Historisch Archief 1877-1940
O. f M.OHU
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. KERN K A MP
Redacteuren: H. BRÜGMANS, FREDERIK VAN EEDEN, TOP NAEFF,' G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25.
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten
INHOUD: 1. Engeland en Egypte, door
Prof. Dr. G. W. Kernkamp Tijdgenooten:
Molière, door Dr. W. O. C. Byvanck.
2. B. H. Pekelharing f, door Prof. Mr. M.
W. F. Treub. H. G. Boissevain -j-, door
Mr. J. Kalff Jr. De Nederlandsche
Girondijnen, door Prof. Dr. H. Brugmans. 3.
Spreekzaal, door C. Oderkerk en Ir. H.
Enno van Gelder. 5. Voor Vrouwen
(red. Elis. M. Rogge): Gemeentelijke
Waschplaatsen, door J. Riemens-Reurslag.
Bijkomstigheden, door Annie Salomons. ???
Uit de Natuur: Eranthis, door Jac. P.
Thijsse. 7. De ingebeelde zieke,
teekeningen van B. van 'Vlijmen. De Theater
tentoonstelling, door Otto van Tussen
broek. .?Dramatische Kroniek, door Top
Naeff. 8. Nieuwe Engelsche boeken,
door W. van Doorn. Als de griep in
het huis heerscht, teekening van George
van Raemdonck. De uitbreiding van het
Centraal Station, door Ir. C. Leemans.
9. Op den Econ. Uitkijk: Gij of de amb
tenaar, door Jhr. Mr. H. Smissaert. 10. Uit
het kladschrift van Jantje. Ruize-Rijm;
Charivaria; Prijsvraag en Buitenl. humor,
door Charivarius. ??Sir Ernest Shackleton,
door J. Oderwald.?II. De Emmensche Ge
meentebelasting, teekening van Joh.
Braakensiek. Gemeentereiniging, teekening van
Jordaan. Muziek in de Hoofdstad, door
H. J. den Hertog. 't Schietgat, door
Melis Stoke, met teekeningen van Is. van
Mens. Omslag: Afscheid, door H. van
Raalte-Simons.
Bijvoegsel: Engeland's aanbod om Egypte
te ontruimen, teekening van Joh.
Braakensiek.
iiiiiitiiiiiiiiitimiiiliiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiii
ENGELAND EN EGYPTE
Omnia iam fiunt, fieri quae posse
negabam anders gezegd: nauwelijks
zijn we bekomen van onze verbazing
over het eene mirakel, of een tweede
doet ons een gat in de lucht slaan.
Wie zou nog niet vele jaren geleden
hebben geloofd, dat Engeland aan de
Ieren zulk een ruime mate van
zelfregeering zou aanbieden, als zij onlangs
hebben verkregen?
En wie zou zelfs eenige weken
geleden nog hebben vermoed, dat
Engeland een einde zou willen maken
aan zijn protectoraat over Egypte?
Het leek er juist veel meer op,
dat het aan de nationale partij in dat
land wederom mores wilde leeren en
dat het van zijne militaire macht daar
gebruik zou maken om zijne heer
schappij steviger te bevestigen.
Maar plotseling komt nu het bericht,
dat de Engelsche regeering bereid is
aan het Parlement de bekrachtiging
van een overeenkomst te vragen, waar
bij het protectoraat wordt opgeheven
en Egypte als een souvereine staat
wordt erkend.
Intusschen op enkele voorwaarden.
Waarvan de belangrijkste deze is,
dat Engeland afdoende waarborgen
krijgt voor de veiligheid der verbin
dingswegen tusschen het rijk in Europa
en dat in Azië, en dat Egypte niet
bloot zal staan aan inmenging van
of aanranding door een andere mogend
heid.
Dit laatste zal wel beteekenen
men moet er naar raden, want in
bizonderheden kent men de regeling
nog niet dat de buitenlandsche
politiek van Egypte onder de hoede
van Engeland moet blijven; dat het
er dus een soort van suzereiniteit
blijft uitoefenen, zooals het sinds 1884
deed tegenover de
Zuid-Afrikaanscherepubliek, die geen verdragen mocht
sluiten met andere mogendheden (be
halve met den Oranje-Vrijstaat) zonder
goedkeuring van Engeland.
Maar de beteekenis van de andere
voorwaarde is in elk geval duidelijk.
Engeland wil zich de militaire heer
schappij over het Suez-kanaal voor
behouden; de troepen, die daarvoor
gebruikt zullen worden, kunnen dan
meteen een handje meehelpen om
andere mogendheden te beletten zich
in de aangelegenheden van Egypte
te mengen of het gebied van dien
staat aan te randen.
Tijdens den wereldoorlog is gebleken,
van hoeveel belang het voor Engeland
was, dat het Egypte in zijn greep
hield.
Een tijdlang scheen het, dat de
centralen een grootsche onderneming
zouden beginnen om Engeland hier
aan te tasten in zijn gevoeligste plek.
Maar de Turksche legers, die onder
aanvoering van Duitsche officieren zich
van de landengte van Suez zouden
meester maken, hebben het bij de
bedreiging moeten laten; verder dan
tot enkele voorpostengevechten in de
buurt van het kanaal hebben zij het
niet gebracht. En van Egypte uit
heeft Engeland ten slotte den
krachtigen stoot tegen de Turksche macht
in Azië gedaan, die de debacle van
Turkije heeft veroorzaakt.
Maar niet van den aanvang af
heeft Engeland de politieke gevolgen
van de doorgraving der landengte
van Suez ingezien en zijn belang
hierbij erkend.
Toen de Lesseps het plan ertoe
ontwierp, heeft hij den tegenstand
van Lord Pahnerston, den toenmaligen
leider der Engelsche regeering, moeten
breken. Deze vreesde, dat Egypte
nu nog meer onder Franschen invloed
zou geraken en wilde daarom zeer
ten onrechte het plan doen mis
lukken. In Engeland wierp men er
dan ook bergen van bezwaren op;
niemand minder dan George
Stephenson betwistte de uitvoerbaarheid van
het graven van het kanaal; Lord
tMiiiiiiiiiiiiiuuMiiiHiiiiiiMiiinniiiiiiiiiiitniiiiiniiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiniHiiiiiiiiHiiiiiniiiiiiiiiiiiniiiiiiiitiniiiiiiMiMMiiiiniiiiiiii unimttiii
,
TUDGENQOfEN'x!
MOLIÈRE
(15 Januari 1622)
III
Als -ge dacht dat er een charmanter prin
ses was aan het jonge hof van Lodewijk dan
Madame, hertogin van Orléans, schoonzuster
van den koning, dan vergist ge u hemelsbreed.
Er is indertijd wel sprake geweest van een
huwelijk tusschen de twee, maar de jonge
vorst die haar van haar kindsheid af kende,
zij dochter van Karel I van Engeland leefde
als balling aan het Fransche hof, vond haar
te spichtig en te armelijk van figuur. Enkele
jaren gingen voorbij. Hij zag haar terug als
echtgenoot van zijn broeder. De schrale leef
tijd lag toen in 't verleden. Zij was opgebloeid
tot een schoone vrouw met een lachje van
onweerstaanbare aanvalligheid. Uit haar
trekken sprak geest en animo.
Zij werd graag bewonderd, en iedereen be
wonderde haar. Ook de koning. Hij kon niet
goed buiten haar: zij moest de vermaken en de
feesten aan het hof deelen, anders hadden zij
de rechte aantrekking voor hem verloren. Tij
den waren er van groote intimiteit, van lange,
vertrouwelijke wandelingen, echter wist de
prinses haar waardigheid als vrouw op te
houden, zij gevoelde zich de gelijke van den
koning; brouilles en jalceziën kwamen wei
voor, toch bleef de band bestaan tot aan den
vroegen dood van Madame.
De woorden waarmede Molière haar zijn
Ecole des femmes opdroeg, toon en onder den
eerbied voor de hooge vrouw de vrijheid van
den man die weet dat zijn begroeting welkom
is. Hij spreekt tot de prinses, zooals hij tot
den koning spreekt. Beide gaven hem hun
gunst. Als hem een zoon werd geboren, waren
koning en prinses peter en meter; zij Heten
zich bij den doop vertegenwoordigen door
personen van den hoogsten adel.
De zekerheid van zijn positie bracht hem
vooruit en bracht hem naar voren. In dat
Parijs en aan dat hof waar zijn theatertroep
was gekomen een vreemde gast, gevoelde hij
zich na drie vier jaren geheel als in een eigen
wereld. Men had hem dadelijk bij zijn komst in
de hoofdstad den ruwen toon verweten van
zijn aanval op het geborgde fatsoen van be
schaafde kringen, nu, drie jaar later, moest van
den kant des kabaal, L'ccole des jemmes het
ontgelden, omdat daarin dingen werden ge
zegd die détestabel, die.... obsceen
waren, die aandruischten tegen alle goede
manieren en allen eerbied voor godsdienst.
Molière bracht die gesprekken der salons en
van zijn mededingers op het tooncel, ja hij
waagde het zijn eigen tooneelmenschen, zijn
theatergenooten op de planken te voeren, en
in de antichambre van den koning liet hij hen
hun rollen repeteeren, hij beschaamde zijn
vijanden en deed de vrijheid van zijn geest
zegevieren over kleingeestige aanvallen. En
hij, in zijn Critique de l'Ecole des Femmes, in
zijn Impromplu schiep de komedie die direct
de werkelijkheid van het leven opvatte, waar
zij haar vond, in den grooten stijl van goed,
rond en gezond proza, leerzaam voor de men
schheid en voor koningen en prinsessen ook. Het
was natuurlijkheid tegenover conventie.
Had hij r.iet geweten dat een prinses ach
ter hem stond, hij was niet zoo boud geweest
in den strijd !
Nu ging zijn ambitie verder.
Hij wilde door zijn komedie den aard en de
macht laten zien dier gewetenloozen, die in
de samenleving vroomheid en vertoon van
goede zeden als middelen gebruiken om de
waarheid en adel en de originaliteit van
het leven te verstikken en zichzelf het genot te
verzekeren van wat zij noemen het goede der
aarde. Hij rekende daarbij op den steun van
den koning en van de prii.ses.
Maar wat ga ik doen? Ik behoef waarlijk
Palmerston hield zich erg ongerust
over de woestijnwinden en het vliegende
zand, die de sloot" zouden dempen.
Eerst na de campagne van de Lesseps
in Engeland, toen hij mannen als
John Russell en Gladstone voor zijne
zaak wist te winnen, kreeg hij de
openbare meening daar op zijne hand.
Maar zoowel de regeering als de haute
finance van Engeland bleef hem toch
tegenwerken. Ook nog tijdens de uit
voering van het werk.
Onder het ministerie van Disraeli,
in 1875, herstelde Engeland zijne fout
om zich afzijdig te houden. Van den
Khedive van Egypte kocht het toen
bijna de helft der aandeelen van de
Suez-kanaal-maatschappij en kreeg
daardoor stem in het kapittel. Zoowel
hierdoor, als door het feit, dat een
deel der Egyptische fondsen in Engelsche
handen was, begon het zich meer
voor Egypte te interesseeren. De onver
antwoordelijke wijze, waarop de Khe
dive met de financiën van het land
omsprong, noodzaakte de regeeringen
van de meest belanghebbende landen
tot ingrijpen. Het bestuur van Egypte
kwam nu feitelijk in handen van
Engeland en Frankrijk, die er een
condominium (gezamenlijke heerschap
pij) uitoefenden.
Deze inmenging der Europeesche
mogendheden wekte verzet. Er vormde
zich een nationale partij, als wier
leider Arabi-Pasja optrad; zij hief de
leuze aan: Egypte voor de
Egyptenaren" en wist zich meester te maken
van de regeering. De tegen de Euro
peanen gepleegde gewelddaden hadden
ten gevolge, dat een Engelsen-Fransen
eskader voor Alexandrië verscheen.
Plotseling, door redenen van
binnenlandsche politiek, trok de Fransche
regeering zich terug; zij gaf daarmede
de sterke positie prijs, die Frankrijk
zich in den loop der negentiende
eeuw in Egypte had verworven, en
liet de baan vrij voor Engeland.
Zoo bombardeerden alleen de En
gelsche oorlogsschepen Alexandrië
(1882) en waren het alleen Engelsche
troepen, die landden en daarna
ArabiPasja bij Tel-el-Kebir versloegen. Toen
Engeland zijne taak vervuld had:
het herstel van de orde en de regeling
der financiën, had het Egypte behooren
te ontruimen. De meeningcn daarover
in het toenmalige ministerie (het tweede
kabinet-Gladstone) waren verdeeld;
sommigen vreesden, dat de plaats,
die Engeland in Egypte open zou
maken, weldra door een andere mogend
heid zou worden ingenomen, omdat
Egypte niet aan zich zelf kon worden
overgelaten; ook achtten zij het ge
oorloofd, dat Engeland beloond zou
worden voor zijn moeite. Maar Gladstone
en de' meerderheid zijner ambtgenooten
waren voor de ontruiming en er werden
dan ook reeds voorbereidende maat
regelen daartoe genomen.
Toen begon de opstand van den
Mahdi in Soedan; KhartoÈm werd
door hem veroverd; de geheele Soedan
ging voor Egypte verloren; de Egyp
tische troepen, wier onbruikbaarheid
afdoende was gebleken, zouden ook
de zuidgrens van het eigenlijke Egypte
niet meer tegen de Mahdisten kunnen
verdedigen; Engeland moest zijne be
schermende hand over Egypte blijven
uitstrekken. Nog een enkele maal
o.a. bij de onderhandelingen in 1887
met Turkije, Rusland en Frankrijk
is er sprake geweest van een ont
ruiming van Egypte door Engeland;
maar er kwam niet van; ook deze
tijdelijke bezetting ging over in een
blijvende.
Immers, juist in de jaren, die nu
volgen, zet de Engelsche politiek koers
op de stelselmatige verovering van
een groot deel van Afrika. Het is de
tijd van Cecil Rhodes; de lijn moet
worden doorgetrokken van de Kaap
naar Cairo". Rhodes werkt aan die
taak in Zuid-Afrika; van Egypte uit
begint het Engelsch-Egyptische leger
op te trekken naar het Z?langs den
Mijl, om Rhodes de hand te reiken.
Kitchener leidt dien moeilijken tocht
door de woestijn; langzaam wordt
de spoorweg verder gebouwd, waar
langs de toevoer moet geschieden,
onder voortdurende gevechten: de
episode van den oorlog, die Kipling
voor ons doet leven in The light tlwt
failed.
Toen Kitchener de lijn van N.
naar Z. doortrok, kruiste hij een
andere lijn: die van de Fransche
politiek in Afrika, die bezig was een
strook Afrika te veroveren, die zich
dwars door dat werelddeel uitstrekte,
van W. naar O., ten Z. van de Sahara.
Fashoda werd het kruispunt van de
lijnen; daar botste in 1898 de Engelsche
koloniale politiek tegen de Fransche;
zoo hard, dat er bijna een oorlog
uit volgde.
Maar Frankrijk laat aan den
BovenNijl het veld voor Engeland vrij;
Delcassé, die zeven jaar aaneen de
buitenlandsche politiek van Frankrijk
leidt, spijt alle wisselingen van ministe
ries, sluit een reeks van verdragen
met Engeland, ter afbakening van
het wederzijdsche bezit in Afrika, en
bereidt daarmede de Entente tusschen
Frankrijk en Engeland voor. In 1904
komt die Entente feitelijk tot stand
bij het verdrag, dat ontdaan van
alle diplomatieke hulsels aan Frank
rijk de vrije hand laat in Marokko,
aan Engeland in Egypte.
Van dat oogenblik af behoefde Enge
land niet meer te vreezen, dat Frankrijk
op de ontruiming van Egypte zou
aandringen; het was voortaan ver
zekerd van het protectoraat over
Egypte, al vermeed het dien naam
nog; eerst in het begin van den wereld
oorlog, in November 1914, toen de
Khedive werd afgezet en Egypte
aan de in naam nog altijd bestaande
souvereiniteit van Turkije werd ont
trokken, heeft Engeland zijn protec
toraat over Egypte afgekondigd. De
Sultan, zooals de heerscher in naam
over Egypte sedert heet, was voortaan
ook officieel de vazal van Engeland.
Aan den feitelijken toestand werd
door dit alles niets veranderd.
De Engelsche heerschappij over
Egypte is in tal van opzichten voor
dit land een zegen geweest; Evelyn
Baring, de latere Lord Cromer, die
er jarenlang het bestuur voerde, heeft
door den aanleg van wegen, de ver
betering van het bevloeiingsstelsel, de
zorg voor een goede rechtspraak en
administratie en door tal van sociale
maatregelen, die aan de boeren en de
handwerkers een menschwaardig be
staan hebben verschaft, een geheelen
ommekeer in den toestand van Egypte
teweeggebracht. Sinds eeuwen is de
welvaart er niet zoo groot geweest
en nooit heeft het land een zoo goed
en zoo rechtvaardig bestuur gehad.
Desondanks maar het is beter
te zeggen: juist daarom, want een goede
regeering kweekt het zelfgevoel van
het volk; juist door het Engelsche
bestuur dan is in de laatste dertig
jaren de zin tot onafhankelijkheid
bij het Egyptische volk gestadig ge
groeid.
De Khedive, die in het begin van
den oorlog werd afgezet, verloor zijne
waardigheid niet alleen omdat Engeland
zijne houding ten opzichte van de
centralen wantrouwde, maar ook om
dat hij in de laatste jaren de nationale
partij in haar verzet tegen de Engelsche
voogdij had gestijfd.
Tijdens den oorlog kon die partij
zich weinig roeren, omdat Engeland
zulk een groote troepenmacht in Egypte
bijeen had. In 1920 en 1921 liet zij
zich meer en meer gelden; Egypte
voor de Egyptenaren" werd weer de
leus: hadden de geallieerden zelf niet
' het recht der volken geproclameerd
om over hun eigen lot te beschikken?
Een tijdlang ging het han! tegen
hard, en scheen de Engelsche regeering
niet voor de allerhardste maatregelen
terug te zullen deinzen. Tot zij plotse
ling van koers veranderde. En bekend
maakte, bereid te zijn Egypte als
souvereinen staat te erkennen.
Op de voorwaarden echter, die wij
noemden. Zij zal het land ontruimen
maar niet geheel. Verder dan tot
het Suez-kanaal en de Roode zee
gaat deze uittocht uit Egypte niet.
Daar wil de moderne Mozes stand
houden.
KERNRAMP
in i i «n i MI u i ii i l i iimiinmim minimi ' iiuiiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiii
geen woorden te verspillen aan Molière's
Tartuffe, waarvan opzet en qtiasi-voltooiing
dagteekenen van het jaar dat volgt na de op
voering van L'impromptu de Versailles, en
evenmin aan de jarenlange inspanning, die
hem de vergunning tot publieke, regelmatige
opvoering van zijn stuk in de hoofdstad
heeft gekost. Het is alsof we een eeuw later
zijn d;.n de regeering van Lodewijk XIV,
wannei r wij zien hoe de auteur der komedie de
pi bl.eke opinie voor zijn stuk zoekt te win
nen door voorlezing en opvoering in salons en
bij allerlei gelegenheden waar de officieele
machten moeten zwijgen. Hij zet door en hij,
de acteur, de chef van zijn troep, de leider
der openbare meerling, behaalt den zegepraal
op een gebied waar, van den beginne af, de
victorie scheen uitgesloten te zijn.
Laat ons slechts een enkele episode van
den strijd vermelden. Zij is misschien minder
bekend. Maar wij hebben daarbij het voordeel
van een Molière die direct voor ons staat en
dien wij tot diep in 't hart kunnen zien.
Het heeft tot Februari 166(J geduurd eer de
opvoering van de Tartuffe te Parijs werd vrij
gegeven, maar er is toch n publieke voorstel
ling in de hoofdstad aan voorafgegaan, Augus
tus 1667.
Molière had zich voor gerechtigd gehouden
tot die laatstgenoemde voorstelling op een
mondelinge goedkeuring van den Koning: hij
had den titel en eenige détails van zijn stuk
gewijzigd, was het gaan voorlezen aan de
Prinses, en hield zich dus aan alle kanten
veilig voer aanslagen. De koning was op een
veldtocht in Vlaanderen, waar de eene stad
voor, de andere na, haar poorten voor zijn
majesteit opende.
Maar den morgen na de uitvoering, de
ontvangsten aan de kas van het theater
hadden de stoutste verwachtingen overtroffen,
verscheen een deurwaarder van het Par
lement met zijn trawanten, scheurde de af
fiches aan het Palais Royal af en verbood op
gezag van den eersten president van het Hof
eenige verdere representaties; bij afwezig
heid van den Koi.ii.g was de president het
hoofd der policie in Parijs.
Molière stond versteld; hij wou niet op
geven. Hoe meer zijn vijanden hun macht
wilden toonen, hoe hardnekkiger hij werd;
hij moest zijn eigen rechlen tn de inkomsten
van zijn theatertroep beschermen.
Beklag werd gestuurd aan de prinses die
beloofde bij den president haar invloed te
zullen aanwenden, en twee acteurs, zij die er
zich door hun houding het best toe leenden,
werden naar het kamp van den koning in
Vlaanderen afgevaardigd om een verzoek
schrift van Molière over te brengen.
Het zou de moeite waard zijn den mannelijk
tieren toon van het verzoek te onderstreepen,
hoe Molière resoluut verklaarde zijn pen neer
te leggen, wanneer zijn verlangen niet werd
toegestaan, hoe hij eenvoudig weg zijn
vijanden de Tartuffes noemde, hij die om geen
aanstoot te geven den titel zijner komedie
veranderd had in L'impostuur, en nu tegen
over den koning zich niet wilde inhouden.
Maar dit is niet de episode die ik had te
memoreeren.
De koning zeide aan de beide acteurs dat
hij de zaak zou onderzoeken, als hij van zijn
veldtocht in de hoofdstad was teruggekeerd
en beloofde dat de komedie zou worden ge
speeld. ..'.
Ondertusschen was Molière in zijn opwinding
niet tot rust te brengen. Zijn gezondheid was
slecht in dien tijd, zijn ziekte verergerde. Des
te meer verlangde hij er naar om zijn stuk te
zien opgevoerd.
Hij sprak er over met zijn vriend Boileau
en vroeg dezen of hij niet bij den president
Lamoignon wilde bemiddelen. Laat ons er
samen heengeen," zeide Boileau, ik zal
u aan hem voorstellen, en gij kunt zelf hem
inlichten." Zoo geschiedde. Molière droeg hem
de reden voor van zijn bezoek.
Laat ons naar het antwoord luisteren dat hij
kreeg.
Mijnheer," zeide hem Lamoignon, ik
stel uw verdienste werkelijk hoog: ik weet dat
gij niet alleen een uitstekend auteur bent,
maar ook een man van talent, die uw vak eer
aandoet en tegelijk Frankrijk. Toch met al wat
ik voor u gevoel kan ik u niet toestaan uw
komedie op te voeren. Ik wil graag gelooven
dat ze heel mooi en heel leerzaam is, maar het
past niet aan acteurs om de menschen in te
lichten over moraal en godsdienst: het theater
behoeft niet het Evangelie te preeken. Is de
Koning terug en vindt hij het goed, Iaat hij u
dan verlof geven, maar ik voor mij zou
meenen misbruik te maken van^het gezag
dat hij mij heeft opgedragen. "
W
Molière was door het antwoord geheel uit
het veld geslagen, hij stotterde iets over zijn
bedoeling, maar hij kon zijn verlegenheid niet
overwinnen. De president hoorde hem eenige.
oogenblikken vriendelijk aan, maar liet hem
weten dat hij zijn bevelen niet kon intrekken...
Bij het naar huisgaan, klaagde hij niet over
Lamoignon, maar was over zichzelf minder
tevreden.
Daar hebben wij Molière, schuchter een
beetje en wat onredzaam wanneer hij tegenover
menschen staat van geheel verschillende op
vatting. Lodewijk XIV deelde dat gebrek met
hem, zoo het een gebrek is.
. Een paar weken later verscheen er een bro
chure over de eerste opvoering van den Tar
tuffe. Ik heb reden om te gelooven dat daar
Molière's antwoord aan Lamoignon voorkomt.
Heeft liefde voor de menschheid dan
grenzen? is de vraag die daar wordt ge
steld. Zijn niet alle plaatsen en alle
tijden goed genoeg voor haar? Moet zij
zulke slechte opinie van zich hebben dat zij
meent minder te worden, wanneer zij zich
vernedert? Laat de grooten der wereld, die
hun waardigheid alleen kunnen bewaren,
wanneer zij op een afstand worden gezien,
zoo denken, maar dat liefde zoo zou meenen,
dat te denken alleen is reeds bijna een mis
daad. Laat de godsdienst een plaats hebben
voor zijn ceremonies en mysteries, liefde
kan een tempel maken van een paleis en
een heiligdom van een theater
Daar hebben wij het harten idee van Mo
lière: zijn theater, tolk van zijn hart, ver
langt uitzicht over de gansche wereld.
W. G. C. BYVANCK