Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. KERN K A MP
Redacteuren: H. BRUGMANS, FREDERIK VAN EEDEN, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25.
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten
INHOUD: I. De stakingen in Duitschland,
door Prof. Dr. G. W. Kernkamp.
Tijdgenooten : Molière, door Dr. W. O. C.
Byvanck. Nederland en Belg'ë', door Prof.
Dr. H. Brugmans. 2. De autonomie van
Indië, teekening van Jordaan. hrekilzang,
door J. H. Speenhoff. De Staatsrechtelijke
groei van het Britsche Rijk, door Dr. E.
van Raalte. 3. Samenwerking tusschen
moderne erfelijkheidsleer en Sociologie, door
Dr. M. A. van Herwerden. Is een com
munistische samenheving mogelijk? door Dr.
Fred. van Eeden. 4. Spreekzaal, door H. v.
Meerten en Dr. C. P. Gunning. 5. Voor
Vrouwen : De I.t.h.i.k.a., door Elis. M.
Rogge. Bijkomstigheden, door Annie
Salomons. Van alles wat, door Jan Voskuil.
Uit de Natuur: In de sneeuw, door Jac.
P. Thijsse. 7. De uitbreiding van het
Centr. Station te Amsterdam, door Ir. C.
Leemans. - Tentoonstelling van vroeg druk-.
werk, door Joh. W. Enschedé. 8. Het
permanente Hof van internationale justitie,
teekeningen van B. van Vlijmen. Boek
bespreking, door Prof. Dr. H. Th. Obbink.
Dramatische Kroniek, door Top Naeff.
9. Financiën en Economie: Een interes
sante nabetrachting, door Paul Sabel. 10.
Uit het Kladschrift van Jantje.?Ruize-Rijm
en Charivaria.doorCharivarius.?Feuilleton :
Begyn Buts en het ongenadig allerzielengraf,
door Ant. Thiry. 11. Generaal de Wet f,
teekening van Joh. Braakensiek.
Ontcijferkunst, door Frima. Ons heerlijke
klimaat, teekening van G. van Raemdonck.
't Schietgat, door Melis Stoke. 12.
RijmKronyck, door Melis Stoke. Omslag:
Buitenl. humor, door Charivarius.
Bijvoegsel: De stakingen in Duitschland,
teekening van Joh. Braakensiek.
HiiiiiiuiiiiitiiiiiiiimmiHtmiiiiuuiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiffiiiHiitiiiiintiiiiii
DE STAKINGEN IN
DUITSCHLAND
Wat er dezer dagen in Duitschland
gebeurt, levert wederom liet bewijs,
dat een groot deel der arbeiders daar
zich nog altijd laat leiden door hen,
die op maatschappelijke anarchie aan
sturen, in de hoop dat uit dien chaos
een Duitsche Sovjet-republiek te voor
schijn zal komen.
De staking bij de spoorwegen is
uitgeroepen, zonder eenige dringende
reden en zonder voorafgaande stem
ming onder de daarbij betrokken or
ganisaties; een kleine groep van ma
chinisten schijnt daarbij haar wil te
hebben doorgedreven.
Maar het ernstige van liet verschijn
sel is juist dit, dat zulk een ongemo
tiveerde en onberaden staking niet
onmiddellijk is verloopen, maar bin
nen enkele dagen, niet nog veel grooter
snelheid dan de griep, zich over een
aanmerkelijk deel van het rijk heeft
kunnen voortplanten.
Toen eenmaal het spoorwegverkeer
in Berlijn tot stilstand was gebracht,
volgden de spoorwegmannen van ge
heel Noord-Duitschland het gegeven
voorbeeld; alleen ten Zuiden van den
Main bleven de treinen loopen, al
ondervond het verkeer natuurlijk be
lemmeringen door het uitblijven van
de treinen uit het Noorden. Inliet ge
bied der staking kon de technische
noodhulp slechts in zeer geringe mate
het verkeer gaande houden.
Bij de gevolgen van een in het maat
schappelijk leven zoo diep ingrijpenden
maatregel als het staken van het spoor
wegverkeer voegden zich voor de be
volking van de hoofdstad nog andere
rampen. De gemeente-werklieden van
Berlijn legden plotseling ook het werk
neer, om even weinig gegronde redenen
als het personeel van de spoorwegen,
zoodat de staking allen schijn van een
solidariteits-staking had. De toevoer
van gas, electriciteit en water hield op;
wegens de spoorwegstaking ontstond
er al spoedig gebrek aan brandstoffen;
Berlijn zat in het donker en in de kou.
Zoowel de rijksregeering als het
gemeentebestuur dreigde de stakers
met ontslag, wanneer zij op een aan
gewezen dag en uur het werk niet had
den hervat. De besturen der voornaam
ste vakvereenigingen bleken bereid
hunne medewerking te verleenen om
zoo spoedig mogelijk een einde te
maken aan de ondragelijke toestan
den. In scherper termen dan waarin
het verbond van vakvereenigingen
(Deutscher Gewerkschaftsbund) de sta
king bij de spoorwegen heeft afgekeurd,
kan men zich moeilijk daarover uit
laten.
In het manifest toch, dat liet ge
noemde verbond tot de arbeiders heeft
gericht, wordt de staking geweten aan
het onverantwoordelijk, misdadig drij
ven van een groepje machinisten, dat
zich om de belangen van de gezamen
lijke bevolking niet bekommert. De
stakers verdienen dan ook niet den
minsten steun van de georganiseerde
arbeiders; zij, die aan het werk willen
blijven of het werk willen hervatten,
kunnen in geen geval als onderkruipers
worden beschouw J. Geen staatsgezag
mag zich laten ringelooren door zulke
tijdelijke machthebbers als de leiders
van deze staking zijn.
Ondanks de algemeene afkeuring, die
de staking heeft gevonden bij de be
sturen der groote organisaties van be
ambten en werklieden, is er nog niet
spoedig een einde aan gekomen. Zoo
wel bij de spoorwegen als de gemeen
telijke diensten van Berlijn duurt zij
op dit oogenblik nog voort. De bedrei
ging van het gemeentebestuur, dat
alle werklieden, die Dinsdag middag te
2 uur het werk niet hadden hervat,
zich als ontslagen konden beschouwen.
heeft zoo goed als geen uitwerking ge
had.
Het is mogelijk, dat de staking reeds
is opgeheven, wanneer deze regels
onder de oogen onzer lezers komen.
Van toestanden, zooals er thans te
Berlijn heersenen, heeft de niet ge
goede bevolking het meest te lijden,
al zou het slechts zijn door de stijging
der prijzen, die onvermijdelijk uit
deze staking voortvloeit. Aanmoedi
ging tot volhouden zal den stakers
alleen geworden uit de kringen van hen,
die slechts heil verwachten van een
maatschappelijke revolutie.
Wat op het oogenblik de opheffing
van de staking nog zal tegen houden,
is de vraag, of en in hoeverre er zal
worden gestraft.
Aan de bestuurders van rijk en
gemeente komt ongetwijfeld het recht
toe, de in hun dienst zijnde beambten
en werklieden te straffen, wanneer zij
het werk neerleggen en daardoor niet
alleen het maatschappelijk raderwerk
tot stilstand, maar ook
menschenlevens in gevaar brengen.
Een recht tot staken voor deze cate
gorie van werknemers bestaat er naar
onze meening niet. Zij hebben de ar
beidsvoorwaarden te aanvaarden, die
voor hen langs wettelijken weg wor
den vastgesteld door de vertegenwoor
digende colleges, op de samenstelling
waarvan ook zij invloed kunnen uit
oefenen. Staan deze voorwaarden hun
niet aan, dan kunnen zij, met inacht
neming van de daarvoor gestelde ter
mijnen, hun ontslag nemen. Het door
middel van een staking willen afdwin
gen van betere arbeidsvoorwaarden
is een revolutionair middel, dat geen
enkel staatsgezag kan gedoogen, de
regeering, waarvan president Ebert
liet hoofd is, zoomin als de vroegere
regeering in den tijd van Wilhelm 11.
Indien Ebert niet onmiddellijk heeft
geweten, wat hem in het gegeven ge
val te doen stond, dan kan hem de
herinnering te stade zijn gekomen aan
wat de keizerlijke regeering vroeger
placht te doen. Ook in j zal liet stakings
recht van die cattgoriën van werk
lieden, die thans het werk hebben neer
gelegd, wel hebben verdedigd in de
jaren, toen hij er zelfs niet van droomde,
dat hij ooit de drager van het gezag over
het Duitsche Rijk zou worden; maar
uit de ambtelijke woning van den
president der republiek gezien, krijgt
zulk een staking een ander aspect.
Of en in hoeverre de autoriteiten
gebruik moeten maken van hun recht
tot straffen, is een vraagstuk van po
litiek. De omstandigheden kunnen het
geraden maken, genade voor recht te
doen gelden, mits slechts blijke, dat
de overheid hare bevoegdheid om te
straffen daarmede niet prijs geeft.
Maar naast de mogelijkheid, dat de
staking na eenige onderhandelingen
over de strafkwestie, wordt opgeheven,
bestaat nog een andere.
Er valt niet aan te twijfelen, dat de
staking, zooal niet uitgelokt, dan toch
bevorderd en uitgebreid is door de
communisten.
Alleen door den invloed, dien zij in
dt' kringen der arbeiders hebben, is
het te verklaren, dat, ondanks de af
keuring van de staking door de
sociaaklemocraten, de beweging zich als
een loopend vuurtje heeft verspreid.
Zij zijn het ook, die de leus van een
algemeene staking hebben aangegeven,
om zoodoende de macht aan de regee
ring te onttrekken, haar de uitoefening
van het gezag te beletten en dit o ver
te brengen in de handen der
bedrijfsraden.
Om de schade, -tie zij aan het Duit
sche Rijk toebrengen door juist op
dit oogenbl k het geloof in zijne
wederopleving te schokken, bekommeren
zij zich natuurlijk niet.
Juist thans, nu Engeland zijne be
reidheid heeft getoond om de
financieele lasten, die de vrede van Versailles
op de schouders van Duitschland heeft
geladen, te helpen verlichten; nu het
Duitsche Rijk mede is uitgenoodigd,
als gelijkgerechtigde van de andere
staten, zich te doen vertegenwoor
digen op de conferentie, waar de
middelen zullen worden overwogen
voor het economisch herstel van Euro
pa; nu de Duitsche nijverheid meer
bestellingen heeft, dan zij kan afle
veren en de vermeerdering van het
productievermogen een vereischte blijft
voor het scheppen van betere levens
voorwaarden zoowel voor den staat
als voor de groote massa van het volk
-- juist thans is de staking een steek
naar het leven van het Duitsche Rijk.
Een ,,sociale misdaad," zoo schreef de
toonaangevende sociaaldemocratische
krant in Duitschland. Zeker, dat is
elke staking, die de voor het maat
schappelijk leven op elk oogenblik
onmisbare bedrijven doet stil staan;
maar de stakingen in Duitschland zijn
ook een misdrijf tegen den staat,
omdat zij zijn crediet benadeclen en
twijfel wekken aan de macht der re
geering om zich te handhaven. Geldt
dit reeds van de stakingen, die bij het
spoorwegverkeer en in de gemeente
lijke diensten te Berlijn zijn uitgeroe
pen, met welk woord zou men dan wel
een algemeene staking moeten brand
merken?
Maar wat deert het den communis
ten, of zij aan het gezag van het Duit
sche Rijk schade berokkenen en of zij
er de maatschappelijke toestanden in
een chaos doen verkeeren? Alleen door
den afbraak van wat thans bestaat,
kan plaats worden gemaakt voor de
Duitsche Sovjet-republiek.
Ook met deze mogelijkheid moet
thans dus nog rekening worden ge
houden, dat de staking het voorspel
blijkt te zijn geweest van een nieuwe
I OUT
Men wordt beleefd verzocht
adres veranderingen zoo vroeg m
gelijk op te geven en het oude
en het nieuwe adres, aUmeiie of
de verandeiing tijdelijk of blijvend
is, te vermelden.
Adreaveraiidf ringen welke ons na
Donderdag bereiken, kunnen niet
meer voor n»-t eerstvolgend nummer
behandeld worden.
Illlllllllllllllll ?
poging der communisten om zich van
het gezag meester te maken.
Maar zelfs indien deze poging wordt
verijdeld, of wanneer er ook maar
geen begin van uitvoering aan kan
worden gegeven, ook dan zullen de
communisten Duitschland een eind
achteruit hebben gezet.
Niet alleen om de schade en de ont
reddering, die de stakingen intusschen
reeds teweeg hebben gebracht.
Maar omdat uit die stakingen is ge
bleken, dat een groot deel van de
Duitsche arbeiders, zelfs van hen, die de
leiding der sociaaldemocratie heeten
te volgen, aan de lokstem der commu
nisten gehoor geeft.
En omdat ten gevolge daarvan het
voor het herstel van Duitschland nood
zakelijke vertrouwen in de stabiliteit
zijner regeering is verzwakt.
KERNKAMP
NEDERLAND EN BELGI
Wij zijn gewoon van Nederland en België
te spreken als van twee landen, die wel veel
met elkander gemeen hebben en daardoor
ook in tal van dingen op elkander zijn aan
gewezen, maar die toch zeer bepaald twee
deugdelijk gescheiden landen zijn. Onder
erkenning van veel gemeenschappelijks heb
ben zoowel de Nederlandsche als de Belgische
geschiedschrijvers sedert lang nimmer nage
laten te wijzen op de veel grootere verschillen.
Terwijl de oude eenheid als een zeer onvol
maakte wordt aangemerkt, wordt de twee
heid, die sedert het einde der zestiende eeuw
bestaat, als onvermijdelijk en normaal be
schouwd. Zoo is reeds de wijze van zien van
de Noord-Nederlandsche geschiedschrijvers,
die over onzen opstand tegen Spanje hebben
geschreven; allen, van Bor en Van Meteren
tot Hooft en De Groot, beschouwen den uit
komst van den opstand, die alleen de noor
delijke gewesten de vrijheid schonk, als
normaal en juist. Voor hen zijn de Zuidelijke
Nederlanden zoo a! geen vijandelijk dan
toch een vreemd land geworden, waarmede
de Republiek nauwlijks meer betrekkingen
onderhoudt dan met Engeland of Frankrijk.
Zij zien met trots ir het Noorden een
volkseenheid zich ontplooien en tot hoogen bloei
komen, die een eigen karakter draagt en
daarom zich ook verder geheel zelfstandig
kan ontwikkelen. Als zij aan de Zuidelijke
Nederlanden denken, is het met de vriende
lijke minachting, die men in den regel voor
ve.armde bloedverwanten over heeft.
Onze nieuwere geschiedschrijvers denken
piet ande.s. Voor Fruin is de scheiding tus
schen Noord en Zuid sedert het einde der
zestiende eeuw onherroepelijk, wijl zij ligt in
de natuur der dingen; het ideaal van den
IHIIIIIIIIIIIIIIItlllMlltllHllllllllltlHIIIIIIIII
IIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII innimiiiiiiiiiuiiHiiniiiitiiiiuliiuiaHMiiiiiiiiniiiiiiMiiiiiniii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII ui umi i iiiimi'iiMtMimmmiiiiHMiinmiiiin
uiimmithiiiiiiiiiimiMfiiiiiiiiiiimiHiiiii
TJ>DÖNCDfÉN:<
11** * i. .1 i, i ?= i
MOLIÈRE
(15 Januari 1622)
IV
Molière had zijn gevoelige plekken.
Een oogenblik zoo zagen wij hem tegen
over den eersten president van het Parlement
van Parijs, stond hij verbijsterd, toen deze,
uit naam van godsdienst, kerk en moraal
aan hem, den mensen en den artist, het
zwijgen wilde opleggen over vragen die den
mensch raakten op het eigen terrein van zijn
natuurlijke vrijheid en oorspronkelijkheid,
maar dan ook dat hoorden wij, deed hij
met volle kracht een beroep op de ingescha
pen waardigheid van het menschelijk bewust
zijn dat zich vermocht te bctoonen, zelfstan
dig, onafhankelijk van stand en van tiid en
van plaats.
Als de koning hem, den komedieschrijver
en den komedidant, opdroeg een geïmpro
viseerd stuk op te voeren. (L'itnprömptu de
Versailles) dat zijn oordeel gaf over de kabaal
der vijanden tegen L'écolc des Femmes, toen
weerde Molière, die als hoofd van zijn theater
troep ten tooneele verscheen, met een los
hooghartig gebaar de aanvallen af. De mede
dingers, acteurs en auteurs, mochten hun
profijt doen met de stof die hij hun gaf,
hij gunde hun dat voordeel en zij hadden het
ook wel noodig. Alles kon hij hun afstaan.
Mits men bleef binnen de grenzen van het
fatsoen.
Zij mochten doen wat zij wilden met zijn
werken, met zijn figuur, zijn gebaren, zijn
woorden, zijn stem, zijn voordracht, wanneer
het hun iets kon opbrengen en wanneer zij
meenden dat het publiek er schik in zou hebben,
maar de rest moesten zij de vriendelijkheid
hebben hem te laten en geen dingen aanroeren,
waarvan de faam ging dat ze hem er
metlastig vielen. Hij wilde wel dat beleefd verzoek
richten tot den geachten mijnheer, die zich
de moeite gaf voor hen de pen op te nemen.
En dat is alles wat ik hun heb te antwoor
den."
Men verneemt wel de verandering van stem
waarmede die laatste woorden werden ge
zegd en scherp afgebeten.
Want hier was zijn gevoelige plek.
Molière was getrouwd in den tusschentijd
van L'école des /naris en L'école des femmes.
Hij heeft zich een illussie gemaakt van het
huwelijk en tot vrouw gekozen een jong meisje,
zuster of dochter van Madeleine Béjart, oudste
lid en medeoprichtster van het theaterge
zelschap. Menou zoo werd zij genoemd
was van haar kinderjaren af een bescherme
ling en lieveling van den twintig jaar ouderen
Molière. Zij heeft zeker wel van hem gehou
den, en hij, in 't idee haar te kunnen leiden
en voorttegaan haar te beschermen, heeft haar
onder zijn troep opgenomen. In H>63 is zij
opgetreden.
Van dat oogenblik af, zoo niet van nog
vroeger, is het geen gelukkig huwelijk geweest.
Zij was coquet, hield van pronk en trok dt
galante edelen van het hof aan. Welk een
heerlijke aanleiding om den Sganarelle, dit'
zoo beducht was de rol van bedrogen echtge
noot te vervullen, nu eens om de ooren te
schreeuwen dat hij in het gild der cocus was
opgenomen !
Maar niet alleen dat de nijdige theater
wereld royaal was in het toekennen van amants
aan de jonge schitterende vrouw, zij wilde
ook het leven van den echtgenoot vergiftigen
door den schandaleuzen lasterpraat ais was het
zijn eigen dochter waarmee hij was gehuwd.
Den Koning zelf waagde men hierover aan te
gaan, hij echter hield de lasteraars ver. Dal
was een koninklijke daad.
Het huwelijk werd er niet beter op. Het is
geweest een toenaderen en weer uiteengaan,
telkens. Wat wilt ge? Hij had baar lief, hij
kon zijn illusies niet opgeven; en hij mocht ze
niet behouden. Zijn natuur was een e die
misschien nog meer behoefte had om liefde
te geven dan om haar te ontvangen.
Zoo moet men wel de bekentenissen aan
nemen van Molière over de verhouding tot
zijnvrouw die het toeval ons heeft bewaard.
Wij hebben hen niet woord voor woord zoo
gesproken te achten; maar hun geest is wel
echt Molière. De klacht die hij niet kan weer
houden luidt niet tegen de lichtzinnigheid
van de jonge vrouw die door hemzelf de ijdele
schittering van de tooneelkringen is binnen
geleid, maar zij geldt tegen hem zelf alsof hij
jaloersch was van haar geluk zich bewonderd
te zien. Wat viel er te klagen V Kon dat kind,
waarop hij zijn verwachting had gestekt
als een hulp en bondgenoote in /.ijn strijd tegen
de wereld, begrijpen hoe hij haar noodig
had a's een rustpunt voor zijn zorgen, voor
zijn aanhoudend bezig en ingespannen zijn
met zijn werk en zijn fanta/.ie en met de eisenen
van koning, hof en wereld, als een rust ook
te midden van zijn toenemende slechte ge
zondheid V
Wat al opofferingen werden er niet gevraagd!
Hij zelf had de opofferingen willen dragen.
Maar waarom kwam er uit het enge, ijdele
gezien i je, «een straal van erkeu emie, liefde?
De wereld, maar de reèele, heusche wereld,
en de dichter stonden niet op gelijken voet
tegenover elkander. Zij gingen uit van andere
ideeën, dieper nog, van ander levensgevoel.
Hoe heet het ook weer van Molière'sonder
houd met den eersten president LamoignonV
Hij kwam daarvan terug, teleurgesteld ovei
zichzelf, maar /onder zich te beklagen over
den president. Zoo is het tegenover de wereld
en tegenover zijn vrouw. Au fond, heel op
den achtergrond der zie!, de schuwheid en
onredzaanilu-id van den eenzamen Mi il i ere '.
Men herinnert zich misschien de discussies
die onlangs werden vermeld over den leeftijd
welken de groote comicus heeft bedoeld
tegeven aan zijn Misanthrope wanneer hij ten
tooneele opkomt.
Niemand minder dan een kenner van de
groote eeuw als Anatole France hield in het
gesprek vol dat men zich in hem een jongen
man moet voorstellen, want menschen van
veertig jaren golden al in die dagen voor
oude suffers. Ik voor mij geloof dat France
toen een heel edelmoedigen bui had tegenover
de jeugd en zou in het debat willen brengen het
portret van zichzelf dat Larochefoucauld
heeft opgemaakt en dat gewoonlijk wordt
gevoegd bij zijn Maximes. M|
- Vroeger, zegt hij, heb ik wel mijn hof ge
maakt bij de dames, maar hoe jong ik ook ben,
ik doe het niet meer. Het flirten heb ik opge
geven. Niet dat ik geen eerbied heb voor een
mooien hartstocht. Zij zijn het merk van
zielegrootheid. Ik die weet wat voor macht
en verfijning er ligt in een groot liefdesgevoel,
wanneer ik ooit nog iemand zal liefhebben,
dan zal het zijn op die wijze.
Hoe oud was Larochefoucauld toen hij
zoo over zijn jeugd sprak? ^>
Hij was vijf en veertig jaar; hij had den
leeftijd van Molière toen zijn Misunthrope.
werd opgevoerd, in 1666.
Men heeft in den Misantlirupe, met zijn
oorspronkelijker]- ondertitel van den
zwartgalü(!,en sja^rijniyn verliefde, toch waarlijk
«een weerklank of neerslag ie zien, enkel van
Molière's hiiwelijksavontuur, het is een ko
misch zedenspel in grooten stijl; de levenser
varing van den man in de samenleving van
zijn tijd en van alle tijden werd daar samen
gevat. L-Ji na den Misanlhrope volgt het groote
werk elkander op om te besluiten met Les
l'eiiimex suvantes. Dit doet denken aan het.
debuut in de hoofdstad en de Malle Jtijters.
Men leere daaraan den afstand kennen door
Molière iüeen twaalftal jaren uoorloopen.
Hij is nu op de hoogvlakte van zijn genie.
be artiste is tot zijn volle postuur uitge
groeid.
Voor zoover de wereld hem een plaats kon
gunnen, heeft hij daarvan bezit genomen.
Men vond hem in gezelschap van aanzienlijke
jongelieden, er. ook bestaan er verhalen over
hartelijke ontvangst aan huis bij groote ede
len. Hu had daarenboven zijn intiemen vrien
denkring. De eerste geesten van het land, als
zoo'n uitdrukking is veroorloofd, een
Lafontaine, een Boileau, rekenden het tot een eer
daartoe te behooren ; menige anecdote gaat
er rond over hun samenzijn.
Maar onder dat alles door loopt een ader
van onrust. De ontevreden melancolicus in
den Misanthrupc, omdat hij het met de
wereld niet kan vinden, verlangt naar de
eenzaamheid en eischt van zijn Cèlimène, de
geestige coquette weduwe, hem daarheen te
volgen,?naar zijn désert als Molière het noemt.
Wanneer de koning hem in 1667 nog niet toe
staat den Tartuffe op te voeren, zoekt de
comicus spijtig een woonplaats buiten op in
Auteuil, zijn vrouw blijft in Parijs. Hij wil
niet meer spelen en niet meer schrijven, Au
teuil is zijn désert, maar niet voor goed, gelijk
hij den koning heeft gedreigd.
Schaduwen legere zich orn hem, wel
zijn er zonnestralen; hij gaat terug naar
Parijs, hij heeft nieuwe successen, hij be
denkt vroolijke tooneelen, het wordt een
zamer en killer om hem. Heeft hij nog de
warmte van de gunst van den koning?
Staat de Italiaansche indringer Lulu, met
zijn muziek en zijn balletten, hem aan het
hof niet in den weg?
Toch voortgaan tot het einde toe ! Mo
lière is het hoofd van zijn troep, hij heeft
voor anderen te zorgen.
Hij was neerslachtig dien Febrtiaridag
van 1673, toen hij zich gereed maakte voor
de vierde voorstelling van zijn Molade ima
ginaire. ,,Ik heb me voor gelukkig gehouden,"
liet hij zich ontvallen, zoolang pleizier en
verdriet bij me afwisselen, maar nu kan ik
het niet langer volhouden. Ik gevoel we(
dat het einde niet ver meer af is. Maar wat
heeft 'n mensch te lijden voordat hij sterft."
Men wilde hem terughouden van het op
treden dien dag. Hij vroeg eenvoud'g: Hoe
kan dat? vijftig arme werklui hebben hun
dagloon te verdienen. Wat moeten zij doen
als er niet wordt gespeeld?" De inspauuir.g is
te groot geweest. Hij is gestorven direct na
de voorstelling. W. . C. BYVANCK