De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 28 januari pagina 5

28 januari 1922 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

28 Jan. '22. No. 2327 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BIJKOMSTIGHEDEN XI West-Europa|heeftfgriep;JWest-Europa ligt op zijn rug en hoest. De Koning van Zweden heeft griep. Mevrouw de Boer-van Rijk heeft griep. Ik ook. Lieve lezeres, die met uitgerekte armen op uw legerstede deze bijkomstigheid" tracht in u op te nemen (en de Groene is bizonder lastig te lezen in bed; ik ga den uitgevers voorslaan voorloopig een zieke-formaat" beschikbaar te stellen,)?het is om U, dat ik, neerslachtig in mijn plaid gewikkeld, mij heb neergezet om dit te schrijven: om u den troost der gemeenzaamheid" te reiken. Veel andere troost is er ook al niet voor ons, zieken Anders, als we ons niet goed voelden, was iedereen laaiend van belangstelling: familie, vrienden, vriendinnen, iedereen vroeg: wét voel je? hoe gaat het? wat wil je eten... .En de dokter luisterde naar je klachten, en keek, als of hij maar n patiënt op de wereld had. Nu zeggen de vrienden: die k al"; en de dokter telt op z'n vingers, dat hij hierna nog negen-en-dertig keer hetzelfde verhaal te hooren zal krijgen, en hij schrijft als in een droom zijn receptje. (Ik begrijp niet, waarom ze die niet laten hectografeeren.) Als je meent een heel particulier" gevoel te berde te brengen, dan knikt hij: ja, ja, natuurlijk," en al gaat het temperatuur-lijstje tot 40, dat wordt alles aanvaard als ,,er bij hoorend." Neen, we moeten ons maar niets inbeelden over onze individueele rampzaligheid. We zijn op 't oogenlik niets dan een nummer. Wij zijn niet ziek, maar de ziekte is in ons, en manifesteert zich stelselmatig op dezelfde wijze, zoodat in elke stad 's ochtends duizen den wakker worden, die zwaarmoedig den dag beginnen met hun thermometer te bekluiven, die somber zich door hun glazen melk en uitgeperste sinaasappel heen werken; die zich verbeelden, dat ze lust hebben in iets.. maar niet weten te bedenken wat; en die eindelijk, in een vagen doezel, over het woord van Busch blijven mediteeren: lm Durchschnittt ist man kummervoll. Und weisz nicht was man machen soll." De groenteboer laat vragen of we voor drie dagen groenten willen bestellen; hij kan niet langer op de been blijven; mijn vriendin uit Rijswijk kan niet naar me komen kijken, daar de t{am niet -rijdt wegens ziekte van het personeel." Als ik me beklaag over 'n naren smaak aan de melk, is onmiddellijk het ant woord: ja, wat wilt u, de helft van de spoelers is absent." De post loopt trager dan ooit, met zware koprtsbeenen. Deeenigendie bij dit alles floreeren, zijn de dokters. Ze racen, op alle uren van dag en nacht, in hun auto's door de straten, ze snel len de bezochte huizen in, waden kniehoog door de bacillen, en blijven gezond. Wat is dat voor een verschijnsel? De Nurks zal zeggen: het eenige'goeie desinfectans houden ze natuurlijk zuinig voor zich zelf." De geloovige: Zoo zie je: kracht naar kruis." En de moderne wijsneus, die voor alles een verklaring weet, zal prevelen, dat hieruit blijkt, dat bacillen, als 't er maar milliarden zijn, hun uitwerking beginnen te missen.... Maar hoe dan ook: de dokters leven, uit geput n wel, en met heldenmoed houden ze hun gezicht in een opgewekte, belang stellende plooi; laten we daar dankbaar TH.FRMEH-:-OI«[D Hofleverancier - Amsterdam ULIEiSmAT 216 -:- VILLEHSPAIllWK! TEL NOS. 2040-1881 - TEL No. 1783 Zuid KOUDE EN WARME SCHOTELS IN 'T BOSCH Het Bloemendaalsche Bosch begint zijn belofte te vervullen. Wel staan de groote boomcn na de dunning elkander nog een beetje vreemd aan te kijken, ieder op zijn eigen houtje en zonder voldoende toenadering, wel is de onderplanting nog klein en ook een beetje on-vaderlandsch, maar dat wordt om zoo te zeggen met den dag beter en er is al veel en prettig bosch-leven te bespeuren, veel meer dan in de laatste jaren vór de restauratie. Dat is voor een groot deel wel te danken aan den cordaten maatregel om van elders karrevrachten en nog eens karrevrachten dorre bladeren aan te voeren en die te spreiden over den bodem, die jaar in jaar uit van zijn scha mel dek was beroofd, 't Leek eerst wel een beetje grappig, want je zag zoo echt, dat die bladeren daar vreemd waren. Ook was er andere rommel meegekomen met rapaljc van onkruidzaden en zoo schoten dan in ons fijne bosch allerlei planten op van laag allooi: mei en ganzevoet, wilde zuring en kleine brand netel, die er heelemaal niet thuis hoorden. Die groeiden en biociden en maakten zaad en zullen nog misschien een jaar of zoo stand houden, eer de echte boschptanten uit haar tegenwoordige schuilplaatsen het verloren gebied heroveren. MjNu zijn de vreemde bladeren alweer bedekt door het eigen blad dat in dit najaar afviel, tegelijk met een flinken voorraad beukenoot jes, die lang niet alle door de kinderen zijn ge raapt ook al doordat het zoeken in de dikke bladerlaag niet zoo gemakkelijk was. Daar hebben de vogels nota van genomen en voor het eerst sedert jaren hebben wij het bosclv levendig gezien doorhonderden vin ken, keepen en meezen, die hier zijn blijven overwinteren n vrede en overvloed. voor zijn, want anders lagen we nog veel rampzaliger. Intusschen weet het wér heelemaal geen raad meer, en wordt hoe langer hoe kwaad aardiger. De straten lijken leeger dan anders; maar als er iemand onder m'n raam op de tram staat te wachten, dan klinkt een heesch gehoest naar boven, 's Nachts schrik ik wakker van de blaffende kuch van den nachtwaker. En ik denk: die staan nog op hun beenen. Hoe lang nog? Valt de bevolking niet in tweedeelen uiteen; menschen, die het nét gehad hebben, en menschen die nog moeten beginnen? Als ik me dat bedenk, voel ik me bijna dankbaar, dat ik al halfweg ben, al is het heel moeilijk voor iets ter wereld dankbaar te zijn,als ieder deel van ons lichaam zijn normale functie schijnt te zijn vergeten, en onze inwendigheden elkaar zoo lijzig en vervelend zitten te dwarsboomen, dat een eindelooze kibbel op een Zondagmiddag in een achterbuurt er geanimeerd bij lijkt. brrrrr ! ! ANNIE S A LU M ONS iimiiiiiniir BEZUINIGING Wat hebben we in den laatsten tijd niet onophoudelijk dit woord in alle kranten ge lezen! Overal, waar mannen het woord voer den, sprak men ervan; alleen de vrouwen, voor zoo ver ze niet aanmerking maakten op wat mannenwerk was, schenen zich van de heele zaak niets aan te trekken en leefden, zou men zoo zeggen, er even lustig op los als voorheen. Hoogst modern gekleed met fijne schoentjes, en toen 't nog niet zoo koud was, op een enkele uitzondering na, allen met zijden kousen, trippelden ze door de straten en schenen alleen te leven om te behagen. Ze leken zeer gelukkig in deze zijden kousen. Vroeger droeg men ze alleen bij feestelijke gelegenheden maar de tijden veranderen, misschien draagt overcenigen tijd de werkster ze reeds als ze de stoep dweilt ! Waren zijden kousen zoo goedkoop of zoo duurzaam? (leen stopje viel er te bespeuren, dat boven den lagen schoen uitkeek. Indien de heeren, die met de belastingschroef werkten, eens evenals in Oostenrijk, aan deze kleedingstukken ge dacht hadden, 't Zou misschien een aardig duitje in de schatkist hebben doen vloeien. Zouden wij vrouwen niet hoeven te bezui nigen? Als men leest van benarde handelstoestanden, van vermindering van loonen en afgedankt personeel op kantoren, enz. dan zou men juist denken, de vrouw is, als ze ge trouwd is, in vele gevallen de eerste, die zal moeten bezuinigen. Bepaalt niet de huisvrouw het levensonderhoud, wat voedingen kleeding betreft, van haar gezin? Met uitzondering van die, welke, ik zou haast zeggen ouderwetsche ouders gehad heeft, en hoe lang zullen er zulke nog bestaan, kunnen ze niet anders dan grootendeels luxe poppetjes zijn. Ze zijn niet opgevoed tot handige huisvrouwen. O, als ze niet hadden moeten leeren voor een of ander mannenberoep, dan hadden ze mis schien tijd gehad zich meer voor 't huishouden te bekwamen, nog eens zoo'n saaie verstelof naailes kunnen volgen, maar er moest ook zooveel geleerd worden, dat je den tijd, die overbleef, heusch wel voor ontspanning kon gebruiken. Toen kwam het beroep, dat zoo veel tijd in beslag nam en als je den man der keuze gevonden had, dan kon je juist het geld, dat je verdiende zoo goed gebruiken voor je uitzet. Met 't huishouden zou 't weigaan. Gedachten | aan confectiegoed, eten van den kok en gemeubileerde kamers zweefden door 't hoofdje heen en verder werd niet gedacht. > ^ ?? Arm slachtoffer van vrouwelijke' behaag zucht, dat haar getrouwd heeft! Verdient hij minder, 'dan komen de ongenoegens. 't Huishouden interesseert haar niet; 't is zoo vervelend en als je dan nog eiken cent om moet draaien !.. Ze bekijkt de confectiejapon, die slijtage vertoont en die wegens het ontbreken van lapjes van dezelfde stof, ook door de dure verstelnaaister niet versteld kan worden. Hoevelen zeggen niet, dat de verstelnaaister zelfs te duur is voor het meeste stop- en verstelwerk en men veel beter alles gebruikt tot de gaten te groot zijn en dan maar weer nieuw koopt. Ja, de verstelnaaister is duur, maar de huisvrouw heeft op school te onpraktisch handwerkonderwijs genoten, zoodat ze wei Verleden week, met de sneeuw was het eens goed te zien, hoe talrijk en hoe vlijtig ze zijn. Eerst leek het, alsof ze hun beukenootjes vergeten hadden en aten ze hun bekomst aan de zaden van die gemeen e onkruiden, die nu opperbest te pas kwamen. Zoo'n enkele meidestruik zat vol met meezen en musschen, bont door elkaar, en ze pikten om strijd de meelrijke zaden weg. Dan kregen de brand netels hun beurt en de zuring, maar de herik had natuurlijk zijn zaden a! lang gestrooid nig kan van wat ze in haar latere leven noodig heeft. Als ze in staat zou zijn, zooals de han dige huisvrouw haar goed vlug te stoppen, met de machine een stuk in te zetten, de afge dragen kleeren voor zichzelf of voor hare kin deren te verstellen of te vervormen of van een lap een nieuw kleedingstuk te maken, dan zou ze met heel wat minder geld toekomen. Is het niet treurig, dat er zelfs arbeidersge zinnen bestaan, die, zooals eene bezoekster van armenzorg mij verzekerde, niet in staat zijn de kleederen van haar gezin te repareeren en die zich de luxe van eene naaister moeten permitteeren, indien hst geld voor een nieuw kleedingstuk niet aanwezig is en ze dus de gooi-maar-weg-methode niet volgen kunnen. Ten siotte nog dit! Eenige weken geleden las ik eene opgave van een statistisch bureau in een der groote steden, waarin met cijfers aangetoond werd, dat het werkmanshuis houden in die maand evenveel geld eischte, als in de voorafgaande maand, ofschoon sommige levensmiddelen goedkooper geworden waren, want.... de eieren waren duurder en ook zeil en behangselpapier waren niet afgeslagen. Zou het bureau alleen uit heeren bestaan? Daar ik niet juist weet hoeveel eieren een werkmansgezin in de maand noodig heeft en evenmin hoeveel zeil en behangsel, zoo kan ik niet precies becijferen, hoeveel de werktnansvrouw, die verstand heeft van een huishouden over kan houden, van het strikt noodige huishoudgeld. Zeker is echter, dat, als ze iets van voedingsleer af wist, ze inplaats van de duur geworden eitjes, haring, bokking of andere visch haar gezin zou vootrzetten, en de pannekoeken met eieren er in zou vervangen door spekpannekoeken en als ze lichtere voeding wenschte door drie in de pan. Wordt 't eitje 's morgens genuttigd, dan zou ook havermout of een haring zeer aan te bevelen zijn. Ik miste nog op de statistische lijst of gordijnstof aan stijging of daling onder hevig was en of de zijden kousen' duurder geworden waren. Maar ik dwaal af.... de zijden kousen in het werkmansgezin hooren blijkbaar nog niet tot 't hoog noodige. Indien de staat eens begon te zorgen, dat alle meisjes practiscli en aantrekkelijk hand werkonderwijs genoten hadden, benevens eenige lessen in voedingsleer, zou ze dan niet menige vrouw in staat stellen te kunnen bezuinigen en is ze hiertoe eigenlijk niet verplicht? C. D O Z Y - V' A N IJ O li S B U K G II Voor de Amsterdammer" geteekend door B. van Vlijmen iiiitiiiiiiiiiiiii f OVER BOEKEN EN TIJD SCHRIFTEN Dn. C. J. WI.INAENDTS FRANCKI;N. Het Sexueele Leren. H. D. Tjetnk Willink & Zoon Haarlem 1921. Voor den geneesheer of bioloog bevat dit boek niet veel nieuws, vandaar dat de re censie wellicht beter niet aan ondergeteekende was opgedragen. Nu dit echter wel is geschied. wil ik trachten mij zooveel mogelijk voor te stellen welken indruk de lezing op de alge meen ontwikkelde vrouw zal maken. Het is namelijk deze laatste, die de schrijver, zooals hij in zijn voorrede zegt, gaarne onder zijn gehoor wil hebben. Vandaar dat ik, getrouw aan dezen wensch, dit boek in de Rubriek voor Vrouwen beoordeelen zal. Doch aller eerst moet mij toch een biologische opmerking van het hart. Dr. Wiinaendts Francken begint met een uiteenzetting der geslachtelijke differentiatie van plant en dier als inleiding der bespreking van het sexueele leven van man en vrouw. De/e inleiding had men van een bioloog (als Dr. W. F. toch van huis uit is) minder the oretisch en minder eenzijdig verwacht. Wat de fout is van den leek, dat hij op medisch of biologisch gebied bij enkele autoriteiten zweert, heeft zelfs een bioloog als Dr. W. F. niet vermeden. Juist in een tijd als de huidige, iiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiii'iiimm EISCHT STEEDS SIPKES'JAMS en die lagen nu onder de sneeuw. En toen nu de onkruidzaden opgevreten waren, dachten de koolmeezen tweer aan de beukenootjes. Ik heb al meer opgemerkt dat de koolmeezen een uitmuntend geheugen hebben. Een paar jaar geleden was een stuk kokosnoot uit zijn dop gevallen en toen waren de koolmeezen gewoon om op den grond daaraan te knabbe len. Toen heeft het een dag gesneeuwd zoodat die kokosnoot onder een halven voet sneeuw kwam te liggen. Maar die knolmeezen SAHAII BHKNHARDI Minimin immuun nu op het gebied der geslachtelijke differen tiatie proefondervindelijk werk van de groot ste beteekenis wordt verricht, zou men voor leeken een veel meerjuiste en betere uiteen zetting kunnen geven dan in het eerste hoofdstuk van dit boek; waar dan gevoegelijk onbewezen en volkomen ongerijmde hypo thesen als b.v. die over verdeeling van het lichaam in linker mannelijke en rechter vrouwelijke helft konden achterwege blijven. Ook past bij den overigens populairen trant niet, dat b.v., zonder nadere verklaring, over de poollichaampjes der eicel en over de decidua na de baring wordt gesproken, tech nische termen, die de ontwikkelde leek niet kent. In de volgende hoofdstukken wordt het geslachtsleven van den mensen behandeld, de stempel, dien het drukt op het karakter van man en vrouw, de groote, tijdelijk alles beheerschende beteekenis, die het in hetindividtieel bestaan kan hebben; de geestelijke liefde en de sublimatie van den geslachtsdrift in kunst en godsdienst; de erotiek naast de sexualiteit. Ten opzichte van deze beide laat ste blz. 83 de juiste woorden: ,,De hartstocht zoekt een vrouwen hij is niet kieskeurig, maar de liefde zoekt een bepaalde vrouw en zij is uitkiezend, l)" Gaarne wil ik gelooven, dat de schrijver ernstig over zijn onderwerp heeft nagedacht; men merkt inderdaad dat hij een zaak be spreekt, die hem zeer ernstig ter harte gaat; maar zijn deze veertien hoofdstukken wel veel meer dan een samenvattingvan uitspraken van een groep auteurs, van Sclwpenhatier tot de modernste toe, die zich op sociaal-sexologisch gebied hebben uitgelaten? Hoe zelden komt men met den schrijver in persoonlijk contact ! De hoofdstukken over huwelijk en eugenetiek komen mij voor het meest lezenswaard te wezen. Een afzonderlijk hoofdstuk wordt gewijd aan het geslachtsleven van de vrouw; hier de juiste, maar hoe dikwijls reeds elders ge schreven bewering, dat bij de vrouw de sexu aliteit meer het gansene wezen doordringt dan PRIJSVERLAGING VAN ALLE KWALITEITEN LINOLEUM tiniiimniinmiiiiiimiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiuii bij den man, wat uit den aard der /.aak samen hangt met haar moederlijke functies. Onder de steeds geciteerde auteurs ontbreekt natuurlijk Ellen Keym dit hoofdstuk niet. Een persoonlijk pleidooi houdt Dr. W. F. voor het recht der ongehuwde vrouw op liet moederschap. Dit staat in verband met zijn vaak verdedigde op vatting over de zoowel geestelijke als lichame lijke verdorring van de vrouw,die daarvan blijft verstoken. Men kan de meening zijn toegedaan, dat het huwelijk ais sociale instelling voor wijziging onder gewijzigde sociale levensom standigheden vatbaar'is. Inderdaad zou het begripsverenging wezen zich te verbeelden, dat zoolang opeen bewoonbare aarde de ontwikke ling van de n me nsch progressief gaat steeds de huwelijkswetten van oii'f beschaafde eeuwen zullen geldig blijven. Maar zoolang wij in de sfeer dezer niet zoo voetstoots omver te werpen instellingen leven moge het Dr. Wijnaendts f'rancken tot troost zijn, dat er in ons land nog ongehuwde vrouwen zijn, die zich har monisch weten te ontplooien en niet, als' verdorde vruchten aan den boom des levens" (blz. 112) behoeven beklaagd te worden. D H. M. A. v A N 11 i: R w E R D i; N l) Dil woord is een der vele germanismen door den schrijver gebezigd. Een viiikt'nhuishouding in April in de nog kale beuken (foto A. Bui'det) wisten zich liet plekje precies te herinneren en doken en ploeterden net zoo lang, tot ze hun vette brokje weer hadden bereikt. Zoo ging het ook nu, de koolmeezen logen aan het werk, scharrelden de sneeuw opzij, rukten en trokken aan de bevroren bladeren, gooiden ze weg en hadden al gauw de beu kenootjes beet. De vinken kwamen klaploopen, wroetten ook wel eens een beetje in de bla derenmassa, maar lieten toch in hoofdzaak de koolmeezen het werk doen. Weldra zag je overal in het witte bosch kleine ruige donkere plekken, waar de sneeuw was weggeruimd en op elk zoo'n plek ploeterden en zwoegden een stelletje koolmeezen en vinken. In de stilte van den wintermorgen ritselde liet aan alle kanten van vlugge pootjes en felle suaveltjes in het krinkelig blad. Geen geroep of gefluit, alleen dat geritsel. Toch is het al aan hen te zien dat de lente nadert. De grijze randen van de herfstveertjes beginnen af te vallen, kleurstof dringt door in de snavelhuid en in de ranke pootjes. Menige koolmees prijkt al in frissche kleuren en de vinken blijven niet achter. Ook komt er verandering in de samenstelling van de troep en 't is wel de moeite waard, daar nug eens in het bijzonder rekenschap van te geven. De wetenschappelijke naam van de vink. Hringilla coeiebs, doelt er op, dat op den trek en in het winterverblijf de mannetjes en de wijfjes gescheiden zouden leven, tijdelijke aanhangers van het celibaat. In sommige streken schijnt dat werkelijk te gebeuren, in ons land blijkt dat lang niet even duidelijk. Ik let daar al verscheidene winters op en nu trof het mij juist dezen winter, dat tot voor eenige dagen geleden de vinkenbende, die overwintert in het Bloemendaalsche Bosch, bijna uitsluitend bestond uit jonge mannetjes, geboren in 1921, te kennen aan hun minder roode borst en aan hun grijsbruinen schedel, die nog niet zoo heel veel verschilt van die der wijfjes. Deze hebben een lichtgrijze keel en borst en in de lengte over haar kop twee hreede donkergrijze streepen,gescheiden door een lichte. Zoowel mannt'tjcs als wijfjes zijn van alle andere vogels te onderscheiden aan de groote witte, soms lichtgele, vlekken op de vleugels. Nu vertoonen zich juist in de laatste dagen al meer en meer van die wijfjes en om en bij haar, maar nut' onbekommerd, mooie, oude mannen met diep brninroode borsl^ git7.wart voorhoofd en effen Itiblamven schedel, o zoo mooi. Oie jonge mannetjes van eerst zijn er ook nog wel, maar duidelijk blijkt, dat er in die vinken wereld al gereisd en getrokken wordt en dat de echtparen reeds hun broedgebied gaan afperken. Het zal dan ook niet lang meer duren of de vinkeslag galmt door het bosch en als er de/en zomer nu bij ons meer vinken broeden dan in de laatste jaren, dan hebben wij dat, dunkt mij, wel te danken' aan de goede maatregelen, die hier genomen zijn. De vinken behonreu tot de vroege broeders, tot het stelletje, die al iongen kunnen hebben, voordat de koekoek komt en als we nu straks eind Maart of begin April de vink geweldig hooren slaan, wanneer hij zingend rondloopt over de bosclipaüen, clan moeten we maar langs de zware takken, of langs de dikke stam men uitkijken naar een kleine uitpuiling om het vinkennest te vinden. Als er jongen zijn, hongerige jongen, die al bijna vliegen kunnen, dan gaat dat in het nog bladerlooze bosch gemakkelijk genoeg. Als je maar goed beseft, dat zulke dingen bestaan. J \ c. P. T u i j s s i; II Miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiutiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiittttiiiniiiniii E M OERHEI M" DEDEMSVAART heeft [ de vaste-planten-prijzen l teruggebracht l tot het gemiddelde van 1914 | 1111 iiiiiiiiini iiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Hi i M mum in

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl