De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 28 januari pagina 2

28 januari 1922 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 28 Jan. '22. No. 2327 HISTOIRE SANS PAROLES Tetkcning voor de Amsterdammer" var. Jordaan \ VRAAGTi SI-FA-KO 8 IO ARE M Hot voornmmmmle Sorlomork umniiiiHtliwiiiimiiiiiiiiiiiii niiiiMiMiiiiiiiiiiiiimiiiiiiMiliMiiiiillllitillliitiitiimiiimiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii 9,Waarom zou men een dergelijke bevolking het onbeperkte recht geven over het lot van iemands land, over het leven, de eer en dg bezittingen van geheele klassen der bevol king te beslissen? Een belanrijk deel van de russische intellectueele klasse staat beneden geen enkel andere en boven menig andere zoowel in Europa als in Amerika; vooral de russische waarlijk ontwikkelde vrouw is een «delsteen, wier rustige en blijmoedige glans mij, als Rus, een reden van waarachtigen trots op mijn land is. Maar aan den anderen kant heeft de massa" in Rusland zich in menig opzicht bijna be neden alle kritiek getoond. Daarom moet zij m.i. in een eventueel nieuw Rusland niet te veel au sérieux" genomen worden. Een geheele serie vau politieke kwes ties, te beginnen met den regeerings-vorm, moet zonder haar zoo niet tegen haar worden opgelost, vooropgesteld altijd, dat zij, die dit doen, de noodige macht hebben om hunne beslissingen door te zetten een niet onnoodig voorbehoud als men met de russische massa" te doen heeft! Waaruit in het geheel niet volgt, dat (uit het oogpunt van een verstandige politiek) op sociaal gebied niet de meest ernstige con cessies aan deze massa" moeten worden gedaan en dat met haar neigingen en wenschen rekening dient te worden gehouden. Resumeerende: de democratie, een bewon derenswaardig succes in sommige andere lan den, is in Rusland een absolute en schande lijke mislukking gebleken. Onder een zwak en onbekwaam souverein was Rusland toch nog een groot en machtig land, dat een bijna oneindige verscheidenheid van nationaliteiten bevatte, een zesde van het aardoppervlak besloeg, en in staat was om, onder bijna onoverkomelijke moeilijkheden, gedurende meer dan 2J jaar een ontzettenden oorlog te voeren, zelfs niet altijd zonder succes en niet zondereenigen glimp van roem. Aan den anderen kant waren, toen de mo narchie eenmaal omvergeworpen was, een paar maanden, ja een paar weken, voldoende om anarchie over het land te brengen, een chaotischen toestand, een bijna totale ont wrichting en een algemeenen collaps te ver oorzaken, alles culmineerend in het ontee rend verdrag van Brest-Litovsk en in Lenin's dictatorschap. Waarom? Omdat een onbekwame regee ring hst beproefd had, Rusland volgens de mocratische beginselen te regeeren; omdat de massa, na eeuwen van ondergeschiktheid, plotseling van haar ketenen bevrijd werd .en kon doen wat haar behaagde. Waartoe dit geleid heeft, zien wij heden ten dage. Deze jammerlijke resultaten zullen de democratie in het algemeen geen afbreuk doen, maar zij bewijzen, dat het democrati sche beginsel absoluut ongeschikt is voor een land als Rusland, op zijn tegenwoordigen trap van evolutie. GRAAF PEROVSKY imiHiiiiiiitiiiiiiiiiiiitiiiiiiiHMnimtiiHMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiimiiii steven naar de Amerikaansche kust zou hebben gewend, wanneer niet Hudson hem twee jaar vroeger op dien weg was voorgegaan. Het was dan ook niet toevallig, dat aan de uitgave der stukken over de reis van May werd toegevoegd de door den heer Wouter Nijhoff bewerkte nieuwe uitgave van het oude boek van Murphy over het verblijf van Hudson in Nederland. !> Daarmede was natuurlijk de stof volstrekt niet uitgeput. Dat blijkt wel uit de publicatie. die thans voor ons ligt en die het negentiende deel vormt van de werken der loffelijke Linschoten-Vereeniging.l) Daarin heeft de heer L'HonoréNaber, op dit gebied reeds lang met eere bekend, alles bijeengebracht, wat over de beroemde reis van Hudson thans nog is te vinden. Dat is heel wat, maar valt ten slotte toch niet mede. Voor eerst ontbreekt het journaal van Hudson zelf geheel, zoodat de belangrijkste bron ons niet ter beschikking staat. Te verklaren is dat natuurlijk wel. Immers ^Hudson is na zijn tocht naar Amerika niet meer terug gekeerd naar Nederland, maar naar Engeland. Daar werd zijn schip aan de ketting gelegd; zijn papieren werden in beslag genomen; hij zelf werd vastgehouden. Stellig volkomen begrijpelijk; want Hudson had zich zonder verlof en tegen de wet in dienst begeven van een buitenlandsch handelslichaatn, de Oost-Indische Compagnie; ten overvloede had hij met een schip onder NederJandsche vlag beproefd binnen te dringen in een land, dat de koning van Engeland tot zijn territoir rekende, waarop hij zich althans rechten meende te kunnen toekennen. Geen wonder . dus, dat men Hudson bij zijn aankomst te Dartmouth ter verantwoording riep en daarom ook zijn papieren verzegelde. Oogenschijnlijk de beste waarborg om de stukken voor het nageslacht te redden, maar feitelijk de oorzaak van het zoekraken van deze voor ons zoo gewichtige documenten. Immers daardoor is verhinderd, dat Hudsons jour naal in Nederland werd afgeleverd, waar het zeker wel een drukker zou hebben gevonden. Bezitten wij dus het journaal van Hudson zelf niet, een journaal van een van zijn tochtgenooten bestaat. Robcrt Juet heeft de geheele reis van Hudson medegemaakt als mate" d. w. z. derde stuurman. Hij was iemand, die belangstelling in en ook verstand van de zeevaart en van ontdekkingstochten had. Hij zal een jong man zijn geweest, wat in het algemeen voor de hand ligt, maar ook wel bewezen wordt door zijn genoegen HUDSON'S P DOLTOCHT Toen de Linschoten-Vereeniging twaalf jaar geleden werd opgericht, begon zij de reeks van haar publicatiën met de reis van Jan Cprnelisz May naar de Ijszee en de Amerikaansche kust. Deze uitgave, van de beproefde hand van dr. mr. S. Muller Fzn., werd zeer gewaardeerd en was ook een uitnemend begin van de merkwaardige reeks, die nog zou volgen. Maar eigenlijk kwam zij wat te vroeg; immers niet alleen was deze reis van May voorloopig de laatste van de Nederlandsche pooltechten, maar zij sloot zich ook onmiddellijk aan bij een veel meer bekende, die van Henry Hudson. Zoo onmid dellijk is de aansluiting, dat Hudson en May feitelijk ongeveer denzelfden tocht hebben gemaakt; men kan zelfs wel aannemen, dat May van de Ijszee uit den Atlantischen Oceaan niet zou zijn overgestoken en den 1) HENRY HUDSON'S Reize onder Neder landsche vlag van Amsterdam naar Nova Zembla, Amerika en terug naar Dartmouth in Engeland, 1609, volgens het journaal van Robert Juet, uitgegeven door S. P. L'Honor Naber. Met 4 kaarten en 'j platen. VGravenhage, Martinus Nijhoff, 1921. Koninklijke Meubeltransport-Maatschappij DEGRUYTER&Co.l DEN HAAG AMSTERDAM ARNHEM l Verhuizingen per Auto-Trein ? imiMftllllllllllllllllllllllllllllllllllHIIII IIIIIIIIIIMIIIIIMIIMMIUIIIlnlIIIIIIIIIIIIII iiimiiiiiiiini iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii EEN DREIGEND GEVAAR De toekomst der klassieke opleiding Kort geleden zijn door den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen wets voorstellen ingediend tot herziening van ons Middelbaar Onderwijs. In velerlei opzich ten zijn deze wetsvoorstellen ingrijpend. Ongetwijfeld scheppen zij belangrijke nieuwe mogelijkheden en getuigen zij van een frisschen kijk op den eisch, dien hst M. O. in dezen tijd stelt. Zij beteekenen inderdaad een gehetle reorganisatie. De groote verdiensten van het wetsontwerp willen wij allerminst over het hoofd zien: h den evenwel bepalen wij onsertoeeen bij uitstek gevaarlijke nieuwigheid welke het bevat, gevaarlijk zoowel in wezen als in te duchten gevolgen,nader te belichten. Een nieuwigheid.want terwijl het aanhangige voorstel overigens slechts codificeert wat in de praktijk reeds levensvatbaar en nuttig bleek, is bedoeld novum geheel en al een theoretisch verzinsel: de instelling n.l. van een nieuwe opleiding, waarbij men zonder Grieksch doch wel met Latijn toegang tot de Universiteit zal kunnen krijgen voor de studie li de rechten en de moderne talen een op leiding dus, staande tusschen de tegenwoor dige Gymnasium en H. B. S. opleiding. Be zien wij dit op het eerste g:zicht, onschuldige, ja zel's practische voorstel wat naderGenoemde Griekschlooze opkiding zal wor den verkregen aan de z.g. B-afdeeling van het wettig erkende Lyceum. Terwijl het wets ontwerp het bestaande Gymnasium en H. B. S. met 5-jarigen cursus handhaaf t, wordt tevens officieel het Lyceum als schooltype erkend. Dit zal ongetwijfeld weinig tegenkanting ondervinden. De thans bestaande particuliere Lycea hebben in de praktijk genoegzaam bewezen dat wat men hier hoopte te bereiken inderdaad bereikbaar is, te weten een juister keuze tusschen de klassieke en de natuur wetenschappelijke opleiding. Het Lyceum verschuift deze keuze 2 jaar, naar een leeftijd waarop die bslangrijke beslissing met een grooter mate van zekerheid kan worden ge nomen dan na afloop der Lagere School. Op den gemeenschappelijken 2-jarigen onderbouw volgen dan twee afdeelingen, die resp. in 4 jaar opleiden voor het eindexamen gymnasium en in 3 jaar (of ook in 4 jaar) voor het eind examen H. B. S. Door het gezamenlijke schoolleven in n inrichting hopen de voor standers der Lycea ook bij de leerlingen beider afdeelingen een onderling begrijpen en waar deeren aan te kweeken, dat tusschen Gymnasi asten en H. B. S.ers en nog meer in de maatschappij tusschen ex-Gymnasiasten en ex-H.B.S.-ers helaas vaak ver te zoeken is Ondergeteekende ziet in de betere kansen die de Lyceuminrichting in dezen biedt waarlijk niet het geringste voordeel van dezen organi satie-vorm. Daartoe zal men doelbewust in het Lyceum met zijn beide afdeelingen een soort geestelijke eenheid moeten trachten te hand haven, die een g.meenschappelijk stempel drukt op de leerlingen. Dit alles nu wordt door den Minister over genomen en in de wet vastgelegd.Alleenmaar, naast deze twee afdeelingen wordt een derde ingericht, waar wel Latijn doch geen Grieksch zal worden onderwezen. In plaats van Grieksch krijgen de leerlingen Staatsinrichtingen Staat huishoudkunde, en, zooals uit een voorloopig schema voor deze afdeeling bekend is, wat meer w'.s- en natuurkunde. De Minister opent ook de mogelijkheid dat de leerlingen het Latijn mee zullen doen met de afdeeling A (Gymnasiumafdeeling ) en de wis- en natuur kunde m.'t de afdeeling C (H. B. S. afdeeling.) Deze B-afdeeling nu achten wij een onding, een wangedrocht, ja, een groot gevaar voor ons geheele M. O., waartegen wel ernstig mag worden gewaarschuwd. Wij bemerken met genoegen dat wij in Dr. Wagenvoort een mede stander hebben gevonden. Dr. W. waarschuwt tegen de afdeeling op bondige, weloverwogen wijze in een brochure die onder den titel: De toekomst der klassieke vorming in Neder land" bij Wolters te Groningen verscheen. De titel had evengoed kunnen luiden: De ondergang van de klassieke vorming in Nederland," want schrijver ziet de toekomst zeer donker in, niet alleen voor de klassieke vorming, doch daarmede tevens voor ons geheele land als cultuurstaat. Daartoe luidt hij kort maar krachtig de stormklok. Onge twijfeld heeft deze brochure, gezien het groote belang dat daar ter sprake komt, recht op wat meer dan een enkele recensie", opdat de tonen dezer stormklok in ruimer kring worden gehoord, opdat velen, nog onbekend met het dreigende gevaar, worden wakker geschud. Terwijl wij zijn brochure allen, die in deze materie belangstellen, ter lezing aanbevelen, meenen wij zijn beschouwingen op de volgende wijze kort te mogen releveeren en tevens nog te mogen aanvullen. Met aarzeling, zoo lezen wij in de Memorie van Toelichting, heeft de Minister de rechten van deze B-afdeeling vastgesteld. Wij zouden hier we! willen vragen welke overwegingen, welke invloeden den Minister hebben bewogen, die aarzeling te overwinnen. Wij meenen niet dat in den laatsten tijd st. mm 'n zijn opgegaan, die op het inrichten dezer Griekschlooze op leiding hebben aangedrongen. Jaren geleden, toen m'n voelde dat de oud-Gymnasiumop leiding herzien moest worden, is i ts dergelijks wel voorgesteld. Inm.ddels echter brachten de Lycea een andere oplossing. Dat niet alleen, maar ook het programma van het Gymnasium zelf werd in modernen geest herzien, vooral voor de B-leerlingen. Deze zullen in de toekom;t aannvrkelijk nvnder Latijn en Grieksch, meer Wis-, Natuur- en Scheikunde ontvangen. Deze opleiding is ook uitdrukke lijk bedoeld voor a.s. juristen. Doch volgens aller meening is hierbij dan ook het m'nimum van klassieke opleiding bereikt. Wil m ener nog meer afneniMi, dan kan men er veel beter geheel mee ophouden, en de volledige H. B. S. opleiding nemen. Nog eens, waar vroeg men nu nog om die Griekschlooze" afdeeling? In het wetsontwerp der Ineenschakelingscomnrssie (1903 en 1913) kwam zooiets wel voor, doch de Minister blijkt ook overigens zoo geheel vrij tegenover dit eerste organisatieontwerp te staan dat bezwaarlijk hierin de reden van dit zijn voorstel kan worden gezien. Hoe dat zij, wij mogen uitdrukkelijk constateeren dat deze B-afdeeling niet in een uit gesproken behoefte van ons M. O. zal voor zien, dat zij evenmin codificeert wat in de praktijk reeds hetzij hier, hetzij elders, met gunstig gevolg werd beproefd. Voorwaar een uiterst gewaagd begin. Doch er is meer. Bedoelde B-afdeeling toch tast den paedadogisch-psychologischen opzet van de Lyceutnorganisatie aan, en dreigt daar mede de voordeden die deze bevat geheel te niet te doen. Hierboven gaven wij die voordeelen kort aldus aan: zuiverder beroepskeuze en harmonische samenwerking der twee ge lijkwaardige opleidingen, te weten de klas sieke en de natuurwetenschappelijke. Welnu, met nadruk zij geconstateerd dat de B-af deeling een onzuivere beroepskeuze geeft. Op 14-jarigen leeftijd kan wel met vrij groote zekerheid beslist worden of de leerling in hoofd zaak een litterairen dan wel een wiskundigen aanleg heeft. Dat is het eerste stadium in de beroepskeuze. Meer beoogt het Lyceum niet en mag het niet beoogen. Want hoeveel leerlingen zien op dien leeftijd al verder, weten al of zij jurist, modern-litterator, dan wel theoloog of klassiek-litterator willen worden? En toch, die keuze eischt de in richting van de B-afdeeling naast de A-afdeeling. Die keuze echter komt pas later, meestal aan de Universiteit. Die keuze is op dezen leeftijd praematuur. De afdeeling B ver valt weer (zij het in anderen vorm) in de oude fout, die h.t Lyceum juist wil vermijden: een gedwongen, ontijdige beroepskeuze. Zij beteekient dus een schrede terug. En de schooleenheid, de harmonische wissel werking tusschen de klassieke en natuur wetenschappelijke opleiding? , De afdeeling B is noch zuiver klassiek, noch zuiver natuurwetenschappelijk gestemd en aan de vreemdsoortige dingen, die hij op zijn reis te zien kreeg. Op goede gronden neemt de heer L'HonoréNaber aan, dat Juets journaal geen verband houdt met dat van Hudson zelf. Het is reeds in 1625 door den bekenden Purchas gepubliceerd en dus reeds lang bekend. De heer L'Honor Naber heeft het thans aan het hoofd van zijn publicatie gesteld en het natuurlijk naar Purchas afgedrukt; want het handschrift is niet bewaard. Hij voegt daaraan een Nederlandsche vertaling toe, die natuurlijk niet in zeventiende-eeuwsche taal is ge schreven, maar toch wel ouderwetsch is gehouden. Het is de vraag, of zulk een ver taling eigenlijk noodig was; mij dunkt, dat degenen, die belang stellen in onze oude reizen, ook wel voldoende Engelsch verstaan en moeten verstaan om de oude journalen in het oorspronkelijk te lezen. Het ontbreken van het journaal van Hudson zelf wordt natuurlijk door dat var. Juet niet geheel vergoed. Gelukkig hebben wij nog andere gegevens, voor de kennis van den befaamden tocht van gewicht. Wij hebben het oude, reeds lang bekende verhaal van Van Meteren. Hij was sedert 1583 hooftman ofte consul van de Collegie der Nederlandtsche cooplieden" te Londen en kon zoodoende heel wat weten, vooral omtrent den afloop van Hudsons tocht. De heer L'HonoréNaber zet uiteen, dat Van Meteren de papieren van Hudson wel niet zal hebben gezien, maar dat hij mondelinge informatie zal hebben gehad van Hudson zelf of van iemand, die nauw bij den tocht betrokken is geweest. Dat betoog schijnt ons over tuigend. Ook De Laet heeft in zijn Nieuwe Wereld" berichten, die wel op Hudson zelf teruggaan. Dan heeft Van Dam in zijn be kende beschrijving der Oost-Indische Com pagnie allerlei gegevens, die in het origineel zijn verloren gegaan. Ten slotte zijn er natuurlijk heel wat resolutié'n, brieven, instructie'n enz., die althans voor de voor bereiding van den tocht van groot belang zijn. Al deze stukken zijn in deze publicatie afgedrukt. Eigenlijk wel wat veel. Want Van Meteren is evenmin zeldzaam als De Laet, om niet te spreken van de Négociations van Jeannin, waarvan iedereen gemakkelijk inzage kan nemen. Het is natuurlijk wel gemakkelijk om alles bij elkander te hebben, wat op Hudson en zijn beroemde reis betrek king heeft, maar met een duidelijke verwijzing had hier toch kunnen zijn volstaan. Hudson heeft een groote vermaardheid gekregen in de wereld; rivieren, steden, straten, baaien zijn naar hem genoemd. Stellig is hij dan ook een merkwaardig man geweest, al was het maar illeen, omdat hij de eerste Europeaan was, die de naar hem genoemde rivier onderzocht en de plaats betrad, waar tegenwoordig het groote NewYork ligt. Dat men hem in Amerika hoogelijk eert, ligt voor de hand. Wij herinneren ons nog levendig de groote feesten van 1909, toen opnieuw na drie eeuwen de Halve Maen, als geschenk van het oude vaderland, op de Hudson voer. De heer L'HonoréNaber herinnert in zijn inleiding aan die feesten en geeft er zelfs een vrij uitvoerig verslag van. Het eerste was noodig en gepast, het tweede minder; met de documenten over Hudson en zijn tocht stond de feestviering natuurlijk slechts in verwijderd verband. Ook hierom, omdat de hulde, die destijds aan Hudson is gebracht, ten slotte wel wat uitbundig is geweest. Stellig had hij zijn goede eigenschappen en die komen ook duidelijk uit: hij was in ieder geval een ervaren zeeman, een kloek ontdekker, een onversaagd navorscher van onbekende landen en zeeën ! Maar hij had toch ook groote gebreken en het is waarlijk geen wonder, dat men hem in Holland niet geheel ver trouwde. Dat hij naar Nederland kwam om voor Nederlandsche rekening een tocht naar het onbekende Noorden te ondernemen, was al volstrekt niet in den haak. Maar erger nog was, dat hij zich in het geheel niet aan zijn instructie'n hield en dat zelfs nooit van plan was te doen. Hij wordt door de Oost-Indische Compagnie naar de Ijszee zal op die beiden storend inwerken. Ja meer, haar geest zal afbreuk doen aan de twee andere afdeelingen. Want de B-afdeeling is een zui vere vakschool voor a.s. juristen en moderne litteratoren. Het M. O. nu mag nimmer vak onderwijs worden. Het moet geven algemeen vorm;nd onderwijs, onderricht dat levensinhoud, levenswaarde geeft. Het moet een brok cultuur overgeven, waarop de jonge mensen verder kan bouwen. Dit kunnen zoowel H. B. S. als Gymnasium. Zij gevei een brok moderne cultuur of een brok antieke cultuur. Dat er een derde zou zijn, is nogniet gebleken. De leerlingen dezer B-afdeeling zoeken echter ook geen algemeene ontwikkeling doch trach ten langs den gemakkelijksten weg het recht te verkrijgen om in de rechten en de moderne talen te gaan studecren. Dat onderstelt een gezindheid die, waar zij al bestaat, zeker niet gevoed moet worden ! Voorts: de bedoeling is (en aan scholen op kleinere plaatsen zal het bezwaarlijk anders kunnen) dat de leerlingen der B-afdeeling de lessen gedeeltelijk met de Gymnasiasten en gedeeltelijk met de H. B. S.-ers meemaken. Dat zal op beide afdeelingen remmend werken, want met geen van beide kunnen zij vol mee. Het heen en weer loopen zal het scheppen en handhaven van een schooleenheid, opgebouwd op twee ver schillende zelfstandig uitgroeiende deelen, geheel onmogelijk maken?vooreen gezond M. O. een niet te onderschatten gevaar. Doch misschien meenen velen dat de hier boven geuite bezwaren toch in hoofdzaak denkbeeldig zijn, dat het in de practijk zoo'n vaart niet zal loopen,wel mee zal vallen. Wel, ook wij zouden gaarne geneigd zijn het eens te probeeren, wanneer wij dan maar met zekerheid mochten verwachten dat deze Bafdeeling ons toch ook wat goeds zou brengen en in ieder geval geen kwaad zou doen. Helaas echter kunnen wij d'e verwachting allerminst koesteren. Dat zij geen goed zal brengen, werd reeds betoogd. Erger is nog dat zij zeer zeker veel kwaad zal stichten. Met groote zekerheid toch kan worden voor speld dat dezeGriekschlooze opleiding de dood steek beteekent voor de studie der klassieke talen in ons land. Evenmin immers als men op veertienjarigen leeftijd reeds juristen en moderne litteratoren in den dop heeft, evenmin heeft men op dien leeftijd reeds welbewuste aspirant-theologen en klassiek-litteratorcn. De lust tot deze studie ontwaakt pas op lateren leeftijd, in de hoogste klassen der gymnasia, vaak pas aan de Uinversiteit. Wat voor reden zou men dan nog hebben om het oude Gymnasium of de afdeeling A van hst Lyceum te bezoeken? Het staat voor ieder wel" vast dat de studie KUNST EN SPORT. Welkom grijze, krasse Sarah, Welkom in uw Vaderland, Altijd blijft ge maar dezelfde, Altijd fief en bij de hand. Neen, we zijn u niet vergeten In die bijna tachtig jaar.... Koningin der wereldplanken Met uw Koninklijk gebaar. Zie hoe ge door uwe vrienden Hier nog steeds bewonderd wordt. Deze zware reis naar Holland Is een daad van kunst en sport. Onze oma's, onze opa's Juichten u al vurig toe, En een derde generatie Is uw stem nog lang niet moe. Met uw wonderlijke gaven Reddet ge zoo wonderwel De wat dorre vier bedrijven Van dit tamme maakwerkspel. Maar we waren niet gekomen Voor 't een of andre stuk U nog eenmaal toe te juichen Was ons lang verwacht geluk. J. H. S P E E N H O F F. UMIE BAMK voor NEDERLAND en KOLONIËK AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GR A VEN H 4 GE, TILBURQ, LEEUWARDEN, OI8TERWLJK, UDENHOUT, LOCHEM en BORGULO. Agentschappen in Indië: BATAVIA, SOERABAYA, 8EMAKANO, BANDOENG, MEDAN a WELTEYREDEN IIIIIIIIIIIIIIIII1 l t II Illllllllll IIIIIIIIIIIIIIMtNH gezonden om den Noordoostelijken doorvaart te zoeken. En wat doet hij? Hij is nauwelijks in de Ijszee aangekomen, of hij maakt rechtsomkeert, steekt den oceaan over en gaat een onderzoek instellen naar den Noordwestelijken doorvaart, wat hem in het geheel niet was opgedragen en zelfs uitdrukkelijk was verboden. In den meest letterlijken zin heeft hij zich dus schuldig gemaakt aan plichtsverzuim. Maar het toeval heeft hem gediend. Den Noordwestelijken doorvaart heeft hij evenmin gevonden als den Noordoostelijken. Maar hij vond een larid, dat een groote toekomst zou hebben. Zoo kreeg zijn tocht een beteekenis, die zij voor de tijdgenooten nooit heeft gehad. Ten duidelijkste blijkt dat uit de gegevens, die de heer L'HonoréNaber thans in aangenamen vorm tot onze beschik king heeft gesteld. H. BKUQMANS IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIH van Grieksch moeilijk is. Ouders en leerlingen, zij allen zoeken om strijd den makkelijksten weg om, wat voor hen het einddoel is, n.l. een geldigeinddiploma,in den kortst mogelijken tijd en met de minst mogelijke inspanning te behalen. Alles zal dus naar de B-afdeeling loopen. De ondergang nu van de klassieke vorming in ons land is een gevaar, dat men werkelijk niet mag onderschatten. De Minister zelf ziet het gevaar dreigen. Hij erkent dat de afdeeling B geen klassieke vorming, zelfs geen semi-klassieke vorming kan geven. Hij probeert op allerlei wijze de afdeeling A nog wat naar voren te halen, doch de practijk zal hier sterker zijn dan elke leer. Dit is het groote gevaar dat Dr. Wagenvoort voorziet, en waartegen hij wil waarschuwen. Ter ad structie van zijn betoog (indien er nog mochten zijn die het verdwijnen van de klassieke vorming allerminst zouden betreuren) is de schrijver zoo gelukkig te kunnen verwijzen naar een onlangs in Engeland verschenen rapport, waarin er krachtig op wordt aange drongen om toch vooral te zorgen dat de klas sieke vorming blijft bestaan. Wij achten de klassieke vorming allerminst de alleen-zalig makende. Daarnaast staat de natuurweten schappelijke, die voor verdere studie zeker geheel gelijkwaardig is. Doch een wegvallen van de klassieke vorming achten wij met den schrijver voor ons land iets dat zeer zeker met den naam van nationale ramp kan worden bestempeld, zooals ook in het Engelsche rap port geschiedt. Later, als het onheil geschied (s, zal men er den voorstanders der Lycea een verwijt van maken ! Ten onrechte, want deze B-afdeeling hebben zij nimmer gewenscht. Waar ik mij mag scharen onder hen die steeds krachtig de waarde van de Lyceuminrichting hebben be pleit, mag ik dan ook met des te meer klem zggen: Een Lyceum, als gij hier voorstelt. Excellentie, hebben wij nimmer gevraagd ja, ik aarzel niet het voortbestaan van het oude Gymnasium en de H. B. S. te verkiezen boven dit gevaarlijke kunstproduct." Nederland mag zich gelukkig achten een degelijke klassieke opleiding aan een deel der opgroeiende jeugd te kunnen bieden. Ons geheele land profiteert daarvan. Zullen wij deze opleiding moedwillig gaan vermoorden op een oogenblik, dat andere landen alles in 't werk stellen om haar te verkrijgen? Van harte hopen wij dat de roepstem van den schrijver moge doordringen tot in de StatenGeneraal en wij ervoor bewaard mogen blij ven dat door onzen energieken eersten Minister van Onderwijs een maatregel' tot stand worde gebracht, die ons land als cultuurstaat ernstig moet schaden." DR. C. P. G u N N i N c

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl