Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
18 Febr. '22. - No. 2330
KOOPJE
Teekening voor de Amsterdammer" van Jofdaan
Min. v. Dijk: Voor 200 milioen. Mevrouwtje 't is te geef"
philosophie door mannen als Schopenhauer,
Hartmann e.a. behandeld wordt, bracht hem
er toe bij de behandeling van de geschiedenis
der wijsbegeerte een tweede maal
Hegel'sEncyclopedie ditmaal in een volledige uitgave
ter hand te nemen. En het was hem een
openbaring. Hij leerde hier de leer van de
rede, die den twijfel overwint. Het is uit
die dagen, wat hij schreef aan zijn collega te
Utrecht, dat hij studeerde zódat de plan
ken van zijn kamer er van kraakten". En de
wijsheid heeft er baat bij gevonden. Het
duurde niet lang of hij trad naar buiten op .
als Hegel's profeet. In dien tijd heb ik hem
leeren kennen, toen hij na een geruchtmakende
voordracht op de Utrechtsche
studentenDebatingclub op verzoek van eenige hunner
een voortgezette cursus aankondigde.
Die cursus kwam en was goed bezet.
Dat had hij noodig, wat ik toen niet begreep,
als hij klaagde, dat het gehoor wel zou
verloopen. Het woord in de spreekzaal van hem,
den kunstenaar, kwam alleen tot zijn volle
kracht wanneer hij verzekerd was van een
?'groot en blijvend gehoor. Voor weinigen en
in intiemen kring sprak hij anders; maar
zijn eisch voor 't openbaar was geen uiter
lijkheid.
Laat ik mij herinneren hoe de Redemeester
optrad, de volmaakte redenaar dien ik, die
vele goede redenaars gehoord heb, heb be
leefd.
Zoodra hij zijn machtigen denkerskop ge
toond had en de zachtstemmige
aanvangszinnen ons grepen, werden wij als n man
opgenomen in een verheffing van denken,
waarin wij bleven. Stemgeluid, gebaar, woor
den en gedachten, alle afzonderlijk zoo gansch
uniek, wij onderscheidden ze niet; we hoorden,
wat hij sprak. Zelf schertste hij wel vaak be
minnelijk over zijn artisticiteit en wij deden
dan als menschen van de (domme) wereld
mee; maar noch ons noch hem ontging het,
dat die scherts niet het ware was het ware,
de amor intellectualis Dei, waartoe zijn spre
ken opvoerde. Van tijd tot tijd kwamen er
onverwachte wendingen, ook wel kwinkslagen
maar ook die bedoelden mee te werken in
't geheel om den hoorder de wel noodige
rustpoos te geven. Want het was moeilijk
en gemakkelijk om Bolland's hoorder te zijn.
Makkelijk: men behoefde maar te luisteren,
men werd niet afgeleid; hij zorgde er wel voor,
dat men aan niets anders dacht en dat men
zich niet verveelde. Maar moeilijk was het
om de werkzaamheid van het mee-denken,
die het toch vorderde; moeilijk vooral om de
bezwaren voorloopig daar te laten tegen wat
gezegd werd en rustig het gezegde te aanvaar
den, allereerst. Dat is de moeilijkheid, die
velen niet aan konden. Die het konden, hoor
den daar niet een man, maar de Rede zelf
dór den Man; een overtuiging, die overtuigde.
En toen ik den eersten avond hem hoorde
ik was er gekomen in den geest der oppositie
en hij mij te midden van het gehoor uitge
legd had de noodzakelijkheid van het onzui
vere uitgangspunt, toen dacht ik niet meer
aan verleiding of misleiding van studenten,
toen zag ik dat dit niemand kon bederven,
al had ik tevens het gevoel dat niet ieders
warmte het hoogtepunt van den Leeraar zou
bereiken of behouden. Zoo heeft hij meer dan
tien jaar ons geleerd, buiten zijn eigenlijken
Leidschen werkkring om, in alle weer en wind
voor ons verschijnende; evenals later J te
Amsterdam, den Haag, Delft, Rotterdam, ook
te Groningen en Nijmegen, de rustelooze, pro
pagandist van het denken.
Voor een kleiner aantal verbond hij aan
de avondvoordrachten veelal middaglessen,
waarin voltooid werd wat den vorigen avond
cursus onafgemaakt gebleven was zulk
onderwijs noemt de N. Rotterdammer
rhapsodisch" ! of waarin een bizonderheid werd
behandeld. Levendig herinner ik mij zoo'n
middagvoordracht over Plato. Het gehoor
was voor 't allergrootste deel niet bekend met
griekscli, noch deskundig in de philosophie.
Het was een wonder, hoe hij er in slaagde
uit de werken van Plato zelf de hoorders
allen te orienteeren in het Platonisme, en
mijn afgunst en bewondering uitten zich op
straat tot hem : Professor, wat een school
meester is er in U verloren gegaan !" De
techniek van zijn onderwijs was eenig; een
sterk geheugen stelde hem in staat het een
maal grondig doordachte in afgewerkten vorm
niet nader voorbereid voor te dragen om het
voorgedragene dan nog eenmaal te verfijnen
in boekvorm. Boek en voordracht behoorden
tezamen; men kon geen ware belangstelling
Mllllllllllllllllllllllllllll
HET LAND VAN WIND
EN WATER
De lucht zit vastgesjord; een kleine wereld
van grauwen, kliemerigen mist, als
dichtgeslierd met klamme dweilen. En de vorstigheid
op je ramen, waarachter 't in de kamers heel
den dag vaal blijft, begint in trage
biggelstraaltjes weg te dreinen.
Buiten druipt je de griep in lange grauwels
over den rug. 't Weer doet je nu denken aan
zoo'n somber verwaakte, verstormde en tot
over z'n schoorsteen nat geplensde nachtboot,
zoo'n schoolenden vrachtzoeker in de misère,
die naargeestig dof en beslagen, zonder n
glimmertje koper of 'n bemoedigend kleurtje
in 't gore ochtendkrieken binnen komt varen
.uit zee. Zou er nog leven zijn, altemet, in
't kombuis? Zou 't vuur er nog knepperen
onder de snert?.... Zouden ze er waarachtig
nog wel ns 'n geurig bakkie doen, de kleu
mende sloebers met 't bluswater in d'r laarzen,
en, God weet, is hun pijpie tabak zelfs ge
doofd door de hozen?
Zoo'n beetje rillerig, zoo'n beetje grienerig
van aansijpelenden dooi, zoo'n beetje mieze
rig en sjofel, zoo'n beetje klam en kliederig in
dien drabbig troebelen onderwaterschen schijn,
tjonge nee, dan is 't leven niet direct
plaisant, en je hunkert.... Ja, waar hunker
ie naar? wat zon je je wenschen, als 't alle
maal eens mocht?
De Zwitsersche bergen, natuurlijk, waar
nu van morgen champagne parelt in de
zonnelucht; waar nu 't tintel-blijde, goud en azuren
feest van den winter gevierd wordt in 't von
kelend witte wonder van de sneeuw, over
de tot den blauwen einder glijdend wijde
vlakten, over de lenige glooiingen van on
gerepte sneeuw; in de galm-stille groene
bosschen, waar de boomen roerloos de sneeuw
op hnn naalden dragen als 'n welige weelde
van witten bloesem voor een aanstonds te
verbeiden bruid.
En die blijde jubel van 't jonge volk ! 't
Schateren om de buitelingen van zwermen
rodelsleedjes, die zichzelf over-reppen. 't
Schallen van hun juichende, lachende, stoeien
de stemmen, hun jolige dartelheid van 't
warm kloppende bloed, dat de zonne-bruine
snoeten blozend maakt, als daar van heel,
heel ver de bellen-rinkelende arrenstoeten
aankomen zwieren op 't rappe galoppeeren dier
bont-bepluimde paardjes; 't vergulde snijwerk
met de glanzend donzen vachten; bevallige
gestalten van jeugdige vrouwen in pelzen;
van jongens en meisjes, slank en fleurig om
spannen door hnn kleurige truien, -- in een
roes van 't leven genieten, van zich tengelloos
vierende vitaliteit, in n flits voorbij
over de glimmend-gladde bergwegen van
feestelijk witte sneeuw; uit de dalen omhoog,
van de hooge hoogten neer naar de dalen,
in een zweem van klokjes-getwinkel, dat de
mijmerende stilte zoetjes na blijft neuriën
En dan de vervoering van 't zweven, op
den lichten wiekslag van de skis, van 't suize
lende schichten over deze zuiver schoone,
diaphane wereld, door den zonne-aether, in die
gewijde eenzaamheid, -- hoog uit boven 't
mistige, grieperige, valuta-verkommerende
en verkibbelde menschenbestaan.
Als lichtelijk crepeerende padden in een
onder 't strakke ijs uit dooiende slobbersloot
va>i kliederige, glibberige modder, zoo
ziet de als een adelaar triomfeerende ski
rijder uit die kristallijnen hooge regionen zijn
medemenschen siekeneurig betobben in de
poelen van grauwe dompigheid, van vuile
groenen, van smoezelig bruine derrie en de
smurrig slikkige kledder dezer gebenedijde
lage landen.
En 't is alleen maar een kwestie van de
kopeken ! Doe je in vleesch, in vet, in
ruizefilmen, dan tuf je er snbiet bovenuit; doe
je in kleur, in klank of in inkt, dan blijf je
er onder, en tracht to make the best of it.
Dan pook je je haardje maar eens fijn op,
dan schuif je er je makkelijksten stoel eens
kneuterig bij en met je kop onderuit tegen
de leuning soes je over een wak in de dicht
TIMET
ttlTIS TOEIEIDIK
UI
VAN DER HOOP's
MEUBELBEWARINGEN TRANSPORT MIJ.
AMSTERDAM
. VAN HAAR LAATST ,
Ditiloitend \ VERSGHENEM /UJSTEIDIII
linitigd: X1??8 / h. Tromp.tn.t
TELEFOON \. / 2195 ZUID
hebben in het eene zonder het andere, wanneer
een en ander binnen het bereik lagen. Dit
heeft de onklassieke mythe doen ontstaan,
dat prof. Bolland zijn eigen boeken colpor
teerde." Zeker is het k een wonder dat Bol
land,zonder eenigen steun van regeeringswege,
een zoo ontzagwekkende reeks van wijsgeerige,
meest zwaarwichtige boeken aan het
Nederlandsche volk heeft kunnen schenken, door
de bediening van zijn trouwen, doch van re
clame te afkeerigen uitgever A. H. Adriani
te Leiden.
Zówas Bolland's optreden voor allen; de
intiemere kring verkeerde met hem bij 't
middagmaal tusschen en den avondtijd na de
voordrachten; vooral in den aanvang van den
cursus kon hij maar enkelen om zich|velen,maar
allengs werd de kring uitgebreid. Die telde
jongen en ouden, voornamen en mannen en
vrouwen zonder rang; ik zal geen namen
noemen en ik hoop dat, wie kan, voor zich
zal getuigen wat hij aan Bolland verschuldigd
is. Ook dan immers bleef Bolland de leider;
de gesprekken waren familiaar, ieder droeg
het zijne bij, maar wat ook de inhoud was,
de demokratie of de oorsprong van het
Christendom, het modernisme, de theosophie
of de kunst alles werd door hem beheerscht.
En toch aanvaardde hij willig elke ernstige
kritiek; die kant heelt het ook" was zijn
motto en dat van zijn leer. Wij moeten in
dien tijd wel veel van zijn denkwerk gevor
derd hebben; maar hij gaf ook steeds, hij was
onuitputtelijk, ook en vooral in het samenzijn
te zijnen huize in de vacanties. Dan kon hij
van 's ochtends vroeg tot 'savonds laat een
bijna niet onderbroken uiteenzetting geven van
wat er omging in zijn denken. Ik kwam tot
hem toen hij den strijd tegen het katholicisme
reeds geleverd had; ik verborg hem niet, dat
ik het niet met hem eens was want I am
nothing if not critica!" zóhad ik mij aan
gediend. Hij werd boos, toen ik een passage
uit Schaepman's brochure aanhaalde, maar
wees nu eens stil en laat mij een soliloquy" "
houden", zei hij. En dat deed hij tot'savonds
toe zó.dat ik althans overtuigd werd van de
eerlijkheid zijner bedoeling en de redelijkheid
van zijn streven. Zoo ging het met ieder
onderwerp; waar men dacht aan overdrijving,
over phantasie, bleek in de werkelijkheid een
naar alle kanten doordacht en ruimschoots
gedocumenteerd beleid in werking. Bij ieder
ander zou de eisch van alleenspraak onge
rijmd schijnen; bij hem bleek zij het ware
dispuut. De bezwaren, waarmee wij kwamen
of die opkwamen, vielen op 't punt waar zij
hoorden ook in zijn redeneering; hij sprak
niet alleen, maar hij antwoordde ons, zonder
dat wij veel spraken. Een paar dagen met hem
doorgebracht weiKten als een geestelijk
bad men kon er weken op leven. Velen heeft
de gastvrijheid van zijn huis en de hartelijk
heid van zijn vrouw dat vergund. Tijdens haar
langdurig ziekbed en vooral na haar overlijden
trok Bolland zich meer uit den intiemen
kring terug en gaf zich nog meer dan vroeger
aan de openbare voordrachten. Dat was dan
zijn heele leven, terwijl zijn blik op a! 't maat
schappelijke en staatkundige, op den heelen
gang der beschaving, steeds somberder werd,
bleef hij on verzwakt trouw aan zijn taak:
de ontwikkeling van het begrip.
Dat de tegenspraak het begrip niet lam
maakt, maar het ware begrip zich en zijn tegen
deel tot hoogere eenheid opvoert, dat denken
en zijnongescheiden onderscheiden en door den
tegenspraak heen n zijn, welk n-zijn eerst
doordacht wordt eenzijdig in een geordende
reeks bizondere begrippen, welker orde het
Begrip zelf maakt; de logica, die dan haar
toepassing vindt in de verschijnende wereld
van natuur en geest, en van te voren en nader
hand de waarheid van alles blijkt; de waarheid,
die idee is, geen bizonderheid hier of daar,
nu of nooit om elders niet te zijn, dat, de een
voudige kern van Hegel's wijsheid, heeft
Bolland voor ons gemaakt zonder hem
zouden wij het niet hebben gevonden en
waar gemaakt; zonder hem zouden wij het
niet hebben behouden. De Hollandsche taal
die Bolland's vurige liefde voor alles wat
Holland is denk om zijn strijd voor de
Vlamingen beloont, biedt hem een eenige
hulp in de ontwikkeling der wijsgeerige ge
dachte; nu alle warmte voorbij is, waarmede
de levende persoonlijkheid ons bezielde,
blijft ons onvergankelijk het stille woord,
neergelegd in zijn geschriften.
Moet ik nu over zijn gebreken spreken
mag ik alleen geen gebreken hebben?"
vroeg hij mij eens over zijn hoogmoed, zijn
heerschzucht? Dat laat ik liever over en
eindig met wat bij Shakespeare Antonius van
Brutus zegt:
His life was gentle: and the elements
So mixed in him, that Nature might stand up,
And say to all the world, ihis was a man !"
Utrecht. DR. J. M. F R A E N K EL
IN MEMORIAM PROF.
BOLLAND
In den mooisten tijd van ,,de Nieuwe Gids"
toen de eenheid nog niet verbrooken was, toen
wij deugdelijk midden in den strijd waren
en maar zeer enkele der oudererj hun sympathie
voor ons durfden uiten, (Dr. Doorenbos,
Vosmaer) toen op de redactie-vergaderingen
van der Goes en Dr. Charles van Deventer
aanweezig waren en er ook veel gefilosofeerd
werd,?toen kwam er bij de redactie in, een
handschrift uit Indië, alleen reeds opvallend
en merkwaardig door het kleine, keurige,
reegelmatige schrift en den ooverweldigenden
stortvloed van geleerde citaten. Niemand
van de redactie scheen den moed te hebben
door deeze zware massa zich een weg te
banen. Maar ik herkende ideeën, die mij niet
vreemd waren, ik las het lijvige stuk dór en
het werd op mijn verantwoording in?deNieuwe
Gids" geplaatst. Ik meen mij te herinneren dat
het toen reeds dooi andere tijdschriften was
afgewezen.
Wat mij tot het stuk trok, waren gedachten
die mij herinnerden aan Eduard von Hartmann.
In dien tijd was mijn vader juist verdiept
in de filosofie van von Hartmann. Zijn werken
lagen bij mijn vader op tafel en werden druk
besprooken.
Ik meen dat Bolland mij later vertelde
dat de plaatsing van zijn artikel in de Nieuwe
Gids" een bemoediging voor hem was, en de
aanleiding werd tot zijn terugkeer inNederland.
Ik herinner mij mijn eerste kennismaking
met hem, toen hij juist uit Indië terugkwam
na een veeljarig verblijf in Batavia. Het was
in een kamer in de Kalverstraat, die door
Bolland was gehuurd. Zijn vrouw was, naar
ik meen, toen nog niet bij hem. Ik kreeg toen
een sterken indruk van een geweldig weeter,
een geleerde met een fabelachtige memorie
en een heftig temperament.
Ik wist niet wat hij in Indië had gedaan,
en had het ongeluk hem te vragen of hij goed
thuis was in de Engelsche literatuur. Toen
verhief zich Bolland in zijn volle lengte, hij
sloeg zich op de borst en riep: ,,Sir, I am
a teacher of English language !"
Bolland was toen von Hartmann gaan be
zoeken, en uit zijn beschrijving van dat
bezoek kon ik nog andere bizonderheeden
van Bolland's karakter opmaken. En welzijn
zachte, goedhartige teederheid en zijn
heldenvereering.
Von Hartmann was ziek en bedleegerig,
en met diepe aandoening en vuurige bewon
dering sprak Boliand over den geduldigen,
volmaakt rustigen en zachtmoedigen filosoof.
Dat was voor hem het ideaal van den wijsgeer.
En nu Bolland's strijd zelf volstreeden is,
nu blijkt wel hoe hij op zijn eigen ziekbed dat
ideaal heeft willen verweezenlijken. Door
zijn stervens-moed en gelatenheid heeft hij
het voorbeeld ook zelf gegeeven.
Bij dat eerste gesprek, dat ik met hem had
in de Kalverstraat, gebeurde het volgende:
Zijn hospita had iets nagelaten of gedaan wat
zijn misnoegen wekte, en Bolland toornde
teegen haar als een verwoede Titan, met een
kop als vuur.
Maar onmiddellijk nadat de juffrouw weg
was, verbleekte hij weer; zijn trekken ont
spanden en hij zei glimlachend: dat vind je
nu niet wijsgeerig van me, wel? Maar dat
zit er maar buiten op. Dat is in een oogenblik
weer weg. Men moet somtijds wel zoo optree
den in de maatschappij."
Maar ook het diepgaand verschil tusschen
Bolland en mij kwam bij die eerste ontmoeting
terstond aan 't licht. Veele jaren had Bolland
in Batavia gewoond en voor mij was Indië
het wonderland waarmee ik voortduurend
om zoo te zeggen in dichterlijke relatie was.
Mijn vader had het koloniaal Museum in
Haarlem gesticht, ik hielp hem daarbij, be
handelde en sorteerde en etiketteerde aller
lei Indische producten. Ik hoorde den
gamelang en zag de kleederen, en was vervuld
gesjorde lucht, een blauw wak, dat wijd open
waait en waar eindelijk 't blonde licht van 't
voorjaar weer uit komt gegutst. En je gaat
'n beetje lezen in dit prettige fijne boekje van
Ritter, 1) om je tegen 't komende voorjaar weer
met Het land van wind en water" te laten
verzoenen.
Want lezende kom je onder tweeërlei be
koring. Onder die van het beschrevene, wat
immers het kenmerkendst Hollandsche Hol
land is benoorden het IJ, waar Vader Aeolus
woont met al zijn duizend kinderen," waar
elke witte wolk een zak is dien de snaken
tezamen hebben volgespoten met wind,"
waar 't immer waait, ook op een windstillen
dag als nog de duizend grasstekeltjes in de
weien tusschen de dijken staan te bibberen en
het nerveuze water zich in rimpeltjes samen
trekt, -?en als er geen regenvlagen slieren
om den ouden toren van Ransdorp, dan bromt
de wind toch wel zijn deuntje om zijn ver
weerd e hoeke.i, a! s een ontevreden ouwe heer..."
Maar vooral ook krijgt bij 't lezen de
schrijver zelf je onder zijn charme, want:
o, doler, met uw ephemeer bestaan, wat is
uw reizen anders dan een zoeken naar en
welken van de landen van uw eigen zie!?
Wat is het anders dan een telkens ontdekken
van nieuwe gestalten uwer verbeelding in de
vele steden en landschappen?"
Een mensch dus, een dichterlijk, fijn sen
sitief en nog wel eens filosofisch mijmerend
mensch, die voor ons zijn droomen en gepein
zen, zijn stemmingen en verbeeldingen open
baart aan de realiteit van dat wijd open
land der polders en dijken, van slooten en
molens en strakke vaarten, dat zijn atmosfeer
heeft, zijn water en wind, van uit zee, en waar
in die oude stadjes ni; lang verleden tijden van
welvaart hun oud geworden voornaamheid,
hun wat wonderlijke verouderde patricische
allure en hun schuchtere herinneringen in de
vereenzaming buiten het moderne verkeer
I) Het land ran wind en water," door
P. H. RITTER JR, b:j Van Dishoeck te Bussum.
van onzen rusteloozen tijd hebben bewaard,
voor wie er ontvankelijk, met eerbiedige aan
dacht binnenkomen.
Een zwerver zoo maar, een nog niet van
de snelheids-neurose bevangen wandelaar
langs de landwegen, die lange reizen doet en
eindelooze ontdekkingen in zijn dagboek no
teert op toch zoo maar enkele kilometers gaans,
en die dan in vervoering getuigt: Ziet hoe
wij nu, al reizende, alle hartstochten weer gaan
beleven, waarvoor wij onze hoofden te kaal
achtten en onze harten te dor, en hoe wij ze
beleven met een glimlach, zonder den angst
van komende verdrietelijkheden, alleen in
hun schoone bedoeling, want alleen in geest
en verbeelding...." Een vergeestelijkt ge
nieten bij dezen reiziger, zóvolkomen dan
ook, dat hij ons verzekert het heerlijker
en rijker" te achten de liefde te beseffen in een
jongen matroos met zijn meisje" tegenover
hem in een spoorwegcoupé,dan een
persoonlijk minnaar te zijn."
Welke geesteshouding, bij heel veel ver
rassend ontsluieren van l'esprit des choses,
dan k wel eens het bezwaar oplevert van
miskenning der realiteit door min gelukkige
verbeeldingen. Want dan ziet de droomende
tippelaar bijvoorbeeld de visscherlui in 't
Noord-Hollandsche riet als myriaden zwij
gende roofvogels;" en de hooibergen met hun
driehoekige daken, als de witte haardossen
van grijsaards, gedekt met breede flambards,
waaronder de haarlokken ook al flapperen op
den windeadem;".. en de geraniums om de
huisjes, als schildwachten, die parmantig
te wachten staan met ontvelde, sidderende
hoofdjes". Dan ziet hij onmetelijke daken "de
kleine vensters der boerenwoningen drukken,
die lijken op glurende oogen"; dan ver
beeldt hij het Noord-Hollandsche volk, zooals
het voortgaat, en strekt de jukken zijner
schouders verder, verder, immer verder in strijd
met den wind;" en dan ziet hij de Alk
maarder Waag, en 't moet haar een zachte
wellust zijn als zij zich den stroom der dui
zenden goudgele kazen laat ontvloden, die uit
KREKELZANG
VOOR RUSLAND.
Dezen Krekelzang te wijden
Aan den feilen hongersnood,
Die hei stervend Rusland teistert,
Dreigend met millioenendood
Zij een hulpzaam medewerken
Voor het groote werelddoel;
Is een ongeschokt betrouwen
Op weldadigheids-gevoel.
Holland mildst van alle landen,
Zooals dikwijls tastbaar bleek,
Weer vooraan met helpen, redden,
Op voor de onthoudingsweek"!
Spaart dien tijd wat brood en boter,
Spaart het dus gewonnen geld.
Elke cent brengt ginds verlossing,
Ieder liapje steunt en telt.
Holland, geef wat ge kunt missen,
Ga weer voor met uw gebaar,
Geef als kleinste juist liet grootste,
Menschen, menschen helpt elkaar.
Nimmer zoudt ge kunnen dragen
Het steeds schrijnende verwijt,
Dat ge meer hadt kunnen wezen
In den wreeden hongerstrijd.
J. H. S P E E N H o F F
iiiiiullllll iniiiiiiiiiiiiimiimiiimiiiiiiiiiiiiiilHiiiliilillimillll
UMIE BAHH
voor NEDERLAND en KOLONIE!
AMSTERDAM
en ROTTERDAM
Agentschappen in Nederland:
's-GRAVENHAGE, TILBUBi
LEEUWARDEN, OISTERWIJfe
DENHOÜT, LOCHEM en BORCULÖ.
Agentschappen in Indië:
BATAYIA, SOERABAYA, SEMI
RANG, BANDOENG»MEDAN «s
WELTEVREDEN.
met Indische landschaps-beelden, niet geuren
en fantasieën uit dat schoone land, dat ik,
helaas ! eevenmin als mijn vader, nooit heb
moogen aanschouwen.
Maar iemand, die als Bolland kersversch
uit Indië kwam, die had voor mij nog iets als
een aureool van Indischen gloed om zich, en
ik vroeg dan ook terstond naar zijn indrukken
en herinneringen van het wonderland.
En stom geslagen van verbazing moest
ik hooren dat Bolland in al zijn Indische jaren
nooit het vlakke, heete Batavia had verlaten,
en nooit de korte reis naar Buitenzorg had
ondernoomen om ten minste iets te zien van
tropische pracht en weelde.
Dat scheen mij zóongehoord, dat het mij
terstond van Bolland min of meer vervreemde.
Het dichterlijke, artistieke, de zinnelijke
schoonheidsaandoening, voor mij zoo belang
rijk en essentieel, waren hem vreemd. Zijn
boeken en gedachten waren hem genoeg.
Natuurlijk was dit geen reeden om zijn
geniale kracht geringer te achten. Maar tot
intimiteit kon het tusschen hem en mij nooit
koomen.
Toch hadden zijn gedachten invloed op
mij, en als ik de verzen van Ellen herlees,dan
bemerk ik soms op eenmaal dat sommige
verzen moeten geschrei; ven zijn na gedachte
wisseling met Bolland.
Tot een heftig antagonisme is het echter
tusschen Bolland en mij nooit gekoomen.
Zijn helden, von Hartmann en Hegei, waren
de mijne niet. En Bolland's houding liet mij
geen andere keuze dan f een volijverig dis
cipel of een geslagen teegenstander te zijn.
Ik wilde het een noch het ander, en daarmee
was onze omgang afgebrooken.
Hetgeen niet wegneemt dat ik met prooten
eerbied aan den eerlijken, sterken mensen
blijf denken. Het liefst herinner ik mij Holland
als de vriendelijke, goedhartige en na
efgeniale proi'essor. Hij had een groote mate
van liefde-kracht. En als die meer op den voor
grond ware gekoomen, als zuivere Liefde in
plaats van Zuivere Rede, dan zou de vereering
van het nageslacht, die hem niet ontgaan
kan, toch nog vee! dieper en intensiever zijn.
F K E D U R l K V A N E E D E N
de borsten stroomen, die haar drie ronde
poorten zijn;" dan hoort hij, uitzeilende naar
de zee in storm, het water donderen als
kanongedreun" of 't reutelt, verder weg, als
het knarsen van ijzeren kettingen", -- en als
ge doof mocht zijn voor het geluid van het
water, dien onverstoorbaren werker, dan
klampt hij zich vast aan uw oog, het
water dat hier in Noord Holland klopt tegen
alle kaden" met zijn dreigende weeke vin
geren";?dan wekt het korenblonde hout" bij
de houtzagerijen de visie van kunstmatige,
baloorige vruchtbaarheid, die tegen den wijden,
witten winter rommel rebelleerde"; dan
ziet hij kleine schuren met vlammende blos
sen op.... de flanken," - en een zwemmer
als een theerooskleurige otter." --- Wat
allemaal niet heel zuiver, en moeizaam ver
zonnen schijnt, om het dichterlijke proza
staag op peil te houden van zijn vaak zoo sug
gestieve spontane verbeeldingen uit die dan
toch k nog wel eens wat nuchter winderige
vlakke landen boven het IJ, die een mensch
nu eenmaal niet altijd tot mijmeren of
fantaseeren stemmen.
Maar is 't niet juist door de preciense sti
leering, waarin deze romantische flaneur zijn
reis-indnikken verhaalt, dat hij ons dwingt
tot een geboeide bedachtzaamheid onder 't
lezen, die dergelijke geforceerdheden teeerder
ondervindt als vlekjes in de zuiverheid van
zijn werk? Want als geheel is ook dit aantrek
kelijk verzorgde kleine boekje met zijn kos
telijke vignetjes van Alb. Gcudens weer zou
puur en zoo frisch van stemmingsbeelding,
dat je er de naargeestige winterperiode, de
griep en 't kwakkelige dooiweer bif vergeet,
alsof daar waarlijk de lucht was ope'ngewaaid
over dit innigst Hollandsche Holland van 't
Noorderkwartier, dat temidden der groote
deiningen, de deiningen .der wateren en der
hemelen, en de deiningen der tijden zijn
kostbare schatten aan schuchter leven be
waart."
M. J. B R U S S K