Historisch Archief 1877-1940
4 Febr. '22. No. 2328
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
DE INGEBEELDE ZIEKE
(opgevoerd door het Schouwtooneel)
Teekmingen voor de Amsterdammer" van B. van Vlijmen
Jan Musch (Dr. Purgon)
Wilh. v. d. Horst?v. d. Lugt Melsert
(Antoinette)
Ko van. Dijk (De Zieke)
H. van Warmelo (Thomas)
Kittv Klnppcl (Angélique)
iiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini
IIHIMIIIIIIlillMMIIIIIIIIMIIIIMIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIMIIIItlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIMflIlirillllllllllllMIIIIIII III
DE THEATER TENTOONSTEL
LING TE AMSTERDAM
Zij is er dan eindelijk, deze lang verwachte
Tentoonstelling, waarnaar veler belangstel
ling met warmte uitging en zij stelt niet teleur.
Al zou men vooral de buitenlandsche inzen
dingen gaarne wat vollediger wenschen, al
zou men de kleine modellen in het aardige
maquetten-zaalt je belangrijker willen
zien,hieraan hebben de inrichters geen schuld en wie
ooit een dergelijke onderneming heeft geleid
en geregeld, zal de moeilijkheden, talrijk
en plagend-verlammend, ten volle kunnen
bevestigen, welke als een veelkoppig monster
het welslagen bedreigen. Ondanks dit alles
komt de Vereeniging Kunst aan het Volk"
met hare beide raadgevers en inrichters
Wijdeveld en Lensvelt de eer toe de Ten
toonstelling tot een zoodanig peil te hebben
opgevoerd, dat deze als daad van ver-strek
kende beteekenis kan worden aangemerkt,
waarvan het nuttig effect van grooten invloed
kan zijn (men denke aan Royaard's woorden
bij de opening) ook lang nadat de inzendingen
zich weder naar verschillende windstreken
zullen hebben verspreid.
Dat er iets bizonders te zien is bemerkt
ieder,- die de breede trappen van het Stedelijk
Museum betreedt, want boven is, recht er
tegenover, van hout en karton in sterk rood
en groen en goud een ultra-moderne ingangs
poort opgesteld, welke wel-is-waar weinig
op haar plaats is, daar in het trappenhuis
(waarvan het gele licht eenmaal op den
grijsbewolkten openingsdag van het gebouw
dooreen bekend criticus voor.... zonlicht werd
gehouden) maar welke niettemin reeds buiten
de tentoonstellings-zalen het karakter de
monstreert van inhoud en inrichting.
De Tentoonstelling staat aldus midden
in den tijd. Dat is een goed ding al zou ik
haar.... moderner hebben gewenscht !
Maar wij zijn in dit opzicht in Holland niet
verwend en er is reden genoeg om te juichen
over het verkregen resultaat. Welk een vreug
de brengt al dadelijk bij het binnentreden der
eerste zaal, in grijs en geel en zilver gehouden
en met een gedrapeerd velum afgedekt, het
werk van de voormannen Graig en Appia.
Het is Oordon Graig, de geliefde en
beminneDE HAOHESPEI.EKS, Nju, door Ossii'
DYMOU.
Nju is een afkorting van Njura, liet Rus
sische Nora". En iets van Ibsen's heldin,
die van de liefde vergeefs wat zij noemt,,het
wonder" verwachtte, is er ook in de Nora"
van deze alledaagsche tragedie", de
meestergreep van een jongen Rus, welke sindsdien
het werk dateert van 1908 ook buiten
Rusland, als psycholoog, groote vermaard
heid verwierf. Het wonder", dat wil zeggen:
het doorslaand bewijs-van-liefde, de innerlijke
gemeenschap, waarop een vrouw rekent,
nadat de man haar in zijn armen genomen
heeft. De Russische Nora spreekt van geen
,,wonder";wat zij van den dichter-harer-liefde,
om wien zij echtgenoot en kind verliet, ver
langt, is geen mannelijk offer, niet eens een
daad. Haar hart vraagt slechts, stilzwijgend,
de bereidheid, n oogenblik van waarachtige
ontvankelijkheid, voor het vrouwelijk, en
in dit geval zoo smartelijk geheim, dat zij
hem alleen zou kunnen toevertrouwen.
Uit verlangen naar liefde trouwde Nju.
En tien jaren leefde ze in vrede met haar
eenvoudigen man, die haar op zijn wijze har
telijk bemint, alleen, door een tekort aan ver
beeldingskracht, onwillekeurig onthoudt
met de beste bedoelingen tast hij altijd mis
wat haar diepste aard behoeft. Zólief heeft
hij zijn speelgoed, de moeder van zijn zoontje,
dat de vraag hoe zij zich onder zijn ietwat
plompe teederheden gevoelt, niet in hem op
komt.- En tien jaar lang was Nju te goed
hartig om dit naïef geluk aan haar zijde te
Illllllll l l Mlllll
Navigatie en Mooi-Nederland
DE ELITE-SIGARENMERKEN
Verkrijgbaar bij da voornaamste winkeliers
Fabr.: Firma RAPPIkiD * POII - Tiel
lijke jonge-oude, die heel deze tentoonstelling
beheerscht. Zijn prachtig werk is er niet
alleen de hoofdschotel, maar zijn invloed
gaat door welhaast alle inzendingen, duidelijk
naspeurbaar, heen. Het zou een afzonderlijk
artikel vergen wanneer ik volledig zou willen
bespreken hetgeen hier van dezen nobelen
teekenaar en decor-ontwerper is bijeenge
bracht. Ik denk aan zijn schitterende, aan
de oude herinnerende teekening in
sanguinekrijt the blind man on Bailie's Strand" of
aan de uit het graf rijzende dooden-figuur;
aan zijne gevoelige houtsneden, marionettes"
welke den grootsten eenvoud aan de zuiverste
teederheid paren; aan de suggestieve Vrees''
en Lust", waar in vlakke, strakke gestalten
gansch een wereld van hartstocht leeft.
Onvergetelijk schoon is ook zijn Mozes"
waarvan de diepe mystiek mij immer zal bij
blijven. Daar zijn ook Graig's tooneel-etsen,
waarin zijn sterk talent tot volle ontplooiing
komt en natuurlijk ook de decor-schetsen
met de zoo bekende stijging der verticale
lijnen, hoog boven den mensch uit en waarin,
zooals in Electra", de gestalten der spelers
heel klein worden. Een drietal maquetten
in den doorgang naar de tweede zaal geplaatst
(men lette er eens op hoe aardig Wijdeveld
hier eene oplossing vond om het van beide
zijden komende licht af te sluiten) geven daar
van een goed voorbeeld.
Een andere oudere is Appia, de vriend van
Dalcroze, die in diens opvoeringen van Echo
en Narcissus" en Orpheus" destijds de decors
ontworpen heeft. De teekeningen doen hier
leeg maar wie de schuivende plans van blokken
bevolkt heeft gezien zal zich de diepe schoonheid
duidelijk voor oogen kunnen stellen vanAppia's
op stille en donkere gevoelswaarden afge
stemde kracht. Zijn teekeningen zijn minder
knap gedaan, minder van allen tijd als die van
Graig, maar zij zijn van eene evenzoo treffende
oorspronkelijkheid en een wei-overwogen
'nzicht betreffende de bizondere eischen van
het tooneel, dat zoo zeer hunne liefde heeft.
Naast dit oude is het werk der Russen mij
op deze tentoonstelling het meest nabij.
Men voelt aan alles dat de nieuwe tendcnzen,
de nieuwe leuzen van uit Rusland de wereld
beheerschen. Wat de Duitscher's op deze ten
toonstelling geven is er de flauwe afschijn van.
Komisarjevsky's decors en costumes van
Prince Igor" en Hoffman's Vertellingen";
Larionow's arbeid voor les Contes Russes"
maar vooral en bovenal Nathalie
Gontcharowa's prachtig werk zijn er de treffende
bewijzen van. Het zijn Graig en Gontcharowa
die alleen reeds een gang naar de
TheaterTentoonstelling waard zijn. Is bij eerstge
noemde een diep-voelend mensch aan het
woord, bij laatstgenoemde spreekt door het
werk van hart en handen heen de ziel van
gansch een volk. Haar versierings-motieven,
haar sterke kleur, haar fantasie zijn van den
nieuwen dag, het is hier feest!
Als er na jaren over deze tentoonstelling
zal worden gesproken, zal ik mij weer duidelijk
tot in de kleinste bijzonderheden, voor oogen
kunnen stellen Graig's ouden, blinden man
en Gontcharowa's Cherubijn," met de beide
vier-oogige koppen op de uitgespreide, gouden
vleugels als een ikon zóvol van uitdrukking,
expressionistisch in den besten zin van het
woord en zal ook haar Johannes de
Dooperfiguur uit het verleden oprijzen als schoon
fantoom in groen en grijs en paars en goud.
Wat de franschen gaven viel mij, eerlijk
gezegd, niet mee en de decors van de Vieux
Colombier" doen in werkelijkheid beter dan
nu men ze hier in teekeningen en plans op
de keper kan beschouwen. Er is mij nog te
veel realisme (en nog wel in den slechtsten
zin genomen) in hetgeen Baty en ook Jouvet
voor dit veelbesproken theater van Copeau
gaven, doch dit kan een kwestie van smaak
zijn. Mijn verlangens gaan naar grootscher
dingen uit.
Van de Engelschen is vooral miss Fraser
goed uitgekomen met eene serie sterk gekleurde
teekeningen, waarvan vooral de heks uit
Macbeth en het costuum van Karsavina in
de Zwarte Vogel" utblinken.
Norman Wilkinson's Hecuba" uit the
Trojan Women"; Paul Shelving's
Nijamul-Ahmad" (in zwart en goud !) uit the
Potter'Sj Shop" en ook diens Chief Eunuch"
(in groen, wit en zwart), bewijzen dat er in
het land van Shakespeare sterke ontwerpers
bezig zijn, maar heel nieuw is het niet. Zelfs
een Paul Nash slaagt er niet in hervormer
te zijn en dat is nu juist waar onzen tijd om
vraagt. Met het gordijn-ontwerp van dezen
laatste ben ik het trouwens in het geheel niet
eens.
De Amerikanen zonden meest
photografische opnamen naar ensceneeringen en
groepen. Lee Simonson blijkt sterk door de
Japanners beïnvloed; Norman Geddes is
geweldig suggestief met zijn licht-effecten
voor Dante's hel en vagevuur uit de Divina
Comoedia"; Ernest de Weerth gaf teekeningen
voor Akhnaton". De Zweed Gruenewald,
bootst in zijn costuumteekeningen (overigens
heel knap) den Hlustrén voorganger Bakst
geheel en al na, tot zelfs in houding, gebaar en
teekentrant. De voor dezen ontwerper
onpleizierige nabuurschap van gekleurde
reproductie's van Bakst's kranige en karakter
volle meesterwerken (van den kunstenaar zelf
kwam geen inzending binnen) protesteert
als het ware tegen deze napraterij. Trouwens,
gelukkig is deze Zweed niet met zijne inzending
want de decors voor Samson en Delila" her
inneren al te zeer aan den bioscoop. Van de
Duitschers zijn Stern en Rochus Gliese de
sterksten, hier. De costuum-ontwerpen van
eerstgenoemde getuigen van eene kranige
ornamentatie (men zie ook de daarbij
ge1 voegde stalen geweven stof). Hij is de man die
voor Lysistrata" in het Muenchener
Kuenstler-theater onder Reinhardt's regie de aan
kleeding verzorgde en hij deed het met talent.
Ook Pankok mag men niet voorbijgaan, wiens
ontwerpen voor die Entfuehrung aus dem
Serail" uitmunten door krachtige oorspronke
lijkheid. Geweldig zinnelijk zijn Ludwig
Sievert's ensceneeringen voor Judith en
Holofernes" en goedig vermakelijk de poppen
van Winkler Tannenberg, die niet in den
schaduw kunnen staan van wat Harry van
Tussenbroek maakt en wiens inzending, door
omstandigheden niet mogelijk, op deze ten
toonstelling noode wordt gemist.
De Oostenrijkers Gutzeit en Rolla mogen
ten slotte worden vermeld om hun knap werk
voor Rheingold" en .Coriolanus" alsmede
Schnisek, om zijn geestige costuum-schetsen.
Over de Hollanders spreek ik opzettelijk het
laatst. Hun werk is overbekend, al was het
alleen maar omdat er slechts enkelen zich hier
te lande op tooneelgebied bewegen.
Lensvelt, cnder Graig's invloed werkend,
toont hier zijn decor voor Driekoningen
avond," zijn vrouw enkele
costuum-fragmenten, terwijl Herman Rosse ontwerpen toont
voor in Amerika opgevoerde stukken. Wijde
veld is op deze Tentoonstelling het "sterkst
met zijn bekend ontwerp voor het groote
Volks-theater" te Amsterdam.
In zijne tooneel-ontwerpen drukt de boog
vormige, ronde afsluiting der scène al te zeer
en dit is te opvallender na het zien van
Graig's stijgende lijnen, welke als het ware
tot in onafzienbare hoogten opreiken tot het
heelal.
Dr. Sterck haalde bij de opening de
woorden, aan van Top van Rhyn-Naeff, waar
in gezegd werd dat het tooneel niet aan een
bepaalde kunst behoort, doch een heelal is !
Alleen Graig gelukte het van deze onmete
lijke grootheid iets vast te leggen in zijn werk.
Hoe grootsch en veel-omvattend is de
kunst van het tooneel ! Veel is er veranderd
en veel zal er anders worden. Het verlangen
der jongeren gaat uit naar eenvoudige groot
heid, stijlvollen vorm en krachtige kleur; haar '
eenheid van woord, gebaar, kleeding en decor;
naar het ,,unheimische"der over-oude,
eeuwigjonge marionetten; naar maskers en naar
massagroepeering; naar het geven der essentie
alleen met afkeer van alle naturalistische
nabootsing, welke niet anders dan een totaal
indruk schaden kan. Wie weet wat de Nieuwe
Dag ons brengen zal? Doch dit is zeker, en
moge deze Tentoontelling daartoe aansporing
zijn, dat men meer en meer de ernst zal gaan
begrijpen van het sociaal en cultureel belang
van het Tooneel voor de kunstzinnige op
voeding der menigte. Is het niet treurig dat
een man als Cordon Graig, in Amsterdam
toevende, 's avonds te kiezen had tusschen
Oud Heidelberg," Op Stap," Beurskoorts"
en.... de Spaansche Vlieg"? Het zal, het
moet anders worden in de toekomst. Mogende
jongere enthousiasten daartoe hand in hand
en schouder aan schouder staan, er is een groot
werk te verrichten! Moge de Hemel ons dan
bewaren voor de desillusie van de
heuschelijk golvende zee in Droomspel" en van de
alleronnoozele, quasi-chineesche, vergulde
bordpapieren hoofddeksels in de Gele Mantel"
en laten wij ons dit in opzicht hoeden voor de
weldenkenden en droomen van wat komen
gaat met verheugd hart en al wat leelijk was
en leelijk is (en niet meer onschoon zijn mag
in de toekomst) met den mantel onzer liefde
bedekken.
OTTO VAN TUSSENBROEK
IIIIIIIIIIMIIIt
verstoren, tien jaar laat ze zich door hem
op alle uren van dag en nacht verkreukelen,"
terwijl haar eigen, ongewekte zinnen koud en
critisch blijven. Het geluk maakt den braven
burger overmoedig. Waar hij kans krijgt, bluft
hij op Nju, zelfs in haar tegenwoordigheid.
Gerust mogen andere mannen haar het hof
maken, zoodra het klokje van gehoorzaam
heid slaat, is hij het immers wien, naar de
wetten van den Burgerlijken Stand, die
ganze Erregung als Geschenk zufallt."
Weet Nju hoezeer haar vrouwelijke in
stincten krimpen onder deze in beslag-name,
welke, zonder intuïtie voor het mysterie van
haar jonge ziel, is als een roof? Zij wil het niet
weten. Tot ze op een dag den, in de liefde
meer-bedreven man ontmoet, den kunstenaar,
die het haar, met al het raffinement van
zijn begaafdheid en routine openbaart. Op
een bal, op het uitgerold lint van een opge
vangen serpentine, schrijft hij haar levens
sprookje". Och, ze bleef, in haar armoede, niet
minder naïef dan haar man, de kleine Nju.
Alleen de weelde van een bewust geluk of
van een bewust leed maakt ons wijzer.
Deze tact van den intuïtieven ander",
die de kunst van het beminnen in de boeken
beschrijft, ze gelooft erin als een jong meisje in
haar eerste illusie. En de toon, waarop ze aan
dezen Dichter haar man" voorstelt, haar man,
die niet danst, in zijn slecht-zittenden rok
geen andere voldoening kent dan zijn mooie
vrouw met de oogen te achtervolgen, houdt de
haat en de wanhoop in van haar ras. Het
geheele drama berust op deze ontmoeting, op de
stomme buiging van twee mannen, die el
kanders aartsvijand zijn, en de daaruit vol
gende tastbare vergelijking, waar tegenover
de vrouw weerloos staat.
Hartverscheurend, bijna te wreed voor het
tooneel, is de ontknooping: de oer-vrouw, die
haar bitter levensrecht opeischt, terwijl de
echtgenoote, de moeder, het gezin zou willen
sparen tot eiken prijs; en de man, welke zijn
schuldelooze schuld aan deze catastrophe
nauw beseft. Uit zijn zelfgenoegzaamheid ont
waakt, klampt hij zich aan haar, biedt Nju
ten einde raad de echtelijke woning tot toe
vlucht met den ander," welken hij in eerste
drift de deur heeft uitgegooid. Drie intelli
gente menschen, zonder vooroordeel, waarom
zoude zij niet kunnen leven onder n
dak?" Hij maakt geen prefentie, slechts
haar geluk beoogt hij thans.
Een vrouw als Nju breekt" niet. Al scheurt
ze zich onder den druk der ondragelijke om
standigheden eindelijk los, met duizend vezels
van haar goed hart blijft ze gebonden aan
Huize), 20ME8DIIK BUSSINK
PavilioenVoniielparUBl.2uid4190Bn5795
Restaurant a la carte
Lu noh,Afternoon-tea, Diners au Soupers
Dagelijks muziek door het Huls-orkest
het oude. Aan den Dichter, die haar zinnen
beheerscht, geeft ze zich, haar man, die als
smeekeling doordringt tot de gemeubelde
kamers waarheen zij hem ontvluchtte, wijst
zij niet terug. Met haar kind praat ze door de
telephoon, en aan de meid, die haar bezoekt,
geeft zij huisvrouwelijke orders over de gor
dijnen in haar verlaten huis. En van al dit
leed merkt ook de tweede man, de lyricus, wiens
verbeeldingskracht ver over de zorgelijke Nju
heenstreeft, niets. En als zij opnieuw een kind
verwacht en niet weet wie van de twee de
vader is, of dit een pand van lief de of deernis
is? dan heeft zij geen vriend aan wien zij zich
toevertrouwen kan om hem deelgenoot te
maken van dit vreeselijk geheim, want beiden
bleven haar ver en vreemd. De eerste, die haar
vergeven en weder in bezit nemen zou als ware
er niets gebeurd, de tweede.... Een avond
meent zij dat de man aan wien zij, ten koste
van al het andere, zich met lijf en ziel vrij
willig gaf, toch de aangewezene moet zijn....
een dichter, die alle nooden verstaat....
Maar juist dien avond begeert hij haar
overgave met ziel en lijf aan de idee,"die
hem boven het sterfelijke vervult. Ik wil een
roman schrijven over de beide wereldpolen,
dag en nacht; het mannelijk principe, het
vrouwelijk. In eeuwig wankel evenwicht."
Wat kan zij, de levende labiliteit, verwach
ten van dezen verlitteratuurden medeplich
tige, die immers zijn schouders ophaalt voor
de werkelijkheid, voor de burgerlijke proble
men van den dag, en geen andere behoefte
kent dan den fantastischen nacht, den roes,
waartoe het mysterie in elke vrouw op haar
beurt hem een inspiratie is. Achter haar de
ruïne van haar huis, vór haar: de afgrond
der romantiek. Tegenover den schamperen
hoogmoed van deze kunstenaarsfantasie blijkt
de liefde al even machteloos als tegenover de
slaaf sche aan han kei ij khcid-zonder- verbeelding
van den gedupeerden echtgenoot en er blijft
Nju overtuigend 's deze zelfmoord geen
andere weg dan de dood.
Wat Ibsen's Nora het wonder" noemde,
is voor Nju het portret van haar dichter.
De man ontvalt haar, niet het ideaal dat haar
nog maagdelijke droomen bij den eersten
aanblik weefden om dit beeld. Lieber,
Dummer, bist so klug und doch so dumm".
Wat zou ze hem kunnen verwijten? Hij
ook gaf, wat hij had, wat hij kón. Misschien
is zij hem nog dankbaar. Gute nacht".
In het achtste tafereel, het stuk is in
tien korte, van leven trillende beelden"
geschreven, treffen zij elkander nog nmaal,
de man en de minnaar, in de kamer, waar
de meid bezig is Nju's kleeren bijeen te
pakken. De man zwijgt, hij staat met een
gevonden stuk zeep in zijn handen en drukt
er zijn mond op en tegen de meid zegt hij:
pas toch een beetje op, ie deukt haar hoed,
Marie!" De Dichter spreekt met bevende
gelegenheidsstem:
Als een bloem verging ze, als een
zorgelooze kleine vogel" en bij de begrafenis
protesteert hij tegen den bediende uit den
bloemenwinkel, die hem voor zijn krans
van witte rozen een roebel te veel rekent.
Het laatste beeld" geeft de ouders van
Nju, gebogen over haar dagboek, en de
vader leest voor wat hun kind niet uitspreken
kon dan over den drempel van den door!
tot de twee oude getrouwen, die haar het
naast hebben gestaan.
Jelui zijn maar lieve, eenvoudige menschen,
met je eerlijk hart. Je zult het niet begrijpen
maar zókan ik niet langer leven. Ik draag
een jong Ie ven in mij. En n u moet i k sterven"...
De stem van den vader stokt, de moeder
vervolgt: want ik weet niet van wien ik
het heb."
Neen, hij kan het in zijn verontwaardigde
smart niet vatten, en de oude vrouw kan het
hem niet verklaren. Zij zegt alleen, dat zij
het begrijpt. Alle vrouwen vallen elkaar
bij", meent hij.
Een mooi stuk. Een mengeling van wreed
heid en zachtheid, beklemmend levenswaar
en even ondoorgrondelijk. En hoe sterk:
tooneel ! In anderhalf woord staat een tranche
de vie" overeind, waarover men in een roman
een hoofdstuk vol zou kunnen schrijven, en
er ontbreekt niets aan. Lijkt het ons hier
en daar soms te kras aangezet, wij geven
dadelijk toe, dat de karig-korte tafereelen,
waarvan elk een volledig, gecomprimeerd
drama inhoudt, ook waar het de karakteris
tiek der hoofdpersomen betreft, tot afdoende
bewijsmiddelen drongen. Aan den anderen
kant mag het voor onze gevoelens wel eens
sentimenteel schijnen, ten opzichte van een
werk uit het Russisch, dat gemeenlijk via de
Duitsche taal tot ons komt, ben ik met dit
woord uiterst voorzichtig. De innige labiliteit,
de koestering, de streelende intimiteit van
het Russisch familieleven, is stellig iets
anders dan wat ons Hollandsch gemoed
als overgevoelig" verwerpt. Bovendien is
dit stuk geschreven in een tijd, die dichter
bij het (intiem) realisme staat dan de onze.
De vertooning (regie Verkade) van dit
moeilijk stuk was van fijne qualiteit,
doch te zwak, te mat voor het werk,
dat met zijn diepe curve, zijn snelle over
gangen en brandende vitaliteit, leed onder
het slepend tempo en een tekort aan
temperament. Het moet flitsen en kerven,
verteederen en schokken. Een bijna niet
te vermijden gevaar is, dat de passieve
rol van den echtgenoot", waarvan de
tragiek bovenop ligt, te gemakkelijk
overheerscht ten nadeele van de nervositeit
en de donkere smart der vrouwelijke hoofd
rol. Dit daargelaten, vond van Dalsum's
pathetiek in deze rol aangrijpende accenten,
zijn hulpeloos: ik ben toch ook een mensch !"
blijft ons bij. Voor Nju" leek mij Elsa
Mauhs niet de aangewezen vertolkster. Een
actrice met minder coquetterie, meer natuur
lijke kuischheid het is louter pudeur
die Nju vervreemdt van den man, welke
haar lichaam liefheeft zonder haar ziel te
verstaan zou in deze rol, met minder
moeite, meer overtuigen. Tiily Lus, of mis
schien.... Annie van Ees? Als
tooneelspeelster, die haar rol beheerscht en
vult, was zij als altijd bewonderenswaardig,
menschelijk ontroerd heeft zij mij zelden.
Zelfs in haar groote, innerlijke, sterfscène
tegenover het portret van den Dichter,
schenen mij de woorden niet natuurlijk
uit zuiver gemoed op te wellen, maar met
bedachtzaamheid en ietwat te lieve intonatie
geplaatst. De minst-tooneelmatige, de na
tuurlijkste figuur vond ik, in weerwil van de
boekentaal hem in den mond gelegd, Joh.
de Meester Jr?al gaf diens intelligente ver
tolking nog slechts een aanduiding van wat
deze rol aan droomerige hartstochtelijkheid
en felle nuchterheid inhoudt. Alle drie deze
rollen bieden het schema voor persoonlijk,
diep-dramatisch spel, maar ook uit den fijnen,
vlakken afdruk, dien de Haghespelers ervan
geven, laat zich de navrante poëzie van het
werk raden.
Tul' N A E l- l'