De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 4 februari pagina 7

4 februari 1922 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

4 Febr. '22. No. 2328 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE INGEBEELDE ZIEKE (opgevoerd door het Schouwtooneel) Teekmingen voor de Amsterdammer" van B. van Vlijmen Jan Musch (Dr. Purgon) Wilh. v. d. Horst?v. d. Lugt Melsert (Antoinette) Ko van. Dijk (De Zieke) H. van Warmelo (Thomas) Kittv Klnppcl (Angélique) iiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini IIHIMIIIIIIlillMMIIIIIIIIMIIIIMIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIMIIIItlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIMflIlirillllllllllllMIIIIIII III DE THEATER TENTOONSTEL LING TE AMSTERDAM Zij is er dan eindelijk, deze lang verwachte Tentoonstelling, waarnaar veler belangstel ling met warmte uitging en zij stelt niet teleur. Al zou men vooral de buitenlandsche inzen dingen gaarne wat vollediger wenschen, al zou men de kleine modellen in het aardige maquetten-zaalt je belangrijker willen zien,hieraan hebben de inrichters geen schuld en wie ooit een dergelijke onderneming heeft geleid en geregeld, zal de moeilijkheden, talrijk en plagend-verlammend, ten volle kunnen bevestigen, welke als een veelkoppig monster het welslagen bedreigen. Ondanks dit alles komt de Vereeniging Kunst aan het Volk" met hare beide raadgevers en inrichters Wijdeveld en Lensvelt de eer toe de Ten toonstelling tot een zoodanig peil te hebben opgevoerd, dat deze als daad van ver-strek kende beteekenis kan worden aangemerkt, waarvan het nuttig effect van grooten invloed kan zijn (men denke aan Royaard's woorden bij de opening) ook lang nadat de inzendingen zich weder naar verschillende windstreken zullen hebben verspreid. Dat er iets bizonders te zien is bemerkt ieder,- die de breede trappen van het Stedelijk Museum betreedt, want boven is, recht er tegenover, van hout en karton in sterk rood en groen en goud een ultra-moderne ingangs poort opgesteld, welke wel-is-waar weinig op haar plaats is, daar in het trappenhuis (waarvan het gele licht eenmaal op den grijsbewolkten openingsdag van het gebouw dooreen bekend criticus voor.... zonlicht werd gehouden) maar welke niettemin reeds buiten de tentoonstellings-zalen het karakter de monstreert van inhoud en inrichting. De Tentoonstelling staat aldus midden in den tijd. Dat is een goed ding al zou ik haar.... moderner hebben gewenscht ! Maar wij zijn in dit opzicht in Holland niet verwend en er is reden genoeg om te juichen over het verkregen resultaat. Welk een vreug de brengt al dadelijk bij het binnentreden der eerste zaal, in grijs en geel en zilver gehouden en met een gedrapeerd velum afgedekt, het werk van de voormannen Graig en Appia. Het is Oordon Graig, de geliefde en beminneDE HAOHESPEI.EKS, Nju, door Ossii' DYMOU. Nju is een afkorting van Njura, liet Rus sische Nora". En iets van Ibsen's heldin, die van de liefde vergeefs wat zij noemt,,het wonder" verwachtte, is er ook in de Nora" van deze alledaagsche tragedie", de meestergreep van een jongen Rus, welke sindsdien het werk dateert van 1908 ook buiten Rusland, als psycholoog, groote vermaard heid verwierf. Het wonder", dat wil zeggen: het doorslaand bewijs-van-liefde, de innerlijke gemeenschap, waarop een vrouw rekent, nadat de man haar in zijn armen genomen heeft. De Russische Nora spreekt van geen ,,wonder";wat zij van den dichter-harer-liefde, om wien zij echtgenoot en kind verliet, ver langt, is geen mannelijk offer, niet eens een daad. Haar hart vraagt slechts, stilzwijgend, de bereidheid, n oogenblik van waarachtige ontvankelijkheid, voor het vrouwelijk, en in dit geval zoo smartelijk geheim, dat zij hem alleen zou kunnen toevertrouwen. Uit verlangen naar liefde trouwde Nju. En tien jaren leefde ze in vrede met haar eenvoudigen man, die haar op zijn wijze har telijk bemint, alleen, door een tekort aan ver beeldingskracht, onwillekeurig onthoudt met de beste bedoelingen tast hij altijd mis wat haar diepste aard behoeft. Zólief heeft hij zijn speelgoed, de moeder van zijn zoontje, dat de vraag hoe zij zich onder zijn ietwat plompe teederheden gevoelt, niet in hem op komt.- En tien jaar lang was Nju te goed hartig om dit naïef geluk aan haar zijde te Illllllll l l Mlllll Navigatie en Mooi-Nederland DE ELITE-SIGARENMERKEN Verkrijgbaar bij da voornaamste winkeliers Fabr.: Firma RAPPIkiD * POII - Tiel lijke jonge-oude, die heel deze tentoonstelling beheerscht. Zijn prachtig werk is er niet alleen de hoofdschotel, maar zijn invloed gaat door welhaast alle inzendingen, duidelijk naspeurbaar, heen. Het zou een afzonderlijk artikel vergen wanneer ik volledig zou willen bespreken hetgeen hier van dezen nobelen teekenaar en decor-ontwerper is bijeenge bracht. Ik denk aan zijn schitterende, aan de oude herinnerende teekening in sanguinekrijt the blind man on Bailie's Strand" of aan de uit het graf rijzende dooden-figuur; aan zijne gevoelige houtsneden, marionettes" welke den grootsten eenvoud aan de zuiverste teederheid paren; aan de suggestieve Vrees'' en Lust", waar in vlakke, strakke gestalten gansch een wereld van hartstocht leeft. Onvergetelijk schoon is ook zijn Mozes" waarvan de diepe mystiek mij immer zal bij blijven. Daar zijn ook Graig's tooneel-etsen, waarin zijn sterk talent tot volle ontplooiing komt en natuurlijk ook de decor-schetsen met de zoo bekende stijging der verticale lijnen, hoog boven den mensch uit en waarin, zooals in Electra", de gestalten der spelers heel klein worden. Een drietal maquetten in den doorgang naar de tweede zaal geplaatst (men lette er eens op hoe aardig Wijdeveld hier eene oplossing vond om het van beide zijden komende licht af te sluiten) geven daar van een goed voorbeeld. Een andere oudere is Appia, de vriend van Dalcroze, die in diens opvoeringen van Echo en Narcissus" en Orpheus" destijds de decors ontworpen heeft. De teekeningen doen hier leeg maar wie de schuivende plans van blokken bevolkt heeft gezien zal zich de diepe schoonheid duidelijk voor oogen kunnen stellen vanAppia's op stille en donkere gevoelswaarden afge stemde kracht. Zijn teekeningen zijn minder knap gedaan, minder van allen tijd als die van Graig, maar zij zijn van eene evenzoo treffende oorspronkelijkheid en een wei-overwogen 'nzicht betreffende de bizondere eischen van het tooneel, dat zoo zeer hunne liefde heeft. Naast dit oude is het werk der Russen mij op deze tentoonstelling het meest nabij. Men voelt aan alles dat de nieuwe tendcnzen, de nieuwe leuzen van uit Rusland de wereld beheerschen. Wat de Duitscher's op deze ten toonstelling geven is er de flauwe afschijn van. Komisarjevsky's decors en costumes van Prince Igor" en Hoffman's Vertellingen"; Larionow's arbeid voor les Contes Russes" maar vooral en bovenal Nathalie Gontcharowa's prachtig werk zijn er de treffende bewijzen van. Het zijn Graig en Gontcharowa die alleen reeds een gang naar de TheaterTentoonstelling waard zijn. Is bij eerstge noemde een diep-voelend mensch aan het woord, bij laatstgenoemde spreekt door het werk van hart en handen heen de ziel van gansch een volk. Haar versierings-motieven, haar sterke kleur, haar fantasie zijn van den nieuwen dag, het is hier feest! Als er na jaren over deze tentoonstelling zal worden gesproken, zal ik mij weer duidelijk tot in de kleinste bijzonderheden, voor oogen kunnen stellen Graig's ouden, blinden man en Gontcharowa's Cherubijn," met de beide vier-oogige koppen op de uitgespreide, gouden vleugels als een ikon zóvol van uitdrukking, expressionistisch in den besten zin van het woord en zal ook haar Johannes de Dooperfiguur uit het verleden oprijzen als schoon fantoom in groen en grijs en paars en goud. Wat de franschen gaven viel mij, eerlijk gezegd, niet mee en de decors van de Vieux Colombier" doen in werkelijkheid beter dan nu men ze hier in teekeningen en plans op de keper kan beschouwen. Er is mij nog te veel realisme (en nog wel in den slechtsten zin genomen) in hetgeen Baty en ook Jouvet voor dit veelbesproken theater van Copeau gaven, doch dit kan een kwestie van smaak zijn. Mijn verlangens gaan naar grootscher dingen uit. Van de Engelschen is vooral miss Fraser goed uitgekomen met eene serie sterk gekleurde teekeningen, waarvan vooral de heks uit Macbeth en het costuum van Karsavina in de Zwarte Vogel" utblinken. Norman Wilkinson's Hecuba" uit the Trojan Women"; Paul Shelving's Nijamul-Ahmad" (in zwart en goud !) uit the Potter'Sj Shop" en ook diens Chief Eunuch" (in groen, wit en zwart), bewijzen dat er in het land van Shakespeare sterke ontwerpers bezig zijn, maar heel nieuw is het niet. Zelfs een Paul Nash slaagt er niet in hervormer te zijn en dat is nu juist waar onzen tijd om vraagt. Met het gordijn-ontwerp van dezen laatste ben ik het trouwens in het geheel niet eens. De Amerikanen zonden meest photografische opnamen naar ensceneeringen en groepen. Lee Simonson blijkt sterk door de Japanners beïnvloed; Norman Geddes is geweldig suggestief met zijn licht-effecten voor Dante's hel en vagevuur uit de Divina Comoedia"; Ernest de Weerth gaf teekeningen voor Akhnaton". De Zweed Gruenewald, bootst in zijn costuumteekeningen (overigens heel knap) den Hlustrén voorganger Bakst geheel en al na, tot zelfs in houding, gebaar en teekentrant. De voor dezen ontwerper onpleizierige nabuurschap van gekleurde reproductie's van Bakst's kranige en karakter volle meesterwerken (van den kunstenaar zelf kwam geen inzending binnen) protesteert als het ware tegen deze napraterij. Trouwens, gelukkig is deze Zweed niet met zijne inzending want de decors voor Samson en Delila" her inneren al te zeer aan den bioscoop. Van de Duitschers zijn Stern en Rochus Gliese de sterksten, hier. De costuum-ontwerpen van eerstgenoemde getuigen van eene kranige ornamentatie (men zie ook de daarbij ge1 voegde stalen geweven stof). Hij is de man die voor Lysistrata" in het Muenchener Kuenstler-theater onder Reinhardt's regie de aan kleeding verzorgde en hij deed het met talent. Ook Pankok mag men niet voorbijgaan, wiens ontwerpen voor die Entfuehrung aus dem Serail" uitmunten door krachtige oorspronke lijkheid. Geweldig zinnelijk zijn Ludwig Sievert's ensceneeringen voor Judith en Holofernes" en goedig vermakelijk de poppen van Winkler Tannenberg, die niet in den schaduw kunnen staan van wat Harry van Tussenbroek maakt en wiens inzending, door omstandigheden niet mogelijk, op deze ten toonstelling noode wordt gemist. De Oostenrijkers Gutzeit en Rolla mogen ten slotte worden vermeld om hun knap werk voor Rheingold" en .Coriolanus" alsmede Schnisek, om zijn geestige costuum-schetsen. Over de Hollanders spreek ik opzettelijk het laatst. Hun werk is overbekend, al was het alleen maar omdat er slechts enkelen zich hier te lande op tooneelgebied bewegen. Lensvelt, cnder Graig's invloed werkend, toont hier zijn decor voor Driekoningen avond," zijn vrouw enkele costuum-fragmenten, terwijl Herman Rosse ontwerpen toont voor in Amerika opgevoerde stukken. Wijde veld is op deze Tentoonstelling het "sterkst met zijn bekend ontwerp voor het groote Volks-theater" te Amsterdam. In zijne tooneel-ontwerpen drukt de boog vormige, ronde afsluiting der scène al te zeer en dit is te opvallender na het zien van Graig's stijgende lijnen, welke als het ware tot in onafzienbare hoogten opreiken tot het heelal. Dr. Sterck haalde bij de opening de woorden, aan van Top van Rhyn-Naeff, waar in gezegd werd dat het tooneel niet aan een bepaalde kunst behoort, doch een heelal is ! Alleen Graig gelukte het van deze onmete lijke grootheid iets vast te leggen in zijn werk. Hoe grootsch en veel-omvattend is de kunst van het tooneel ! Veel is er veranderd en veel zal er anders worden. Het verlangen der jongeren gaat uit naar eenvoudige groot heid, stijlvollen vorm en krachtige kleur; haar ' eenheid van woord, gebaar, kleeding en decor; naar het ,,unheimische"der over-oude, eeuwigjonge marionetten; naar maskers en naar massagroepeering; naar het geven der essentie alleen met afkeer van alle naturalistische nabootsing, welke niet anders dan een totaal indruk schaden kan. Wie weet wat de Nieuwe Dag ons brengen zal? Doch dit is zeker, en moge deze Tentoontelling daartoe aansporing zijn, dat men meer en meer de ernst zal gaan begrijpen van het sociaal en cultureel belang van het Tooneel voor de kunstzinnige op voeding der menigte. Is het niet treurig dat een man als Cordon Graig, in Amsterdam toevende, 's avonds te kiezen had tusschen Oud Heidelberg," Op Stap," Beurskoorts" en.... de Spaansche Vlieg"? Het zal, het moet anders worden in de toekomst. Mogende jongere enthousiasten daartoe hand in hand en schouder aan schouder staan, er is een groot werk te verrichten! Moge de Hemel ons dan bewaren voor de desillusie van de heuschelijk golvende zee in Droomspel" en van de alleronnoozele, quasi-chineesche, vergulde bordpapieren hoofddeksels in de Gele Mantel" en laten wij ons dit in opzicht hoeden voor de weldenkenden en droomen van wat komen gaat met verheugd hart en al wat leelijk was en leelijk is (en niet meer onschoon zijn mag in de toekomst) met den mantel onzer liefde bedekken. OTTO VAN TUSSENBROEK IIIIIIIIIIMIIIt verstoren, tien jaar laat ze zich door hem op alle uren van dag en nacht verkreukelen," terwijl haar eigen, ongewekte zinnen koud en critisch blijven. Het geluk maakt den braven burger overmoedig. Waar hij kans krijgt, bluft hij op Nju, zelfs in haar tegenwoordigheid. Gerust mogen andere mannen haar het hof maken, zoodra het klokje van gehoorzaam heid slaat, is hij het immers wien, naar de wetten van den Burgerlijken Stand, die ganze Erregung als Geschenk zufallt." Weet Nju hoezeer haar vrouwelijke in stincten krimpen onder deze in beslag-name, welke, zonder intuïtie voor het mysterie van haar jonge ziel, is als een roof? Zij wil het niet weten. Tot ze op een dag den, in de liefde meer-bedreven man ontmoet, den kunstenaar, die het haar, met al het raffinement van zijn begaafdheid en routine openbaart. Op een bal, op het uitgerold lint van een opge vangen serpentine, schrijft hij haar levens sprookje". Och, ze bleef, in haar armoede, niet minder naïef dan haar man, de kleine Nju. Alleen de weelde van een bewust geluk of van een bewust leed maakt ons wijzer. Deze tact van den intuïtieven ander", die de kunst van het beminnen in de boeken beschrijft, ze gelooft erin als een jong meisje in haar eerste illusie. En de toon, waarop ze aan dezen Dichter haar man" voorstelt, haar man, die niet danst, in zijn slecht-zittenden rok geen andere voldoening kent dan zijn mooie vrouw met de oogen te achtervolgen, houdt de haat en de wanhoop in van haar ras. Het geheele drama berust op deze ontmoeting, op de stomme buiging van twee mannen, die el kanders aartsvijand zijn, en de daaruit vol gende tastbare vergelijking, waar tegenover de vrouw weerloos staat. Hartverscheurend, bijna te wreed voor het tooneel, is de ontknooping: de oer-vrouw, die haar bitter levensrecht opeischt, terwijl de echtgenoote, de moeder, het gezin zou willen sparen tot eiken prijs; en de man, welke zijn schuldelooze schuld aan deze catastrophe nauw beseft. Uit zijn zelfgenoegzaamheid ont waakt, klampt hij zich aan haar, biedt Nju ten einde raad de echtelijke woning tot toe vlucht met den ander," welken hij in eerste drift de deur heeft uitgegooid. Drie intelli gente menschen, zonder vooroordeel, waarom zoude zij niet kunnen leven onder n dak?" Hij maakt geen prefentie, slechts haar geluk beoogt hij thans. Een vrouw als Nju breekt" niet. Al scheurt ze zich onder den druk der ondragelijke om standigheden eindelijk los, met duizend vezels van haar goed hart blijft ze gebonden aan Huize), 20ME8DIIK BUSSINK PavilioenVoniielparUBl.2uid4190Bn5795 Restaurant a la carte Lu noh,Afternoon-tea, Diners au Soupers Dagelijks muziek door het Huls-orkest het oude. Aan den Dichter, die haar zinnen beheerscht, geeft ze zich, haar man, die als smeekeling doordringt tot de gemeubelde kamers waarheen zij hem ontvluchtte, wijst zij niet terug. Met haar kind praat ze door de telephoon, en aan de meid, die haar bezoekt, geeft zij huisvrouwelijke orders over de gor dijnen in haar verlaten huis. En van al dit leed merkt ook de tweede man, de lyricus, wiens verbeeldingskracht ver over de zorgelijke Nju heenstreeft, niets. En als zij opnieuw een kind verwacht en niet weet wie van de twee de vader is, of dit een pand van lief de of deernis is? dan heeft zij geen vriend aan wien zij zich toevertrouwen kan om hem deelgenoot te maken van dit vreeselijk geheim, want beiden bleven haar ver en vreemd. De eerste, die haar vergeven en weder in bezit nemen zou als ware er niets gebeurd, de tweede.... Een avond meent zij dat de man aan wien zij, ten koste van al het andere, zich met lijf en ziel vrij willig gaf, toch de aangewezene moet zijn.... een dichter, die alle nooden verstaat.... Maar juist dien avond begeert hij haar overgave met ziel en lijf aan de idee,"die hem boven het sterfelijke vervult. Ik wil een roman schrijven over de beide wereldpolen, dag en nacht; het mannelijk principe, het vrouwelijk. In eeuwig wankel evenwicht." Wat kan zij, de levende labiliteit, verwach ten van dezen verlitteratuurden medeplich tige, die immers zijn schouders ophaalt voor de werkelijkheid, voor de burgerlijke proble men van den dag, en geen andere behoefte kent dan den fantastischen nacht, den roes, waartoe het mysterie in elke vrouw op haar beurt hem een inspiratie is. Achter haar de ruïne van haar huis, vór haar: de afgrond der romantiek. Tegenover den schamperen hoogmoed van deze kunstenaarsfantasie blijkt de liefde al even machteloos als tegenover de slaaf sche aan han kei ij khcid-zonder- verbeelding van den gedupeerden echtgenoot en er blijft Nju overtuigend 's deze zelfmoord geen andere weg dan de dood. Wat Ibsen's Nora het wonder" noemde, is voor Nju het portret van haar dichter. De man ontvalt haar, niet het ideaal dat haar nog maagdelijke droomen bij den eersten aanblik weefden om dit beeld. Lieber, Dummer, bist so klug und doch so dumm". Wat zou ze hem kunnen verwijten? Hij ook gaf, wat hij had, wat hij kón. Misschien is zij hem nog dankbaar. Gute nacht". In het achtste tafereel, het stuk is in tien korte, van leven trillende beelden" geschreven, treffen zij elkander nog nmaal, de man en de minnaar, in de kamer, waar de meid bezig is Nju's kleeren bijeen te pakken. De man zwijgt, hij staat met een gevonden stuk zeep in zijn handen en drukt er zijn mond op en tegen de meid zegt hij: pas toch een beetje op, ie deukt haar hoed, Marie!" De Dichter spreekt met bevende gelegenheidsstem: Als een bloem verging ze, als een zorgelooze kleine vogel" en bij de begrafenis protesteert hij tegen den bediende uit den bloemenwinkel, die hem voor zijn krans van witte rozen een roebel te veel rekent. Het laatste beeld" geeft de ouders van Nju, gebogen over haar dagboek, en de vader leest voor wat hun kind niet uitspreken kon dan over den drempel van den door! tot de twee oude getrouwen, die haar het naast hebben gestaan. Jelui zijn maar lieve, eenvoudige menschen, met je eerlijk hart. Je zult het niet begrijpen maar zókan ik niet langer leven. Ik draag een jong Ie ven in mij. En n u moet i k sterven"... De stem van den vader stokt, de moeder vervolgt: want ik weet niet van wien ik het heb." Neen, hij kan het in zijn verontwaardigde smart niet vatten, en de oude vrouw kan het hem niet verklaren. Zij zegt alleen, dat zij het begrijpt. Alle vrouwen vallen elkaar bij", meent hij. Een mooi stuk. Een mengeling van wreed heid en zachtheid, beklemmend levenswaar en even ondoorgrondelijk. En hoe sterk: tooneel ! In anderhalf woord staat een tranche de vie" overeind, waarover men in een roman een hoofdstuk vol zou kunnen schrijven, en er ontbreekt niets aan. Lijkt het ons hier en daar soms te kras aangezet, wij geven dadelijk toe, dat de karig-korte tafereelen, waarvan elk een volledig, gecomprimeerd drama inhoudt, ook waar het de karakteris tiek der hoofdpersomen betreft, tot afdoende bewijsmiddelen drongen. Aan den anderen kant mag het voor onze gevoelens wel eens sentimenteel schijnen, ten opzichte van een werk uit het Russisch, dat gemeenlijk via de Duitsche taal tot ons komt, ben ik met dit woord uiterst voorzichtig. De innige labiliteit, de koestering, de streelende intimiteit van het Russisch familieleven, is stellig iets anders dan wat ons Hollandsch gemoed als overgevoelig" verwerpt. Bovendien is dit stuk geschreven in een tijd, die dichter bij het (intiem) realisme staat dan de onze. De vertooning (regie Verkade) van dit moeilijk stuk was van fijne qualiteit, doch te zwak, te mat voor het werk, dat met zijn diepe curve, zijn snelle over gangen en brandende vitaliteit, leed onder het slepend tempo en een tekort aan temperament. Het moet flitsen en kerven, verteederen en schokken. Een bijna niet te vermijden gevaar is, dat de passieve rol van den echtgenoot", waarvan de tragiek bovenop ligt, te gemakkelijk overheerscht ten nadeele van de nervositeit en de donkere smart der vrouwelijke hoofd rol. Dit daargelaten, vond van Dalsum's pathetiek in deze rol aangrijpende accenten, zijn hulpeloos: ik ben toch ook een mensch !" blijft ons bij. Voor Nju" leek mij Elsa Mauhs niet de aangewezen vertolkster. Een actrice met minder coquetterie, meer natuur lijke kuischheid het is louter pudeur die Nju vervreemdt van den man, welke haar lichaam liefheeft zonder haar ziel te verstaan zou in deze rol, met minder moeite, meer overtuigen. Tiily Lus, of mis schien.... Annie van Ees? Als tooneelspeelster, die haar rol beheerscht en vult, was zij als altijd bewonderenswaardig, menschelijk ontroerd heeft zij mij zelden. Zelfs in haar groote, innerlijke, sterfscène tegenover het portret van den Dichter, schenen mij de woorden niet natuurlijk uit zuiver gemoed op te wellen, maar met bedachtzaamheid en ietwat te lieve intonatie geplaatst. De minst-tooneelmatige, de na tuurlijkste figuur vond ik, in weerwil van de boekentaal hem in den mond gelegd, Joh. de Meester Jr?al gaf diens intelligente ver tolking nog slechts een aanduiding van wat deze rol aan droomerige hartstochtelijkheid en felle nuchterheid inhoudt. Alle drie deze rollen bieden het schema voor persoonlijk, diep-dramatisch spel, maar ook uit den fijnen, vlakken afdruk, dien de Haghespelers ervan geven, laat zich de navrante poëzie van het werk raden. Tul' N A E l- l'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl