De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 18 februari pagina 2

18 februari 1922 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 18 Febr. '22. - No. 2330 KOOPJE Teekening voor de Amsterdammer" van Jofdaan Min. v. Dijk: Voor 200 milioen. Mevrouwtje 't is te geef" philosophie door mannen als Schopenhauer, Hartmann e.a. behandeld wordt, bracht hem er toe bij de behandeling van de geschiedenis der wijsbegeerte een tweede maal Hegel'sEncyclopedie ditmaal in een volledige uitgave ter hand te nemen. En het was hem een openbaring. Hij leerde hier de leer van de rede, die den twijfel overwint. Het is uit die dagen, wat hij schreef aan zijn collega te Utrecht, dat hij studeerde zódat de plan ken van zijn kamer er van kraakten". En de wijsheid heeft er baat bij gevonden. Het duurde niet lang of hij trad naar buiten op . als Hegel's profeet. In dien tijd heb ik hem leeren kennen, toen hij na een geruchtmakende voordracht op de Utrechtsche studentenDebatingclub op verzoek van eenige hunner een voortgezette cursus aankondigde. Die cursus kwam en was goed bezet. Dat had hij noodig, wat ik toen niet begreep, als hij klaagde, dat het gehoor wel zou verloopen. Het woord in de spreekzaal van hem, den kunstenaar, kwam alleen tot zijn volle kracht wanneer hij verzekerd was van een ?'groot en blijvend gehoor. Voor weinigen en in intiemen kring sprak hij anders; maar zijn eisch voor 't openbaar was geen uiter lijkheid. Laat ik mij herinneren hoe de Redemeester optrad, de volmaakte redenaar dien ik, die vele goede redenaars gehoord heb, heb be leefd. Zoodra hij zijn machtigen denkerskop ge toond had en de zachtstemmige aanvangszinnen ons grepen, werden wij als n man opgenomen in een verheffing van denken, waarin wij bleven. Stemgeluid, gebaar, woor den en gedachten, alle afzonderlijk zoo gansch uniek, wij onderscheidden ze niet; we hoorden, wat hij sprak. Zelf schertste hij wel vaak be minnelijk over zijn artisticiteit en wij deden dan als menschen van de (domme) wereld mee; maar noch ons noch hem ontging het, dat die scherts niet het ware was het ware, de amor intellectualis Dei, waartoe zijn spre ken opvoerde. Van tijd tot tijd kwamen er onverwachte wendingen, ook wel kwinkslagen maar ook die bedoelden mee te werken in 't geheel om den hoorder de wel noodige rustpoos te geven. Want het was moeilijk en gemakkelijk om Bolland's hoorder te zijn. Makkelijk: men behoefde maar te luisteren, men werd niet afgeleid; hij zorgde er wel voor, dat men aan niets anders dacht en dat men zich niet verveelde. Maar moeilijk was het om de werkzaamheid van het mee-denken, die het toch vorderde; moeilijk vooral om de bezwaren voorloopig daar te laten tegen wat gezegd werd en rustig het gezegde te aanvaar den, allereerst. Dat is de moeilijkheid, die velen niet aan konden. Die het konden, hoor den daar niet een man, maar de Rede zelf dór den Man; een overtuiging, die overtuigde. En toen ik den eersten avond hem hoorde ik was er gekomen in den geest der oppositie en hij mij te midden van het gehoor uitge legd had de noodzakelijkheid van het onzui vere uitgangspunt, toen dacht ik niet meer aan verleiding of misleiding van studenten, toen zag ik dat dit niemand kon bederven, al had ik tevens het gevoel dat niet ieders warmte het hoogtepunt van den Leeraar zou bereiken of behouden. Zoo heeft hij meer dan tien jaar ons geleerd, buiten zijn eigenlijken Leidschen werkkring om, in alle weer en wind voor ons verschijnende; evenals later J te Amsterdam, den Haag, Delft, Rotterdam, ook te Groningen en Nijmegen, de rustelooze, pro pagandist van het denken. Voor een kleiner aantal verbond hij aan de avondvoordrachten veelal middaglessen, waarin voltooid werd wat den vorigen avond cursus onafgemaakt gebleven was zulk onderwijs noemt de N. Rotterdammer rhapsodisch" ! of waarin een bizonderheid werd behandeld. Levendig herinner ik mij zoo'n middagvoordracht over Plato. Het gehoor was voor 't allergrootste deel niet bekend met griekscli, noch deskundig in de philosophie. Het was een wonder, hoe hij er in slaagde uit de werken van Plato zelf de hoorders allen te orienteeren in het Platonisme, en mijn afgunst en bewondering uitten zich op straat tot hem : Professor, wat een school meester is er in U verloren gegaan !" De techniek van zijn onderwijs was eenig; een sterk geheugen stelde hem in staat het een maal grondig doordachte in afgewerkten vorm niet nader voorbereid voor te dragen om het voorgedragene dan nog eenmaal te verfijnen in boekvorm. Boek en voordracht behoorden tezamen; men kon geen ware belangstelling Mllllllllllllllllllllllllllll HET LAND VAN WIND EN WATER De lucht zit vastgesjord; een kleine wereld van grauwen, kliemerigen mist, als dichtgeslierd met klamme dweilen. En de vorstigheid op je ramen, waarachter 't in de kamers heel den dag vaal blijft, begint in trage biggelstraaltjes weg te dreinen. Buiten druipt je de griep in lange grauwels over den rug. 't Weer doet je nu denken aan zoo'n somber verwaakte, verstormde en tot over z'n schoorsteen nat geplensde nachtboot, zoo'n schoolenden vrachtzoeker in de misère, die naargeestig dof en beslagen, zonder n glimmertje koper of 'n bemoedigend kleurtje in 't gore ochtendkrieken binnen komt varen .uit zee. Zou er nog leven zijn, altemet, in 't kombuis? Zou 't vuur er nog knepperen onder de snert?.... Zouden ze er waarachtig nog wel ns 'n geurig bakkie doen, de kleu mende sloebers met 't bluswater in d'r laarzen, en, God weet, is hun pijpie tabak zelfs ge doofd door de hozen? Zoo'n beetje rillerig, zoo'n beetje grienerig van aansijpelenden dooi, zoo'n beetje mieze rig en sjofel, zoo'n beetje klam en kliederig in dien drabbig troebelen onderwaterschen schijn, tjonge nee, dan is 't leven niet direct plaisant, en je hunkert.... Ja, waar hunker ie naar? wat zon je je wenschen, als 't alle maal eens mocht? De Zwitsersche bergen, natuurlijk, waar nu van morgen champagne parelt in de zonnelucht; waar nu 't tintel-blijde, goud en azuren feest van den winter gevierd wordt in 't von kelend witte wonder van de sneeuw, over de tot den blauwen einder glijdend wijde vlakten, over de lenige glooiingen van on gerepte sneeuw; in de galm-stille groene bosschen, waar de boomen roerloos de sneeuw op hnn naalden dragen als 'n welige weelde van witten bloesem voor een aanstonds te verbeiden bruid. En die blijde jubel van 't jonge volk ! 't Schateren om de buitelingen van zwermen rodelsleedjes, die zichzelf over-reppen. 't Schallen van hun juichende, lachende, stoeien de stemmen, hun jolige dartelheid van 't warm kloppende bloed, dat de zonne-bruine snoeten blozend maakt, als daar van heel, heel ver de bellen-rinkelende arrenstoeten aankomen zwieren op 't rappe galoppeeren dier bont-bepluimde paardjes; 't vergulde snijwerk met de glanzend donzen vachten; bevallige gestalten van jeugdige vrouwen in pelzen; van jongens en meisjes, slank en fleurig om spannen door hnn kleurige truien, -- in een roes van 't leven genieten, van zich tengelloos vierende vitaliteit, in n flits voorbij over de glimmend-gladde bergwegen van feestelijk witte sneeuw; uit de dalen omhoog, van de hooge hoogten neer naar de dalen, in een zweem van klokjes-getwinkel, dat de mijmerende stilte zoetjes na blijft neuriën En dan de vervoering van 't zweven, op den lichten wiekslag van de skis, van 't suize lende schichten over deze zuiver schoone, diaphane wereld, door den zonne-aether, in die gewijde eenzaamheid, -- hoog uit boven 't mistige, grieperige, valuta-verkommerende en verkibbelde menschenbestaan. Als lichtelijk crepeerende padden in een onder 't strakke ijs uit dooiende slobbersloot va>i kliederige, glibberige modder, zoo ziet de als een adelaar triomfeerende ski rijder uit die kristallijnen hooge regionen zijn medemenschen siekeneurig betobben in de poelen van grauwe dompigheid, van vuile groenen, van smoezelig bruine derrie en de smurrig slikkige kledder dezer gebenedijde lage landen. En 't is alleen maar een kwestie van de kopeken ! Doe je in vleesch, in vet, in ruizefilmen, dan tuf je er snbiet bovenuit; doe je in kleur, in klank of in inkt, dan blijf je er onder, en tracht to make the best of it. Dan pook je je haardje maar eens fijn op, dan schuif je er je makkelijksten stoel eens kneuterig bij en met je kop onderuit tegen de leuning soes je over een wak in de dicht TIMET ttlTIS TOEIEIDIK UI VAN DER HOOP's MEUBELBEWARINGEN TRANSPORT MIJ. AMSTERDAM . VAN HAAR LAATST , Ditiloitend \ VERSGHENEM /UJSTEIDIII linitigd: X1??8 / h. Tromp.tn.t TELEFOON \. / 2195 ZUID hebben in het eene zonder het andere, wanneer een en ander binnen het bereik lagen. Dit heeft de onklassieke mythe doen ontstaan, dat prof. Bolland zijn eigen boeken colpor teerde." Zeker is het k een wonder dat Bol land,zonder eenigen steun van regeeringswege, een zoo ontzagwekkende reeks van wijsgeerige, meest zwaarwichtige boeken aan het Nederlandsche volk heeft kunnen schenken, door de bediening van zijn trouwen, doch van re clame te afkeerigen uitgever A. H. Adriani te Leiden. Zówas Bolland's optreden voor allen; de intiemere kring verkeerde met hem bij 't middagmaal tusschen en den avondtijd na de voordrachten; vooral in den aanvang van den cursus kon hij maar enkelen om zich|velen,maar allengs werd de kring uitgebreid. Die telde jongen en ouden, voornamen en mannen en vrouwen zonder rang; ik zal geen namen noemen en ik hoop dat, wie kan, voor zich zal getuigen wat hij aan Bolland verschuldigd is. Ook dan immers bleef Bolland de leider; de gesprekken waren familiaar, ieder droeg het zijne bij, maar wat ook de inhoud was, de demokratie of de oorsprong van het Christendom, het modernisme, de theosophie of de kunst alles werd door hem beheerscht. En toch aanvaardde hij willig elke ernstige kritiek; die kant heelt het ook" was zijn motto en dat van zijn leer. Wij moeten in dien tijd wel veel van zijn denkwerk gevor derd hebben; maar hij gaf ook steeds, hij was onuitputtelijk, ook en vooral in het samenzijn te zijnen huize in de vacanties. Dan kon hij van 's ochtends vroeg tot 'savonds laat een bijna niet onderbroken uiteenzetting geven van wat er omging in zijn denken. Ik kwam tot hem toen hij den strijd tegen het katholicisme reeds geleverd had; ik verborg hem niet, dat ik het niet met hem eens was want I am nothing if not critica!" zóhad ik mij aan gediend. Hij werd boos, toen ik een passage uit Schaepman's brochure aanhaalde, maar wees nu eens stil en laat mij een soliloquy" " houden", zei hij. En dat deed hij tot'savonds toe zó.dat ik althans overtuigd werd van de eerlijkheid zijner bedoeling en de redelijkheid van zijn streven. Zoo ging het met ieder onderwerp; waar men dacht aan overdrijving, over phantasie, bleek in de werkelijkheid een naar alle kanten doordacht en ruimschoots gedocumenteerd beleid in werking. Bij ieder ander zou de eisch van alleenspraak onge rijmd schijnen; bij hem bleek zij het ware dispuut. De bezwaren, waarmee wij kwamen of die opkwamen, vielen op 't punt waar zij hoorden ook in zijn redeneering; hij sprak niet alleen, maar hij antwoordde ons, zonder dat wij veel spraken. Een paar dagen met hem doorgebracht weiKten als een geestelijk bad men kon er weken op leven. Velen heeft de gastvrijheid van zijn huis en de hartelijk heid van zijn vrouw dat vergund. Tijdens haar langdurig ziekbed en vooral na haar overlijden trok Bolland zich meer uit den intiemen kring terug en gaf zich nog meer dan vroeger aan de openbare voordrachten. Dat was dan zijn heele leven, terwijl zijn blik op a! 't maat schappelijke en staatkundige, op den heelen gang der beschaving, steeds somberder werd, bleef hij on verzwakt trouw aan zijn taak: de ontwikkeling van het begrip. Dat de tegenspraak het begrip niet lam maakt, maar het ware begrip zich en zijn tegen deel tot hoogere eenheid opvoert, dat denken en zijnongescheiden onderscheiden en door den tegenspraak heen n zijn, welk n-zijn eerst doordacht wordt eenzijdig in een geordende reeks bizondere begrippen, welker orde het Begrip zelf maakt; de logica, die dan haar toepassing vindt in de verschijnende wereld van natuur en geest, en van te voren en nader hand de waarheid van alles blijkt; de waarheid, die idee is, geen bizonderheid hier of daar, nu of nooit om elders niet te zijn, dat, de een voudige kern van Hegel's wijsheid, heeft Bolland voor ons gemaakt zonder hem zouden wij het niet hebben gevonden en waar gemaakt; zonder hem zouden wij het niet hebben behouden. De Hollandsche taal die Bolland's vurige liefde voor alles wat Holland is denk om zijn strijd voor de Vlamingen beloont, biedt hem een eenige hulp in de ontwikkeling der wijsgeerige ge dachte; nu alle warmte voorbij is, waarmede de levende persoonlijkheid ons bezielde, blijft ons onvergankelijk het stille woord, neergelegd in zijn geschriften. Moet ik nu over zijn gebreken spreken mag ik alleen geen gebreken hebben?" vroeg hij mij eens over zijn hoogmoed, zijn heerschzucht? Dat laat ik liever over en eindig met wat bij Shakespeare Antonius van Brutus zegt: His life was gentle: and the elements So mixed in him, that Nature might stand up, And say to all the world, ihis was a man !" Utrecht. DR. J. M. F R A E N K EL IN MEMORIAM PROF. BOLLAND In den mooisten tijd van ,,de Nieuwe Gids" toen de eenheid nog niet verbrooken was, toen wij deugdelijk midden in den strijd waren en maar zeer enkele der oudererj hun sympathie voor ons durfden uiten, (Dr. Doorenbos, Vosmaer) toen op de redactie-vergaderingen van der Goes en Dr. Charles van Deventer aanweezig waren en er ook veel gefilosofeerd werd,?toen kwam er bij de redactie in, een handschrift uit Indië, alleen reeds opvallend en merkwaardig door het kleine, keurige, reegelmatige schrift en den ooverweldigenden stortvloed van geleerde citaten. Niemand van de redactie scheen den moed te hebben door deeze zware massa zich een weg te banen. Maar ik herkende ideeën, die mij niet vreemd waren, ik las het lijvige stuk dór en het werd op mijn verantwoording in?deNieuwe Gids" geplaatst. Ik meen mij te herinneren dat het toen reeds dooi andere tijdschriften was afgewezen. Wat mij tot het stuk trok, waren gedachten die mij herinnerden aan Eduard von Hartmann. In dien tijd was mijn vader juist verdiept in de filosofie van von Hartmann. Zijn werken lagen bij mijn vader op tafel en werden druk besprooken. Ik meen dat Bolland mij later vertelde dat de plaatsing van zijn artikel in de Nieuwe Gids" een bemoediging voor hem was, en de aanleiding werd tot zijn terugkeer inNederland. Ik herinner mij mijn eerste kennismaking met hem, toen hij juist uit Indië terugkwam na een veeljarig verblijf in Batavia. Het was in een kamer in de Kalverstraat, die door Bolland was gehuurd. Zijn vrouw was, naar ik meen, toen nog niet bij hem. Ik kreeg toen een sterken indruk van een geweldig weeter, een geleerde met een fabelachtige memorie en een heftig temperament. Ik wist niet wat hij in Indië had gedaan, en had het ongeluk hem te vragen of hij goed thuis was in de Engelsche literatuur. Toen verhief zich Bolland in zijn volle lengte, hij sloeg zich op de borst en riep: ,,Sir, I am a teacher of English language !" Bolland was toen von Hartmann gaan be zoeken, en uit zijn beschrijving van dat bezoek kon ik nog andere bizonderheeden van Bolland's karakter opmaken. En welzijn zachte, goedhartige teederheid en zijn heldenvereering. Von Hartmann was ziek en bedleegerig, en met diepe aandoening en vuurige bewon dering sprak Boliand over den geduldigen, volmaakt rustigen en zachtmoedigen filosoof. Dat was voor hem het ideaal van den wijsgeer. En nu Bolland's strijd zelf volstreeden is, nu blijkt wel hoe hij op zijn eigen ziekbed dat ideaal heeft willen verweezenlijken. Door zijn stervens-moed en gelatenheid heeft hij het voorbeeld ook zelf gegeeven. Bij dat eerste gesprek, dat ik met hem had in de Kalverstraat, gebeurde het volgende: Zijn hospita had iets nagelaten of gedaan wat zijn misnoegen wekte, en Bolland toornde teegen haar als een verwoede Titan, met een kop als vuur. Maar onmiddellijk nadat de juffrouw weg was, verbleekte hij weer; zijn trekken ont spanden en hij zei glimlachend: dat vind je nu niet wijsgeerig van me, wel? Maar dat zit er maar buiten op. Dat is in een oogenblik weer weg. Men moet somtijds wel zoo optree den in de maatschappij." Maar ook het diepgaand verschil tusschen Bolland en mij kwam bij die eerste ontmoeting terstond aan 't licht. Veele jaren had Bolland in Batavia gewoond en voor mij was Indië het wonderland waarmee ik voortduurend om zoo te zeggen in dichterlijke relatie was. Mijn vader had het koloniaal Museum in Haarlem gesticht, ik hielp hem daarbij, be handelde en sorteerde en etiketteerde aller lei Indische producten. Ik hoorde den gamelang en zag de kleederen, en was vervuld gesjorde lucht, een blauw wak, dat wijd open waait en waar eindelijk 't blonde licht van 't voorjaar weer uit komt gegutst. En je gaat 'n beetje lezen in dit prettige fijne boekje van Ritter, 1) om je tegen 't komende voorjaar weer met Het land van wind en water" te laten verzoenen. Want lezende kom je onder tweeërlei be koring. Onder die van het beschrevene, wat immers het kenmerkendst Hollandsche Hol land is benoorden het IJ, waar Vader Aeolus woont met al zijn duizend kinderen," waar elke witte wolk een zak is dien de snaken tezamen hebben volgespoten met wind," waar 't immer waait, ook op een windstillen dag als nog de duizend grasstekeltjes in de weien tusschen de dijken staan te bibberen en het nerveuze water zich in rimpeltjes samen trekt, -?en als er geen regenvlagen slieren om den ouden toren van Ransdorp, dan bromt de wind toch wel zijn deuntje om zijn ver weerd e hoeke.i, a! s een ontevreden ouwe heer..." Maar vooral ook krijgt bij 't lezen de schrijver zelf je onder zijn charme, want: o, doler, met uw ephemeer bestaan, wat is uw reizen anders dan een zoeken naar en welken van de landen van uw eigen zie!? Wat is het anders dan een telkens ontdekken van nieuwe gestalten uwer verbeelding in de vele steden en landschappen?" Een mensch dus, een dichterlijk, fijn sen sitief en nog wel eens filosofisch mijmerend mensch, die voor ons zijn droomen en gepein zen, zijn stemmingen en verbeeldingen open baart aan de realiteit van dat wijd open land der polders en dijken, van slooten en molens en strakke vaarten, dat zijn atmosfeer heeft, zijn water en wind, van uit zee, en waar in die oude stadjes ni; lang verleden tijden van welvaart hun oud geworden voornaamheid, hun wat wonderlijke verouderde patricische allure en hun schuchtere herinneringen in de vereenzaming buiten het moderne verkeer I) Het land ran wind en water," door P. H. RITTER JR, b:j Van Dishoeck te Bussum. van onzen rusteloozen tijd hebben bewaard, voor wie er ontvankelijk, met eerbiedige aan dacht binnenkomen. Een zwerver zoo maar, een nog niet van de snelheids-neurose bevangen wandelaar langs de landwegen, die lange reizen doet en eindelooze ontdekkingen in zijn dagboek no teert op toch zoo maar enkele kilometers gaans, en die dan in vervoering getuigt: Ziet hoe wij nu, al reizende, alle hartstochten weer gaan beleven, waarvoor wij onze hoofden te kaal achtten en onze harten te dor, en hoe wij ze beleven met een glimlach, zonder den angst van komende verdrietelijkheden, alleen in hun schoone bedoeling, want alleen in geest en verbeelding...." Een vergeestelijkt ge nieten bij dezen reiziger, zóvolkomen dan ook, dat hij ons verzekert het heerlijker en rijker" te achten de liefde te beseffen in een jongen matroos met zijn meisje" tegenover hem in een spoorwegcoupé,dan een persoonlijk minnaar te zijn." Welke geesteshouding, bij heel veel ver rassend ontsluieren van l'esprit des choses, dan k wel eens het bezwaar oplevert van miskenning der realiteit door min gelukkige verbeeldingen. Want dan ziet de droomende tippelaar bijvoorbeeld de visscherlui in 't Noord-Hollandsche riet als myriaden zwij gende roofvogels;" en de hooibergen met hun driehoekige daken, als de witte haardossen van grijsaards, gedekt met breede flambards, waaronder de haarlokken ook al flapperen op den windeadem;".. en de geraniums om de huisjes, als schildwachten, die parmantig te wachten staan met ontvelde, sidderende hoofdjes". Dan ziet hij onmetelijke daken "de kleine vensters der boerenwoningen drukken, die lijken op glurende oogen"; dan ver beeldt hij het Noord-Hollandsche volk, zooals het voortgaat, en strekt de jukken zijner schouders verder, verder, immer verder in strijd met den wind;" en dan ziet hij de Alk maarder Waag, en 't moet haar een zachte wellust zijn als zij zich den stroom der dui zenden goudgele kazen laat ontvloden, die uit KREKELZANG VOOR RUSLAND. Dezen Krekelzang te wijden Aan den feilen hongersnood, Die hei stervend Rusland teistert, Dreigend met millioenendood Zij een hulpzaam medewerken Voor het groote werelddoel; Is een ongeschokt betrouwen Op weldadigheids-gevoel. Holland mildst van alle landen, Zooals dikwijls tastbaar bleek, Weer vooraan met helpen, redden, Op voor de onthoudingsweek"! Spaart dien tijd wat brood en boter, Spaart het dus gewonnen geld. Elke cent brengt ginds verlossing, Ieder liapje steunt en telt. Holland, geef wat ge kunt missen, Ga weer voor met uw gebaar, Geef als kleinste juist liet grootste, Menschen, menschen helpt elkaar. Nimmer zoudt ge kunnen dragen Het steeds schrijnende verwijt, Dat ge meer hadt kunnen wezen In den wreeden hongerstrijd. J. H. S P E E N H o F F iiiiiullllll iniiiiiiiiiiiiimiimiiimiiiiiiiiiiiiiilHiiiliilillimillll UMIE BAHH voor NEDERLAND en KOLONIE! AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAVENHAGE, TILBUBi LEEUWARDEN, OISTERWIJfe DENHOÜT, LOCHEM en BORCULÖ. Agentschappen in Indië: BATAYIA, SOERABAYA, SEMI RANG, BANDOENG»MEDAN «s WELTEVREDEN. met Indische landschaps-beelden, niet geuren en fantasieën uit dat schoone land, dat ik, helaas ! eevenmin als mijn vader, nooit heb moogen aanschouwen. Maar iemand, die als Bolland kersversch uit Indië kwam, die had voor mij nog iets als een aureool van Indischen gloed om zich, en ik vroeg dan ook terstond naar zijn indrukken en herinneringen van het wonderland. En stom geslagen van verbazing moest ik hooren dat Bolland in al zijn Indische jaren nooit het vlakke, heete Batavia had verlaten, en nooit de korte reis naar Buitenzorg had ondernoomen om ten minste iets te zien van tropische pracht en weelde. Dat scheen mij zóongehoord, dat het mij terstond van Bolland min of meer vervreemde. Het dichterlijke, artistieke, de zinnelijke schoonheidsaandoening, voor mij zoo belang rijk en essentieel, waren hem vreemd. Zijn boeken en gedachten waren hem genoeg. Natuurlijk was dit geen reeden om zijn geniale kracht geringer te achten. Maar tot intimiteit kon het tusschen hem en mij nooit koomen. Toch hadden zijn gedachten invloed op mij, en als ik de verzen van Ellen herlees,dan bemerk ik soms op eenmaal dat sommige verzen moeten geschrei; ven zijn na gedachte wisseling met Bolland. Tot een heftig antagonisme is het echter tusschen Bolland en mij nooit gekoomen. Zijn helden, von Hartmann en Hegei, waren de mijne niet. En Bolland's houding liet mij geen andere keuze dan f een volijverig dis cipel of een geslagen teegenstander te zijn. Ik wilde het een noch het ander, en daarmee was onze omgang afgebrooken. Hetgeen niet wegneemt dat ik met prooten eerbied aan den eerlijken, sterken mensen blijf denken. Het liefst herinner ik mij Holland als de vriendelijke, goedhartige en na efgeniale proi'essor. Hij had een groote mate van liefde-kracht. En als die meer op den voor grond ware gekoomen, als zuivere Liefde in plaats van Zuivere Rede, dan zou de vereering van het nageslacht, die hem niet ontgaan kan, toch nog vee! dieper en intensiever zijn. F K E D U R l K V A N E E D E N de borsten stroomen, die haar drie ronde poorten zijn;" dan hoort hij, uitzeilende naar de zee in storm, het water donderen als kanongedreun" of 't reutelt, verder weg, als het knarsen van ijzeren kettingen", -- en als ge doof mocht zijn voor het geluid van het water, dien onverstoorbaren werker, dan klampt hij zich vast aan uw oog, het water dat hier in Noord Holland klopt tegen alle kaden" met zijn dreigende weeke vin geren";?dan wekt het korenblonde hout" bij de houtzagerijen de visie van kunstmatige, baloorige vruchtbaarheid, die tegen den wijden, witten winter rommel rebelleerde"; dan ziet hij kleine schuren met vlammende blos sen op.... de flanken," - en een zwemmer als een theerooskleurige otter." --- Wat allemaal niet heel zuiver, en moeizaam ver zonnen schijnt, om het dichterlijke proza staag op peil te houden van zijn vaak zoo sug gestieve spontane verbeeldingen uit die dan toch k nog wel eens wat nuchter winderige vlakke landen boven het IJ, die een mensch nu eenmaal niet altijd tot mijmeren of fantaseeren stemmen. Maar is 't niet juist door de preciense sti leering, waarin deze romantische flaneur zijn reis-indnikken verhaalt, dat hij ons dwingt tot een geboeide bedachtzaamheid onder 't lezen, die dergelijke geforceerdheden teeerder ondervindt als vlekjes in de zuiverheid van zijn werk? Want als geheel is ook dit aantrek kelijk verzorgde kleine boekje met zijn kos telijke vignetjes van Alb. Gcudens weer zou puur en zoo frisch van stemmingsbeelding, dat je er de naargeestige winterperiode, de griep en 't kwakkelige dooiweer bif vergeet, alsof daar waarlijk de lucht was ope'ngewaaid over dit innigst Hollandsche Holland van 't Noorderkwartier, dat temidden der groote deiningen, de deiningen .der wateren en der hemelen, en de deiningen der tijden zijn kostbare schatten aan schuchter leven be waart." M. J. B R U S S K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl