld; rivieren, steden,
straten, baaien zijn naar hem genoemd.
Stellig is hij dan ook een merkwaardig man
geweest, al was het maar illeen, omdat hij
de eerste Europeaan was, die de naar hem
genoemde rivier onderzocht en de plaats
betrad, waar tegenwoordig het groote
NewYork ligt. Dat men hem in Amerika hoogelijk
eert, ligt voor de hand. Wij herinneren
ons nog levendig de groote feesten van
1909, toen opnieuw na drie eeuwen de Halve
Maen, als geschenk van het oude vaderland,
op de Hudson voer. De heer L'HonoréNaber
herinnert in zijn inleiding aan die feesten
en geeft er zelfs een vrij uitvoerig verslag
van. Het eerste was noodig en gepast, het
tweede minder; met de documenten over
Hudson en zijn tocht stond de feestviering
natuurlijk slechts in verwijderd verband.
Ook hierom, omdat de hulde, die destijds
aan Hudson is gebracht, ten slotte wel wat
uitbundig is geweest. Stellig had hij zijn
goede eigenschappen en die komen ook
duidelijk uit: hij was in ieder geval een
ervaren zeeman, een kloek ontdekker, een
onversaagd navorscher van onbekende landen
en zeeën ! Maar hij had toch ook groote
gebreken en het is waarlijk geen wonder,
dat men hem in Holland niet geheel ver
trouwde. Dat hij naar Nederland kwam om
voor Nederlandsche rekening een tocht naar
het onbekende Noorden te ondernemen,
was al volstrekt niet in den haak. Maar
erger nog was, dat hij zich in het geheel
niet aan zijn instructie'n hield en dat zelfs
nooit van plan was te doen. Hij wordt door
de Oost-Indische Compagnie naar de Ijszee
zal op die beiden storend inwerken. Ja meer,
haar geest zal afbreuk doen aan de twee andere
afdeelingen. Want de B-afdeeling is een zui
vere vakschool voor a.s. juristen en moderne
litteratoren. Het M. O. nu mag nimmer vak
onderwijs worden. Het moet geven algemeen
vorm;nd onderwijs, onderricht dat
levensinhoud, levenswaarde geeft. Het moet een brok
cultuur overgeven, waarop de jonge mensen
verder kan bouwen. Dit kunnen zoowel
H. B. S. als Gymnasium. Zij gevei een brok
moderne cultuur of een brok antieke cultuur.
Dat er een derde zou zijn, is nogniet gebleken.
De leerlingen dezer B-afdeeling zoeken echter
ook geen algemeene ontwikkeling doch trach
ten langs den gemakkelijksten weg het recht te
verkrijgen om in de rechten en de moderne
talen te gaan studecren. Dat onderstelt een
gezindheid die, waar zij al bestaat, zeker niet
gevoed moet worden !
Voorts: de bedoeling is (en aan scholen
op kleinere plaatsen zal het bezwaarlijk
anders kunnen) dat de leerlingen der
B-afdeeling de lessen gedeeltelijk met de
Gymnasiasten en gedeeltelijk met de
H. B. S.-ers meemaken. Dat zal op beide
afdeelingen remmend werken, want met geen
van beide kunnen zij vol mee. Het heen en
weer loopen zal het scheppen en handhaven van
een schooleenheid, opgebouwd op twee ver
schillende zelfstandig uitgroeiende deelen,
geheel onmogelijk maken?vooreen gezond
M. O. een niet te onderschatten gevaar.
Doch misschien meenen velen dat de hier
boven geuite bezwaren toch in hoofdzaak
denkbeeldig zijn, dat het in de practijk zoo'n
vaart niet zal loopen,wel mee zal vallen. Wel,
ook wij zouden gaarne geneigd zijn het eens
te probeeren, wanneer wij dan maar met
zekerheid mochten verwachten dat deze
Bafdeeling ons toch ook wat goeds zou brengen
en in ieder geval geen kwaad zou doen. Helaas
echter kunnen wij d'e verwachting allerminst
koesteren. Dat zij geen goed zal brengen, werd
reeds betoogd. Erger is nog dat zij zeer zeker
veel kwaad zal stichten.
Met groote zekerheid toch kan worden voor
speld dat dezeGriekschlooze opleiding de dood
steek beteekent voor de studie der klassieke
talen in ons land.
Evenmin immers als men op veertienjarigen
leeftijd reeds juristen en moderne litteratoren
in den dop heeft, evenmin heeft men op dien
leeftijd reeds welbewuste aspirant-theologen
en klassiek-litteratorcn. De lust tot deze
studie ontwaakt pas op lateren leeftijd, in de
hoogste klassen der gymnasia, vaak pas
aan de Uinversiteit. Wat voor reden zou
men dan nog hebben om het oude Gymnasium
of de afdeeling A van hst Lyceum te bezoeken?
Het staat voor ieder wel" vast dat de studie
KUNST EN SPORT.
Welkom grijze, krasse Sarah,
Welkom in uw Vaderland,
Altijd blijft ge maar dezelfde,
Altijd fief en bij de hand.
Neen, we zijn u niet vergeten
In die bijna tachtig jaar....
Koningin der wereldplanken
Met uw Koninklijk gebaar.
Zie hoe ge door uwe vrienden
Hier nog steeds bewonderd wordt.
Deze zware reis naar Holland
Is een daad van kunst en sport.
Onze oma's, onze opa's
Juichten u al vurig toe,
En een derde generatie
Is uw stem nog lang niet moe.
Met uw wonderlijke gaven
Reddet ge zoo wonderwel
De wat dorre vier bedrijven
Van dit tamme maakwerkspel.
Maar we waren niet gekomen
Voor 't een of andre stuk
U nog eenmaal toe te juichen
Was ons lang verwacht geluk.
J. H. S P E E N H O F F.
UMIE BAMK
voor NEDERLAND en KOLONIËK
AMSTERDAM
en ROTTERDAM
Agentschappen in Nederland:
's-GR A VEN H 4 GE, TILBURQ,
LEEUWARDEN, OI8TERWLJK,
UDENHOUT, LOCHEM en BORGULO.
Agentschappen in Indië:
BATAVIA, SOERABAYA,
8EMAKANO, BANDOENG, MEDAN a
WELTEYREDEN
IIIIIIIIIIIIIIIII1 l t II Illllllllll IIIIIIIIIIIIIIMtNH
gezonden om den Noordoostelijken doorvaart
te zoeken. En wat doet hij? Hij is nauwelijks
in de Ijszee aangekomen, of hij maakt
rechtsomkeert, steekt den oceaan over en
gaat een onderzoek instellen naar den
Noordwestelijken doorvaart, wat hem in het geheel
niet was opgedragen en zelfs uitdrukkelijk
was verboden. In den meest letterlijken zin
heeft hij zich dus schuldig gemaakt aan
plichtsverzuim.
Maar het toeval heeft hem gediend. Den
Noordwestelijken doorvaart heeft hij evenmin
gevonden als den Noordoostelijken. Maar
hij vond een larid, dat een groote toekomst
zou hebben. Zoo kreeg zijn tocht een
beteekenis, die zij voor de tijdgenooten nooit
heeft gehad. Ten duidelijkste blijkt dat
uit de gegevens, die de heer L'HonoréNaber
thans in aangenamen vorm tot onze beschik
king heeft gesteld.
H. BKUQMANS
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIH
van Grieksch moeilijk is. Ouders en leerlingen,
zij allen zoeken om strijd den makkelijksten
weg om, wat voor hen het einddoel is, n.l.
een geldigeinddiploma,in den kortst mogelijken
tijd en met de minst mogelijke inspanning te
behalen. Alles zal dus naar de B-afdeeling
loopen. De ondergang nu van de klassieke
vorming in ons land is een gevaar, dat men
werkelijk niet mag onderschatten. De Minister
zelf ziet het gevaar dreigen. Hij erkent dat
de afdeeling B geen klassieke vorming, zelfs
geen semi-klassieke vorming kan geven. Hij
probeert op allerlei wijze de afdeeling A nog
wat naar voren te halen, doch de practijk
zal hier sterker zijn dan elke leer. Dit is het
groote gevaar dat Dr. Wagenvoort voorziet,
en waartegen hij wil waarschuwen. Ter ad
structie van zijn betoog (indien er nog mochten
zijn die het verdwijnen van de klassieke
vorming allerminst zouden betreuren) is de
schrijver zoo gelukkig te kunnen verwijzen
naar een onlangs in Engeland verschenen
rapport, waarin er krachtig op wordt aange
drongen om toch vooral te zorgen dat de klas
sieke vorming blijft bestaan. Wij achten de
klassieke vorming allerminst de alleen-zalig
makende. Daarnaast staat de natuurweten
schappelijke, die voor verdere studie zeker
geheel gelijkwaardig is. Doch een wegvallen
van de klassieke vorming achten wij met den
schrijver voor ons land iets dat zeer zeker met
den naam van nationale ramp kan worden
bestempeld, zooals ook in het Engelsche rap
port geschiedt.
Later, als het onheil geschied (s, zal men er
den voorstanders der Lycea een verwijt van
maken ! Ten onrechte, want deze B-afdeeling
hebben zij nimmer gewenscht. Waar ik mij
mag scharen onder hen die steeds krachtig de
waarde van de Lyceuminrichting hebben be
pleit, mag ik dan ook met des te meer klem
zggen: Een Lyceum, als gij hier voorstelt.
Excellentie, hebben wij nimmer gevraagd
ja, ik aarzel niet het voortbestaan van het
oude Gymnasium en de H. B. S. te verkiezen
boven dit gevaarlijke kunstproduct."
Nederland mag zich gelukkig achten een
degelijke klassieke opleiding aan een deel der
opgroeiende jeugd te kunnen bieden. Ons
geheele land profiteert daarvan. Zullen wij
deze opleiding moedwillig gaan vermoorden
op een oogenblik, dat andere landen alles in
't werk stellen om haar te verkrijgen? Van
harte hopen wij dat de roepstem van den
schrijver moge doordringen tot in de
StatenGeneraal en wij ervoor bewaard mogen blij
ven dat door onzen energieken eersten
Minister van Onderwijs een maatregel' tot
stand worde gebracht, die ons land als
cultuurstaat ernstig moet schaden."
DR. C. P. G u N N i N c